dinsdag 30 maart 2021

Mijn prachtig ongeluk


Door de teloorgang van de postkantoren moeten we het nu doen met bijklussende sigarettenverkopers, als de post je niet thuis heeft getroffen en een aangetekend pakket te bezorgen had. Deze, een vermoeid uitziende man uit het niet zo nabije Oosten, rommelde een tijd op goed geluk door de enorme stapel pakketten die zijn nering vulde, af en toe de code opnieuw lezend van het kaartje dat ik hem gegeven had. Net toen ik de hoop al wilde opgeven zei hij: 'Til die doos eens op!' Ik deed wat hij vroeg en onder de weggehaalde doos kwam een vrij plat, langgerekt pakket tevoorschijn, waarop in grote, sierlijke drukletters mijn naam stond. 'Dat is 'm,' zei ik opgelucht. Hij scande mijn rijbewijs ('Nee, geen ID. Rijbewijs scant beter.'), ik moest een totaal zinloze want niet gelijkende digitale nagelhandtekening zetten op zijn scanner en ik kon naar huis met mijn zending.

We waren van plan geweest het nieuwe boek feestelijk te verwelkomen met een goede fles wijn. Ik kon dan ook, net als bij de Heine-bundel afgelopen zomer, mijn handtekening onder het colofon zetten. Maar de cijfers waren slecht, de grenzen waren dicht, gezelligheid werd sterk ontraden. Ik stelde nog voor om België via smokkelaarspaadjes in te rijden en de overhandiging en signering desnoods in het midden van het woud te doen, slechts gadegeslagen door gaaien en eekhoorns, maar daar ging uitgever en drukker Boris toch maar niet op in. Hij stuurde mijn exemplaren liever op, dat glas zouden we later wel eens heffen. Van de zomer, als alles hopelijk weer een beetje normaal is.

Thuis sneed ik met mijn zakmes alle tape door en ontdeed de inhoud van zijn vele lagen karton en verpakkingspapier. Als een kind met een sinterklaassurprise zat ik tussen de proppen en hield uiteindelijk het eerste boek in mijn handen. Ik haalde het uit zijn beschermende schuifdoosje en keek ademloos naar al het fraais dat ik erin aantrof. Ik was van plan geweest het bij een eerste indruk te laten en het later op mijn gemak te lezen, maar een half uur of drie kwartier verder werd ik wakker uit een soort droom. Ik keek verbaasd om me heen en zag weer waar ik was. Ik had weer even in de vertaalroes van het najaar en in de wereld van Louis Aragon en Elsa Triolet geleefd. Alles was mooi en alles klopte. Ik had geen zetfouten ontdekt, gelukkig.

Mijn prachtig ongeluk werd uitgegeven door de Carbolineum Pers van Boris Rousseeuw, te Kalmthout (België). Interesse? Laat een bericht achter of mail me. U kunt ook direct met de uitgever in contact treden via: http://www.carbolineumpers.be/index.html

Van de website:

Jan-Paul van Spaendonck maakte voor deze pers vertalingen van de beste liefdesgedichten van Louis Aragon, allemaal gewijd aan Aragons grote liefde Elsa Triolet. Zijn dochter Rosanne van Spaendonck maakte er tekeningen bij. 
Tekst en tekeningen, plus een uitvoerig nawoord, zijn met de hand gezet uit de Perpetua 12 punt en met de handpers gedrukt op een partij vooroorlogse "romandruk".
25 cm., gebonden, in beschermend schuifdoosje, 44 blz. De oplage bedraagt 35 genummerde exemplaren. 
Prijs 40 euro plus 5 voor verzending. 


vrijdag 26 maart 2021

NEGATIEF

'Zo zie je, het kan zomaar ineens voor je deur staan,' zei mijn vriendin.
Ze had zojuist gehoord dat ze de vrijdag ervoor een paar uur in de omgeving van iemand had doorgebracht die positief was getest. 
'Geen verschijnselen?'
'Nee, ik geloof het niet.'
'Nou, duimen maar, en er het beste van hopen.'
Ik deed luchtig, maar de ijzige hand van de angst probeerde me te grijpen, ik voelde zijn kille vingertoppen op mijn huid. Tegen die angst had ik wel wat afweergeschut paraat. De rede schoot te hulp. Het besmette meisje werkte in het onderwijs en was maandag klassikaal getest, zelf had ze geen klachten. Dus erg besmettelijk kon ze die vrijdag niet geweest zijn. En dan, mochten we pech hebben, dan was er altijd nog de koele kansberekening. Wat zeiden de statistieken, wat zei het RIVM? Dat wij, fitte 65-jarigen zonder 'onderliggend lijden', ons niet zo héél veel zorgen zouden hoeven maken. Ik geloof in die cijfers. Daarom speel ik ook in geen enkele loterij mee.
Wat me nog het meest neerdrukte, terwijl ik flink marcheerde door de ontluikende lente om mijn weerstand te vergroten en het gepieker van me af te schudden, waren de praktische consequenties van een eventuele besmetting. Hoe moest dat met de mis, aanstaande zondag? Er was geen vervanger op die termijn in te werken, dus de muziek zou komen te vervallen. En de verjaardag van mijn kleindochter Anna, vandaag... ik zou er niet bij kunnen zijn! En verder weg, het uitje met Pasen, zouden we tegen die tijd weer beter zijn, gesteld dat we ziek werden? Treurige vooruitzichten allemaal. En dan, hoe moest dat met de rest van het huis, mijn dochters, die moesten zich dan ook laten testen, en in quarantaine gaan. De kleine en grote zorgen stapelden zich op en begonnen mijn uitzicht te belemmeren. 
'Eerst maar eens die test afwachten,' zei mijn vriendin.
Op de vijfde dag na haar contact met de nog steeds kerngezonde schooljuf ging ze naar de teststraat. Twee dagen later zou het mijn beurt zijn, als zij positief testte. Inmiddels hield ik angstvallig mijn gezondheid in de gaten. Rillerig... maar dat kon ook zijn omdat ik slecht geslapen had. Brandende ogen... de verwarming stond te hoog. Spierpijn in rug en borst... misschien had ik iets te fanatiek gelopen en gezongen, en ik zat in verkeerde houding achter mijn bureau. Verkouden was ik toch in elk geval niet, en ook mijn vriendin was, na een kleine week, nog steeds zonder verdachte symptomen.
Op de dag van de uitslag probeerde ik gewoon door te gaan met alles en niet met grote angstogen naar mijn telefoontje te zitten staren. In het park zag ik twee boomklevers die het zich gemakkelijk maakten in een nestkastje. Het fluiten van het mannetje leek bedrieglijk veel op menselijk fluiten. Terwijl ik thuis in vogelboeken aan het bladeren was kwam, toch nog onverwacht, een Appje: 'Negatief!'
Ik had gedacht dat ik enorm opgelucht zou zijn, maar iets van de bezorgdheid bleef nog als een nevel om me heen hangen. De hypochonder in mij laat zich zo snel niet ontmoedigen. 


dinsdag 23 maart 2021

VUILNIS


Zondag werd het me opeens te veel. De aanhoudende kou, de algehele grauwheid, het lokkende uitzicht waarvoor steeds nieuwe wolken schuiven. Ik was die dag al in zeer getemperde stemming opgestaan. Elk animo voor wat dan ook was weg. Bij mijn vriendin in de polder knapte ik op door een lekker frisse wandeling. Het was 21 maart, het ouderwetse begin van de lente, dus ik knipte mijn winterbaard kort. En toen we daarna een flesje opentrokken en een smakelijke tagliatelle met paddenstoelen en room aten leek alles weer in orde. 
Het gebeurde voor de televisie.
U moet weten, die zondagse televisieavonden in de polder zijn een traditie. We eten van een bord op schoot en kijken naar het nieuws, eventueel voorafgegaan door een aperitiefje van een of ander kunstprogramma, en daarna, terwijl we een schaaltje yoghurt met allerlei fantasievolle toevoegingen of een stuk zelfgebakken vruchtentaart verorberen, naar een van die reisprogramma's waarin met name de VPRO een reputatie heeft hoog te houden. Het afgelopen jaar is daar een beetje de klad in gekomen. Er werd niet veel gereisd en toen Ruben Terlouw de Chinezen in de rest van de wereld achternaging in plaats van ze in hun eigen land op te zoeken, voelde dat toch als een noodgreep.
Zondag keken we naar De vuilnisman, een programma van Teun van der Keuken over de afvalverwerking. Niet een heel oppeppend onderwerp. Wel interessant, en onthutsend ook, maar niet bepaald een patent tegengif voor de malaise waarin we nu al zo lang zitten. Ik voelde langzaam mijn stemming weer onderuitgaan. Ik heb mijn vriendin onlangs beloofd om niet meer door programma's heen te praten en mijn commentaar te bewaren voor later dus ik hield me in.
Maar toen kwam Nieuwsuur, en natuurlijk was het weer een en al ellende waarover we zonodig bijgepraat moesten worden. De cijfers. De maatregelen. De versoepelingen, of liever het gebrek daaraan. Voor ik het wist begon ik tegen het beeld te roepen en te schelden. Mijn vriendin werd op haar beurt boos op mij, want ze wilde graag het programma volgen; zij blijft nieuwsgierig naar de toestand in de wereld, of die nou goed of slecht is, en is niet als ik geneigd de gordijnen dicht te trekken om het onheil buiten te houden. We bliezen wat stoom af. Ik stampvoette de trap op. Zij kwam even later achter me aan want in tv had ze inmiddels geen zin meer. 
We zoenden het af en de volgende ochtend boekten we een hotel voor de Paasdagen, in een mooi stuk Nederland. De horeca mag dan dichtblijven, er zijn altijd nog de wandelingen, en de herberg serveert je maaltijd op je kamer, heb ik begrepen. 


vrijdag 19 maart 2021

ESPERANTO


We begroetten elkaar met een ongemakkelijk mengsel van een lach, een knik, een elleboogje en een in de lucht geschetste hug. Allemaal gelul natuurlijk, want we zouden een paar uur in dezelfde kamer doorbrengen; als een van ons het virus bij zich droeg zouden de aerosolen heus wel voor overdracht zorgen - waarom dan niet gewoon een hand geven? Een jaar van hameren op het aambeeld van de angst heeft het patroon er goed ingeklopt. De warme, persoonlijke maar onhygiënische handdruk zal de pandemie wellicht niet overleven.

Bij de koffie met croissantjes waren er verhalen. Over orkesten en bands, andere muzikanten, festivals en optredens. Het was een vertrouwd soort gesprek, alleen besefte ik halverwege opeens dat we herinneringen aan het ophalen waren aan een andere tijd, toen we ons werk nog mochten doen. Inmiddels waren we al een jaar op gedwongen sabbatical. Natuurlijk, we redden ons wel en maakten er wel iets van. De contrabassist was orkestmanager van een Arabisch cross-over orkest dat online streamde, de saxofonist bouwde historische hobo's in opdracht, de gitarist nam reclamespotjes op en de nestor van het gezelschap vertaalde poëzie en speelde nu en dan in de kerk. Maar dit, wat we vandaag gingen doen, was veel te lang geleden: samenspelen.
We gingen in een ruime ellips zitten, ieder achter zijn eigen microfoon. Op het programma stond de ouverture voor een liedjesvoorstelling die hopelijk ooit eens gespeeld gaat worden. We namen de partituur door, bespraken wat details, oefenden een paar keer, en daar ging het. 
Ieder van ons heeft zijn eigen achtergrond. Jazz en wereldmuziek (de bas), pop en rock (de gitaar), microtonale avant-garde en authentieke barok (de sax), opera, Schubert en chanson (de oudere gitaar). Dat zijn onze eigen talen. Maar onder elkaar spreekt dit groepje een vloeiend soort lingua franca. Al tien jaar spelen we in deze samenstelling mijn muziek, die daarmee een soort Esperanto is geworden waarin we allemaal even bedreven zijn. Tevreden stelden we vast dat we het nog niet verleerd waren. Laten we het nog een keer doen, klonk het een paar keer, toen alles er in principe al goed op stond. Gewoon, omdat het altijd beter kan, en omdat het zo fijn was om te doen.


De cd Nieuw-West III: Tussen Andreasplein en Zwarte Pad, komt binnenkort uit. Het is een uitvloeisel van de boekenreeks met dezelfde naam en bevat 13 nieuwe liedjes op teksten van onder meer Thomas van Aalten, Thom Roep, Robert Eksteen, Hans Verhagen, Patrick van den Hanenberg, Huug Samüel en Peter Boonstra.


dinsdag 16 maart 2021

JARIG

 


's Ochtends werd ik gewekt met gezang van mijn dochters. Op bed kreeg ik mijn eerste cadeaus. Het waren mooie cadeaus en ik was eigenlijk al heel tevreden. Ook al kwam er niks meer bij, dan was mijn dag al goed.
Mijn dochters vertrokken naar hun werk en ook ik zette me achter mijn bureau, om mijn gewone routine niet te doorbreken. Want dat was het voornemen, voor deze verjaardag, mijn vijfenzestigste: een rustige dag zonder mateloosheid; de volgende morgen moest ik immers weer vroeg in de kerk zijn. Misschien een enkel limoncello'tje  om de lasagne mee af te ronden, maar daarna beheerst en bijtijds naar bed. Natuurlijk zou het om vier uur, als het jonge gezin van mijn zoon het huis onveilig kwam maken, wel even onrustig zijn, maar als geoefend zenstudent kon ik dat wel hebben. Goede voornemens, daar ging het om, en een karaf water naast het wijnglas!

Toen iedereen die namiddag voorzien was van een bruisend glas Crémant de Bourgogne en er op mijn gezondheid geproost was begon, met de nodige verwarrende rooksignalen (die versierde papieren verrekijker, legde mijn vriendin uit, door kleindochter Anna gemaakt, was symbool voor de vogelkijker die zo snel niet leverbaar was gebleken, wegens corona, etc...) het Grote Geven. Een gloednieuwe telefoon kwam uit een doosje. Maar ik had toch die beloofde verrekijker al? Dit was veel te gek, van wie was dit buitensporige cadeau? Mijn broers en zus en mijn beste vrienden waren er ook bij betrokken, hoorde ik. Iedereen had wat gelapt, nu ze hier fysiek niet aanwezig konden zijn. 
Nog bijkomend van deze verrassing werd ik met veel geheimzinnigheid naar de computer geleid. Ik moest een YouTube-link aanklikken. Anna klom op mijn schoot, de rest stond achter mijn rug mee te kijken, de voorpret hing in de lucht. Voor mijn ogen ontrolde zich een tien minuten lang filmpje waarin ik, in een potpourri van mijn eigen liedjes, voor de gelegenheid met aangepaste tekst, werd toegezongen. Het was een feest om te zien en te horen, en er moest kolossaal veel werk in hebben gezeten. Toen aan het eind vrienden en familie me ook nog eens toespraken schoot ik vol. 
Hoe hebben jullie dit in godsnaam voor elkaar gekregen, wilde ik weten. Er was een geheime app-groep geweest. Hun bezoeken aan vrienden de laatste tijd waren in werkelijkheid opnamesessies bij mijn zoon in Zaandam geweest. Het was een samenzwering, en ze hadden het moeilijk gevonden om me er buiten te houden, soms hun mond bijna voorbij gesproken. Ik zei ontroerd dat zoiets als dit natuurlijk precies was wat ik stiekem gehoopt had. Had ik voor mijn vader ook niet altijd gedichten en liedjes gemaakt bij mijlpalen? Maar dat ik het ook lastig vond om zo in het zonnetje gezet te worden, het pakte me aan. Mijn zoon zei dat het een kunst was om complimenten of applaus in ontvangst te nemen. Het komt je toe, pap! Toen we weer naar de huiskamer teruggingen was er ook nog een sessie videobellen gepland met de afwezigen. Ik keek in verwarring naar dat mozaïekje van vertrouwde gezichten en uitte met nerveuze welbespraaktheid mijn dankbaarheid. Er werd wat heen en weer geroepen en vooral ook glimlachend gezwegen. 
Bij het eten begon baby Noah ontroostbaar te huilen. Alles eindigde in een vrolijke chaos, voor de avondklok het jonge gezin naar Zaandam terugstuurde. Dat enkele limoncello'tje werden er wel een paar. Gelukkig schonk mijn jongste dochter mijn waterglas regelmatig bij. De schade bleef beperkt en ik kon de volgende morgen zonder problemen de mis begeleiden.

Maandag maakte ik een lange wandeling. Een koude wind stak op, het hagelde even. In het park keek ik naar de huiverende ooievaars, nu nog met het blote oog. Mijn vriendin appte, op mijn nieuwe telefoon: 'Glim je nog, of ben je in een zwart gat beland?' Ik moest bekennen dat dat laatste het geval was. Als je zo wordt verwend, als je bestaan zo wordt gevierd, is het gewone leven onwennig en katterig, in het begin. En door al die ontroering was ik ook ontregeld. De zenstudent had geen stand gehouden in de draaikolk van feestelijke gebeurtenissen.
Het was machtig mooi, al die liefdevolle aandacht. Maar ik heb mijn kinderen laten beloven dat, bij leven en welzijn, de eerstvolgende keer pas op mijn tachtigste is. Misschien een kleine roast als ik zeventig word, maar meer ook niet.


vrijdag 12 maart 2021

MOPPERPOT


Özcan Akyol, beter bekend als Eus, knipt mensen terwijl hij ze interviewt, of eigenlijk andersom, want heel intensief wordt er niet gesnoeid. Althans, zo was het voor Corona. Nu interviewt hij zijn gasten in de kapsalon zonder de schaar te beroeren. De geknipte gast heeft daarmee wel wat van zijn geloofwaardigheid verloren. Als je als nieuwkomer in het programma zou vallen zou je je afvragen waarom ze in godsnaam in een kapperszaak zitten te praten.
Ik vind Eus een vreemde interviewer. Hij is slim maar ook een beetje bot. Je bent steeds bang dat hij iemand gaat beledigen. Dat komt denk ik door zijn onaangedane gelaatsuitdrukking, die een mengsel is van de permanente ironische verbazing van de onderzoekers van de Keuringsdienst van Waarde en een soort ongemakkelijke distantie, alsof hij hier ingerold is en het hem eigenlijk niet aangaat. Gelukkig glimlacht hij af en toe en dan breekt even het zonnetje door. Ik ontspan dan en durf weer verder te kijken.

Eus heeft nu ook een boekenprogramma, in de week dat het normaal gesproken Boekenweek zou zijn. Ik kijk er met verbazing naar. In een nachtclubachtige setting, met een huisband, staat steeds een bepaald boek centraal. Het wordt - in bijzijn van de auteur - besproken door bekenden uit cultuur, media en sport. BN'ers dus: voetballers en rappers, presentators, entertainers. Mijn vriendin zegt dat dat programma is zoals het is omdat men de niet zo geletterde medemens enthousiast wil maken voor het lezen, en dat is natuurlijk mooi; maar ik vraag me af - niet voor het eerst - waarom er wél in prime time mooie en interessante televisie gemaakt kan worden over schilderkunst of zelfs (nu en dan) over klassieke muziek, maar de literatuur altijd zo'n diepe knieval moet doen voor de kijkcijfers. We zien de schrijvers in talkshows hun eigen werk als marktkooplui aanprijzen en uitventen, of grappig en populair doen om een vlotte en hedendaagse indruk te maken. Alleen op zondagmorgen, als de vlotte en hedendaagse mensen uitkateren met verse jus en een croissantje, mocht er nog wel eens serieus over Boeken worden gesproken, maar dat dan meteen op zó'n ouderwetse manier (twee erudiete oudere heren of dames rond een salontafeltje met een glaasje water en een stapeltje boeken) dat je snapt dat de omroep zich over het algemeen verre houdt van het genre.
Er is dan ook een ludieke inval gekozen voor het boekenprogramma van Eus. Een cabaretier speelt een melig typetje, dat het eenmanspubliek van het programma moet voorstellen. Maarten van Rossem is te gast, niet als jury dit keer, maar als panellid. Hij spreekt in volzinnen. Eus probeert hem af te kappen, maar dat gaat zomaar niet. Maarten is ingehuurd en wil waar voor het geboden geld leveren. Ik ben blij dat er nog iemand, al is het dan ook de overbekende mopperpot van het overbekende spelletje, een beetje de diepte in gaat. Hij laat zich niet uit het veld slaan door de platitudes van de entourage en maakt zijn gedachtegang af. Misschien iets te breedsprakig, maar daar is het een verwende zeventiger voor.
Een negentienjarig zangeresje schuift aan. Sterre heet ze. Ze is behalve zangeres ook influencer. Haar vader is dominee en ze gelooft in God, vertelt ze. Het besproken boek is te dik voor haar schoot, net een bijbel. Ze houdt het onhandig vast. Ik vraag me af, zou ze het echt gelezen hebben? Aan de opmerkingen die ze maakt kan ik dat niet horen. Na afloop zegt de melige cabaretier tegen Eus: 'Ik vond wel dat Maarten Sterre te weinig aan het woord liet.' Goddank, denk ik. 
Morgen vier ik mijn vijfenzestigste verjaardag. Ik word te oud voor deze onzin.


dinsdag 9 maart 2021

STANDJE

Diep in gedachten verzonken liep ik door de Beethovenstraat. Ik was op weg naar de apotheek. Ik passeerde in snelle wandelpas een vrouw die langzaam dezelfde kant op ging. Juist toen ik haar voorbij was hoorde ik: 'Dat is geen anderhalf, hè meneer? En u bent geen kleuter meer!'
Ik schrok van de opgewonden, bestraffende toon waarop ze dat zei. Ik had haar eerlijk gezegd niet bewust gezien en inderdaad, de stoep was breed genoeg voor veel meer afstand. Maar het is maart 2020 niet meer, toen we met een grote boog om iedereen heenliepen; bij vluchtig passeren in de openlucht haal ik mijn meetlat er heus niet meer bij, daar is ook niet aan te beginnen met al die drukte.
Misschien was het om deze overwegingen, misschien door die berispende toon alsof zij de juf was en ik de stoute jongen, maar ik begon te lachen. Een vette, honende lach, niet echt vrolijk. Dat vond ik niet echt netjes van mezelf maar fuck! - wat moest dat mens dan ook van me, op deze grauwe maandag... het was allemaal al naargeestig genoeg zo aan het kleurloze einde van de winter. Ik was niet in de stemming om een standje te krijgen.

In de apotheek werd ik snel geholpen. Die kinderen die daar werken worden steeds jonger, en als ik mijn geboortedatum hardop zeg schaam ik soms bijna en zie mezelf in hun ogen. Sinterklaas incognito. Hoe prehistorisch moet dat voor hen wel niet klinken, 1956! Maar waarom die meisjes altijd Spee-andonck zeggen als ze moeizaam in hun klantenbestand turen is een raadsel waar ik maar liever niet op in ga. 
Ik verliet de zaak met mijn doosje pilletjes. Ik keek de straat af met de vage angst dat mijn kwelgeest van zo-even daar zou lopen. En ja! Halverwege, verder niemand in de buurt, ik kon haar met geen mogelijkheid ontwijken. Mijn kant op kwam ze, ze ging vast ook naar de apotheek. Ik had nu de tijd om haar te bekijken. Een kleine gezette dame, flink in de tachtig, zo te zien Indisch. Ze droeg een mutsje en een korte jas die ook een vest had kunnen zijn, van lilakleurige wol. Ik moest nu mijn gedrag bepalen. Geïrriteerd, lacherig, neutraal, wellevend? Maar voordat ik een besluit had kunnen nemen boog zij theatraal van me weg, zocht de bescherming van de huizen op, bracht haar armen voor haar gezicht alsof ze de Satan probeerde af te weren, en zei lachend: 'Zo is het véél beter!'
Ik lichtte mijn hoed. 'Neemt u me niet kwalijk van net. Ik was in gedachten verzonken.'
Ze knikte grinnikend en schuifelde verder. 


vrijdag 5 maart 2021

Winterreise, vertaald en herzien


Op 12 februari beloofde ik op deze plek, dat ik alle vierentwintig door mij vertaalde gedichten van Winterreise zou overtikken en op een aparte blogpagina zou zetten. Dat is inmiddels gebeurd. Bij overtikken bleef het natuurlijk niet. Ik heb ze ook een retouche gegeven. Nou ja, in sommige gevallen meer dan dat; ik ben een handiger vertaler dan in 2002 en problemen waarvoor ik destijds geen bevredigende oplossing kon vinden losten zich nu als vanzelf op. Ik heb er zogezegd een nachtje over geslapen. Misschien is er ergens een heel klein plekje in mijn brein speciaal gewijd aan Winterreis, en heeft daar het vertaalmasjientje al die jaren staan snorren. 
Dat renoveren van mijn oude vertaling was fijn werk. De fundamenten lagen er, de draagmuren van rijm en metrum waren degelijk. Ik kon fluitend op de steigers staan en lekker verven of prutsen aan details. En ach, als er een wandje toch wat zwak bleek te zijn, trok ik er rustig de tijd voor uit om het opnieuw te metselen, desnoods vanaf de grond.

Ik heb de befaamde cyclus van Schubert op teksten van Wilhelm Müller vele malen gezongen. Vaak met mijn vader aan de vleugel. Ook deze vertaalde versie hebben we samen uitgevoerd, op een mooie zondagmiddag in mei 2002. Het zou ons laatste concert worden. We hebben daarna bij gelegenheid nog wel muziek gemaakt, maar plannen om dat nog eens in het openbaar te doen bleven steken in de fase van het fantaseren bij de borrel.
Mijn vader was een volbloed romanticus. Winterreise was hem eigenlijk iets te klassiek, zijn muzikale wereld begon bij Chopin en Liszt. Hij hield van zwierig en smeuïg, rubato, sempre crescendo, groots en meeslepend. Schubert vond hij soms wel wat droog. 'Weer een Winterreise... Kunnen we niets eens iets anders doen?' verzuchtte hij dan. Maar hij schikte zich in zijn lot en verdiepte zich met gedisciplineerd perfectionisme in de wereld van kamermuziek en kunstlied, waarmee hij als operapianist nooit zoveel affiniteit had gevoeld.
Toen hij een jaar of zevenentachtig was hadden we nog één keer serieuze plannen. Ik was na een soort vervroegd pensioen weer begonnen klassiek te zingen. Ik maakte een telefonische afspraak en ging op een dinsdagmorgen naar Mierlo, de partituur onder mijn arm. Hij had hard gestudeerd en bleek de liederen weer perfect in zijn vingers te hebben. Zo stimuleerden we elkaar, de oude getemde klavierleeuw en de inmiddels tot een soort bas verdiepte lyrische bariton. Na het twaalfde lied, Einsamkeit, wilde ik een pauze nemen, zoals we dat bij concerten meestal ook hadden gedaan. Maar hij stelde voor om even door te bijten en pas daarna te ontspannen. Ik was verbaasd om die doortastendheid en dat uithoudingsvermogen en zette een tandje bij.
Ik koester de herinnering aan die ochtend want daarna was het toch echt voorbij; we deden nog weleens iets samen op een verjaardag, een lied of een duet met mijn broer erbij als tenor, maar over concerten werd niet meer gesproken. De vingers werden nu toch echt te stram en ook het hoofd wilde niet meer zo.

Ik draag deze vertaling op aan mijn vader, in liefdevolle herinnering. U kunt de gedichten HIER vinden.