zaterdag 29 oktober 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (40)

Het was voorjaar in oktober. De bladeren vielen niet maar dansten naar beneden. We hadden de nacht doorgebracht in Hotel Wesseling in het brinkdorp Dwingeloo, met uitzicht op de uivormige toren van de Sint-Nicolaaskerk, de oudste gotische toren van Drenthe, waaromheen een zwerm kauwtjes speels aan het fladderen was, ik begreep nu waarom ze vroeger torenkraaien werden genoemd. We hadden het ontbijtbuffet overgeslagen met de bedoeling om na een eetlustopwekkende wandeling door het Dwingelderveld uitsmijters met koffie te gaan nuttigen in de Bospub. Ik heb nog nooit zoveel paddenstoelen gezien als die morgen in dat prachtige bos, een van de mooiste bossen waar ik ooit mijn wandelschoenen in heb geprent. Fluwelig eekhoorntjesbrood verleidde me bijna tot plukken. Na de uitsmijters met drie eieren, de dooier heel, die hier Strammer Max werden genoemd, reden we naar de A28. Ik had een cd van Cuby and the Blizzards meegenomen. Drenthe welgezind kraaide ik samen met Harry Muskee: 


I had a good girl,
but the woman was too blind to see.
Yes, I had a good girl,
but the woman was too blind to see.
We've been a long time together,
but now she's no longer with me.

                                                                        ***

De notitieblokken van About: blanks zijn gemaakt van oude afgeschreven boeken waarvan het binnenwerk wordt verwijderd en wordt vervangen door crèmekleurig blanco papier. Sympathiek, want duurzaam, nietwaar? Oude spullen een tweede leven geven. Dat dacht ik, tot ik in de winkel van het Drents Museum met een schokje een dichtbundeltje ontdekte dat bij mij thuis een ereplaats in de kast heeft. De chineesche fluit van Hans Bethge, vertaald door Hélène Swarth en uitgegeven in 1921. Ik dacht eerst nog: goh, wat leuk dat ze dat omslag hebben gebruikt, blijkbaar zijn er meer mensen die dat boekje koesteren, de wereld is nog niet verloren. Tot ik het notitieboekje oppakte, betastte en besefte dat het geen replica was, maar het boek zélf. Een latere, goedkopere druk zonder bladgoud in de belettering. Iemand had handmatig die mooie bladzijden met liefdevol vertaalde verzen, waarvoor ik destijds enkele tientjes had moeten overmaken aan Boekwinkeltjes.nl, uit de antieke band gerukt en in de prullenbak geworpen. Omdat het boekje 'afgeschreven' was. Door wie of wat? Zou het hier echt een bibliotheek-exemplaar betreffen? Of was de inhoud door waterschade onleesbaar geworden, hadden peuters er met viltstift in zitten krassen, zoals mijn kinderen met Hermann Hesse's Die späten Gedichte hadden gedaan? Zoiets hoopte ik dan maar. Mijn vriendin vond dat ik het boek moest kopen, al was twintig euro best veel voor een opschrijfboekje. Ik vond dat ook. Misschien zou ik het kunnen gebruiken om alle gedichten van Swarths bundel in over te schrijven en daarmee de geschiedenis te herstellen. 


dinsdag 25 oktober 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (39)


De edelrot van de herfst. Umami in de lucht. Op dood hout groepjes geelbruine paddenstoelen die mijn telefoon als Sombere Honingzwam determineert, een naam om blij van te worden. Er schiet iets door de bomen. Een wat haveloze specht. Vale kleuren, niet het scharlaken keppeltje en de felrode rok van een gezond dier. Een vrouw die mijn kant op komt heeft al lopend haar hoofd opgeheven. Zeker ook een vogelaar. We glimlachen even naar elkaar in het passeren. Vogelmensen zijn meestal nogal op zichzelf en beginnen zelden een gesprek. Heel anders dan de hondenmensen die hele middagen op de grote weide verderop in het park doorbrengen en om strijd de aandoenlijke eigenaardigheden van hun huisdier bespreken, waarbij ze er een speciaal genoegen in lijken te scheppen om de dieren tot de orde te roepen, niet alleen als ze een vreemde besnuffelen of aanblaffen, maar ook als ze volstrekt onschuldig lopen te kwispelen en te hijgen. Het noemen van de naam, de claim op het bezit, het trotse eigenaarschap, de baas van een ander schepsel te zijn. Deze hondenmensen zijn veelal verlegen typen die onder elkaar op hun weide in het park beter tot hun recht komen dan in de gewone wereld. Hier kun je zonder moeilijk te doen fijne gesprekken voeren met geestverwanten. Over Kwispelmans en zijn soortgenoten. Hun precieze ras of het ontbreken daarvan. Hun leeftijd, eetgewoontes, kwaaltjes en bijzondere talenten. Vooral die. Want niets zo bijzonder als je eigen hond.
Behalve je kat of kind natuurlijk. Maar die hebben deze hardcore hondenroepers meestal niet. 

                                                                     ***

                                                            Reclame:

Laatste kans! Nog enkele (3) exemplaren te koop van dit prachtige, luxe uitgegeven boek, rechtstreeks bij de vertaler. Daarna voorgoed en o voorgoed uitverkocht. Interesse? Terecht! Stuur een mail aan jpvanspaendonck@gmail.com, en alles komt in orde.



vrijdag 21 oktober 2022

Tolkien, hedendaags


In Lennaert Nijghs enige roman Tobia, of de ontdekking van het masturbariaat (1971) wordt de hoofdpersoon danig gekweld door geslachtsdrift. Op een feestje in het losbandige Amsterdam lijkt hij het eindelijk te kunnen gaan doen met ene Diertje B. Maar dat meisje is zo onder de indruk van zijn beroemde vrienden Jeroen en Bo (in wie we gemakkelijk de acteur Krabbé en de zanger De Groot herkennen) dat ze voor hem geen aandacht meer heeft. Tobia alias Lennaert trekt zich mokkend in de keuken terug met een fles jenever. Dan verschijnt Bo, die 'ongegeneerd uit de ijskast begint te vreten'. Tobia vraagt zijn vriend om advies. Wat vindt hij van Diertje B.?
'Bo keek hem aan, vatte zijn neus tussen duim en wijsvinger, dacht na en sprak, zeggende: "Trut!"'
Dat 'trut' staat midden op verder lege pagina. Wij vonden dat vroeger heel geestig. Kenmerkte het niet de zwijgzame, mysterieuze De Groot? In de heruitgave uit 1991 vond Lennaert het niet zo leuk meer, en is de witte bladzijde ingekrompen tot een lege alinea.

Ik heb samen met mijn dochter naar The Rings of Power gekeken. Gisteravond genoten we van deel 8, het laatste en stellig het beste van dit eerste seizoen. De serie heeft het een en ander losgemaakt (tongen vooral). De aanhangers van het wokism staan te juichen om zoveel inclusiviteit, de tegenstanders vinden zwarte Elven, Dwergen en Hobbits niet in Tolkiens Oer-Europese, Keltische wereldbeeld passen. Ik hoor niet graag bij een van die polariserende partijen en heb me al in een vroeg stadium voorgenomen om van de serie te genieten en wat me niet zint te negeren als (misschien noodzakelijke) waan van de dag. Desgevraagd spreek ik, zeggende:


"Tja."


Gelukkig IS er veel te genieten. De vormgeving is fenomenaal. De acteurs, wat voor achtergrond ze ook hebben, zijn goed. Of de reeks tegen herhaling bestand is valt nog te bezien, want er is wel érg veel tijd genomen om het verhaal op gang te brengen. En het onduidelijke gescharrel van de Iers babbelende voorlopers van de Hobbits is bij vlagen aandoenlijk maar niet al te spannend. Over de Elven zijn de meningen in de familie verdeeld. Mijn broer vindt ze te weinig Elfs, te gewoontjes. Ik heb me juist altijd geërgerd aan die op glamrock-gitaarhelden lijkende Elven uit de films met hun geföhnde blonde haar en verwelkom deze visie op het Oude Volk. Knap en onaards-geheimzinnig zijn ze misschien niet, maar ze zijn geloofwaardig, hebben mooi geprononceerde punt-oren en hun wereld vind ik fraaier verbeeld dan in de versie van Peter Jackson. Een triomfantelijke rol is weggelegd voor de Dwergen. Tolkien heeft ze geen vrouwen toebedacht. In de films wordt daar nog een grap over gemaakt, er wordt gesuggereerd dat ze baarden zouden hebben en dus niet van hun echtgenoten te onderscheiden zijn. Maar Durin en zijn vrouw (baardloos, mollig, zwart, Schots accent, ontdekker van het magische erts mithril) zijn een ontroerend stel. En als iedereen zo ruimdenkend was tegenover andere rassen als Durin en zijn mattie Elrond de Half-Elf, dan zag de wereld er een stuk beter uit. Alleen hadden we dan het vervolg moeten missen. Want het is dankzij het Kwaad en het bestrijden ervan dat de grote verhalen in de wereld komen. 


woensdag 19 oktober 2022

STADSVERNIEUWING

Ik was doelbewust op weg naar het Lambertus Zijlplein maar reed het glad voorbij. Op het moment dat ik de vertrouwde straat na de eindhalte van bus 21 moest inslaan aarzelde ik en voor ik het wist reed ik in de Aalbersestraat. In lichte verwarring keerde ik om. Wat had ik niet gezien? Of liever gezegd, wat had ik wél gezien?
Waar de Nolensstraat was geweest, met zijn drie gelijknamige zijstraatjes, was nu een omheinde zandvlakte. Op de schutting stonden ludieke suggesties van buurtkinderen voor verbetering van de woonomgeving. Mijn eerste gedachte gold mijn jeugdvriend Peter: wat zou hij daar wel van vinden, die altijd met zoveel liefde over zijn jeugd in die bakstenen woonblokken heeft gesproken en geschreven? Dijk, zandvlakte, bosjes en talud waren al zo lang verdwenen. De braakliggende ruimte, het speelterrein van onze kindertijd, was ingevuld met nieuwbouw toen Geuzenveld rond de eeuwwisseling op de schop ging. Dat nu ook zijn ouderlijk huis en de huizen van zijn vroegere buren geruimd en voorgoed verdwenen waren was slecht nieuws. Ik hoopte maar dat hij het al wist en dat ik de onheilstijding niet hoefde te brengen.
En zouden ze het stratenplan wel respecteren? Onderweg door de mooie herfstmorgen had ik met gemengde gevoelens het gebouw gezien dat de naam draagt van onze oude lagere school. Het kan nooit die vertrouwde H-vorm vervangen, maar het staat tenminste op dezelfde plaats. Het symboliseert of herdenkt als het ware de Pieter Jelles Troelstra-school van vroeger, je kunt het herinneringsplaatje leggen over het werkelijke beeld en de twee vallen min of meer samen. Wranger wordt het als ook de indeling van de ruimte bij sloop en nieuwbouw verandert. Dan morrel je aan de onderliggende structuur van een buurt. Het woord "blauwdruk" komt in me op. De idee achter een wijk wordt genegeerd en daarmee wordt het fysieke bewijs van je jeugd op losse schroeven gezet. De kaart van mijn kindertijd is al bijna uitgewist, heet het in het enige protestliedje dat ik ooit maakte, Stadsvernieuwing. 
Ik zette mijn sombere gedachten uit mijn hoofd, parkeerde mijn auto op het verminkte plein en liep naar het buurthuis aan de Albardakade. Daar ging ik een feestelijke bijeenkomst opluisteren met een handvol liedjes - eigen werk, wat Napolitaans, Aan de Amsterdamse grachten. Truus van de Telefooncirkel, 94 jaar oud, deed dat vrijwilligerswerk nu veertig jaar. Elke dag, stipt om negen uur 's ochtends, belde ze alleenstaande of hulpbehoevende ouderen om te checken of alles wel in orde met ze was.
Op de tweede verdieping van het frisse gebouw herkende ik mijn werkplek aan ballonnen met "40" erop. Binnen scheen de vrolijke herfstzon op schalen met koekjes, chocolaatjes, Tom Poezen en versierde boterhammen. Kannen koffie en thee werden binnengebracht. Rock 'n' roll zou het niet worden vanochtend. Ik pakte mijn gitaar uit, mijn nieuwe Eastman, deze gig was haar vuurdoop. 
Ik zong mijn repertoire, aanvaardde dankbaar het applaus en maakte een praatje met het feestvarken. Ik vroeg waar ze in Geuzenveld gewoond had. De straat in de Dudokbuurt, vlakbij de Sam van Houtenstraat, waar ze het grootste deel van haar jaren had doorgebracht kende ik niet. Ik besloot maar niet te vragen of hij nog bestond. 


vrijdag 14 oktober 2022

SCHRIJVERSBUURT


Ik parkeer in de J.A. Dèrmouwstraat in Slotermeer, de schrijversbuurt. Blauwe zone, een van de laatste in de stad. Parkeerschijf voor het raam, twee uur de tijd. Ik denk aan de regel waarmee Dèrmouw, die overigens veel meer in zijn mars had, beroemd is geworden: 'K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid. Aan de overkant van de Slotermeerlaan zie ik Bar Content, voorheen Café Larsen. Daar ligt een heel stuk geschiedenis. Mijn vader heeft er operettezangers begeleid toen het nog een pianobar was en niet veel later ben ik er bij een zuinig biertje (we waren zestien en arm) uit mijn groep Lotos gekieperd wegens gebrek aan motivatie. Op die leeftijd had ik nog geen discipline (waar was discipline immers voor nodig? De wereld was groot, grillig en gul...) en als ik ergens geen zin meer in had liet ik het, lafaard die ik was, doodbloeden tot een ander het initiatief nam. Dan haalde ik opgelucht adem.
Ik loop naar het plein. Rechts van me de Canarische Viswinkel met zijn mediterrane blauwe letters. Wat is dat eigenlijk, een Canarische Viswinkel, en hoe lang is die zaak hier eigenlijk al? Het lijkt iets vertrouwds van vroeger maar kan net zo goed een terloopse observatie van de laatste tien jaar zijn. Ik ben veel op de Slotermeerlaan geweest in die tijd, we repeteerden er wekelijks met het Tuinstadtheater. Ik moet die viszaak vaak hebben gezien. Ongemerkt is hij met winkels van vroeger verbonden. Valse herinnering, valse nostalgie?
Op Plein '40-'45 kijk ik om me heen op zoek naar de priklocatie. Borden wijzen me het Tuinstadhuis in. Ik doe een mondkapje voor en laat me leiden door de ggd'ers. De laatste keer dat ik hier zo nadrukkelijk ben geweest was in de vroege jaren zeventig. Het regende, net als nu. We schuilden onder de overkapping van wat toen nog het NVV-gebouw was en nipten aan een zakflacon rum, mijn vriend Karl en ik. Waarschijnlijk hadden we zojuist het boekenstalletje op de markt besnuffeld. Enthousiast door elk oud ruggetje, elk stoffig Duits deeltje. 
Boekenstalletjes zijn er allang niet meer op de markt van '40-'45. Wel heel veel kraampjes met kleding. Vooral djellaba's en kaftans in matte kleuren (vaal paars, bruin en groen) alsof de gebruikte verfstoffen al heel wat jaren op een zolder hebben gelegen. Ook veel groente en fruit. Twee Vietnamese loempia-verkopers. Het is er schoon sinds de actie Het schoonste plein van Nederland, waarvoor ik nog een liedje heb ingezonden. Maar de fleurige, exotische sfeer die Patrick van den Hanenberg in zijn songtekst oproept is ver te zoeken vandaag. Geen 'oergezellig plein', nee. Een schoon maar leeg en verregend plein.
Ik ga het overdekte winkelcentrum in. Nooit geweest, maar geen valse nostalgie hier. Loop terug zonder iets gekocht te hebben en besluit in de Jumbo mijn boodschappen te doen. Kan maar gebeurd zijn. Als ik last krijg van de prik heb ik alles in huis. Kattenvoer, een brood, een pizza met salami en ham en een fles mineraaldroge Riesling, dat moet het zijn. Ik heb honger. Bij de oliebollenkraam zie ik maar één bergje. Eerst schrikt me dat af, dan treft het me als gewetensvol. Ik word niet bedrogen in mijn vertrouwen: de bol is vers, knapperig en nog heet. Geen keus, geen verpieterende voorraad.
De nevel hangt nog over de gele bomen als ik terugga. Burgemeester van Tienhovengracht, Gerbrandypark, Slauerhoffstraat. Rustige straten met bescheiden huisjes in veel herfstig groen. Het is eerder november dan oktober hier in de Tuinstad.
Ik heb deze buurt nooit als heel literair ervaren maar nu knik ik goedkeurend bij elk straatnaambordje. Louis Couperusstraat. Daar valt weer een blad. Ik zou hier wel kunnen wonen, vind ik.
Ik overweeg even bij de Sloterplas te stoppen om aan de oever te gaan mijmeren over vroeger. Over het Monster misschien zelfs. Over een optreden dat ik binnenkort heb in Geuzenveld en waarvoor ik in de stemming moet komen. Maar mijmeren valt meestal tegen als het op bevel moet.
Ik rijd door en verheug me op een middag onder een dekentje, in een cocon. De prik is binnen, meer hoef ik vandaag niet. Ik heb allerlei kleine, overzichtelijke klusjes te doen als ik geen rust heb voor lezen en suffen met de katten. Hopelijk trekt de mist niet te snel op en blijft het nog een beetje regenen. 


dinsdag 11 oktober 2022

EXCURSIE



Het was een uitgelezen morgen. Zondags stil. Nauwelijks verkeer, er werd wat gejogd, meer niet. De lucht was zuiver blauw, een warme oktoberzon deed de gele blaadjes schitteren. De paddenstoelen-excursie op het Vogeleiland had niet beter gepland kunnen zijn.
Ik zeg Vogeleiland en had ook Rieteiland kunnen zeggen, maar dat zijn namen uit mijn jeugd. Toen waren er nog geen paddenstoelen-excursies. Toen was het ginds woest terrein zonder officiële status. De jeugd had er vrij spel, slechts een enkele hondenuitlater waagde zich tussen brandnetels, riet, wilgen en sporkehout en qua paddenstoelen waren het vooral reuzenbovisten en stuifzwammen die het braakliggende stuk grond in het najaar domineerden. Nu is dit bijzondere stukje Amsterdam onderdeel van het Sloterpark. Het in oorspronkelijke staat gelaten gedeelte heet het Ruige Riet. Sinds 1975 is er een Heemtuin. Daar begon onze excursie. 
Ik had de gids al uit haar autootje zien stappen. Kordate, wat oudere dame met strenge bril. Ze had een klein hondje bij zich maar ik had niet de indruk dat ze speciaal naar hier was gekomen om dat uit te laten, ze was hier duidelijk met een doel. Toen ze zich speurend over de struiken langs de weg boog wist ik het zeker, dit moest haar zijn. Ik bleef nog even op mijn vriendin wachten die van buiten de stad kwam, maar toen we stipt om elf uur naar de ingang van de Heemtuin wandelden zag ik haar staan, omringd door een flinke groep mensen, jong en oud. We meldden ons als deelnemers aan en volgden onze gids en haar hondje de rimboe in. 

Christiane Baethke kent alle circa 5000 soorten vaderlandse zwammen uit haar hoofd. Ze geeft eerlijk toe dat ze zich weleens vergist. Een zwavelkopje bleek bij inspectie een fluweelpootje te zijn - eetbaar, ik kreeg een hapje. Juist die eerlijkheid wekte de indruk van grote betrouwbaarheid. Misschien dat haar tamelijk zware Duitse accent ook meehielp, Duitsers hebben nu eenmaal die reputatie van degelijkheid in alles wat ze ondernemen. Scherp daarmee contrasteerde een levendige zwarte humor. Sommige soorten waren eetbaar maar smaakten naar natte washandjes. Een groene knolamaniet was goed tegen kwaadaardige schoonmoeders en een heel veld ervan, dat we bereikten via hertenzwam, Elfenbankje, franjehoedje, pantheramaniet, krulzoom, parasolzwam en vele andere soorten met ingewikkelde namen, kon het best naar de Russen worden gestuurd.
We verlieten het Eiland even via de Mary Wollstonecraftbrug voor een intermezzo in de Thomas van Aquinostraat. Op de plek waar ik haar over de struiken gebogen had zien staan toverde ze een heksenboleet tevoorschijn. Ze sneed hem met haar Opinelmes open ('Ik ben van de KNNV, ik mag dat') en liet ons de snelle indigoblauwe verkleuring zien die deze boleet onderscheidde van andere soorten. 'Dat is toch die paddenstoel die zich slecht verdraagt met alcohol?' vroeg ik. 'Klopt,' zei ze. 'Maar daar heb ik geen last van.'
Al die tijd was het gemengde groepje in een uitstekend humeur. Hoewel we elkaar niet kenden ontstond er al snel een lacherige saamhorigheid zo in het kielzog van de juf, op dit mooie zondagse uitje.


(Copyright foto's: Stichting Heemtuin Sloterpark en het Ruige Riet)


vrijdag 7 oktober 2022

WELLEVENDHEID


Ik zat op het Museumplein te kijken naar jongens die aan het skateboarden waren. Keer op keer bedwongen ze het aflopende dak van de Albert Heijn, alsof ze aan het surfen waren in een branding van gras en beton. Soms ging er één kopje onder. Het verontschuldigende maar stoere glimlachje dat daarbij hoorde kende ik van mezelf: één keer per jaar gaan we bowlen, op mijn broers verjaardag. Afgaan tijdens een spelletje doe je zo, met dat verlegen en toch coole glimlachje.
Plotseling stond er een jongen naast mijn bankje. Hij groette vriendelijk en wees glimlachend op de plek naast me. Daar lag, zag ik nu, een telefoon. Ik haalde mijn eigen telefoon uit mijn zak, liet die aan hem zien, zei iets als It's not mine, en nodigde hem met een gebaar uit het apparaatje mee te nemen. Hij pakte het op, bedankte me beleefd, nog net niet buigend, en liep met zijn buit naar het grasveld, waar hij naast een andere jongen ging zitten.
Maar ... zijn buit? Zijn manier van doen had me misleid. Het was natuurlijk zijn éigen telefoon die hij op de bank had laten liggen. Vanaf zijn plaats in het gras, tientallen meters verderop, had hij nooit kunnen zien dat er iets kostbaars naast mij lag. Waarom deed hij dan zo voorzichtig, alsof hij me om een gunst vroeg? En waarom bedankte hij me voor zoiets vanzelfsprekends, het terughalen van zijn eigen bezit?
Omdat, antwoordde ik mezelf, hij in mijn persoonlijke ruimte had moeten komen. Het bankje was mijn territorium zolang ik daar zat, daar binnengaan zonder kloppen was brutaal. De jongen had gewoon wellevendheid getoond. 

Ik keek weer naar het skateboarden en bedacht hoe ingewikkeld wellevendheid soms kan zijn. Een oude vriend van me deed het laatst voorkomen, tijdens een gezellig gesprek, alsof iemand anders, een derde persoon dus, verantwoordelijk was geweest voor iets dat mij had teleurgesteld, in plaats van hijzelf, mijn vriend. Ik voelde me geroepen om die verdraaiing van de feiten recht te zetten. Ik snapte niet dat mijn vriend de ware toedracht niet meer wist of die probeerde te ontkennen. Pas later, onderweg naar huis, begon ik te vermoeden dat hij met zijn nieuwe versie van de gang van zaken ons beiden een schone lei aanbood, een onbezoedelde werkelijkheid waarin hij me destijds wél die gunst had willen verlenen (uiteraard!) en een ander spelbreker was geweest. Zo konden we elkaar weer recht in de ogen kijken en de schuld op iemand anders schuiven. Met een beetje fantasie als retouche corrigeerde hij galant het verleden. Maar ik, hork die ik was, wilde er niet in meegaan. Waarheidsliefde en wellevendheid verdragen elkaar soms niet. 


dinsdag 4 oktober 2022

Mijn familie en andere beesten


Een familiedag, gepland ver voor we hoorden van het bestaan van de Nationale Broer- en Zusterdag. We maakten eerst een wandeling over de Liniedijk, mooi bebost met eikenbomen. Af en toe passeerden we een van de kazematten van de Grebbelinie. We haalden herinneringen op. De regen bleef uit, mijn paraplu diende me als wandelstok.
Daarna gingen strikt volgens plan de flessen open en was het tijd voor ouderwetse gezelligheid. Mijn vriend Robert maakte ooit een ollekebolleke over zo'n bijeenkomst. Zo herinner ik het me:

Spaendoncks familiefeest,
Luidkeels orerende
Zangers betogen dat
"Tauber is God".

's Anderendaags in een
Post-alcoholische
Matheid is iedereen
Hees en kapot.

Sinds mijn vader er niet meer is wordt er over Richard Tauber niet veel meer gesproken, maar luidkeels zijn onze bijeenkomsten nog wel. De volgende dag had ik wat last van al die verhitte gesprekken. De meesten van u zullen het kennen, als ze het geluk hebben broers en zusters te hebben. Oud zeer is nooit ver weg. Kinderachtige geldingsdrang die je allang dacht overwonnen te hebben steekt opeens zijn kop op. In de grotemensenwereld kun je een halve heilige zijn en je schouders ophalen over alles, binnen de familiekring zijn in de kindertijd gevormde patronen praktisch onuitwisbaar. Althans zo vergaat het mij. En steevast heb ik daar spijt van. Weer te hard en te druk gepraat! Weer zo koppig, gelijkhebberig gedaan, bah!
We zouden eigenlijk een lange wandeling gaan maken ergens tamelijk ver weg, maar ik had er de moed niet voor. 'Vind je het erg als we gewoon een beetje gaan uitwaaien bij het Kerkemeertje,' vroeg ik aan mijn vriendin. Ze vond het niet erg.
In de vogelhut bij het water was niet veel te zien. We liepen naar het Uilenbosje. Meertje en bosje liggen ver van de weg af midden in het laagveen van de Eilandspolder. Het is er stil. Alleen het suizen van de wind. Tussen de bomen van het beboste heuveltje zag ik iets bewegen. Ik richtte mijn kijker en tuurde ongelovig naar een mij volledig onbekend vogelsilhouet. Mijn brein bladerde door de bladzijden van de gids. De enige vogel die ik kende die zo'n roomwitte borst had was een waterspreeuw. Maar dit leek meer op een lijster. En die hebben spikkels! Het dier zat op zijn gemak besjes te eten. Ik was zo geabsorbeerd door mijn ontdekking dat ik nauwelijks merkte dat ik werd aangevallen door een hele zwerm hongerige muggen. Pas toen de vogel gevlogen was en wij terug naar de auto liepen voelde ik dat mijn handen onder de beten zaten.
Mijn waarneming was al snel geïdentificeerd. Die sikkelvormige witte band, als een slabbetje onder de merelkop: dit was zonder enige twijfel een beflijster geweest. In oktober een niet ongewone dwaalgast, op weg naar het zuiden. 
Ik was opgetogen over het stille zondagse uitje en over zoveel vogelaarsgeluk. Mijn humeur was weer op peil. Ik was niet meer hees en kapot. 'Ik ben blij in een wereld te leven waarin er oktobers zijn', zei ik tegen mijn vriendin. Dat had ik ergens op Facebook gelezen.
Ik wist toen nog niet dat ik 's nachts wakker zou liggen van het jeuken van mijn gezwollen handen.