maandag 25 december 2023

BOUWWOEDE

Beste lezers,

Er kon dit jaar maar één thema zijn voor een kerstliedje of nieuwjaarsgroet. De opgekropte emoties moesten er even uit. En en passant maakt mijn luit haar debuut!
Ik wens jullie allemaal een fijn, vredig en vooral STIL kerstfeest, en een kalm en sereen 2024!



vrijdag 22 december 2023

KELDERRESTANTEN


Bij de slijter zouden het kelderrestanten heten. De uitgeverij was haar archief aan het opschonen. Of moet ik zeggen uitmesten? Te weinig ruimte, te veel restvoorraad. Titels die allang niet meer liepen moesten eruit. Of ze mij blij konden maken met een stapeltje?
'Zeker,' zei ik. Ik heb zelf maar één of twee van die boekjes, en weet er wel raad mee. Als cadeautje nu en dan, of voor de liefhebber. Vooral op die eerste bundel blogstukjes, simpelweg ROOKZANGER geheten, ben ik nog steeds trots; ik blader er vaak in, eerlijk waar, en lees dan met instemming wat ik ruim tien jaar geleden allemaal vond, dacht en droomde. Niet veel anders dan wat ik nu vind, denk en droom, hoogstens wat positiever en levensblijer ondanks de altijd aanwezige weemoed, want ik was tien jaar jonger en de vergankelijkheid speelde een kleinere rol dan nu - mijn vader leefde zelfs nog, en hoe!
Laat ik ook eens aan uitverkoop doen, net als een echte winkel.
Jullie mogen zo'n boekje van mij kopen voor de feestelijke eindejaarsprijs van acht euro. Stuur me een berichtje en ik stuur je een kleine 200 pagina's gegarandeerd leesplezier!

donderdag 21 december 2023

PUTJE 2: Gimli en de dissidente loodgieter


Ik zat kerstliedjes te oefenen op de piano toen er gebeld werd. Ik liet de herdertjes liggen en deed open. 'Pakje?' riep ik naar beneden. 'Ik kom voor de badkamer,' hoorde ik.
Inmiddels ben ik op van alles voorbereid maar verbaasd was ik toch. Er was niet gebeld, er stond geen afspraak.
Gimli wandelde mijn huis binnen. Een baard langer en imposanter dan die van Klaas Gort, tunnels in de oren, overal waar ik het kon zien tattoos, appelrode wangen, vriendelijke ogen. Zijn bijl moest hij beneden achter hebben gelaten.
Ik vroeg wat hij precies kwam doen. Hij was gestuurd met de opdracht om een lekkend putje dicht te kitten, vertelde hij.
Ik trok mijn wenkbrauwen hoog op. Dat is al gebeurd, zei ik, en het heeft niet geholpen. Kit heeft losgelaten, zoals de man van de terrazzo-specialisten al had voorspeld. Volgende stap is putje vervangen. Daar wist Gimli allemaal niets van. Mocht hij even kijken?
Hij keek, klopte op de tegels zoals zijn voorgangers, wrong de putdeksel eruit. Tegels zaten nogal los maar daar kon geen water van komen, zei hij. Ook een barstje in het terrazzo was onschuldig. Het putje, ja, dat was de boosdoener. Hij waarschuwde: 'Dan moet het terrazzo eromheen worden weggehakt. Daar bent u wel even zoet mee. Wordt sowieso na de feestdagen.'
Ik groette hem en dacht er het mijne van. Erg efficiënt ging het allemaal niet bij de firma. En sinds wanneer werden er geen afspraken meer gemaakt? 

Die avond zongen we onze kerstliedjes in een verzorgingstehuis in de Dapperbuurt waar het zelfs op de gesloten afdeling gezellig leek. Daarna liepen we door de gutsende regen naar de Amstel waar we in Loulou's Pizzabar heel lekker aten. Ik dronk voor het eerst sinds mijn jonge Italofiele jaren een Negroni. Thuis maakten we het een beetje laat; het was gezellig in huis met de lichtjes van de boom, de luxe inhoud van het jaarlijkse kerstpakket uitgestald op tafel; het humeur was goed, de kerst naderde, het was aftellen. Alleen nog een nachtmis, dan twee weken helemaal niets. Alleen maar gezelligheid en familiepret.

De volgende morgen wilde ik juist gaan douchen toen er gebeld werd. 'Pakje?'
'Ik kom voor de badkamer.'
Wat nu weer? Mijn god, houdt dit nooit op? Ik trok snel iets aan. Een bleke jongen verscheen in de deuropening, met een emmer vol spullen. Hij kwam de badkamermuur 'op kraanhoogte' afplakken, legde hij uit. 
Ik moet hem verbijsterd hebben aangekeken. Mijn vriendin en mijn dochter kwamen erbij staan. We lieten hem niet zomaar binnen. Vertelden over de voorgeschiedenis, de herstelplannen en over zijn voorgangers, die allemaal, inclusief de aannemer van de benedenbuur, hadden vastgesteld dat de muur in orde was, en dat er iets moest gedaan worden aan het putje. Nog gisteren was Gimli wezen kijken, zijn collega. 
Hij was net zo verbaasd. Hij wist van niks. Communicatie was een punt in de firma, bekende hij. Alles ging langs elkaar heen. Hij wist maar één ding: hij was gestuurd met deze opdracht. Hij belde, kreeg geen gehoor. Wij vormden een onverzettelijke muur in de gang, geen duimbreed gaven we meer toe aan deze soap! Ons verhaal was duidelijk - hij zwichtte, hij kon niet anders. Hij zou onverrichter zake weggaan en verslag doen van de chaotische gang van zaken rond mijn lekke afvoer.
Ik kleedde me weer uit en wilde juist alsnog gaan douchen toen er geklopt werd. Ik schoot mijn slaapkamer in om een onderbroek aan te doen. De bleke jongen. Hij had de baas gesproken. Bevel van hogerhand. De woningbouwvereniging had de strikte opdracht gegeven om af te plakken. Om er zeker van te zijn dat de tegels niet het probleem waren. De buurman was blijkbaar zo assertief en volhardend dat ze het zat waren en hem in alles ter wille wilden zijn. Ook al was het onzin, die wand moest afgeplakt worden. En onzin was het, bekende hij, want een paar keer heet douchen en die tape laat sowieso los. Zuchtend knipte hij stroken plastic en plakte die op de muur.
Toen hij wegging zag mijn badkamer eruit als een kerstcadeau, of liever als een sinterklaassurprise.
Misschien tot ziens, zei ik. Nee, zei hij, dat zeker niet. Hij was aan zijn laatste weken bezig. Hij ging weg bij de firma. Hij was het spuugzat.
Dat laatste zei hij niet, maar ik zag het aan zijn ogen.

[Voor wat voorafging, zie onder meer HIER. Wordt vervolgd, ongetwijfeld]


donderdag 14 december 2023

PUTJE

Er klonk een bescheiden klopje op de deur. De toekomstige onderbuurman kon het niet zijn, die roffelde altijd zelfverzekerd. Ik deed open. Een van de Bulgaren, de tolk, de enige van het stel die Engels sprak. 
'There is a problem,' zei hij. Hij liet me zijn telefoon zien. Daarop een foto van een smetteloze muur met aan de bovenkant een bruinig kartelrandje. 'We have water.'  
Ik nam hem mee naar de badkamer. Hij wees waar de lekkage ongeveer vandaan moest komen. Het putje, dat nog maar kortgeleden door de terrazzo-specialisten van Corradi & Zoon was gerepareerd. 'It's no small problem,' zei hij een beetje wrang. Hij wees nog eens op de foto van de hagelwitte wand. 'It's new.' Het leek hem verdriet te doen. Ik zei dat er maar weer gebeld moest worden met de loodgieterij, excuseerde me hoewel ik geen enkele schuld had, en deed de deur achter hem dicht.

Mijn eerste aanvechting was om ter plekke de moed, die me als dat verrekte lekwater in de schoenen was gezonken, op te geven. Kut en kloten! Gisteren had ik gehoord dat Bulgarije nog vier dagen nodig had, dan was het klaar. Er leek een zorgeloze kerst aan te komen, eindelijk rust in de tent. Nu begon alles van voren af aan. Ik herinnerde me mijn opluchting toen de terrazzo-kenners hadden vastgesteld dat er geen nieuwe badkamervloer hoefde te komen, het gebarsten afvoerputje fixen was genoeg. Een beetje silicone in plaats van twee à drie weken helse herrie, stof en gruis. Al die tijd had ik zitten piekeren waar ik met de katten moest blijven tijdens die operatie. Had ik opgezien tegen de ontregeling van mijn gewone routineuze leventje. Een chemisch toilet op straat. Wassen in de keuken, één keer in de week een douche bij mijn vriendin in de polder. Schuilen op zolder bij mijn dochter met de bange broertjes Snuf en Snuitje, pretenderen de drilboren en schuurmachines niet te horen. Nu kwam dat allemaal weer terug, erger dan eerst, omdat ik me veilig had gewaand. Ik had beter moeten luisteren naar de voorzichtige kanttekening die de granietkundige had gemaakt: dat de kit soms losliet, en dat er dan een heel nieuw putje nodig was. Maar dat had ik liever niet willen horen.
Ik kleefde een briefje op de deur met mijn telefoonnummer, voor als de onvermijdelijke vragen zouden komen, en ging op pad, toch maar: naar Nieuw-West, de eetkamerstoelen van Joch halen waarover ik me beloofd had te ontfermen. 

In haar half onttakelde en geheel ontzielde appartement vergat ik even mijn huidige zorgen. Wat had ik hier vaak gezeten, met koffie en koekjes, brandy en nootjes, gitaar bij de hand. Nu wachtte alles op de verhuizer die de boel zou meenemen richting kringloop en grofvuil. Een vaal winterlicht scheen op de kriskras door elkaar staande meubels. Ik praatte wat met haar dochter. Ze gaf me een paar velletjes papier: de teksten van de liedjes die Joch had onthouden van vroeger, die verder nergens op internet te vinden waren en die nu zij dood was geen stem meer kregen. Verweesde liedjes. Ik was er blij mee. Ze hielp me de vier rieten stoelen naar de lift te dragen. Ik bracht ze naar de auto, reed naar huis en hoopte maar dat ik niet onderweg al gebeld zou worden. 

Ik had de eerste van de stoelen naar boven gesjouwd en mijn jas uitgedaan toen er opnieuw geklopt werd. De aannemer, een rustige, vriendelijke man met een rond stalen brilletje die meer op een boekverkoper lijkt dan op een aanstuurder van bouwvakkers. Hij was boos noch verdrietig, niet eens berustend. Eerder beroepsmatig oplettend. Een boeddhistisch natuurtalent. Of hij even mocht kijken. We keken samen. Hij begon weer over het oorspronkelijke idee van de totale badkamerrenovatie, wand en vloer, en ik briefde hem snel en met klem de kanttekening van Maestro Terrazzo door, over het te vervangen putje. Hij aarzelde maar vroeg of hij de proef op de som mocht nemen. Hij ging even naar beneden en kwam al snel terug. Hij zette de douche aan, richtte die op het afvoerrooster. 'Georgi,' riep hij vragend naar beneden, door het weer openliggende en dus gehorige plafond. Georgi riep terug, omhoog: 'Yes, water.'
Ja, de lekkage moest van het doucheputje komen. En waarom hadden ze dat putje dan niet meteen vervangen, waarom die lapmiddelen? Waarom moest uitgerekend nu, de dag nadat er een gloednieuw plafond was ingezet, de boel weer gaan lekken? Ik schaamde me bijna voor mijn onverantwoorde douchegedrag. Die vijf minuten van vanmorgen waren te veel geweest. 'Tja, dat zul je altijd zien,' zei de aannemer laconiek. Hij nam afscheid. 'Geen zorgen; het komt allemaal goed,' zei hij met een geruststellende glimlach. 'Uiteindelijk wel.'



zondag 10 december 2023

GRYPHON


Van watergladheid had ik geen last. Mijn banden waren in orde. Ik genoot van het diepe geluid van opstuivend water als ik door de plassen reed die de weg omzoomden. Ook met de sinds vrijdag verplichte 30 kilometer per uur was dat een fijn kinderplezier.
In Zaandam had de regen de goede smaak om uit te dunnen tot een licht gedruppel zodat we relatief droog naar de Pizzabakkers op de Dam konden wandelen. We hadden juist wat besteld toen mijn dochters in de deuropening verschenen; kletsnat, want ze waren komen fietsen, een uur gaans door het Westelijk Havengebied. Vlak erna verscheen ook schoondochter, lachend en zoenen uitdelend. Mijn zoon kwam later, die moest terugrijden uit het verre Zeeland, maar het gaf niet, alle tijd. We bestelden hapjes vooraf en lieten onze fantasie prikkelen door wat de drankkaart te bieden had. Ik dronk voor het eerst van mijn leven een espresso martini en proefde van de limoncello-spritz van mijn dochters. 

Thuis zijn we al heel lang fan van Gryphon. De moeder van mijn kinderen speelt fagot en de prominente rol van dat instrument in de middeleeuwse folk-rock van die Britse band was een aanbeveling, als de vrolijke en virtuoze muziek die al nodig had. De platen van Gryphon dateren uit de jaren zeventig maar we leerden ze pas twee decennia later kennen; ik denk via mijn vriend Roberto, De Dwarse Man, die het culturele erfgoed van de "moeilijke" muziek uit die jaren als een liefdevolle waakhond beheert.
Ook mijn dochters raakten verknocht aan vooral de eerste plaat, voor hen jeugdsentiment. Liederen als The Astrologer en The Unquiet Grave kennen we uit het hoofd. Toen we lazen dat de inmiddels heropgerichte groep, met zowaar drie van de vier oorspronkelijke leden, in poppodium FluXus zou gaan spelen bestelden we meteen kaartjes. Mijn vriendin en mijn zoon en schoondochter haakten aan voor de gezelligheid. Een familie-uitje! 

Gisteren hadden mijn dochter en ik juist de jaarlijkse kerstboom (alweer een tientje duurder) gehaald toen er een appje kwam van het Zaandamse podium. Vertraging! Een vastgelopen trein in de Kanaaltunnel. In het gunstigste scenario zou het concert een uur later beginnen. Mogelijk moest het gecanceld worden. 'En dan ben ik ook nog eens ziek, blèh!' voegde de programmeur er vertrouwelijk aan toe. Waar zijn de tijden gebleven dat we door instanties werden benaderd met egards en niet met "hoi", kon ik niet nalaten te denken. Maar ik ben oud. Hoewel jonger dan de leden van Gryphon.
We besloten sowieso te gaan eten met z'n allen en verder maar af te wachten wat er te gebeuren stond. Zo kwam het dat we tijd moesten vullen in die trendy pizzeria en het samen eten en drinken de hoofdschotel werd, hopelijk met een laat concert als digestief. 

Maar de sterren stonden gunstig, na het aanvankelijke blèh. Gryphon passeerde moeiteloos de douane in Calais met hun kromhoorns en andere verdachte instrumenten. Ondanks een korte soundcheck was alles perfect afgesteld en om negen uur stipt barstte het feest los. We begroetten oude favorieten en verwelkomden nieuwe nummers. Het klonk zelfs beter dan op de plaat. We waren allemaal erg onder de indruk van fagottist en zanger Brian Gulland, die er met zijn felgekleurde kleren en zijn van Cicely Mary Barker's bloemenelfjes gestolen muts woest vrolijk uitzag en imponeerde met zijn diepe basstem. 
Na afloop mocht ik met hem op de foto. 


vrijdag 8 december 2023

PLEEGKIND


Er was gestommel in het trappenhuis. Moeten die Bulgaren nou ook al 's nachts komen werken, was mijn enige gedachte voor ik weer insliep. Als ik even langer wakker was gebleven had ik wel beseft dat het mijn dochter was die thuiskwam na een avondje uit.
Daarna bleef mijn slaap onrustig. Bij het gloren van de dag lag ik al een poos klaarwakker. Ik had een bijna vergeten herinnering opgevist en bekeek die nu van alle kanten; ik kon maar niet besluiten haar terug te gooien in het troebele water van mijn slaap. 

Voordat mijn moeder geboren was hadden mijn opa en oma een pleegdochtertje gehad. Het was het kind geweest van een meneer en een mevrouw die het zelf niet konden opvoeden. Uit de grootouderlijke uitspraak van dat meneer en mevrouw, met hoofdletters van ouderwets ontzag, leidde ik af dat het deftige mensen waren. Misschien lag de vrouw te kuren in een sanatorium in de bergen, dat gebeurde in die tijd, de vroege jaren twintig, nogal eens. De man was Belangrijk, die kon moeilijk de zorg voor zo'n meisje op zich nemen. Het onderwerp was niet echt taboe. Ik wist er als kind al van. Er was een foto van het meisje in een album, of misschien in een medaillon. Maar toch was het geen alledaags gespreksonderwerp. Ik voelde dat het verweven was met droeve herinneringen. Het meisje was teruggegaan naar de ouders maar al snel daarna gestorven, dat wist ik bijna zeker. Mogelijk was dat ook de reden dat deze zo oude jeugdherinnering (een foto, een medaillon, een paar besmuikte woorden) 's nachts in me opgekomen was: ik had weer twee Kindertotenlieder van Friedrich Rückert vertaald - niet zo'n goed idee in deze donkere tijden.

Ik vroeg me, van links op rechts draaiend en weer terug, af wie die Mevrouw en Meneer geweest waren. De katten keken me intens aan, die wisten het ook niet maar vroegen zich ongetwijfeld ook iets af, namelijk of er soms eerder dan anders zou worden opgestaan door de brokjesbrenger.

Mijn opa was als jongste bediende gaan werken bij Van Markens Drukkerij, Delft. Net na de lagere school, misschien dat hij een jaar of twee handelsschool heeft gedaan. Afgezien van de paar jaar waarin hij zijn dienstplicht vervulde, dapper de Zeeuwse grens bewakend tegen de Duitser, zou hij er zijn hele werkzame leven in dienst blijven. Eerst in Delft zelf, in geleidelijk klimmende positie, vanaf midden jaren dertig als enige vertegenwoordiger voor Amsterdam. Die stad leverde blijkbaar zoveel klanten op dat er een speciale dependance moest komen. Vanuit de logeerkamer in de Rijnstraat, waaraan een bureau met een Olivetti tikmachine en de nodige ordners, multomappen en visitekaartjes de status van kantoor verleenden, bezocht mijn opa dagelijks de afnemers van het Delftse drukwerk. Op de buitendeur prijkte onder zijn naam W. Wijnmaalen een tweede bordje, met Van Markens Drukkerij.

Zou het soms de directeur zelf zijn geweest, die mijn toen nog kinderloze grootouders om zo'n uitzonderlijke gunst had gevraagd? Een jonge, loyale werknemer, beleefd op het onderdanige af, van eenvoudige maar fatsoenlijke komaf (het grootste compliment dat mijn opa kon geven was "een nette vent") - het zou kunnen.
Ik woelde nog wat door. De kwestie werd urgent. Dit te weten! Ik kon het mijn moeder allang niet meer vragen. Er moest nog een plakboek in ringband zijn waarin opa de feestelijke receptie van zijn pensionering, bij welke gelegenheid hij ook een lintje kreeg wegens uitzonderlijk lang dienstverband, met foto's, menukaarten en getekende registers had geboekstaafd. Daar moest ik meteen de volgende morgen naar gaan zoeken. Of lag het bij mijn broer?
En misschien wist mijn zuster meer, die lette altijd beter op als mijn moeder over vroeger vertelde. Of... ik zou een mail sturen naar Jan van der Mast, een Facebookvriend die de biografie van Jacques van Marken had geschreven en nog onlangs een scheurkalender over Delft had gepubliceerd. Als iemand het wist dan was hij het wel.

Het kon natuurlijk ook heel goed zijn dat het pleegkind niets met de drukkerij te maken had. Mijn oma was als jong meisje uit werken gegaan bij een welgestelde famielje, misschien moest ik het daar eerder zoeken. Maar die weg verloor zich in nevelige legendes en liep bij voorbaat dood.
Morgen, ja morgen zou ik alles op alles zetten en duidelijkheid scheppen voor zover dat nog mogelijk was na al die vele jaren, een hele eeuw! Ik merkte dat mijn adem regelmatiger werd. In mijn hoofd werd het soms even heerlijk leeg en uiteindelijk drong er als een zoet bedwelmende rook de vergetelheid binnen. 

Een uur of wat later werd ik verkwikt wakker. Ik gaf de katten hun brokjes. De fascinatie voor het onkenbare verleden was verdwenen, en daarmee het gevoel van urgentie. Ik moest nodig orde gaan scheppen in mijn kerstliedjes, voor de kerstvieringen van mijn beide koren. Van Marken, mijn moederstad, mijn opa Wout en oma Bab en hun tragische pleegkindje, dat kwam later wel weer eens. 


Foto: Drukkerij van Marken Delft, 1895, twee jaar voordat mijn opa geboren werd in Hof van Delft (thans Delft)


vrijdag 1 december 2023

Depressie, daadkracht en draperieën


Het was niet zozeer dat ik een writer's block had, of liever gezegd een blog-block, zoals mijn zuster dat noemt. Ik kon best woorden op het scherm tikken, zelfs in goede volgorde en in redelijke samenhang. Altijd nog beter dan AI dat doet, zo lang als dat duurt. Nee, het was eerder dat wat ik te tikken had me behalve zinloos ook nog eens onnodig somber leek. Niemand zat erop te wachten, de eventuele lezer niet en ikzelf nog het minst. Wrijf het niet in, laat het maar voorbijgaan!

Mijn slechte stemming was een combinatie van factoren die wel te achterhalen was maar daarmee nog niet verdween. De aanhoudende grauwe en zeiknatte herfst die een floers over alles legde, het aanhoudende bouwlawaai onder en naast me dat geconcentreerd werken of spelen op de luit onmogelijk maakte en mijn zenuwen gevaarlijk strak trok, de dood van een moederlijke vriendin die me meer raakte dan ik had verwacht, dat alles op een fond van weltschmerz en permanente gedachten aan de eindigheid van alles en de sterfelijkheid van mijzelf en mijn dierbare leeftijdsgenoten in het bijzonder dat zich stiekem op de bodem van mijn geest heeft neergelaten sinds de AOW mijn deel werd en ik daarmee mezelf officieel Ouwe Lul mocht noemen - ziedaar de redenen, voor zover ik ze kan analyseren en voor zover ze niet onderdeel vormen van een endogene dysthymie, van mijn depressie.
[Dat was een behoorlijk opgerekte en toch coherente volzin; Dickens draaide er zijn hand niet voor om, Reve ook niet, maar de Kunstmatige Intelligentie moet ik het nog zien doen.]
Hoe dan ook, lieve lezers, ik ben er weer, terug achter het toetsenbord, zoals jullie zien. De redenen daarvoor zal ik minder pompeus en wijdlopig noteren. 

Zondag hebben we een optreden met het koor. Mijn 'kleine' Tolkien Cantate The Road gaat in reprise, na 9 jaar. Het repeteren daarvoor, met het koor, met Lucas op zijn grote en kleine rieten, deed goed. Verbinding, heette dat in de terminologie van de Kliniek. Met mensen samenwerken. 
Het weer is van miezerig en drabbig naar glashelder en brisk-koud omslagen. Toen ik vanochtend naar pianist Vaughan reed en daar, omdat ik vroeg was, nog even door het Rembrandt Park wandelde, wreef ik me in de handen. Van de kou, maar ook omdat ik zin had om met hem de muziek door te spelen en door te praten. 
De werkzaamheden onder me worden rustiger nu het einde nadert. Stuken is minder opdringerig dan frezen en aan de non-stop roepende en lachende Bulgaren begin ik te wennen. 
De dood van mijn oude muze begint zijn plek te krijgen in mijn hoofd. Ze was op en het moest eens gebeuren.
Na tijden van onthouding ben ik weer begonnen met de dagelijkse inname van Valdispert Stemming (werkzame stof rhodiola rosea: rozewortel). Dat werkt. Ik merk het aan mijn dromen, die scherp en levendig zijn, soms op het onaangename af.

Ik merkte het ook vanmiddag, in het halfuur voor ik aan dit blog begon. Ik had bedacht dat ik, in het kader van duurzaamheid en isolatie, de blote ramen in mijn studeerkamer (mijn "cockpit") maar eens moest bekleden met een gordijn. Ik had er nog een liggen van dikke, luxe stof dat nu als omtrek van een oude leren fauteuil dienstdeed. Er liep nog een gordijnroede langs het plafond - waarom had ik dat nooit eerder gezien?
Normaal zou ik bij voorbaat moe geworden zijn bij de gedachte aan wat ik allemaal moest doen om zo'n plan te realiseren, en hebben gewacht tot de aanvechting voorbijging. Maar nu keek ik op de klok: nog een halfuur voor ik een bier ging inschenken, dat moest genoeg zijn. Ik trok het weelderige gordijn van de slaapkamerstoel, haalde mijn bureau leeg, schoof het meubelstuk opzij, sleepte de trapleer van het balkon, klom daarop, gordijn in handen, mijn rechtervoet steun zoekend op de radiator, en haakte de haakjes in de lopertjes.
Het resultaat was bevredigend. Ik had de draperie eigenlijk van stofnesten moeten ontdoen en hem moeten strijken, maar de praktijk leert dat je moet profiteren van een bui van plotselinge daadkracht als die zich aandoet.
De stof zou nog wel uithangen en het andere stof zou door open en dicht trekken wel verwaaien. 



vrijdag 24 november 2023

GEKIEKT



Ik zat op mijn bankje in het park en werd aangesproken door een meisje. Eigenlijk moet ik zeggen jonge vrouw maar vanuit mijn bejaarde optiek is alles onder de dertig à veertig een meisje of een jongen; zelf ben ik dat eigenlijk ook nog, diep vanbinnen. Ze zag er serieus uit, dit meisje of deze jonge vrouw, in haar lange jas en met haar zwarte mutsje op. Ze droeg een camera. Ze vertelde dat ze voor de opleiding die ze volgde (eerste jaar kunstacademie) mensen moest benaderen met het verzoek of ze hen mocht fotograferen. Ze vond dat moeilijk. Maar ze deed het heel goed, vond ik. Als de ene verlegen mens de andere verlegen mens aanspreekt gebeurt er eigenlijk iets bijzonders. We nemen in stilte wraak op de brutale meerderheid en laten zien dat wij het ook best kunnen, dat directe.  
Ik trok een markante kop en zij knipte. Ze vroeg voorzichtig of ik een andere kant op kon kijken. Geen probleem. Knip knip. Mijn geduld werd niet op de proef gesteld - ze was handig en mijn tronie, face en profil, was snel vereeuwigd. Ze vroeg of ik de foto's wilde zien. 
Op het display van haar Nikon zag ik iets wat ik nog nooit gezien had. Mijzelf op dat bankje tegenover de ooievaars. Ik zit daar altijd alleen, en aan selfies doe ik niet, behalve als ik gedronken heb en via WhatsApp met mijn broer wil proosten.
Wilde ik ze hebben? Graag, zei ik. Ik gaf haar mijn mailadres. 
Ik wandelde verder. Op de terugweg zag ik haar een man aanspreken die zijn hond uitliet. Ik hoopte voor haar dat hij ja zou zeggen. Toen ik haar haar camera zag richten liep ik tevreden het park uit.

Iets dergelijks was me al eerder overkomen. Blijkbaar lok ik het uit met mijn nadrukkelijke zwijgen op parkbankjes. Lees het maar na. Maar anders dan die keer twee en een half jaar geleden, tijdens Corona, had ik nu geen spijt van mijn toeschietelijkheid. Ik begon het steeds leuker te vinden dat deze dagelijkse sessie in het park op een plaatje stond en opende ongeduldig mijn mail. 
Toen er na een paar dagen nog niets binnen was (had ik misschien toch niet zorgvuldig genoeg gecheckt of mijn mailadres goed was gespeld?) zette ik het van me af. Ook Zenmeesters op parkbankjes hebben hun vlagen van ijdelheid - heel goed dat zo'n moment van zwakte bestraft wordt, daar zou ik van leren. Bovendien kon ik altijd nog mijn dochter of vriendin mee naar het park lokken voor een photoshoot. 

De foto's kwamen en ik was verrast. Was ik dat, die man met die woeste baard en dat gedeukte hoedje? Het toeval wilde dat ik juist de dag erna de tondeuse door mijn baard had gehaald. Mijn dochter vond dat ik alles weer moest laten groeien. En dat ik hier mijn profielfoto van moest maken. Opdracht geslaagd, Rozan.




Foto's: Rozan Hillebrandt

 

woensdag 22 november 2023

ANNONCE

 


In 2014 zongen en speelden we een "kleine cantate" op teksten van Tolkien. Anders dan bij de Linnaeus Cantate, die we een flinke handvol keren uitvoerden, bleef het in dit geval bij die ene keer. Dat heb ik altijd jammer gevonden want ik hield van de sfeer van dat stuk. 
Dit jaar, volgende week zondag om precies te zijn, komt het eindelijk van een reprise. Voor de gelegenheid heb ik er twee stukken bij geschreven om hem iets minder klein te maken. 

Voorafgaand aan de Tolkien-stukken klinken zeven koorliederen op gedichten van Hermann Hesse. Deels gloednieuw, deels bewerkingen van laatromantische koormuziek die ik als zeer jonge man schreef. Nevelige, soms wringende en soms verzaligd zuchtende klanken waarin de geest van de grote voorbeelden van het Fin-de-Siècle nooit ver weg is.

De begeleiding is weer in de vertrouwde en bekwame handen van Vaughan Schlepp, en mijn dierbare rietblazer Lucas speelt basklarinet en sopraansaxofoon. Een goede reden om wat eerder uit bed te komen en de koude wintermorgen dan wel miezerige herfstdag te trotseren.

Ontwerp flyer: Joost van Ommen


vrijdag 17 november 2023

JOCH



De eerste keer dat ik Joch zag was op het toneel. Ik zou muziek gaan schrijven voor het Tuinstadtheater en was nieuwsgierig met wat voor mensen ik te maken zou krijgen.
Op een zondagmiddag ging ik naar het Pleintheater. Het zaaltje in Amsterdam-Oost was bijna leeg, maar de dames op de bühne speelden alsof ze voor een vol Carré stonden. Een van hen viel me meteen op: een kleine mollige vrouw met lang grijsblond haar in een paardenstaart. Ze was zorgvuldig opgemaakt en flink van sieraden voorzien, en sprak met een onvervalst Jordanees accent. Haar ogen twinkelden van leven en haar gebaren en mimiek waren prachtig naturel. Alsof ze geen rol speelde maar gewoon zichzelf was daar onder de spotlights. Ze had humor, ze had een mooie, warm vibrerende stem en ze maakte contact met de zaal als ze zong. Podiumvrees leek ze niet te hebben.
Joch Kuiken, las ik in het programma.

Ik denk dat ik in eerste instantie een beetje bang voor haar was, toen ik haar zo op het toneel bezig zag. Nou ja, bang is een groot woord.  Op mijn hoede, liever gezegd. Dat brutale Mokumse, dat ze uitstraalde, die houding van ‘wie doet me wat’ - daar weet ik nooit zo goed raad mee. Ik voel me altijd weer een verlegen jongetje als ik ermee in aanraking kom.   
Een vent van vijfenvijftig, geboren en getogen in Amsterdam, bang, of liever gezegd op zijn hoede, voor Joch?  Ik kan het me nou niet meer voorstellen.     
‘Ach Moppie toch!’ Ik hoor het haar in gedachten zeggen.

Op het podium zat ook een zwijgende man. Een zijden shawltje, vriendelijk blauwe ogen achter een stalen brilletje, mooi zilver haar, in een wuivende golf naar achteren gekamd. Hij las onverstoorbaar in een boek. Later begreep ik dat het Jochs man Jelle was, en snapte ik ook waarom hij daar decoratief zat te zwijgen: hij vergezelde zijn vrouw overal. Dat moest ook wel, want hij kon toen al niet meer alleen gelaten worden. De regisseuse had blijkbaar gedacht: als hij er toch steeds bij is, dan kan ik hem net zo goed voor de figuratie inzetten, en hem op het toneel neerpoten. Een goed idee, want Jelle was een mooie man om naar te kijken.

Er was meer dat ik later ging begrijpen, toen ik begon te werken met de acteurs met wie we het muziektheaterstuk Ze vroegen arbeid, er kwamen mensen zouden gaan opvoeren. Dat schijn bedriegt; en dat niet alle ras-Amsterdammers brutaal zijn, bijvoorbeeld. Dat was toch echt een vooroordeel, waarmee mijn overgevoelige Brabantse vader me had opgezadeld. Die had nooit kunnen wennen aan de hoofdstad, en had alle inwoners ervan over één kam geschoren. Hij vond de tongval hard en de mensen hard.
Joch bewees dat het de kast in kon, dat vooroordeel, in de la bij de andere valse aannames. Want Joch kon een leuk mondje plat praten, en ze was toch echt in de schaduw van de Oude Wester geboren, maar ze had niets van dat gewiekste, dat gehaaide, dat bikkelharde onder het mom van een geintje, dat ik thuis had leren associëren met die joviale Jordanezen. Er zat geen ruwe bolster om haar blanke pit.
Ze kon heel direct zijn en fel uit de hoek komen, dat wel, maar ik heb in al die jaren dat ik met haar heb gewerkt nog nooit een sneer uit haar mond gehoord; behalve dan als grapje, als ze een volbloed Jordanese met het hart op de tong speelde. 
Lik-op-stuk? Jij-bakken? Joch kwetst geen mensen, ook niet voor de grap. Daar is haar hart te warm voor, daar heeft ze ook te veel innerlijke beschaving voor.  Maar je moet geen ruzie met haar krijgen, denk ik. Een sterk rechtvaardigheidsgevoel maakt dat ze door roeien en ruiten gaat als iemand haar een rotgeintje wil flikken. Of als iemand in haar omgeving slachtoffer wordt van een rotgeintje. Berg je dan maar.

Ik schreef een liedje voor haar, In de oude stad. Ze zong het hartverscheurend mooi, precies zoals ik me had voorgesteld dat het zou klinken – nee, beter. Het beeld van Joch, die het quasi-Amsterdamse volksliedje voordraagt in de voorstellingen van september 2012 in de Meervaart, geflankeerd door twee in haar ogen piepjonge muzikanten met accordeon en bouzouki, staat me nog altijd helder voor ogen. Het was alsof de jongens hun geliefde oma begeleidden.
Van het een kwam het ander. Buiten de voorstellingen en de repetities om begonnen we ook samen muziek te maken. Ik begeleidde haar op een auditie voor het seniorensongfestival. We traden op bij verschillende gelegenheden in Nieuw-West en breidden ons repertoire uit met Amsterdamse liedjes en klassiekers als Liefde van later en Het dorp, zodat we uiteindelijk een volwaardig programma konden aanbieden. Ik noemde Joch mijn hoogbejaarde Muze en was blij met deze onverwachte nieuwe samenwerking. 

We repeteerden bij haar thuis. Jelle bracht koffie en zat stil te luisteren. Soms had hij kritiek: Joch was schor geweest, of niet zo goed bij stem meer als vroeger, vond hij. Ik moest me er dan aan herinneren dat hij de klank van Jochs stem nog in zijn oren had, zoals die zoveel jaren geleden geweest was. Hij had haar nog als jong meisje horen zingen. Maar ik kende alleen haar rijpe stem en was juist gecharmeerd van het doorleefde geluid – er klonk een heel leven in door. Wat deed een raspje er dan toe? Wat ze zong klonk levenslustig, en recht door zee, en toch ook broos en weemoedig. En altijd heel muzikaal. Ik luisterde naar het heden, bij Jelle kwam het verre verleden daarin meer en meer rondspoken.

Toen stierf Jelle. Dat was een klap. Hij liet een leegte achter die niet meer op te vullen was. De eerste jaren dat ik bij hen thuiskwam speelde er vaak een ouderwetse bandrecorder, zo’n joekel van een ding; muziek van vroeger, Sinatra of Ella Fitzgerald. Op tafel stond altijd een schaaltje nootjes klaar, als symbool van gastvrijheid en gezelligheid. Nu zweeg de taperecorder en stond de hele dag de televisie aan, en in de keuken de radio. Maar de stilte liet zich daarmee niet overstemmen. Het schaaltje nootjes bleef, dat wel.

De eerste keer dat we op pad gingen zonder het vooral zwijgende, maar o zo goeiige gezelschap van Jelle, was naar een middag van de ANBO, afdeling Nieuw-West. Er werden boeken gepresenteerd, de opgetekende levensverhalen van markante buurtbewoners. Wij zongen en speelden als intermezzo onze liedjes. Tijdens Liefde van later kreeg Joch het te kwaad. ‘Als liefde zoveel jaren kan duren…’ - het was haar uit het hart gegrepen. Zelf had ze de pest in, dat tranen haar stem hadden verstikt, maar niemand van de aanwezigen vond het erg. Ze waren geroerd door haar zang en ontroerd door haar emotie.
Na afloop ontstond het idee om voor de volgende reeks levensboeken ook een deel te reserveren voor Joch. En het lag voor de hand dat ik dat ging schrijven: we kenden elkaar immers goed, Joch vertrouwde me, en we zagen elkaar toch al geregeld.

Zo ging ik na de jaarwisseling om de week naar haar flat in Overtoomse Veld. Tussen de schilderijtjes, gemaakt door Jelle en zijn vader, de kleedjes en de klok en de snuisterijen die een vage herinnering aan de Jordaan opriepen, praatten we een paar uur lang over het verleden. Het voelde in het begin een beetje onwennig om daar te zitten zonder mijn gitaar, maar mijn vol gekliederde schriftje werd al gauw een even vertrouwde metgezel. Joch schonk nu zelf de koffie, er waren koeken of gebakjes, en natuurlijk altijd die nootjes, dat schaaltje werd voortdurend ververst.

Toen het lente was geworden hadden we haar leven tot dan toe in kaart gebracht; in vogelvlucht waar het geheugen zuinig was met gegevens, inzoomend op de details als de herinnering sterk was.
Hier is het resultaat. Ik laat nu het woord aan Joch.

[Voorwoord bij Een Jordanese in Nieuw-West, Stichting de Driehoek, 2017]

Naschrift

In de jaren die volgden na het publiceren van het bovenstaande werd Joch langzaam nóg ouder. Als je vroeg hoe het ging was het steevast: 'slecht...' en dan volgde er een korte litanie over haar gezondheid. Maar al snel herpakte ze zich. Ze vond het fijn dat je kwam en liet zo'n bezoekje niet verpesten door kwalen en kwaaltjes. Ze genoot van het zingen en miste het Tuinstadtheater, dat er in 2016 mee gestopt was. Zelf wilde ze nog lang niet stoppen, de oudste zangeres van Amsterdam worden was haar trotse ambitie.
Bezoekjes werden steeds meer een herhaling van zetten. Ik kreeg een bruintje, zij mocht van de dokter geen witje meer maar ook zonder jenever leefde ze op. We zongen dezelfde liedjes, er kwam nooit meer iets bij; er ging alleen wat af, een vergeten zinnetje of wat, een hoge noot hier en daar, maar wat zou dat? Als ik naar huis ging (de parkeermeter tikte nietwaar?) voelde ik me melancholiek maar ook tevreden. Mijn vriendin en ik hadden een ander mens, een oud mens bovendien, een goede namiddag bezorgd. Het is niet veel maar het is iets.
Toen ik hoorde dat ze, toch nog onverwacht, gestorven was voelde ik meteen spijt. Had ik niet wat vaker moeten gaan dan die paar keer per jaar? Dat heb je met schijnbaar onsterfelijke mensen: geen haast, tijd genoeg.
Niet dus. Al was ze misschien inderdaad de oudste nog zingende Amsterdamse geworden, zelfs Joch bleek sterfelijk.

R.I.P. Johanna Maria Kuiken - de Ruijter, 1 maart 1929 - 9 november 2023.






vrijdag 10 november 2023

Novemberregen - in memoriam Joch Kuiken (1929-2023)


Net als vorig jaar gingen we naar November Music, een ambitieus en tamelijk compromisloos elfdaags festival in Den Bosch. Na anderhalf uur trekken en duwen in de natte, donkerende file bereikten we de stad van mijn vader. We parkeerden bij de Verkadefabriek, dronken daar iets om in de stemming van het festival te komen, verplaatsten ons naar de Bossche Brouwers aan de Tramkade, een geweldig leuk café waar je erg lekker en zeer betaalbaar kunt eten. Helaas moet het hele hippe mallepietjesterrein daar binnenkort wijken voor nieuwbouw, vertelde de zachtmoedige jonge kastelein met het accent van mijn achterneven ons. Appartementen. Als een rafelrand bouwrijp is gemaakt door kunstenaars duurt het nooit lang voor de makelaars komen.
We waadden gewapend met regenscherm door een dikke regen naar de binnenstad om in de Grote Kerk esoterische muziek voor koor en cello en 3D geprinte instrumenten te beluisteren, iets wat me niet helemaal goed lukte, misschien had ik dat biertje onderweg niet moeten nemen, maar ja, ik moest nodig plassen en het was speciaalbieravond in café De Druif aan De Markt, alles drieënhalve euro, daar is een dorstig mens niet tegen bestand.
Na veel hemelse en spirituele klanken zochten we de auto weer op. Ik had een bokbier achterin gelegd dat ik met mijn huissleutel open wrikte. Iets te zeker en iets te bitter oreerde ik over de nieuwe kleren van de keizer en dat mijn eigen composities toch, in hun bescheiden formaat, meer vlees aan hun botten hadden dan deze dure nevels van gratuite schoonheid, en dat ik blij was met mijn eigen koor, dat het mij mogelijk maakte voor kunstpaus te spelen die resideerde in een veilige omgeving en wel nooit nog zou optreden in een hip, ambitieus en compromisloos festival, en dat dat goed was zo.
De volgende morgen had ik een beetje hoofdpijn. Buiten maalde een cementmolen. Het regende nog steeds even dik.
Terwijl ik me met koffie en een gevulde koek opvijzelde kwam het bericht dat Joch gestorven was. Vierennegentig, maar toch nog onverwacht, zei haar dochter. Het kwam als een schok, ik had haar zo'n beetje onsterfelijk gewaand. Ik had meteen spijt dat ik haar niet wat vaker had opgezocht de laatste tijd, om samen de liedjes te zingen die ik voor haar geschreven had, en die ze zo graag zong, met steeds zachtere stem. Nu had ik geen hoogbejaarde, Jordanese Muze meer. 



dinsdag 7 november 2023

TWIJFELAAR


We logeerden in Frederiksoord, de eerste van de "vrije koloniën" die door de Maatschappij van Weldadigheid zijn opgericht om het verarmde proletariaat te huisvesten, we schrijven begin negentiende eeuw. In ruil voor het ontginnen van de woeste Drentse zandgronden kregen de paupers onderdak, zorg en onderwijs. Niet te verwarren met de onvrije kolonies uit Veenhuizen en Ommerschans, waar schurftige bedelaars, onwillige wezen en drankzuchtige landlopers feitelijk in een strafkamp werden geplaatst. Het monumentale 18-eeuwse herenhuis waarin het hotel is gevestigd, heeft naast een gastronomisch doel ook een educatieve ambitie. Iedere kamer illustreert een stuk van de geschiedenis. Die van ons heette Kolonie VI: Veenhuizen. In het nachtkastje lag in plaats van de Bijbel de bestseller van Suzanna Jansen. We sliepen in een krap negentiende-eeuws bed. Het lijkt mij geen aanbeveling, maar in de reclame die het hotel maakt wordt het ongemak aldus gepresenteerd: slapen in een twijfelaar van 1.20 breed - hoe bijzonder is dat!
De gelagkamer was gezellig en fraai, de keuken was uitstekend. Als ik even wegkeek van de lichte kring waarin ik me met mijn tafelgenote bevond zag ik de regen eindeloos langs de ramen stromen. Maar iets in het beleid van het hotel leek nog te herinneren aan de wortels van het oord - of was het omdat we in een rijksmonument sliepen? - van improviseren hadden ze hier nog nooit gehoord, alles moest strikt volgens precieze regels. Konden we misschien alleen een croissantje en koffie krijgen de volgende morgen, want een uitgebreide brunch wachtte elders op ons? Oei, dat moest met de directie worden opgenomen. Die hoorden we op de gang brommen: 'Nee, dat zal niet gaan, dan komen de andere gasten tekort,' of iets van dien aard. Merkwaardig, want als we hadden getekend voor het ontbijtbuffet hadden we dat croissantje wél gehad; het wás er dus wel, en werd niemand anders uit de mond gestoten. Rigide. Het boek met huisregels waaruit mijn vriendin me in bed voorlas was hilarisch. Ieder mogelijk scenario van misbruik en wangedrag werd scrupuleus ondervangen en een passende straf werd de in gebreke blijvende gast voorgehouden, van het laten vervangen van zoekgeraakte sleutels à zo- en zoveel tot het betalen van 150 euro schoonmaakkosten als je stiekem gerookt had, naast de boete natuurlijk. En pas op, overal in het hotel hangen camera's!
Maar goed. Toen we de volgende morgen het hotel zonder ontbijt verlieten en een wandeling door het Sterrebos maakten, voordat we in de Bospub bij Dwingeloo ("Buiten openingstijden gesloten") uitgebreid zouden gaan lunchen, kwamen we in een herfstsprookje terecht. De vorige middag hadden we in het Drents Museum in Assen de sombere schetsen en schilderijen van Van Gogh, Mauve en Mesdag gezien. In werkelijkheid waren de kleuren sprekender. Karamel, mosterd, zonnebloemen, chrysanten, koffie met melk en natte theebladeren, bruin en goudgeel in alle mogelijke schakeringen. En dan die stilte! Als je uit de randstad komt, en zeker als er om je heen voortdurend bouwlawaai heerst, zijn de leegte en de rust van het landschap daar op de voormalige woeste gronden van een balsemende weldadigheid.
En wat verstoorde onze rust daar, in het bos achter het pauperparadijs? Ik hief mijn vinger op en we luisterden. Een onmiskenbaar nerveus getrompetter vervulde de vochtige novemberlucht. Even later zagen we ze overtrekken. Kraanvogels. De trek naar het Zuiden viel laat dit jaar. 


vrijdag 3 november 2023

De meelevende vriend


Ik heb met hem te doen, mijn vriend

Ik heb met hem te doen, mijn vriend - kom ik hem tegen,
Dan wringt hij zijn gezicht in droeve plooi, verlegen.
Hij denkt dat hij, om medeleven uit te drukken,
Ook ieder spoor van vrolijkheid moet onderdrukken.
Het doet hem, om die pijn in zijn gezicht te krijgen,
Beslist meer pijn, dan mij, om míjne te verzwijgen.

                                        *

Wie dauert mich der Freund, sooft ich ihm begegne,
Wie er sein arm Gesicht mishandelt, das verlegne.
Er meint, um Mitgefühl des Leids mir auszudrücken,
Müss' er auch jede Spur von Frohheit unterdrücken.
Es macht ihm, soviel Weh im Angesicht zu zeigen,
Gewiß mehr Weh, als mir, mein eignes zu verschweigen.

Uit: Kindertotenlieder, Friedrich Rückert (1788-1866)
© vertaling: Jan-Paul van Spaendonck

Illustratie: Franz Hohnbaum (1825-1867)


donderdag 2 november 2023

Allerzielen 2003-2023


Het is Allerzielen. Ik brand een kaarsje of drie (waxinelichtjes in marmeren houdertjes) en denk aan mijn gestorven dierbaren, het worden er elk jaar meer.
Het stormt, een storm met een Ierse naam. Ook twintig jaar geleden: Allerzielen 2003 (een donkere, kille zondag), stormde het. Anoniem: stormen gingen toen nog naamloos door hun kortstondige, woeste leven.
Mijn vriendin en ik kenden elkaar pas een half jaar. We wilden iets moois smeden uit de chaos die ons omringde en organiseerden die dag een Allerzielenconcert. In haar klimop-overwoekerde loods, die voor de gelegenheid door een bevriende kunstenaar uit het dorp met kunst- en vliegwerk, droogbloemen, mottige opslag en bric-à-brac was omgetoverd tot een spookachtig theater. Ik schreef er eerder over op dit blog: De wind woei hard, het plaatijzeren dak klepperde. Straalkacheltjes gloeiden op en er brandden kaarsen. Het publiek zat in winterjassen op gammele stoeltjes. Ik zong mijn melancholische liedjes, begeleid door mijn zoon. Na afloop was er soep en wijn.
Een fijne herinnering, een knipogend baken in een moeilijke tijd.
Twee goede vrienden die er toen zo nadrukkelijk en vooral zo vanzelfsprekend bij waren zijn nu voorgoed weg. Mijn destijds meest recente, en mijn op een na oudste vriend.
Aan Frank wijdde ik al eens een sonnetDit is voor G.

Tekortschietend grafschrift 

Een halve eeuw waren we dik bevriend,
Het waren vijftig intensieve jaren.
We hebben veel gelachen - ook gegriend,
Al wilde jij ons dat het liefst besparen.

We waren als het moest best vooruitziend.
We zouden nog wat levenskracht bewaren
Voor als we ouder werden: ook bijziend
En gammel lustten we een ouwe klare.

Het grienen trof mij onverwacht en hard.
Het leven volgt zijn eigen wrede wetten.
Maar mettertijd verminderde die smart.

Jij kon nog zó loyaal mijn tranen betten,
Die om jouzelf zijn, ongedeeld, verstard.
Ik kan ze slechts in marmerletters zetten.


woensdag 1 november 2023

Voorheen Rookzangers Notitieblog 50: Valse hoop


Tot mijn verrassing bleef het stil. Eerst zat ik nog ongelovig te wachten in mijn stoel tot de dagelijkse portie overlast zou beginnen, benieuwd welke nieuwe variant ze vandaag weer zouden bedenken. Gisteren was daar het schuren van de buitenmuur naast me bijgekomen. Dat kon, gezien de stellages met hun blauwe tentdoek, nog wel even duren. Ik dronk koffie en brevierde door de kleurige bladzijden van mijn telefoon. Op het moment dat ik meestal het huis ontvlucht was het nog steeds stil onder me. Ik las wat achterstallige krantenknipsels, at toast met boter en marmelade, zette nog eens koffie. De katten lagen sereen opgerold te slapen, die hadden wat in te halen na de permanente herrie van gisteren.
Langzaam voelde ik me vredig worden. Ik ging zelfs een halfuurtje mediteren. Dat was er de afgelopen dagen niet van gekomen. Daarna verzorgde ik mijn plantjes, stelde vast dat een van de sansevieria's te veel water had gekregen, die moest een tijdje op rantsoen. Ik ging achter mijn bureau zitten, rommelde in paperassen, kon geen excuus meer vinden voor verder uitstel en opende een blanco pagina. Er moest nog van alles beschreven worden, zelfs als je je voorgenomen had verre te blijven van de miserabele toestand waarin onze wereld zich bevindt; de herfst had er flink ingehakt afgelopen week, sentimenten raasden als regen en wind door mijn kop, nerveuze energie wisselde af met sombere aarzeling. 
Er klonk gestommel op de trap. De inmiddels bekende stemmen begonnen tegen elkaar te roepen. Want dat doen ze de hele dag (ik zou het woordelijk kunnen verstaan als ik Bulgaars zou begrijpen - er ligt een stuk dempend plafond uit, onder mijn keuken en badkamer), ook als ze vlak naast elkaar staan en er geen herrie is om bovenuit te komen, roepen ze tegen elkaar. Laten we het beroepsdeformatie noemen. 
Even later sloeg een zware drilboor aan. Er moest blijkbaar weer iets verwijderd worden of op maat gefreesd. De kat trok een afkeurende wenkbrauw op. 
Toch maar weer even naar het park, het is tenminste droog.

 

vrijdag 27 oktober 2023

De tandarts is tevreden, de loodgieter niet


De loodgieter kwam mijn keuken en badkamer inspecteren in verband met een lekkage bij de kersverse onderbuurman. Het nieuwe plafond vertoonde alweer vochtplekken. Niet zo leuk als je net een huis hebt gekocht. Keurig op tijd klopte hij aan. Ik kreeg een stevige hand. Voor alles wat hij deed vroeg hij mijn toestemming ('Mag ik de kraan even openzetten?'), met een net zo stevige, zwaar doorrookte stem en een ouderwets soort Amsterdamse jovialiteit. Ook zijn accent was ouderwets Amsterdams, zoals je het niet vaak meer hoort. Mooi plat. Hoe het met de lekkage in de keuken zat had mijn jofele Mokumse loodgieter algauw door. Dat lossen we wel op, stelde hij vast. 'De leiding beneden moet zó...,' (hij legde zijn handen dakpansgewijs op elkaar en maakte een kantelende beweging naar rechts), '... maar hij gaat naar se reet.' 'Pardon?' vroeg ik, niet begrijpend. De handen gingen weer op elkaar en kantelden de andere kant op. 'Hij gaat naar z'n reet - naar achteren. En daar blijft het water hangen, met alle troep erin.' Ik begreep het.

De jonge parodontoloog (hij leek me nog geen dertig maar hij had zes jaar als tandarts gewerkt, dus iets ouder moest hij wel zijn) peilde in een razend tempo mijn pockets, de assistente kon hem nauwelijks bijhouden en vroeg een paar keer om een herhaling. Hij nam wat foto's om het 'ervóór en erna' aanschouwelijk te kunnen maken en één röntgenfoto van een twijfelachtig element. Daarna nodigde hij me uit om aan zijn bureautje te komen zitten. Op het scherm kon ik zien wat er in mijn mond had plaatsgevonden, in schema's van genummerde kleurige blokjes. Kort en goed: de toestand was enorm verbeterd sinds de behandeling van afgelopen zomer. De meeste pockets waren keurig ondiep, het tandvlees was lichtroze en gezond. Het bloeden was van bijna 100 naar slechts een paar procent teruggebracht. Hij complimenteerde me met mijn poetsgedrag en mijn verandering in levensstijl: niet roken was belangrijk, heel goed dat ik erin was geslaagd dat nu al vijf maanden vol te houden.
Er waren nog wel een paar probleempjes. Een niet goed uitgevoerde wortelkanaalbehandeling, wat cariës, een kroon linksachter met ouderwets diepe pockets. Daarop zou hij chirurgie kunnen loslaten, maar eerst moest ik met de tandarts overleggen of die kies nog wel gered kon worden. Een alternatief was een aaneengesloten rij van tanden en hoekkiezen te behouden, boven en onder, en daar alles op in te zetten, en die zwakke achterste kiezen maar op te geven. Boven de vijfenvijftig, zei hij, was dat een gewone strategie. Maar nogmaals, over het algemeen: goed gedaan! Eerste stap is succesvol gezet. Opgelucht ging ik de motregen weer in. Ik was bang geweest voor de dreigende flapoperatie, maar zover zou het niet hoeven komen. 

Nadat de loodgieter het water lang had laten stromen om er zeker van te zijn dat zijn diagnose over de lekkage onder de keukenafvoer de juiste was, vroeg hij met een wellevende buiging en toegevouwen handen of hij de badcel mocht betreden. Hij wrikte het afvoerputje los, was een tijd aan het prutsen en verzocht nederig of hij de douche mocht aanzetten. Toen ging hij beneden kijken naar het resultaat. Discrete klop op de deur. Daar was hij weer. Ja, dat putje was lek. Niet dat er sprake was van een échte lekkage beneden, maar het plafond zweette. Ik kon wel douchen, zo erg was het ook weer niet, maar er moest een nieuwe vloer komen. Nee, ik hoefde niet bang te zijn, terrazzo gebruikten ze nog steeds. Ik kreeg een joviale klap op de schouder. 'Heb je lekker een nieuwe badkamer, man!' Ik stelde me het drillen en breken voor en vroeg me af wat ik met de katten moest doen als ze die nieuwe douchevloer kwamen leggen. Enfin, dat was van later zorg. 

Achter een versleuteling met discrete codes, die me apart werden toegezonden, vond ik in mijn mail de brief die de jonge vakman aan zijn veel oudere confrater had geschreven. 'Na uw diagnose en behandeling stel ik graag in overleg met u een plan op voor verdere behandeling. Meneer wenst mogelijk een implantaat op locus 46 en mogelijk ook op locus 36, indien element 26 behouden kan blijven. Meneer is ook van het alternatief op de hoogte om niet te implanteren en te streven naar een verkorte tandenboog.'
Zo in vakjargon gevat leek het allemaal toch wel ernstig. Maar meneer hoeft pas weer in januari terug te komen voor mondhygiëne en die tandartsdingen moeten binnen een jaar, voorafgaand aan de volgende evaluatie met de jonge dokter. Dat duurt nog wel even.
En meneer heeft trouwens op zijn leeftijd niet veel bezwaar tegen een verkorte tandenboog.
Meneer schonk zich een bockbier in en proostte op de tandartsen en loodgieters van deze wereld. 


woensdag 25 oktober 2023

BOON


'Het schijnt dat het, in deze vallende zondagavond, kermis is aan de 1e vuile huizen achter het niemandsbos. En de motregen die tegen de goesting langs uw venster zabbert, moet dan eveneens tegen de goesting de tentzeilen van de paardemolen en het schietkraam nat maken. Een avond dus waarin de wereld aan het nadenken is of zij nog moeite zou doen om verder te draaien.'

Ik was het experimentele proza van mijn jeugd vergeten of dacht dat die kunstvorm hopeloos achterhaald was door de tijd. Maar toen ik langs het weggeefkastje in mijn straat liep en daar De Kapellekesbaan van Louis Paul Boon zag staan sloeg ik het boek uit nieuwsgierigheid open. Boon is een grootheid in Vlaanderen, niet alleen daar trouwens. Het schijnt dat hij de Nobelprijs gekregen zou hebben, ware het niet dat hij de dag voordat hij naar Zweden zou afreizen achter zijn schrijftafel stierf. Boon is een grootheid, maar om de een of andere reden had ik nooit iets van hem gelezen, terwijl ik toch een zwak heb voor de twintigste-eeuwse literatuur van de zuiderburen, Claus niet meegerekend. Ik las de eerste bladzijde en een paar fragmenten van het vervolg, moest denken aan H. H. ter Balkts enige roman Zwijg en ook een beetje aan Mulisch voordat hij 'gewone' boeken ging schrijven en vermoedde dat Boon een grotere invloed moet hebben gehad op de literatuur van de jaren zestig en zeventig dan ik had gedacht. 

Thuis ging ik zitten in mijn fauteuil (vooral gebruikt voor televisiekijken, veel minder voor lezen, dat ik vooral in bed doe) en voor ik het wist had ik een bladzij of vijftien gelezen. Daarbij hielp het geweldig dat het boek bestaat uit heel korte hoofdstukjes. Je leest er een en denkt, vooruit, nog eentje dan, zoals je een pak koekjes leegeet. Maar ik merkte ook dat ik eraan toe was. Traditionele romans, met plot, solide opbouw en klassieke verteltrant vervelen me een beetje. Dickens, wiens laatste roman (na Little Dorritt heb ik ze allemaal gelezen) op mijn nachtkastje ligt boeit me vooral door de sfeer, de taal, de schildering van tijdgeest en personages, in het verhaal ben ik de draad regelmatig kwijt. Bij Dickens red ik nooit zomaar vijftien bladzijden ineens. Dickens heeft lange hoofdstukken, meestal zonder alinea's; als een passage me niet weet te boeien geef ik de moed vaak al snel op en knip het bedlampje uit.

Vanmorgen sloeg ik bij de eerste koffie het boek van Boon weer open. Maar de regen zabberde langs de ramen, de wereld was aan het nadenken of zij nog moeite zou doen om verder te draaien. Ik was moe en tegelijk onrustig. Voor ik me aan leesgenot mocht overgeven, vond ik, moest ik eerst een paar nuttige dingen doen. Mijn vriendin had geklaagd over het rode hoeslaken, dat te klein was en steeds loskwam. Een goedkoop ding, voor vijf euro gekocht op de markt in Le Tréport, een aantal jaar terug. Ik haalde het van mijn bed, gooide het in de wasmand, zette bij nader inzien meteen maar de wasmachine aan, want ik had te weinig presentabels meer om aan te trekken, speurde in de kast en vond zowaar meteen een degelijk, sober grijsblauw hoeslaken. Toen moest ook het dekbed in een schone hoes worden gestoken. Mijn vriendin zou verrast zijn. Ik haalde er een uit de kast, blauwwit gestreept, tweepersoons. Die om het dekbed krijgen was nog een hele kunst, maar toen ik met veel zwaaien en zwabberen de inhoud zover had weten te krijgen in de hoes te passen voelde ik een merkwaardige, kortstondige tevredenheid, bijna een huiselijk geluk. 
Nu mocht ik in mijn leunstoel gaan zitten snoepen van Boons korte hoofdstukjes, maar in plaats daarvan ben ik tot mijn verbazing en ondanks het herfsttij en de kwijlende regen, dit aan het tikken.


vrijdag 20 oktober 2023

Wil de echte Annie van Ommeren opstaan?

Een tijd geleden, vermoedelijk vorig jaar, vond ik in een antiquariaat een vreemd boekje. Het was een in blauw-grijs linnenpapier gevatte verzameling liederen en pianostukken, in facsimile. Een niet meegebonden katern completeerde de bundel. Het werd voorafgegaan door een opdracht in handschrift gedateerd in het oorlogsjaar 1943. 
'Dat dit smartelijke medelijden het meest uitgaat naar de onschuldige moeders en kinderen, zal u begrijpelijk zijn...'
De auteur en componist was Johan J. Smit.
Ik had een van die buien waarin ik dwangmatig de wortels van de dingen moet opzoeken, het zal dus wel herfst zijn geweest, als de geest onrustig is. In elk geval moest ik weten wie die Johan J. Smit was.

Google was niet meteen coöperatief, maar na enig dieptespeurwerk vond ik een Amsterdamse diamantair van die naam. Een collega Sherlock, Paul van Capelleveen van de KB in Den Haag had, uit vergelijkbare nieuwsgierigheid, over hem geblogd. Deze Smit, een artistiek geneigde zakenman en filantroop, die in de oorlog zijn eigen verhalen liet drukken of zelf drukte (daar kwam Van Capelleveen niet helemaal uit) moest dezelfde zijn als de amateur componist wiens muziek ik nu aan de piano opnieuw liet klinken. In élk geval was het familie (een gelijknamige neef?) want een van de pianostukjes was opgedragen aan Jan Kors Smit, de vader van Johan Jacobus, en de oprichter van de aan de Sarphatistraat gevestigde diamantfirma. Ik was tevreden en formuleerde in gedachten een stukje over de goed verlopen speurtocht.
Maar de volgende dag was mijn interesse vervlogen. Want zo gaat het met die buien van weethonger: ze komen en gaan.

Deze week attendeerde Nico van Lieshout, mijn artistieke rechterhand in het Linnaeuskoor, me op het bestaan van de Hesse-liederen van Annie van Ommeren. Ik was niet de enige, zei hij, die Welkes Blatt ("Verwelkt blad") op muziek had gezet. Ik ging naar Lieder.net en vond inderdaad de Zeven gedichten van Hermann Hesse, door Annie van Ommeren (1913-1991).
Wie was Annie van Ommeren? Voor zover het de zoekmachine betrof kon dat maar één persoon zijn: de politica en verzetsstrijder Annie Averink-van Ommeren. Haar biografie is indrukwekkend. Een sleutelfiguur in de communistische beweging, een vol en avontuurlijk leven, dat begon in een lampenkappenatelier en eindigde met een positie in Eerste en Tweede Kamer. Nico en ik waren het erover eens dat het heel merkwaardig was dat zo'n drukbezette hardcore communiste tijd gevonden zou hebben om zich te ontwikkelen tot componiste. En dan nog wel de romantische zwijmelarij van Hesse! 'Het moet om een tweelingzuster gaan, die ook Annie heette,' grapte Nico.


Maar met die grap was de kous niet af. Ik was geïntrigeerd geraakt. Op Boekwinkeltjes.nl waren de liederen tweemaal te vinden. Voor een zacht prijsje, dus ik liet ze komen. 
Gisteren toen ik uitging om mijn griepprik te halen vond ik de envelop in het trappenhuis. Ongeduldig sloot ik me aan bij de rij bejaarden die in de regen op hun beurt stonden te wachten. Ik sloeg een voorgenomen bezoek aan de bakker over en haastte me terug naar huis.
Boven sneed ik het pakje open. Er kwam een officiële uitgave tevoorschijn, van Alsbach & Co. Niet de huisvlijt van Johan J. Smit. Verschijningsdatum was 1964. Ik ging naar de piano en begon de verzorgde partituur door te nemen. Al snel werd duidelijk dat dit geen amateurwerk was. De pianopartijen waren die van een meer dan gemiddeld geoefend pianist, de zanglijn was uitermate soepel en elegant. Overal klonk de echo van de grote Duitse romantische voorbeelden. Schumann voorop, maar ook de voortdurende modulaties van Richard Strauss doorwasemden de kwijnende walsjes. Waar was Eisler, waar was Weill, waar waren de mandolines en gitaarluiten van de kameraden? Als dit het werk van een communistische partijbons in de verloren uurtjes was, at ik mijn hoed op.
Ik zocht nog wat verder maar de enige aanvullende vangst die ik kon opdiepen was een affiche uit 1968. Het Rotterdams Mannenkoor zong werken van onder meer Hans Cox en Annie van Ommeren. Zou deze Annie soms familie van de Rotterdamse reder en "havenbaron" Philippus van Ommeren zijn? 
Alles is mogelijk, Van Ommeren is een algemene naam. Alleen de optie van de gelijknamige tweelingzuster, die sluit ik uit.


Blijft het feit dat de liederen online zijn toegeschreven aan Annie van Ommeren (1913-1991). Maar in de partituur staan geen biografische gegevens. Lieder.net heeft waarschijnlijk net zo gegoogeld als ik en bij gebrek aan alternatieven de liederen toegeschreven aan dé Annie van Ommeren, geboorte- en sterfdatum bekend. En Boekwinkeltjes.nl heeft die gegevens weer overgeschreven.

Nooit voetstoots vertrouwen op wat je op internet vindt. Het is ook maar mensenwerk. 




Het Linnaeuskoor zingt: Het Lied van de Liefde, Liederen op teksten van Hermann Hesse en J.R.R. Tolkien, muziek: Jan-Paul van Spaendonck, piano: Vaughan Schlepp, rieten: Lucas van Helsdingen, zondag 3 december 2023, bibliotheek De Hallen, Hannie Dankbaarpassage 10, Amsterdam Oud West, entree: € 12,50, aanvang: 11:00 uur.


woensdag 18 oktober 2023

Here comes the sun

Ook mijn Italiaanse vriend had last van de bouwwoede die in onze stad heerst. Het pand naast hem was gereduceerd tot een ommuurde kuil, een souterrain moest het voormalige huurhuis groter maken. We deelden, voor we tot de koffie en serieuze gesprekken overgingen, onze ergernis. 'Een huis is wat het is,' zei mijn vriend. 'Als je het anders wilt, groter of moderner, dan koop je toch een groter of moderner huis?'
'Ze kopen de locatie,' zei ik. Mijn vriendin zou eraan toegevoegd hebben: en een beleggingsobject. Kopen, oppimpen, verkopen, geld verdienen.
We mopperden wel meer. Ik vertelde dat ik sommige affiches niet meer begreep. Waar adverteerden ze voor, wat wilden ze mededelen? Mijn vriend werd ernstig gestemd. De ouderdom sleepte in haar kielzog vele ongemakken mee en van de wijsheid die ermee gepaard zou gaan merkte hij niet veel. Hij had zich dat vroeger heel anders voorgesteld. De man die hij zou zijn op de leeftijd die hij nu had zou een culminatie zijn van de verworvenheden van zijn jongere versie. Ik stelde me zoiets als oogsten voor. Alles wat je leert, doet, maakt en meemaakt blijft, stapelt zich op, en op je oude dag wentel je je in overvloed. Helaas leek het zo niet te gaan. Alles kalfde na een zekere leeftijd weer af. Hij bekende dat hij soms jaloers kon zijn op zijn eigen verleden. Daar was ik het dan weer niet mee eens. Er was wel degelijk iets als senioren-wijsheid, vond ik, als je die definieerde als empathie, mildheid en overzicht. Naar de onrust en het egocentrisme van the impatient years verlangde ik niet terug.

Op de terugwandeling naar huis overdacht ik ons gesprek. Zoals bij alle filosofisch getinte gesprekken had ik een tegenovergesteld standpunt ingenomen omwille van het discours. Met eensgezind tegen elkaars gelijk aanschurken kom je niet ver. In werkelijkheid vond ik die zogenaamde wijsheid die ik geprezen had lang niet altijd fijn. Een beetje brutaliteit en hardheid zou soms best handig zijn. Vroeger ging de wereld en haar gedoe me niet echt aan. Alleen mijn eigen leven en dat van de kring om mij heen was van belang. Voor het grote plaatje kon ik makkelijk oogkleppen opzetten. Nu was ik altijd deel van die grote wereld. Juist daarom trok ik me er fysiek steeds meer uit terug. Alle narigheid kwam te hard binnen. Schuw uit zelfbehoud.
De ellende op het journaal was de ellende van mijn buren, ze greep me bij de strot. Maar empathie kan verworden tot overgevoeligheid. Zelfs bij de dagfinale van De slimste mens loop ik de kamer uit. De zenuwen van de kandidaten kruipen onder mijn huid. Van onschatbare waarde kan ik alleen kalm uitzitten als ik de aspirant-verkoper niet sympathiek vind. Dan liever Tussen kunst en kitsch, waarin geen competitie meespeelt en iedereen blij en gelukkig is, hoogstens plaag je elkaar een beetje als de oude meester die je van Tante geërfd hebt een beschilderde foto blijkt te zijn.

Voor me liep een oma met haar kleinkind in een wagen. Gerimpeld, wit, glimlachend, een echte grootmoeder. Ze zong. Ze had een welluidende stem. De melodie kwam me bekend voor maar ik kon haar niet meteen thuisbrengen. Ik spitste mijn oren. Here comes the sun, van Abbey Road. Dat verraste me. Maar wat had ik dan verwacht, Altijd is Kortjakje ziek?
Tegenwoordig is een oma iemand van mijn leeftijd.
Je weet dat je oud wordt als oma's liedjes uit jouw jeugd voor hun kleinkinderen zingen.


vrijdag 13 oktober 2023

In piam memoriam

 

In liefdevolle herinnering, zoals dat heet. Ter zalige nagedachtenis. Vandaag zou hij 98 zijn geworden, mijn vader: de leeftijd die ik hem altijd had toegedacht. Zijn moeder, mijn oma Jet, werd het ook. Hij leek fysiek op zijn donkere en zuiderse moeder, veel meer dan op zijn blonde en blauwogige vader. Dus wat was er logischer dan dat hij ook precies zo oud zou worden? Vandaag is hij dus eigenlijk écht gestorven.

Hij bleef lang jong en ik had het zorgeloze gevoel dat hij er altijd zou zijn. Toen hij uiteindelijk ouder en ouder werd en ik me angstig afvroeg hoe dat moest gaan als ik het ooit zonder hem zou moeten stellen, troostte ik me met die gedachte: als hij net zo oud wordt als zijn moeder (en dat wordt hij!) heeft hij nog vijftien, veertien, dertien jaar (de teller ging steeds sneller omlaag). Genoeg tijd om dat ondenkbare - dat je vader er niet meer is - nog even voor je uit te schuiven.
Ik had geen rekening gehouden met de verschillen in levenswijze van die twee. Mijn oma had het sobere leven geleid van de generatie die twee wereldoorlogen meemaakte. Mijn vader was, nadat de naoorlogse welvaart de teugels had laten vieren, steeds genotzuchtiger gaan leven. Met roken stopte hij al vrij vroeg - voor die tijd tenminste - maar hij hield van een borrel, om dat eufemisme nog maar eens te misbruiken.
Met negentig was hij nog kranig, op zijn manier. Toen hij eenennegentig werd, zeven jaar jonger dan zijn oersterke moeder was geworden, was hij op. Hij kon zich op de piano nog slechts atonaal uitdrukken. En ook als er geen Alzheimer was gekomen zou er niet veel muziek meer in hem hebben gezeten.
Misschien maar goed, van dat lichamelijk 'op zijn'. De ontluistering van deze scherpzinnige, geestige, warmbloedige en ondanks al zijn melancholie toch veerkrachtige en levenslustige man heeft maar kort geduurd. 

Johannes Nicolaas Maria van Spaendonck, 13 oktober 1925 - 26 oktober 2016

(Foto: Jetty van Jan)


donderdag 12 oktober 2023

FREZEN

'Met het frezen heb je het ergste wel gehad,' zei een bouwkundige tenor uit mijn koor geruststellend. Ik had hem verteld over de door merg en been gaande herrie die het slopen van houtwerk, het gladmaken van een betegelde badkamer en het aanleggen van nieuwe leidingen blijkbaar met zich meebrengt. Daarbij wordt gedrild in de harde muur die beide woningen, de mijne en die van de nieuwe onderbuurman, verbindt, en die een perfecte geleider is van vooral onaangename geluiden.
Wat dat precies is, frezen, moest ik even opzoeken. Ik ben niet zo technisch. Een 'verspanende bewerking met een roterend gereedschap', las ik.
Dat verspanend moest ik ook weer opzoeken.

Ik merk dat ik een stap verder ben in acceptatie van de overlast dan vorige week. Zen wil ik niet zeggen, maar een zekere berusting is er wel degelijk. Sommige uren zijn verloren. Dinsdag was er zoveel herrie dat ik me nergens op kon concentreren en dan maar liever naar buiten ging. Niet te lang, want ik wilde de katten een beetje moreel steunen.
Katten hebben één ding voor op ons mensen. Is de ellende voorbij, dan genieten ze des te meer van de rust. Ik heb Snuf nog nooit zo vaak op zijn rug zien liggen, donzige buik omhoog, alle vier de poten uitgebreid, als de afgelopen dagen. De stilte werd gevierd, kracht bijgezet, en daarmee was de afgelopen ontregeling bezworen. Zo spreekt althans de kattenpsycholoog. 

Als ik de herrie niet ontvluchtte liet ik hem maar begaan. Gelukkig hoef ik niet zoveel meer te werken en ik kan me een verloren dag permitteren. Ik putte zelfs een zekere trots uit die houding. Ik lag op bed tussen de katten in, de te warme oktoberzon scheen plagend naar binnen. Ik genoot bewust van de luwte tussen twee mitrailleursalvo's door en wachtte gelaten op de volgende drilboor-episode. Daar was het citaat van Lin Yutang. Wie geleerd heeft een geheel zinloze middag op geheel zinloze wijze door te brengen, die heeft leren leven. Zoiets. Portee duidelijk. 

Ik word me ook steeds meer bewust van de psychologische component van geluidsoverlast. Op een bankje aan het Roelof Hartplein kijk ik geïnteresseerd naar het spitsverkeer en stoor me niet aan de brute potpourri van stadsgeluiden. Waarom is dat thuis dan zo anders? 
Thuis hoort veilig te zijn. Veilig en stil. Lawaai mag er alleen zijn als je er zelf voor kiest, bijvoorbeeld door een cd van Jethro Tull op te zetten en de volumeknop te ver naar rechts te draaien. Niet zelfgekozen herrie is bedreigend.

Geleidelijk vindt er een verandering plaats die ik niet had voorzien. Ik doe de deur op slot als ik binnen ben. Al jaren niet meer gedaan. Gestommel op de trap wil niet per se zeggen dat er aanstonds iemand op de deur zal komen bonzen. Ze hebben hun eigen dingen te doen hieronder en die man op driehoog zal ze worst wezen. 
Ik ben verwend door een toestand die niet meer bestaat. Onder me was het jarenlang vrijwel onbewoond. Het trappenhuis was van mij, slechts een of twee keer per jaar kwam de benedenbuurvrouw van de begane grond iets van zolder halen. Nu moet ik opnieuw wennen aan een situatie die ik vroeger heel normaal vond. Toen de zure Ottenhofs onder me woonden ('Kan het wat zachter, ik kan mijn tv niet horen!') en signor Dessi de eerste verdieping bewaakte ('Makkenie doen hè, pianospelen, ikke belle de politie!').  Het trappenhuis is buiten. Binnen begint pas achter mijn voordeur. Daar is het warm en veilig, ook als ze daar beneden hun hinderlijke dingen doen.