dinsdag 29 januari 2019

PEPTALK


De dagen lengen al, het is al langer licht, zeg ik tegen mezelf. Eens komt aan deze misère een eind. Niet zo lang meer, dan is het weer lente.
Omdat een mens niet eeuwig onder de douche kan staan (evenmin als hij eeuwig in zijn bed kan blijven liggen) draai ik na een korte aarzeling de kraan dicht. Mijn huid gloeit. Ik droog me af, rol deodorant onder mijn oksels, kleed me aan, kam baard en haar en ga koffie zetten. Daarna zit ik geruime tijd naar mijn scherm te staren. 
'De dagen lengen al,' zeg ik nog maar eens, nu hardop, vandaar de aanhalingstekens.
Als blijkt dat noch deze halfhartige peptalk, noch het dwingende staren op het scherm iets oplevert zet ik voor een tweede keer koffie. Ik kijk op de klok en zie dat het na tienen is - ik moet toch echt iets nuttigs gaan doen, er wacht een flinke portie tekst op me, deadlines hebben schijt aan stemmingen. 
De telefoon gaat, de huistelefoon. Dat zinloze abonnement moet ik hoognodig opzeggen maar het komt er maar niet van. Het lijkt zo'n definitieve breuk met een vertrouwd verleden. Ik denk aan de logge zwarte telefoon met zijn zware draaischijf van vroeger. Ik weet ons telefoonnummer in Geuzenveld nog. 132123. Wat was het leven simpel toen. Het genummerde, het openbare althans. Postcodes bestonden ook nog niet. De ansichtkaarten die ik bewaar met Bommel en Tom Poes of Paulus de Boskabouter erop zijn geadresseerd aan Jan-Paul van Spaendonck, Willem van Hembyzestraat 15, Amsterdam-W., Geuzenveld.
Na weer een aarzeling (hoeveel aarzelingen zouden er nog volgen, deze morgen?) loop ik naar dat symbolische residu van ouderwetse communicatie: geen satelliet, je sprak door een draadje, woorden vlogen niet maar stroomden als water. De nummermelding geeft een reeks nullen te zien. Dat betekent dat een energieleverancier of beleggingsadviseur me probeert te bereiken. De Kamer van Koophandel heeft zijn werk goed gedaan. Ik kijk naar de nullen tot het bellen ophoudt. 
Ik loop terug naar mijn werkkamer. Neem opnieuw plaats achter mijn computer. 
'De dagen worden al langer,' prevel ik. Het scherm springt op zwart. Ik moest nog maar eens een keer koffie gaan zetten. 


vrijdag 25 januari 2019

Het Sherlock Holmes-Syndroom


Een van mijn minder welkome talenten is dat voor fanatisme. Ik ben er heel zuinig mee want het zuigt me leeg en vreet me op. Dus ik blijf zo lang mogelijk lauw. 
Maar vroeg of laat krijg ik ermee te maken als ik ergens enthousiast over raak. 'Jij moet altijd tot het gaatje gaan,' zegt mijn vriendin dan.
Het ergst heb ik het met schrijven. Ongezond lang doorgaan, 
de hersenen afmartelend, de ogen vastgelijmd aan het scherm - me vastbijten in een tekst, kaken stijf opeen, tot ik sterretjes zie. Ondertussen zie ik heel goed waar ik mee bezig ben en weet ik waar dat toe leidt, maar ik kan niet anders. Punt een is die tekst op dit moment het allerbelangrijkste op aarde, punt twee is het lekker om zo in iets op te gaan. De mateloze mens gaat los en denkt niet aan de kater. 


Laatst had ik het weer. Ik schreef over vroeger, leefde in vroeger en was verliefd op vroeger. Kreeg een kick van oude foto's. Snapte niet waarom die zo veronachtzaamd in albums hadden gezeten al die jaren. Ik joeg op verscholen herinneringen en zoog alles wat ik in de verre hoekjes van mijn geheugen kon vinden gretig op.
Toen de tekst klaar was bleef de zuiger in mijn hoofd aanstaan. Mijn hersens bleven 
zonder hun object net zo ronkend en rumoerig actief. Ik noem dat het Sherlock Holmes-Syndroom: Holmes' rusteloze verstand moet iets te kraken hebben, anders draait het dol. Het zijn lastige dagen, Holmes had tenminste zijn pijp en zijn cocaïne nog. Iets dat ik moet uitdenken of oplossen staat als een doorzichtige maar taaie wand tussen mij en de wereld. Een groot vraagteken lijkt in mijn brein getatoeëerd. Eerst moet het antwoord worden gevonden op een niet geformuleerde vraag, dan pas kan ik door met leven. Ik pieker en pieker - over alles en over niets, over het piekeren zelf vooral.


Natuurlijk ontmasker ik ook dit procedé met mijn verstand. Ik wéét wat me scheelt (SHS) en pas technieken toe die ik tijdens al mijn meditatie-uurtjes heb aangeleerd. Focus me op mijn ademhaling, op wat ik zie en hoor, laat het analyseren, formuleren, rubriceren en oordelen zoveel mogelijk los. Langzaam slijt het dwangmatige denken, ontspant de druk wat; de urgentie neemt af, de koorts luwt.

Maar echt over gaat die ongewenste toestand pas als er zich iets concreets aandoet waarover ik diep moet nadenken. Liefst iets praktisch, dat met andere mensen te maken heeft. Gretig stort ik me erop. Denkvoer! De kaken van mijn brein malen. De nevel trekt op. Come, Watson, come! The game is afoot!

dinsdag 22 januari 2019

MAANZICHT


Een bloedmaan, volledig verduisterd, die ook nog een supermaan en een wolfmaan was en die Blauwe Maandag inluidde, dat klonk als zo'n kosmisch spektakel, dat moest ik meemaken. Het klonk ook onherbergzaam en eenzaam, naar steppen en toendra's. Ik kroop onder mijn dubbele dekbed, zette dapper de wekker op kwart voor zes en blies het lampje uit.
Nog voor het tingeltangeltje kon inzetten was ik al wakker. Pikdonker nog was het en koud, erg koud. Boven op de kast hoorde ik het gekraak van een zich uitrekkende kat, even later knipperden gele oogjes verbaasd naar me. Ik opende de gordijnen. Niets dan een paar felle sterren, groot in de vrieskou. Tegen beter weten in keek ik ook aan de achterkant van het huis. Hier was de hemel zo mogelijk nog leger. Ik ging terug. De maan was toch altijd aan de straatkant te zien, waarom brak hij uitgerekend vandaag met deze gewoonte? Toegegeven, ik keek zelden naar het zwerk om zes uur 's ochtends. De maan beschreef een elliptische baan om de aarde, zoveel wist ik nog wel van mijn lessen op school. Nu had ik plotseling spijt dat ik er niet meer van wist en moest ik een aanvechting verbijten om ter plekke Wikipedia te gaan bestuderen. 

'Hij staat hoog in het westen,' appte mijn vriendin die ook wakker was en ginds in de polder een glorieus uitzicht had op een gezwollen en vuilrood hemellichaam. Maar waar was het westen? Ik betrad in pyjama het balkon, duwde de daar gedumpte kerstboom opzij en boog zover mogelijk maar links. Als ik ervanuit ging dat Amsterdam-West in het westen lag, moest daar ergens de maan staan, hoog aan de hemel, ongenaakbaar onzichtbaar door de steenmassa's die tussen ons instonden. Ik overwoog heel even om me aan te kleden en de straat op te gaan, ik hoefde maar zover als de Van Baerlestraat om een zichtlijn naar de Westelijke Havens te hebben. Als ik een pijp had kunnen opsteken, of als het een andere dag was geweest, had ik dat misschien wel gedaan ook. Maar ik wilde die blauwe maandag nog niet laten beginnen, nog niet. Ik gaf de miauwende poezen een vroeg ontbijt en kroop terug in bed.


vrijdag 18 januari 2019

Grosman: vervolg en besluit



... Maar de twee jongere broers van Koos zaten toch maar mooi in het verzet! En aangezien ik het maken van journalistieke potloodschetsen voor de Bezetter nu ook weer niet beschouw als een echte zware oorlogsmisdaad, brengt dat de balans voor de familie Grosman toch ruim in de plus, zou ik zeggen. Broer Dirk was lid van de PPP (Pugna Pro Patria: maak een vuist voor het vaderland) en van Oranjewacht, Groep Arnhem. In die hoedanigheid werd hij opgepakt en tot zes jaar tuchthuis veroordeeld. Voor hij dat tuchthuis betrad mocht hij een tijdje in Kamp Amersfoort zijn zonden overwegen. Ik weet dat omdat in het Gelders Archief, in de documentatiecollectie Tweede Wereldoorlog, onder nummer 970 de hoofdstukken van zijn memoires worden bewaard. Kamp Amersfoort, Tuchthuis en triplexfabriek, Droom en Zwervend door Duitsland heten ze, en ze zijn geschreven tussen 1960 en 1991, het jaar waarin Dirk stierf. Als deze bui van leergierig wroeten in het verleden aanhoudt ga ik ze - indien mogelijk - misschien weleens inzien.

Ik vraag me vaak af waarom zoveel mensen (mezelf incluis) de bijna dwangmatige behoefte hebben om te schrijven. 'Wie schrijft die blijft' luidt het gezegde en misschien is dat inderdaad de diepste drijfveer om wat er in je omgaat op schrift te stellen, meer dan filosofische aanvechtingen of artistieke geneigdheid: willen blijven. Niet vergeten willen worden. Dirk schreef, en ik kan met enige moeite het hoofd van die man, met zijn herinneringen en zijn gedachten, betreden. Koos schreef niet, en dit is wat van zijn leven is overgebleven - een handvol soms tegenstrijdige feiten: hij doorliep de kunstacademie in Arnhem en tekende populaire stripverhalen die nu aardige prijzen op Marktplaats doen. In de oorlog was hij korte tijd tekenend correspondent aan het Oostfront. Na de oorlog verbleef hij twee jaar in een strafkamp. Volgens zijn kleindochter was hij ziekelijk en chagrijnig. Volgens mijn vader en moeder een goedlachse bon vivant die nu en dan een sommetje verdiende met illustratiewerk en dan feestte tot het op was. Hij stierf op tweeënzestigjarige leeftijd, zo oud als ik nu ben.

Het is niet veel. Wel resten er tekeningen en schilderijen. Maar hoewel die bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid lijken uit te drukken, zijn ze niet bij machte om die persoonlijkheid te verklaren. De feiten zijn niet erg vleiend voor Grosman; als we de man beter konden leren kennen zouden we tenminste kunnen begrijpen hoe hij tot zijn politieke keuze is gekomen. Ik kan wel van alles gaan verzinnen (Duitse voorouders? Het romantisch dwepen van de naïeve jonge kunstenaar met het gedachtegoed van de Nazi's?) maar weten doe ik niets; ja, dat zijn vader Adolph heette. Maar dat is het soort van kennis dat je iets té gemakkelijk een bepaalde kant op duwt. Grosman kan niet meer voor zichzelf pleiten. Omdat hij (voor zover ik weet) geen persoonlijke geschriften heeft nagelaten blijft hij een karikatuur. Naar de mens daarachter moeten we maar raden. 

Noot 1: Tenzij er nieuwe feiten opduiken of tenzij ik ooit besluit om grondig bronnenonderzoek te gaan doen en iets van serieuze lengte en strekking over de man te publiceren, is dit het laatste dat ik schrijf over mijn 'schilderende oom'. Er is nu meer over hem te vinden op het internet dan voor ik in mijn familiegeschiedenis ging spitten. Maar dat zijn vooral zwarte bladzijden, waarvan ik me kan voorstellen dat de nog levende verwanten ze liever verborgen hadden gehouden. Ik weet niet of ik daar goed aan gedaan heb. Als ik er iemand mee heb gekwetst spijt me dat.

Noot 2: 'Inmiddels had de SD alle leden van de ‘Oranjewacht’ opgepakt. Er werd een proces tegen hen aangespannen waarbij de meesten ter dood werden veroordeeld. Slechts enkelen hebben het er levend afgebracht. Onder hen bevond zich mijn oom Dirk Grosman, die vanwege zijn jeugdige leeftijd niet ter dood werd veroordeeld, maar zes jaar tuchthuis kreeg opgelegd. Aanvankelijk werd hij opgesloten in Scheveningen in het ‘Oranjehotel’. Vandaar werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort en ten slotte naar Zuid-Duitsland, Wicklich, getransporteerd. Daar moest hij werken in een triplexfabriek. Aanvankelijk werd hij in bossen tewerkgesteld bij het kappen van bomen, later moest hij in de fabriek werken bij de triplexfabricage. In april 1945 werd hij door de geallieerden bevrijd.'

(Uit: 'Mijn vader was een Engelandvaarder', door Joop Onnekink)

Noot 3: Als ik het allemaal goed zie werden Dirk en John geboren uit een tweede huwelijk van Adolph Hendrik Grosman, en waren ze dus geen familie van mijn voorgeslacht; want als volgt is de relatie van Koos Grosman met Voorheen Rookzanger: de moeder van Koos (Jacoba van Doorne) en de moeder van mijn oma Bab (Heiltje van Doorne) waren zusters. De halfbroers Dick en John, allebei kunstenaars van naam, hoorden, hoewel geen bloedverwanten, toch ook een beetje bij de familie. Zowel mijn oma als mijn moeder bezaten een bronzen klok met in plaats van cijfers de tekens van de dierenriem, waarschijnlijk ontworpen door John en gegoten door Dirk. De klokken staan nu op de schoorsteenmantels van mijn jongste broer en mijzelf. Tussen kunst en kitsch - we komen eraan!



(Illustratie: aquarel van John Grosman, 1916-1970)


dinsdag 15 januari 2019

Nieuws van het Oostfront


Als u er soms behoefte aan heeft uw ethische kompas bij te stellen, uw normen door elkaar te husselen en met frisse blik naar 'goed' en 'kwaad' te kijken, lees dan het artikel van het Historisch Nieuwsblad over de misstanden in de kampen waarin na de oorlog meer dan 100.000 collaborerende Nederlanders werden ondergebracht. Nou ja, 'ondergebracht': als melaatse varkens op smerig stro bijeen werden gedreven - Wakker Dier zou er geen goed woord voor over hebben.
   Ik las het (en het schokte me) omdat ik gisteren een telefoontje kreeg van een man die een boek aan het schrijven is. Dat boek gaat over de opa van zijn vrouw. Die was Kriegsberichter (oorlogscorrespondent) bij de vrijwillige troepen van Nederlandse SS'ers die aan het Oostfront met 'de Mof' meevochten. Kriegsberichter waren een belangrijk onderdeel van de Duitse propagandamachine - ze deden in woord, beeld en geluid verslag van de zegetocht van Hitler. Deze man was tekenaar van beroep, en stuurde zijn heroïsche of opmonterende schetsen naar het thuisfront ter verhoging van de moraal.
   Opa Kriegsberichter (ik zal zijn naam hier niet noemen om zijn biograaf niet in de wielen te rijden), had een collega. En die was er de reden van dat ik gebeld werd. Op mijn blog had de biograaf in spe over mijn 'schilderende oom' Koos Grosman gelezen, de neef van mijn oma. Wist ik hem soms meer te vertellen over diens jaren aan het Oostfront, als Kriegsberichter?
   Huh? Ik wist niet eens dat Grosman Nederland verlaten had. In de familie reikte onze kennis niet verder dan zijn actieve lidmaatschap van de NSB. Hij was daarvoor zwaar gestraft, met enige jaren kamp. Daaruit kwam hij als een gebroken man tevoorschijn, behept met een chronische bronchitis die hem het leven verzuurde en hem al vroeg de dood in joeg. Nu bleek dat hij na een half jaar Oostfront zo ziek was geworden dat hij terug had moeten keren. De hele episode was in de zwarte boeken met het label 'taboe' weggezet want zelfs zijn dochter, inmiddels tweeëntachtig, wist niet beter of haar vader was ooit 'in Duitsland' geweest. Van het Oostfront en zijn verschrikkingen was haar niets bekend. De geschiedenis was daarmee in alle opzichten pijnlijker dan ik had gedacht.
   Mijn informant stuurde me een van de weinige tekeningen die overgebleven zijn uit het dieptepunt van Grosmans carrière. U ziet hem hierboven. Ik kijk naar het portret van mijn opa dat boven mijn schoorsteen hangt en herken de tekenstijl.
   Het is alweer acht jaar geleden dat ik mijn eerste stukje over Grosman schreef. Dilemma heette het. Niet lang daarna werd ik benaderd door zijn kleindochter, die het beeld van mijn achteroudoom behoorlijk bijstelde (Lees: Geretoucheerd portret). Het aas dat ik op het wereldwijde web had uitgezet lag de  volgende jaren rustig te sluimeren maar werd nu toch voor de tweede keer opgepikt. Hap, een pijnlijke beet.
   Niets is voor altijd vergeten. Alles duikt vroeg of laat weer op, desnoods als bijvangst van iemand anders' zoektocht.


(Met dank aan Onno Lassooy)


vrijdag 11 januari 2019

Voorheen Rookzanger


Het eerste wat ik op straat doe is bij de bakker langsgaan. Ik neem me voor om het kakelverse amandel-chocoladebroodje voor later te bewaren maar een straathoek verder al belandt het propje van de papieren zak in een afvalbak.
   Ik stap flink door, onrustig; steek nog bij rood licht de Lairessestraat over. Voorbij Brasserie Keyzer, ter hoogte van de ruïne van wat eens Broekmans en van Poppel was, de iconische muziekwinkel met meer dan een eeuw geschiedenis, houd ik onwillekeurig mijn pas in. Een man komt me tegemoet, een kop groter dan ik, een man met zandkleurige overjas en zandkleurige hoed, ik heb hem al geroken nog voor ik hem zag. Als hij vlak bij me is probeer ik zijn pijp te determineren. Tot mijn verrassing is het niet de opzichtige, met zilver beslagen lifestylepijp die ik verwachtte te zien. Het mogelijk dure maar vooral discrete rookgerei heeft een ebonieten roer en gaat dus waarschijnlijk al heel wat jaren mee, want pijpen met een steel van gehard rubber worden nauwelijks meer gemaakt - tegenwoordig is het alles glanzend acryl wat de klok slaat. Ook de geur van zijn tabak bevalt me: kruidig maar neutraal, niet of nauwelijks gesausd.
  Ik ruk me los, probeer niet te snuiven, en bedenk dat ik kan marcheren wat ik wil, en croissantjes en chocola kan snoepen zoveel ik wil, maar dat dit gemis er altijd zal zijn. De onrust zal wel weer verdwijnen, tegelijk met de vraatzucht, als de nicotine helemaal uit mijn systeem is. Maar het zelfbeeld 'man-met-pijp', dat geef ik niet graag op; en toch zal juist dat moeten gebeuren, wil ik écht loskomen van mijn tabaksverslaving.
   Ik loop langs Davidoff, waar ik drie jaar heb gewerkt als jongste bediende. 'Expert pijproken' noemde ik het zelf graag. De deur is dichtgetimmerd en er kleeft een briefje aan het raam: 'Voor onbepaalde tijd gesloten.' Wat die onbepaalde tijd wil zeggen leer ik later via internet. Het vanuit Basel bestuurde concern heeft 'per direct' zijn drie vestigingen in Nederland gesloten. Het besluit zou niets te maken hebben met het antirookbeleid, de luxe winkels zijn gewoon niet rendabel meer. Het bericht dateert al van oktober. In mijn tijd werd het verlies draaiende bedrijf alleen nog overeind gehouden door de florerende vestiging in Maastricht. Blijkbaar zijn ook de Limburgers minder gaan roken.
   Hoewel het bankroet al zo lang in de lucht hing ben ik geschokt. Vreemd genoeg gaan mijn gedachten vooral uit naar het lot van mijn boek, De sigarenwinkel. Ach, arm romannetje! Nog niet veel mee gebeurd, nauwelijks verkocht, en nu is het te laat! Natuurlijk gaat dat boek vooral over het drama dat zich in het alcoholische hoofd van de hoofdpersoon afspeelt, maar het is toch ook een satirische én liefdevolle milieuschets, een ode aan een merkwaardige bedrijfstak. Ik had een monumentje willen oprichten voor een verdwijnende wereld. Die van de jongens en meisjes van de tabak met hun steeds moeizamere glamour. Nu blijkt dat ik een historische roman geschreven heb. Nog net geen kostuumdrama.



De sigarenwinkel is te verkrijgen door overmaking van EUR 19,50 op bankrekening NL85 INGB 0680 2522 15 ten name van W.S. Huberts te Nijmegen, onder vermelding van 'Sigaar’. Als u betaalt via elektronisch bankieren, vergeet dan niet uw adresgegevens toe te voegen. Na ontvangst van de betaling wordt uw bestelling zonder verdere kosten bij u thuis afgeleverd. Bij afleveradressen in het buitenland zullen de extra verzendkosten in rekening worden gebracht.

(Pentekeningen: Rosanne van Spaendonck)


dinsdag 8 januari 2019

Draadjes en dwarsverbanden


Joanna Lumley leidde me op haar geheel eigen wijze door de barre landen van Centraal Azië. Pedant, ironisch en koket. We volgden het spoor van de Zijderoute en waren nu bij de kern van de zaak beland. We stonden bij een moerbeiboom. Ze hield een rups vast en haar vinger volgde liefkozend de draad van ijzersterke zijde die het beestje spon. Ik kon nauwelijks nog op mijn stoel blijven zitten want ik herinnerde me dat ik als kind ooit, tijdens een rondleiding op een Frans kasteel, een kwekerij van zijderupsen had bezocht. Ik had toen een cocon meegekregen en die moest ik nog ergens hebben, als hij niet tot stof uiteengevallen was. Het was van het grootste belang dat ik NU ging zoeken, mijn nieuwsgierigheid moest METEEN bevredigd worden.

Dat zit zo. Een week geleden ben ik met roken gestopt. De eerste twee dagen was mijn hoofd een poel vol drijfzand, vooral vlak voor het inslapen. Zodra ik me bewust werd van een opkomende gedachte werd hij door de modder opgezogen. Ik zag hem kopje-onder gaan maar kon hem niet meer pakken. Ik wist dat ik dacht maar niet wat. Tamelijk beangstigend, als de alles overheersende sloomheid enige ruimte voor emoties had geboden.
   De dag daarna werd ik ziek. Ik had koorts en er spatten nu luchtbelletjes uit de poel. Onbeheersbare associaties drongen zich op. Wat ik zelf niet wist zocht ik op. Een voorbeeld: ik zat naar een film van Clint Eastwood te kijken (Gran Torino) en vroeg me af hoe oud hij inmiddels was. Dat opgezocht zijnde verwonderde ik me over zijn lengte (1.93), zijn politieke voorkeur (het libertarisme) en zijn zoon. Ik googelde die laatste twee en via Scott Eastwood kwam ik op Jason Connery. Zou vader Sean inderdaad Alzheimer hebben, en hoe lang was hij eigenlijk? Enfin, op die manier, steeds maar door, terwijl ik met een half oog de film volgde. Het was niet hetzelfde als roken, maar al die prikkeltjes nieuwsgierigheid en hun bevrediging brachten toch een klein endorfinestroompje op gang.
 
De dag na Gran Torino probeerde ik een beetje te werken. Ik checkte feiten en locaties voor een verhaal over Geuzenveld. Wat daags ervoor nog een spelletje was geweest werd nu een serieuze oefening in dwarsverbanden. Van het een kwam het ander en al snel was ik in diepgravende studies over het stadsdeel van mijn kindertijd ondergedompeld. Ik leerde veel. Feiten maar ook overkoepelende achtergronden. Mijzelf en mijn kwellende zucht naar nicotine was ik daarbij lekker vergeten - tot ik opeens, op de site Het geheugen van West - een liedje aantrof, Geuzenveld geheten. Het leek erg op mijn liedje van dezelfde naam, maar was vijf jaar ouder, van plagiaat kon geen sprake zijn. En wie was die geheimzinnige maker, Robbie Bernds?
   Ik zocht verder en dieper en kwam uit bij een newwavegroep uit de late jaren '70, Fritz Guppa. Ze hadden zowaar een eigen Wikipedia-lemma, hoewel het een tamelijk obscuur bandje was. En wie stond daar tot mijn grote verbazing vermeld als zanger en keyboardspeler? Dicky Wals! Dezelfde Dick (thans 'Duck') waarmee ik het huiskamer-trio Sequoia had gevormd - we vulden bandjes met experimentele muziek, zonder enige ambitie om die ook live uit te voeren. Nu kwamen er toch allerlei emoties los uit het drijfzand. Goede (nostalgie) en slechte (ordinaire afgunst: waarom zij wel een Wiki-lemma, met die twee of drie knullige liedjes, en ik niet, met mijn Oeuvre?).
   Ik had draadjes gesponnen van het een naar het ander, een weefsel van dwarsverbanden gemaakt. En uiteindelijk had ik ook een draadje naar mezelf kunnen trekken. Daarmee werd ik van toeschouwer betrokkene. Eigenlijk jammer, want met de rust was het toen gedaan.