vrijdag 29 september 2023

De blogger is rillerig


Watten in de wereld
En watten in mijn hoofd.
De vlam van helder denken
Is door de kou gedoofd.
Verkoudheid houdt me binnen,
Hierbinnen in mijn hoofd.
Daar wordt in koortsig dromen
Van alles gaar gestoofd:

In menige vertaling
Beet ik me lekker vast;
Ik heb me ook met vele
Taken grif belast:
Plantjes water geven,
Spelen op mijn luit,
Oude boeken lezen,
Googelen naar buit.

Zinloos voor de wereld
Maar noodzaak voor mezelf;
Zo gaat het als de zaken
In 't schedeldakgewelf
Niet lopen naar behoren
En soms ronduit ontsporen
Tot een ivoren toren
Van zelf en zelf en zelf.

De wereld wordt dan kleiner,
En vager bovendien.
Je kunt in nacht en nevel
Niet alles helder zien.
Geen tijd dus, om te schrijven
Wat er m.i. toe doet -
U houdt mijn dure mening
Nog eventjes te goed.


donderdag 28 september 2023

Litanie van een brooddichter


Ik vreesde voor ontwijding
Van mijn intimiteit,
Toen ik aan haar verspreiding
Me vlijtig had gewijd;
In menig lied, gezongen
Vanuit mijn kinderkring,
Die als een snaar gesprongen
Onlangs aan stukken ging.  

En als om mij te honen,
Dat zij in stukken brak,
Komt mij met munt belonen
De nieuwste Almanak.
Die dertig zilverlingen
Die men de vader gaf,
Zijn zonder af te dingen
Genoeg voor ‘t kindergraf.

Heb ik misschien gezondigd,
Dat niet mijn hartenslag
Maar harpspel heeft verkondigd,
Wat op het hart mij lag?
Nooit heb ‘k mijzelf gehuldigd,
Maar wel het bloeiend lied
Met smaak vermenigvuldigd,
Dat mij nu doornen biedt.

De algemene zonde
Der dichtkunst moet wel zijn,
Het blootleggen der gronden
Van diepe vreugd en pijn.
Geen lust kon ik bedwingen
In ’t huiselijk refrein,
Laat nu het leed maar zingen,
Mocht het ook zonde zijn.


Ich fürcht', es war Entweihung, uit de Kindertotenlieder, Friedrich Rückert, 1833/34. 
© vertaling JPvS. Het origineel is zoals alle gedichten uit deze zeer uitgebreide verzameling klaagzangen en klaagliedjes, titelloos.

Illustratie: Luise Rückert (25 juni 1830 - 31 december 1833), net als haar oudere broertje Ernst gestorven aan roodvonk. 


vrijdag 22 september 2023

MIDDERNACHT


Het was een donkere en stille avond; het donker en de stilte begonnen me, na een even stille en donkere dag, te bedrukken en ik ging vroeg slapen. Met als voorspelbaar resultaat dat ik midden in de nacht wakker werd en de slaap niet meer kon vatten. Je kunt dan draaien wat je wilt, wakker ben je en zal je nog wel een tijdje blijven. Gelukkig zat ik middenin een vertaling. Geen moment verveling voor wie weet te mediteren of voor wie een buitenlands gedicht moet omzetten in vloeiend Nederlands. Mediteren is beter voor de hopelijk erop volgende nachtrust maar vertalen is lekkerder. [Over de kicks van het poëziepuzzelen heb ik al vaak geschreven, zoek maar onder "vertalingen" onderin de kolom "labels" links in het scherm: gevaarlijk snoepgoed, verslavend en slecht voor de gemoedsrust!]

Om middernacht
Hield ik de wacht
En blikte naar de hemel;
Geen ster van ’t stergewemel
Verstond mijn klacht
Om middernacht.

Om middernacht
Heb ik gedacht
In nauwe, zwarte schachten.
Er heeft geen lichtgedachte
Mij troost gebracht
Om middernacht.

Om middernacht
Nam ik in acht
Hoe zeer mijn hart bleef kloppen;
Een slag niet meer te stoppen
Heeft wild gejacht
Om middernacht.

Om middernacht
Heb ik gesmacht
Naar ’t eind van 't menslijk lijden;
Ik kon ons niet bevrijden
Met al mijn macht
Om middernacht.

Om middernacht
Heb ik de macht
In Uwe hand gegeven,
Heer over dood en leven!
U houdt de wacht
Om middernacht!

Friedrich Rückert: Um Mitternacht, © vertaling: JPvS

Dit gedicht had ik nog pas afgelopen woensdag hier op deze plaats onvertaalbaar verklaard! Ik sloot, vooralsnog redelijk tevreden, het bestand in mijn hoofd af en draaide me op de andere zijde. Op het kussen naast me kwam Snuf even tot leven, keek me onderzoekend aan, rekte zich uit, en draaide zich opnieuw in elkaar, de andere kant op. De nacht was nog niet voorbij.


Illustratie: Godfried Schalcken (1643-1706), De boetvaardige Maria Magdalena

woensdag 20 september 2023

Liederen van de gestorven kinderen


Na vier bandjes vertaalde gedichten waren mijn voor de hand liggende keuzes op. Heine, Eichendorff en Hesse waren mijn favoriete Duitse dichters, Louis Aragon was me als uitdaging voorgesteld door de uitgever. Om toch een vooruitzicht te hebben en iets om nu en dan aan te werken, opperde ik voorzichtig Friedrich Rückert als opvolger. Zijn werk was me niet echt vertrouwd, maar een aantal van zijn gedichten kent iedere zanger: de teksten van Mahlers Kindertotenlieder bijvoorbeeld, of Aus den "Östlichen Rosen" van Schumann.
Ik las wat over Rückert. Hoewel een generatiegenoot van Eichendorff en Heine ademt alles rondom de man een heel andere sfeer uit. Hij was oriëntalist en filoloog en als zodanig een soort genie: op zijn veertiende vertaalde hij de Odyssee en hij bemoeide zich beroepsmatig, als wetenschapper en vertaler, met meer dan veertig talen, waaronder Fins, Hawaïaans, Berbers, Perzisch en Oud-Ethiopisch. Zijn poëzie is sterk autobiografisch en heeft niet dat archetypisch romantische, dat volkstümliche van mijn oude makkers. Hij hield zelfs een dagboek bij in dichtvorm. Een veelschrijver was het ook: die armzalige paar verzen die Mahler voor zijn aangrijpende liederencyclus had gekozen was maar een greepje uit de 428 (!) gedichten tellende bundel Kindertotenlieder.
Ik probeerde mijn hand op een paar van de door Mahler gekozen "liederen van de gestorven kinderen". Dat viel tegen. Rückert gebruikt veel dezelfde rijmklanken in korte zinnetjes, twee of drie 'toppen'. Dus heb je geen geschikt Nederlands equivalent voor handen, dan heb je weinig ruimte om te parafraseren. In zo'n geval worden valse vrienden en de soms wel en soms niet gelijke werkwoordsvormen van het Duits een struikelblok. Neem het gedicht Um Mitternacht. In de eerste strofe drie rijmwoorden op -acht. Mitternacht, gewacht, gelacht. Dat wordt in het Nederlands: Middernacht, gewaakt, gelachen. Oef. Genoeg reden om zo'n gedicht maar liever met rust te laten. Boris Rousseeuw reageerde niet op mijn voorstel om voor Rückert te kiezen. Ik besloot het plan maar op te geven.

Maar nu en dan bekeek ik wat ik al had, en vond het toch best aardig. Toegegeven, de eenvoud van Rückert is met de bovengenoemde complicaties moeilijk te evenaren. Ik moest me soms in bochten wringen om tot een rijmende en ritmische parafrase te komen en het klonk allemaal wat literairder dan het origineel. Op zijn best klinkt en leest een vertaling als een oorspronkelijk Nederlandstalig gedicht. Bij Hesse met name was me dat vaak gelukt, vond ikzelf. Rückert was problematischer. Een tweetalige uitgave zou misschien een idee zijn: geef de lezer de kans mee te denken en te puzzelen. 

De herfst zette in. Er kwam een mailtje van Boris. 'Veel plezier met Rückert', eindigde het. Ik zette me achter mijn bureau en riep het bestand op. Ik was hopeloos blijven steken in Wenn zur Tür herein/tritt dein Mütterlein. Moederlief? Iets met 'als een dief'? Een beetje halfhartig besloot ik er nog maar een uurtje in te investeren, ook al werd het misschien niks met dat boekje. Tenslotte lossen mensen op verloren middagen ook cryptogrammen of sudoku's op.
Na een tijd zonk me de moed opnieuw in de schoenen. Ik ging wandelen. Het stormde een beetje. In het park scandeerde het kreupel en hinkend door in mijn hoofd.
En ja. Daar viel me iets in. Kindertaal! Ik ging op een bankje zitten en opende de Notepad app op mijn telefoon. 

Toen jouw lieve mam
Net naar binnen kwam,
Was het mij heel even
Of ik jou zag beven
Bij de kaarsenvlam,
Zij jouw handje nam,
Warm en nog vol leven.

Droom ik, zwak van wil,
Is het soms een gril
Van het lichtgeflonker?
Niets dan schimmig donker
Volgt jouw moeder stil.
Schaduw is nu kil,
Leeg het schemerdonker.

Ik heb nu toch maar een paar bundels Rückert besteld.


Tekening: Franz Horny (1798-1824), 1818

vrijdag 15 september 2023

Voorheen Rookzangers Notitieblog 49: In zand geschreven


De mondhygiëniste van het CPI was tevreden. Er moesten nog een paar puntjes op de i worden gezet en iets van de elektrische borsteltechniek had ik niet helemaal goed begrepen, maar over het algemeen was de toestand van mijn gebit aanzienlijk verbeterd. Opgelucht liep ik de Nieuwezijds Voorburgwal op, richting het Spui. Ik had wel iets verdiend na een kwakkelige week van vasten, en de vier zou al snel in de klok zijn.
Het was opnieuw warm, Gerrit Hiemstra's laatste wapenfeit. De volle terrasjes trokken me niet aan. Ik keek naar binnen bij Hoppe. Drie Fransen bestelden juist iets, verder waren de tafeltjes leeg. Ik kreeg een ijskoude Westmalle, condens parelde op het flesje, en ging zitten in de koele schemering. Ik nam een voorzichtig slokje en keek om me heen of ik nog iets herkende van vroeger. Als prille student Oude Talen was ik hier regelmatig te vinden. Nog voor het eerste college begon ontmoette ik er mijn makker G. om de dag met een jonge klare in te luiden. Negen uur 's ochtends. Dat kon nooit goed aflopen en dat deed het ook niet.
Het interieur was totaal onveranderd sinds 1975. Die eikenhouten vaatjes met een koperen kraantje waaruit jenever of oranjebitter vloeide waren er voor de sier, ongetwijfeld - maar dat was toen ook al zo geweest. Er lag een dun laagje fijn zand op de grond, net als in de kroegen waar Maigret graag komt. Vroeger diende dat om de gepolijste houten vloer te beschermen tegen uitgespuwde pruimtabak, vertrapte peuken en gemorst bier: alles kon zó weggebezemd worden door de schoonmaker. Nu is het alleen nog maar nostalgie. Er zijn nog een paar cafés in de stad die aan die propere traditie hechten, vertelde de barkeeper me desgevraagd. Zelf droeg hij overhemd en stropdas, nog net geen jacquet. Normaal zou ik zo'n entourage iets te veel van het goede vinden, maar in Hoppe ligt dat anders. Geen kitsch of neoromantiek. Het is er gewoon nooit veranderd, want waarom zou je? Zo is het al sinds 1670 en zo is het goed.

                                                                            *

Gedonder in de gelederen van de PvdD. Het was te verwachten. Een klein groepje gelijkgestemden is (noodgedwongen) tevreden met het zo zuiver mogelijk uitdragen van hun idealen. Daarin schuilt ook hun kracht. Zuiverheid tegenover de troebele moraal van de beroepspolitici. Tegenwicht bieden vanuit de oppositie. Een ethisch ijkpunt zijn. Ons onvermoeibaar herinneren aan waar het om zou moeten gaan in de politiek.
In iedere partij die groeit neemt het verlangen naar macht toe. Dat schijnt zo te horen. Als je zo groot bent geworden wil je ook meetellen. Het politieke spel met zijn opportunisme en zijn noodzakelijke 'water in de wijn' wordt niet langer onbespreekbaar, idealen verdwijnen allengs naar de achtergrond. Nog een stap verder en de voormalige luis in de pels krijgt écht iets te zeggen. En macht corrumpeert. Per definitie. Altijd. De partijideologie wordt een met vele vloekende ingrediënten aangelengde slappe soep. Overeenkomsten met de tegenpartij wegen zwaarder dan de ooit onoverbrugbaar geachte verschillen. Het is zoiets als hospitalisatie. Politisering zal ik het maar noemen. De achterban verdwijnt uit het zicht. Jij en je voormalige vijand zitten beiden in dezelfde ziekenboeg, die van politiek Den Haag. In de kamer, voor de camera, voer je strijd, in de foyer zijn jullie matties.
Ik zie het scenario vorm krijgen bij de PvdD. Het valt me nóg mee dat het nú pas gebeurt. Ook Omtzigt, het nieuwe toonbeeld van onkreukbaarheid, zal het overkomen, of hij moet de wonderlijke uitzondering zijn die de regel bevestigt. Wat nu te stemmen op 22 november? vroeg een collega-blogger zich af. Nou, gewoon, kameraad N., PvdD. Want een beschadigde PvdD is altijd nog verkieslijker dan géén PvdD.


woensdag 13 september 2023

PARKER


In 2018 keek ik met speciale aandacht naar Midsomer Murders. Ik was bezig met het muziektheaterstuk De meermin, het monster en de maan en luisterde nieuwsgierig naar de briljante achtergrondmuziek bij de serieDe stijl kwam me zo bekend voor. Ik had een ingeving. Zou het soms dezelfde componist zijn, die in de jaren zeventig de poëzie van Sir John Betjeman op muziek gezet had, want aan die oer-Britse klanken (weemoedig, pastoraal, goedmoedig ironisch en vooral eclectisch) moest ik denken. Google bewees mijn gelijk en ik gaf mezelf een schouderklopje. 
Sindsdien ben ik fan van Jim Parker, want zo heet hij. In de laatste reeksen van Midsomer Murders mis ik zijn herkenbare stijl. Die lage fluiten en basklarinetten en die tremolerende strijkers wekken clichématig suspense op en de partituur heeft geen eigen rol meer, zoals in de vroege series, is ook minder nadrukkelijk aanwezig en niet doorgecomponeerd - hier en daar een stukje om de spanning te onderstrepen.
Ik had al eens eerder gezocht of Parker soms een assistent of opvolger had aangesteld, maar niets kunnen vinden. Afgelopen maandag zag ik bij de aftiteling: "Theme music composed by Jim Parker". Aha! Het beroemde openingsthema met de theremin, natuurlijk. Maar de rest werd tegenwoordig blijkbaar uitbesteed, de man was ook te oud om zo'n productie nog bij te benen. Nogmaals googelde ik.
En... ontdekte dat Parker op 28 juli jongstleden gestorven is. Misschien wel terwijl ik nietsvermoedend met een half oog naar de zoveelste re-run van MM zat te kijken. 

De volgende morgen werd ik in een wazige wereld wakker. Ik had een beetje buikgriep en was slaperig. Napeinzend over de dood van Parker dacht ik aan mijn eerste kennismaking met zijn muziek. Mijn vriend Geerten had me een cassettebandje gegeven waarop poet laureate Betjeman eigen werk voorlas, begeleid door een klein orkest. Sfeer, stem, tekst en muziek hadden mijn hart gestolen. Het moest in de zomer van 1996 zijn geweest. We zouden Geerten in Lucca gaan opzoeken maar hij was door overmacht aan Amsterdam geketend. Dat bandje (en andere, vooral met jazz) gaf hij me mee om in de auto te draaien. Tijdens ons verblijf in Vorno, in de heuvels bij Lucca, kwamen er een paar mooie brieven met adviezen. Ook op een afstand was hij een enthousiast reisleider. 

Ik besloot er mijn dagboek eens op na te slaan. 
(U, lezer, die mij ondertussen beter kent dan ik mijzelf, roept nu vanuit de donkere zaal: 'Neen, Voorheen Rookzanger, niet doen! Je weet toch waartoe dat leidt?')
De passage was algauw gevonden. We hadden inmiddels ons idyllische huis in Vorno ("Il Torrente") verruild voor een luxe camping in het Idro-dal.

'Het weer was azuur, deze dag. Maar 's middags stond de wind op de hoogste stand, zo sterk dat ik van het geluid niet kon slapen. [...] Matig geslapen, gestoken door muggen en, een beetje benauwd, het hoofd vol van een monomaan doordreunend deuntje van John Betjeman (een hit in de auto nu!); wakker geschrokken van een baby, een tent verderop.'


Ik had het daarbij kunnen laten. Maar een paar uur later zat ik nog, in die wattige wereld, te lezen en had ik alle dagen van de jaren 1996 en 1997 opnieuw beleefd. Het was vreemd om een soort jongere tweelingbroer van mezelf door het leven te zien jagen en worstelen. In een parallel universum waarin nog volop werd getelefoneerd (vooral rond etenstijd), waarin brieven werden geschreven en aarzelend de eerste e-mail werd verstuurd. Ademloos volgde ik die man die ik niet meer was. Hoe kon hij al die dingen op één dag doen? En dat met drie kleine kinderen! En wat was hij koortsachtig op jacht naar succes, erkenning, genot en harmonie! Met dat laatste wilde het maar niet lukken - logisch met zo'n hectisch bestaan. Bladzijden werden gevuld met bezweringen en goede voornemens als hij weer eens in een put was gedonderd na manische dagen. Hij was voortdurend bezig zijn onzekerheid te overschreeuwen in plaats van die eens kalm onder ogen te zien. Zijn zelfbeeld was volledig afhankelijk van zijn slagen op het wereldse toneel. Man, ga toch mediteren, wilde ik hem toeroepen vanaf mijn stoel op het balkon.
Toen ik me losgerukt had ging ik een eind wandelen. Nog steeds liep ik half in de jaren negentig, half in de vroege herfst van ons jaar. Maar tot mijn verbazing was ik niet erg van slag geraakt door de onderdompeling in het verleden. Ik had begrip voor die ambitieuze jongen van veertig maar was blij dat ik niet meer zo hoefde te leven als hij had gedaan. 


In memoriam James Mavin (Jim) Parker, 18 december 1934 - 28 juli 2023



vrijdag 8 september 2023

HERSTART

Na afloop van de vakantie had ik ernstige startproblemen. Van het soort waarbij de ANWB (die me in Frankrijk nog zo goed had geholpen) machteloos staat. Een opfriscursus soberheid leverde niet veel op, qua animo. Ik maakte me stiekem een beetje zorgen. Zou ik mijn normale energie nog terugkrijgen, of moest ik de herfst (en in uitbreiding daarvan, de herfst van mijn leven) ingaan met deze ennui, dit gebrek aan motivatie, deze matte somberheid? Zelfs de dingen die ik zuiver voor mijn plezier doe, lezen, wandelen en Renaissancemuziek spelen, voelden aan als dwangmatig verrichte bezigheden. Meestal brengt, in zo'n dal na de zomerpiek, het koudere weer en de terugkeer naar de discipline van wekelijkse koorrepetities soelaas, maar nu zette ook nog eens een smoorhete nazomer in, een verstikkende, verpletterende hittekoepel waarvan de meteorologen schande spraken. 

Ik schrijf dit niet om te klagen. Integendeel: om iets wonderlijks vast te stellen, dat iedereen die dit leest en ook mijzelf, bij latere herlezing, een hart onder de riem moet steken.
Gisteren had ik stevig geoefend met mijn zoon voor een optreden dat we morgen hebben. Dat was fijn. Praten, koffiedrinken, lekker werken, alle tobberige sloomheid vergeten, opgaan in de muziek. Toen hij vertrokken was en ik alleen achterbleef (dochter past op katten van andere dochter) zakte ik terug. Zie je wel, dacht ik, 't is niks gedaan. En het wordt niks meer ook. Laat ook maar. Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij... (Jacques Bloem, de onsterfelijke alcoholische dichter van het rijmende spleen troost me altijd in zo'n bui). Ik kookte berustend een pasta met herfstige zwammen, keek wat tv, zat nog een beetje buiten op het balkon naar het zoele duister te turen en ging nadat ik een halfuur had gelezen en het lichtje had uitgeknipt opgelucht slapen. Als dat tenminste zou lukken; het was te warm, veel te warm. Zelfs het enkele laken plakte aan mijn lijf. 

Vanmorgen stond ik op en stelde vast dat ik diep geslapen had en vlak na de slotzinnen van het hoofdstukje Little Dorrit in slaap moest zijn gevallen. Hier ga ik om het contrast dramatischer te maken in de hij-vorm over.
Voorheen Rookzanger gaf de katten hun brokjes, douchte, kleedde zich luchtig en opende een nieuw pak koffie. De geur was overweldigend. Op het balkon, nippend van de mok espresso, stelde hij vast dat de dag weliswaar te heet was, nu al, maar dat de omstandigheden (september, egaal blauwe lucht, gouden licht, windstil) ideaal waren. Hij mediteerde een kwartiertje op de mantra "zuivere leegte" en ging overeenkomstig zijn voornemen naar de kapper. Daar werd hij geholpen door een mediterrane jongen (misschien Grieks?) met een toren van zwarte krullen, die zijn hoofd monsterde, kordaat knikte en vaststelde: 'makkelijk'. Hij hield van wit haar en het zat zo precies goed, zei hij na de snelle knipbeurt. Voorheen Rookzanger keek in de spiegel en was het met de barbier eens. 
De Albert Cuypmarkt was zo vroeg in de morgen gezellig, ontspannen en fleurig. Hij passeerde het Gerard Douplein en begreep waarom de Pijp het Quartier Latin van Amsterdam genoemd wordt. Schilderachtig, schijnbaar bohémien en in werkelijkheid hip. Op de Ceintuurbaan passeerde hij een Blokker. Hij dacht aan zijn VVV-cadeaubon waarop nog twintig euro stond. Een impuls gehoor gevend ging hij naar binnen en kocht met bijbetaling een Philips baardtrimmer. Zijn vorige had het al vele jaren geleden begeven. Op het zonovergoten fietspad lag een bosje roze bloemetjes, door iemand verloren. Hij keek om zich heen en besloot het mee naar huis te nemen. Lathyrus was het, dacht hij, thuis moest hij de plantenApp er even op loslaten.

De trimmer moest eerst anderhalf uur opladen. Het was lathyrus, "pronkerwt", jawel. In de tussentijd ordende hij zijn luitmuziek en speelde alle stukken door die hij de afgelopen tijd had geoefend. Daarna trimde hij zijn baard. Een frisse witharige jongeman lachte hem toe vanuit de spiegel. Hij verruilde luit voor gitaar en studeerde het repertoire voor de volgende dag. 
Een beetje wantrouwig constateerde hij het volgende: hij had zin in de volgende dag. 
En deze mooie dag was nog niet eens afgelopen!
Waar had hij het aan verdiend.


 

woensdag 6 september 2023

Koken, bloggen en vissen

Gisteravond keek ik naar Julie & Julia. Het is het verhaal van Julie Powell die in de begindagen van het bloggen zichzelf uitdaagt (een challenge zou dat nu heten) om elke dag een recept te koken uit Mastering the Art of French Cooking, het legendarische kookboek van televisiekok Julia Child. Er is een deadline: binnen een jaar moeten alle 500 en nog wat recepten in haar keukentje gebakken, gekookt, gebraden of gestoofd zijn. Elke dag, na haar onbevredigende werk bij de New Yorkse gemeente, haast ze zich naar het appartementje boven een pizzeria in Long Island City, dat ze deelt met man en kat. Ze kookt en doet daarna verslag van de ervaring, met een flinke dosis zelfspot.
De uitdaging wordt een succes. Na een aarzelend begin krijgt ze steeds meer volgers. Uiteindelijk leidt een interview in de krant tot een contract met een uitgeverij. Het blogjaar verschijnt in boekvorm en wordt een bestseller. 
Tot zover het  - waargebeurde - verhaal. Dat wil zeggen: één van de twee verhalen. De film zou niet meer dan een doorsnee romcom zijn geweest (relatie met man komt door al dat gekook en geblog onder druk te staan, maar alles komt goed) als de makers niet de inval hadden gehad er een tweede verhaallijn aan toe te voegen. Julie's heldin, Julia Child dus (een nogal karikaturale rol van Meryl Streep) heeft een autobiografisch boek geschreven over haar tijd in het Parijs van de jaren vijftig en het ontstaan van haar beroemde kookboek: My Life in France (postuum, 2006). Dat verhaal, over de exuberante en ietwat klunzige Amerikaanse en haar sympathieke man (een bescheiden en beschaafde diplomaat, gespeeld door Stanley Tucci), is door het eerste verhaal heen gesneden. De twee lijnen komen niet samen.
Nou ja, een heel klein beetje. Julia laat zich - off screen - laatdunkend uit in de pers over het aan haar gewijde blog, Julie is hevig ontdaan daardoor, maar zet zich eroverheen. Er zijn immers, zegt haar man, twee Julia's: de echte, op dat moment negentig jaar oud, en die in Julie's hoofd. En alleen die laatste is van belang. Een wijs woord.

Toen ik de film een aantal jaar geleden voor het eerst zag, was het dat bloggen dat me nieuwsgierig had gemaakt. Enigszins weemoedig stelde ik al kijkende vast, dat ik er veel te laat mee was begonnen. Ik had, als laatbloeier, weer eens achter het net gevist. In 2002 kon je nog door een uitgever gebeld worden als je opviel met je online-geschrijf. Ruim twintig jaar later is het bijna een uitzondering als je niet op internet actief bent als amateur-schrijver.
Ik geef een voorbeeld uit de praktijk. Een jaar of twee geleden werd een van mijn stukjes aangehaald door Vlaamse collega's die op het blog Aanlegplaats verslag doen van hun vistochten op de digitale oceaan en hun nieuwste vangst, druipend en glinsterend, in het zonnetje zetten. Literaire kwaliteit is waar de Vlaamse collega's naar speuren. Ik was natuurlijk gevleid dat mijn blog door deze taalvissers opgedoken was en ik zocht hun blog vanaf dat moment regelmatig op, in de hoop dat ik nog eens tot de gelukkigen zou behoren. Inderdaad was dat een paar keer het geval. Elke keer voelde ik een steekje van tevredenheid en trots.
Maar toen ik besloot eens te kijken wat die vleiende aandacht me nou eigenlijk aan nieuwe lezers (of liever 'views') opleverde werd ik teleurgesteld. Slechts een handjevol mensen bleek de moeite te nemen verder te lezen dan het op Aanlegplaats geplaatste citaat en de link naar mijn blog ook daadwerkelijk aan te klikken. Weer viste ik achter het net, de digitale zee was te groot.

Na die eerste keer Julie & Julia googelde ik nieuwsgierig naar het culinaire blog van Julie Powell. Het bleek nog steeds online te staan, al bestond het nu vooral uit reclame voor haar publicaties en informatie over haar PR-bezigheden.
Gisteravond tikte ik haar naam opnieuw in. Dat ze vorig jaar, negenveertig jaar oud, aan een hartstilstand was overleden gaf me een vreemd soort schok. 


Julie & Julia
 (VS, 2009), Nora Ephron. Amy Adams speelt Julie Powell 
Foto: de echte Julia Child in 1978


vrijdag 1 september 2023

SEPTEMBER

 

Het werd september. De weerkundige herfst was begonnen, de r zat in de maand. Voorheen Rookzanger haalde zijn mouwloze vakantiejack leeg en hing het aan de kapstok. Een deel van de inhoud - een notitieboekje, een pen, een strook pillen, autosleutels - hevelde hij over naar zijn ribfluwelen colbert. Te zijner tijd zou dat weer plaatsmaken voor een leren jas maar zover was het nog niet, er werd zelfs nog zomerweer verwacht, het nieuws had over een hittekoepel gesproken.
Voordat hij naar buiten ging deed hij na enige aarzeling een zijden sjaaltje om dat paste bij het cognackleurige colbert en zette hij een hoed op. Het viel hem in dat hij de afgelopen maanden het dragen van hoeden aanstellerij had gevonden. Hij had weleens met zijn alledaagse hoed (hij had er ook een voor hoogtijdagen) in zijn hand gestaan en hem toch maar weer bovenop de kapstok gelegd. Die tijd, de tijd van poses en je groot voordoen, was voorbij, had hij vermoed, maar nu bleek dat de keus voor een hoofddeksel ook gewoon met het seizoen te maken had. Het weer was wisselvallig, er kon, ook niet voorspeld, zomaar een buitje neerdalen uit de drukke wolkenlucht. Een paraplu was nog overdreven, maar een hoed precies goed. 
De dag ervoor had het geregend, heel even maar, toen hij bij de ingang van Artis had staan wachten. Spikkels nat, speldenprikjes, daarna een zonnige en warme middag, een middag van giraffen, loslopende lemuren, luierende gorilla's, zeeleeuwen, tarantula's en reuzenschildpadden, besloten met een drankje en een ijsje op het terras van het Planetarium. Vooral herinnerde hij zich de handjes van zijn kleinkinderen die tijdens de wandeling in de zijne werden gelegd, het kleine handje van zijn driejarige kleinzoon en het wat grotere van zijn zevenjarige kleindochter, met het vrolijke gat in haar bovengebit waar binnenkort grotemensentanden zouden komen.
Hij trok de buitendeur achter zich dicht, snoof de koele geur van de dag op, liep naar zijn auto en reed naar Nieuw-West, zeilend in z'n vier, want de benzine was bijna op en er was geen tankstation langs die route. Zijn hoed liet hij bij nader inzien achter in de auto. In het Boothuis aan de Sloterplas, waar hij een bespreking had met zijn collega-redacteur, besloten ze ondanks de grijze hemel buiten aan de schragen tafels te gaan zitten, binnen zitten kon altijd nog, een herfst en een winter lang. 
Terug in de stad wandelde hij zijn gebruikelijke rondje door het Vondelpark. Op het bankje tegenover het verlaten ooievaarsnest zag hij een ijsvogel voorbijschieten. Op een vermolmde boomstronk, van het pad af, waren zwavelzwammen opgeschoten. Ernaast lag een kapotte paraplu.
In de Albert Heijn stond het eerste bockbier in de schappen.