dinsdag 29 november 2022

DORPSPOMP

Een van de betere genoegens van het leven is dit: op een zondagmiddag in het najaar, als het begint te schemeren, aan een cafétafeltje zitten met een kelk trappist en mogelijk een schaaltje bitterballen, een goed maar rustig gesprek voeren met een dierbaar iemand, en af en toe eens naar buiten kijken door de gele raampjes; daar is het koud en guur, hierbinnen is het warm en goed. Het is wat ik het meest miste in de jaren dat ik niet dronk (want met Fanta is het genoegen toch niet helemaal hetzelfde) en het is het eerste dat ik weer invoerde toen het weer af en toe mocht. 
Afgelopen zondag hadden we een ommetje gemaakt. Het motregende en het was gemeen koud. Op de terugweg wees mijn vriendin op het café-restaurant aan het eind van het dorpje. 'Zullen we een drankje doen,' stelde ze voor. Even later hadden we ons geïnstalleerd aan een tafeltje bij het raam met uitzicht op het water. Ik nam een Gerardus tripel, zij een witte wijn, de bitterballen kwamen eraan. We betreurden het dat dit alles binnenkort zou verdwijnen en wie weet wat er voor deze herberg in de plaats zou komen, moderne herrie waarschijnlijk. Maar ja, de baas was ziek, een hartkwaal, en ze konden het niet meer bolwerken, zo'n goed draaiend bedrijf had veel aandacht en energie nodig. We hadden zicht op de keuken, waar een jongeman met een knotje en een gecoiffeerde baard aan de kachel stond. Zijn vervanger zeker.
Toen we afrekenden vroeg mijn vriendin meelevend aan de bazin: 'En hoe is het nu met je man?'
Ze keek verbaasd. 'Mijn man? Goed hoor, hoezo?'
Mijn vriendin had in het dorp gehoord van de hartkwaal.
'Hartkwaal?' Grote ronde ogen. 'Nee hoor. Ja, lang geleden, toen hij vijftig was. Hij is vandaag een beetje grieperig, maar verder is hij gelukkig kerngezond.'
Mijn vriendin lachte wat verlegen en legde uit dat ze het van deze of gene gehoord had, en het zelf helaas ook al had verder verteld. 'Zo komen de praatjes in de wereld,' zei ik afrondend. 'Maak er maar vijfentwintig van.'
Of de zaak toch verkocht ging worden durfden we niet meer te vragen. 


vrijdag 25 november 2022

SAMENWONEN

Het was een even grauwe als moeizame dag. Ik zag ergens tegenop en had nog niet voor mezelf helder kunnen maken hoe ik dat ging oplossen. Die beslissing zou nog die dag moeten vallen maar ik schoof hem telkens wat verder voor me uit. Daar klonk mijn telefoon, een appje.
'Ben je thuis?' Mijn vriendin, toevallig in de stad. 
'Jawel,' toetste ik terug. 'Maar ik sluit me op. Ben niks in orde.'
'Ik kom er toch aan,' was haar kordate reactie, gevolgd door een rijtje emoticons variërend van een kat met hartjes in zijn ogen, via een huilend gezichtje, tot volle kussende roze lippen. Even later ging de bel. Twee keer, zoals haar gewoonte is. Ze kwam boven. 'Als ik maar niet hoef te praten,' probeerde ik mat.
Maar natuurlijk deed ik dat tóch. Al gauw warmde mijn socialiteit op en toen ik haar had uitgelegd wat me dwarszat was dat al voor een deel opgelost, samen kwamen we er snel uit. Ik schreef de mail die ik moest schrijven, die moeilijke mail. Liet hem aan mijn vriendin lezen en stelde op haar aanwijzingen nog wat bij. Ik moest niet zo op mijn rug gaan liggen, vond ze. Dat geeft maar opening aan ongewenst aandringen. Duidelijk zijn! Nee is nee. Ik drukte hard op de verzendknop en stond nog wat onwennig opgelucht op. Tijd voor eten. Ik morde een beetje over mijn lege provisiekast, er was precies genoeg voor één persoon; maar ik wuifde haar grootmoedige aanbod om naar de Albert Heijn te gaan even grootmoedig weg. Ik zou wel iets verzinnen.
Ik improviseerde een verrassend lekkere pasta met spinazie, ui en tomaat en Beyond Meatballs. Daarna keken we tv. Ik gaf mijn gebruikelijke commentaar bij wat ik zag, alle zwaarte en zwijgzaamheid waren uit de dag geweken. Ik speelde zelfs een liedje voor haar dat ik had ingestudeerd - Eva, van Boudewijn de Groot. Om tien uur liet ik haar alleen met wat ze verder nog wilde zien en ging ik in bed liggen lezen. Nog voor ik het lampje uitknipte voegde ze zich bij me. Met twee katten op het dekbed en een vrouw eronder was het een lekker warme nacht. Ik sliep uitstekend. 
De volgende dag dronken we koffie. Ik roosterde brood. Daarna ging ze naar haar atelier. Ik deed mijn eigen dingen. In de namiddag was ze er weer. We aten de op woensdag traditionele potage van gepureerde courgette en aardappel, groene soep genoemd in de familie, en gingen naar de koorrepetitie. Thuis aten we een gevulde koek bij wijze van zondig toetje. Na Nieuwsuur was het tijd voor een hoofdstuk Dickens. Dit keer sliep ik al toen ze binnenkwam.
De volgende morgen zei ik bij het afscheid: 'Het was gezellig. Net alsof we samenwonen. Moeten we vaker doen.'
Mijn vriendin was het met me eens. Ze is met pensioen en we zijn niet meer aan de weekends gebonden. Maar de weekindeling draait nog op de routine van daarvoor. Een nieuw en vrij ritme vinden gaat niet vanzelf. Daar heb je kordate vrouwen voor nodig.


woensdag 23 november 2022

MATTHIJS


In mijn jonge jaren verdiende ik wat bij in het koor van het Nederlands Dans Theater. Terwijl op de bühne een ballet gaande was zongen wij beneden in de orkestbak het Requiem van Mozart of Les Noces van Stravinsky, dicht opeengepakt tegen het orkest aan. Het publiek in de zaal zag een lichtvoetig dansspel met schijnbaar gewichtsloze dansers. Wij hoorden boven ons een oorverdovend gestamp en gekreun en soms een hartgrondige vloek.
Iedere podiumkunstenaar weet het: achter of onder de coulissen is er altijd herrie, de illusie daar in de spotlights komt onder barensweeën tot stand. 
Wat voor het theater geldt is evenzo van toepassing op een live-talkshow. Of op directiekamer van een piekend bedrijf, of de keuken van een toprestaurant. Er wordt onder hoge druk een prestatie geleverd die niet meer terug te draaien is. Dat geeft een spanning waar je psychisch op gebouwd moet zijn. If you can't stand the heat, leave the kitchen, zoals ze zeggende chefkok, CEO of chef-dirigent zal niet zo gauw als eerste opstappen. 
En er wordt heel wat geschreeuwd, in die keukens, sportkleedkamers, tv-studio's en schouwburgen, als de zaken niet lekker lopen. Dat is niet netjes natuurlijk, maar is het ook erg? Altijd reuring. Tenzij er van een diep wortelend intern conflict sprake is duurt die vulkanische spanning meestal maar zolang als de uitzending, voorstelling of wedstrijd duurt. Daarna wordt er stoom afgeblazen, afgezoend en opgelucht op schouders geslagen.

Ooit bracht ik een brief op in een opera, zoals dat heet. De repetitie ging niet naar wens, de temperamentvolle Hongaarse maestro sloeg zich gefrustreerd door de partituur heen. Toen hij uiteindelijk ontplofte richtte hij zijn woede niet op zichzelf of op de gerenommeerde stersolisten maar op de kleine man die de bijrol zong. Hij tikte mijn passage af. In bijzijn van orkest, koor en collega's kreeg ik zijn opgekropte woede over me heen. Ik voelde me vernederd, dat begrijpt u. Maar de volgende dag riep hij me voor de première in zijn kleedkamer en verontschuldigde zich nederig voor zijn uitbarsting, die eigenlijk niet zozeer mijzelf als de hele situatie had gegolden, dat had ik toch ook wel begrepen? Ik kreeg een schouderklopje en een hand. Daarmee was voor mij de kous af, al blijft de herinnering onprettig.

Ik vind dat we aan iemand die ons vijftien jaar lang dagelijks op niveau heeft geamuseerd, geïnformeerd en geboeid wel enig begrip verschuldigd zijn. De keerzijde van gedrevenheid en enthousiasme is een licht ontvlambaar temperament. Aangehitst door een uit de hand gelopen wokisme (alleen volmaakte mensen mogen blijven, alle andere hoge koppen moeten rollen) wordt het een onder invloed van het andere gemakshalve vergeten.

Maar ook dit. Een beetje zelfkennis en bezinning doet wonderen. Als Matthijs bij de borrel na afloop van de gewraakte opnames eens goed in de spiegel had gekeken en zijn welgemeende excuses had aangeboden voor zijn driftbuien zou het zover niet zijn gekomen. 


vrijdag 18 november 2022

WINTERLIEDEREN

De nacht in de havens is vol van geluid
en de geuren van kruiden en gember.
Een ankerlicht dooft aan de horizon uit
en het water is koud in december...

"Aan het einde", Lennaert Nijgh (1945-2002)

Het was geen opzet geweest. De enige opzet die we hadden was een programma samen te stellen met onze favoriete liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. De eerste is gelukkig nog volop actief maar de laatste is alweer twintig jaar dood en dat was iets om bij stil te staan. En hoe Lennaert beter te gedenken dan door zijn onsterfelijke teksten te zingen?
Het concert werd gepland, de locatie gevonden. We stelden een lange verlanglijst op, schrapten wat niet zou werken in onze uitvoering. Malle Babbe, een mooi lied. Maar dat refrein? Lalalalala, lekkere kont... Wij zijn daar niet jolig genoeg voor.
De programmeur van het kerkje stelde de week voor kerstmis voor. Feestelijk, sfeervol.
En toen pas bleek dat het grootste deel van onze liedjes een winters thema hadden. Zelfs in teksten die over iets heel anders gingen dook de winter op. 

Toeval? Nee, zeker niet. Lennaert was een kind van de winter. Kerstmis was hem heilig. Ook de lente mocht er zijn met zijn jaarlijks opbloeien van hoop en verwachting ('er zullen andere tijden komen, daar blijf ik in geloven') maar het koude seizoen met zijn kinderlijke romantiek van sneeuw en ijs, van warme wijn, glinsterende sterren en lichtjes in het donker was hem het liefst. Hij kon dan de banaliteit van het leven vergeten en wegkruipen in zijn holletje van ongeschonden fantasie.

Niet voor niets was Schuberts Winterreise zijn lievelingsmuziek. Lennaert mengde de orgeldraaier uit het laatste lied (de liereman, in zijn woorden) met de hoofdfiguur uit het favoriete boek uit zijn kindertijd, Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen. Zo ontstond het mooiste lied over de jaarwisseling dat ik ken. Lennaerts Prikkebeen speldt geen vlinders op zijn hoed, maar dagen. Misschien is dat wel hetzelfde. Hij verzamelt de bonte beelden van het leven zonder er zelf aan deel te nemen. Hij is net als zijn geestelijke vader de eeuwige toeschouwer. Soms ontmoet hij een mager meisje van plezier maar ook dat zwaait hij vaarwel aan het einde. Vaarwel en tot ziens! Misschien tot ziens... Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen.


Wat geweest is, is geweest
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang
Tour des troubadours, Lennaert Nijgh Festival, Haarlem 2013


Illustratie: Piers Hayman


dinsdag 15 november 2022

DEVOTIE


We waren in Den Bosch en besloten even de Sint Jan binnen te gaan. Ik was daar in vele jaren niet geweest. We bewonderden het mooie interieur, sober en toch rijk. Ik herinnerde me dat ik destijds, toen de binnenkant pas opgefrist was, nogal teleurgesteld was geweest. De donkere gotische sfeer van mijn jeugd was verdwenen en alles was zo licht en nuchter - tegelijk met de rokerige aanslag was de geheimzinnigheid weggepoetst. Maar nu beviel die inmiddels al historische opknapbeurt me goed. De guirlandes kronkelden als groene en bloedrode slangen op het roomwitte plafond. De glas-in-loodramen fonkelden in de lage herfstzon. Ik wees mijn vriendin op het stralende Alziend Oog van God, hoog bovenin, en vertelde dat het van papier was en een gat in het midden had ter grootte van een twee-eurostuk. Je kon erdoorheen kijken, als je bovenop de kerk stond en je op je knieën waagde. Zelf had ik dat nooit gedaan, maar ik had het bij Bertus Aafjes gelezen. Dat bij de voltooiing van de restauratie in 2010 een verweerde dakruiter was vervangen door een moderne engel met een mobieltje, als grapje, zoals de middeleeuwse beeldhouwers zich hun eigen grapjes hadden veroorloofd, uit het zicht van de vrome en nietsvermoedende burgerij daar diep beneden, wist ze al. Ik stak een kaarsje aan voor De Zoete Lieve Vrouw, het iconische wonderbeeld dat in 1380 tussen het brandhout zou zijn gevonden. Mijn vriendin maakte een foto. Buitengekomen vroeg ze voor wie ik het kaarsje had aangestoken, kandidaten genoeg. 'Dat weet ik niet,' zei ik, 'ik was te veel bezig met poseren.'


vrijdag 11 november 2022

Mantelzorg, noedels en Napels


Ik had een schnabbel in Overtoomse Veld. Het was de Dag van de mantelzorg en ik zou de feestelijke bijeenkomst in het buurthuis opluisteren met muziek. Hoewel ik veel ervaring heb en heel wat gewend ben krijg ik voor zoiets altijd de zenuwen. En dat wordt erger naarmate ik ouder word en minder onder de mensen kom dan vroeger. Waarom zou je je druk maken om zoiets, jij die zoveel spannender concerten hebt gegeven, van het Concertgebouw tot in Napels? Dat vragen mijn dierbaren me, bevreemd, als ze me gereduceerd zien tot een nors, zwijgzaam hoopje ellende. Ik antwoord dan dat het niet de twijfel aan mijn eigen kunnen is, maar sociale onzekerheid die me parten speelt. Je weet nooit waar je terecht komt, hoe de situatie is, hoe de mensen zullen reageren. Flexibiliteit is vereist en die komt heus wel op het moment zelf, maar daarop te vertrouwen gaat mijn kracht te boven. Ik heb AOW en een Stadspas, een luit en kasten vol boeken, laat mij nou maar met rust, wereld!
Het is altijd een opluchting als de klok zegt dat ik op weg mag gaan. Realiteit neemt dan de plaats in van gefantaseerde scenario's. Ik reed naar West, parkeerde mijn auto vlak bij het voormalige schoolgebouw nabij het Allebéplein, nam gitaar en lessenaar op en betrad mijn aanstaande werkplek.
Die bleek twee mogelijke gezichten te hebben. Een lokaal waarin rustgevende massage werd gegeven aan vermoeide mantelzorgers die ook weleens verwend mochten worden, en een tent op het schoolplein waarin tafels met spelletjes waren opgesteld en een houtvuur werd ontstoken. Ik ademde de stilte in van de massagesalon. Er werd vooral sereen gezwegen. Ik stelde me voor hoe die genezende stilte doorbroken werd, wreed verstoord misschien wel, door mijn stem van oud-operazanger. Nee, dan liever in de tent, hoewel de wind het doek deed flapperen en er nu en dan een vrachtwagen langs raasde.
Ik maakte het me gemakkelijk in een hoekje, at een stukje cake en keek om me heen. Veel volk was er nog niet. De organisatie stelde voor wat later te beginnen. Twintig minuten verstreken en de situatie was niet veel veranderd. Er was een niet voorspeld buitje neergedaald uit de grijze novemberlucht en de sjoelbakken waren naar binnen gehaald. Vooruit dan maar! Ik werd aangekondigd door een spookachtig galmende stem, ze kregen de echo van de karaokeset niet uit. Ik zette mijn eerste lied in. Rieteiland, Vogeleiland, oase in 't beton... Van de zenuwen schoot ik zomaar in de hoge g die ik al jaren vervang door een lagere. 
Naast me was een man komen zitten die blijkbaar verstand van zaken had, hij bekeek bewonderend mijn gitaar en volgde mijn vingers, zodat ik minstens drie foute akkoorden speelde. Aan de andere kant werd ik geflankeerd door een forse dame in een scootmobiel die in een accordeon-bigband speelde, 'Duke Ellington enzo'. Mensen liepen in en uit, sommigen lachten verrast of maakten even een dansje. Ik kreeg wat applaus, nu en dan en een compliment. Mooie akkoorden, vond de gitaarkenner, mooie teksten, vond de vrouw in de scootmobiel, mooie stem, vond het dansende meisje. Iemand vroeg zich fronsend af waar de beloofde liedjes over Amsterdam bleven? Als ik had gedacht dat mijn thema er, met al die gezongen straatnamen en locaties in Slotermeer, Geuzenveld en Osdorp, vanaf droop, dan had ik het mis. Ik beloofde beterschap en zette Aan de Amsterdamse grachten in, in mijn eigen folky bewerking. Een Surinaamse dame die zojuist gratis geknipt was zong uit volle borst mee. 
Toen ik door de helft van mijn voorbereide liedjes heen was nam ik even pauze. Daar kwam de sympathieke organisatrice met de vraag of ik ook Napolitaanse liederen deed, ze wist dat die op mijn repertoire stonden. Haar vriend was een Napolitaan, ze wilde hem een filmpje sturen. De man naast me vroeg of hij mijn gitaar even mocht lenen, hij kende er wel een. Malafemmena, zong hij, met een begeleiding in dezelfde folky stijl als de mijne. Dat lied had ik ooit met La Passione gedaan en ik zong een beetje mee, voor zover de woorden de afstand van minstens twintig jaar konden overbruggen. Na mijn tweede set raakten we in gesprek. Hij bleek op Sicilië te hebben gewoond en in Rome op straat te hebben gezongen. 'Harde snaren, 012 of 013. En hárd zingen'. We deden samen een rommelige versie van 'O sole mio, in een comfortabel lage ligging want in hárd zingen had ik geen zin.
Tot slot was er Surinaamse bami, vegetarisch of met kip. Ik at mijn bordje leeg, pakte in en zocht de auto op. Ik had een beetje hoofdpijn gekregen van de rook van de niet goed trekkende houtkachel. 
Thuis bedacht ik, tamelijk uitgeput, dat mijn zenuwen volkomen terecht waren geweest, want dit had ik allemaal nooit kunnen voorzien. En ik bedacht, tamelijk opgetogen, dat mijn zenuwen volkomen ten onrechte waren geweest, want wat je niet kunt voorzien brengt vaak gedenkwaardige momenten en onverwachte ontmoetingen. 


dinsdag 8 november 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (41)


Ik oefen mijn liedjes over Nieuw-West voor een optreden later deze week. Op het scherm van mijn computer toont de screensaver een hele reeks foto's van eerdere optredens in het stadsdeel van mijn jeugd. Was ik een wappie, ik zou geloven dat de laatste booster met Moderna me een vloeibare chip had ingespoten die zich met de algoritmen van mijn computer heeft verbonden. Toeval, lacht mijn dochter, die de kamer binnenloopt. Even later zet ik een lied van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot op de lessenaar. Wat geweest is is geweest. Terwijl ik zing en speel zie ik uit mijn ooghoek op het scherm een scène uit de Haarlemse Philharmonie verschijnen. Begin februari 2013, het festival ter herdenking van Nijghs tiende sterfdag. We zingen Malle Babbe met de hele cast. Mylou Frencken leidt de troep. Ik zwier onwennig met Josee Koning aan mijn arm. Toeval!

                                                                      ***

Hoewel ik erg van vogels houd heb ik iets tegen duiven. Die ergernis zullen vele stadsbewoners met me delen. Vliegende ratten, de ratten van de lucht, worden ze genoemd. Hoewel overtuigd boeddhist waar het respect voor alle leven betreft heb ik met het van gemeentewege afschieten ervan weinig moeite. Hun borst, rattig of niet, is erg lekker. Vooral sinds het huis naast me leeg staat irriteren ze me. Ze beschouwen het als hun persoonlijk bezit. Ze maken de katten gek met hun uitdagend gekoer en onrustig gefladder en schijten het verlaten balkon onder. 
Maar voor één stadsduif maakte ik een uitzondering. Hij is dagelijks bij de ingang van de bakker te vinden. Daar zit hij onder het bankje tegen de gevel. Eén poot houdt hij pijnlijk opgetrokken. Immobiel als hij blijkbaar is aast hij op kruimels die de klanten laten vallen. Een mager scharminkel, aan het eind van de weg, doormodderend zolang het nog gaat, ik had met hem te doen. Gisteren heb ik hem zelfs toen de bakker niet keek een stukje van mijn croissant toegeworpen.
Maar nu is dat voorbij. Bij terugkomst van mijn wandeling vandaag rondde ik de hoek bij de bakkerij en liep bijna tegen het beest op. Het trok zijn manke landingsgestel in en vloog met grote vitaliteit naar de dakgoot aan de overkant. Ik moest aan Silas Wegg denken, de quasi-litteraire straatventer uit Dickens' Our Mutual Friend, wiens houten been een doortrapte levenswandel bepaald niet in de weg staat. Onder mijn adem gromde ik het wegvliegende beest na: 'Simulant! Opportunist! Vuile bedelaar! Waar is mijn luchtbuks?'

(Foto: Jos Fielmich)


vrijdag 4 november 2022

Nieuwe spullen


Midden in een repetitie met mijn zoon kwamen ze de een na de ander binnen, mijn luit en de wc-pot. De buzzer verstoorde ons meerstemmige getinkel. Ik legde mijn gitaar weg en deed de loodgieter open. Een tweede keer ging de bel en ik holde de drie trappen af. Beneden wachtte me een grote doos met fragile plakband eromheen, rood op wit. Ik had er al bijna niet meer op durven hopen. 

De trouwe lezers weten waarover ik het heb, voor de nieuwkomers of incidentele bezoekers van dit blog vat ik het even kort samen. Aan het begin van deze zomer kocht ik in een impuls een luit. Een oud, gebutst en opgelapt instrument, maar ik werd er algauw verliefd op. Ik verdiepte me in speltechniek en renaissancemuziek. Toen brak er een stemschroef af. Het stukje hout waarin de schroef stak was al eerder gelijmd geweest, met konijnenlijm. Ik liet het repareren. Twee weken later liet ook de nieuwe superlijm los. Ik had garantie bij de reparateur dus hij bracht een extra steunlatje aan en zette alles opnieuw vast, dit keer onwrikbaar, leek het. Maar toen er een tijdje later een snaar sprong en ik een nieuwe opzette kreeg ik de stemschroef niet losgedraaid. Muurvast in zijn diep uitgeboorde holletje. Ik wrikte o zo voorzichtig maar daar was het inmiddels gevreesde knappende geluid van losbrekend lijmvlak. Dat was op een regenachtige maandagmorgen.
Vreemd genoeg was ik niet boos, gefrustreerd of verdrietig. Gelaten, eerder. Ik trok de deur achter me dicht en ging een stevig eind lopen. Onderweg was me algauw duidelijk wat me te doen stond. Dit was een heilloos traject. Ik kon wel blijven investeren in reparaties maar tenzij ik het ding naar een luitbouwer bracht voor een grondige en kostbare restauratie zou het sukkelen blijven. En was een goedkope fabrieksluit van onduidelijke herkomst zo'n stap waard? Nee, het was duidelijk dat er een nieuwe luit moest komen. Deze kon ik misschien nog wel slijten aan een knutselende liefhebber. De nieuwe luit die ik mezelf al voor mijn verjaardag had beloofd moest vervroegd worden aangeschaft, het was niet anders. Ik spendeerde zoveel intensieve uren aan mijn nieuwe hobby dat het zeker geen onverantwoorde uitgave genoemd kon worden. Bovendien had ik net mijn eerste AOW binnen.
Thuis zocht ik voor de zoveelste maal de site op van een bouwer in Dublin. Ik aarzelde, dubde en vergeleek heel lang maar uiteindelijk hakte ik de knoop door. Deze moest het worden, deze mooie, 13-snarige, redelijk betaalbare renaissanceluit van walnotenhout. Ik haalde diep adem, maakte het geld over, feliciteerde mezelf, en het wachten begon. 

De wc-pot lekte al heel lang. De laatste tijd spoot het water aan alle kanten uit de buis als je doortrok. De terrazzovloer van de badcel was steevast drijfnat. Ook hier was flink gerepareerd want de woningbouwvereniging denkt drie keer na voor ze tot vervanging overgaat. Dat het ze ondertussen meer kost aan onderzoek, advies en lapwerk door extern ingehuurde monteurs schijnt ze niet te deren. De laatste loodgieter was overtuigd geraakt van het heilloze van dit traject toen hij de oude pot niet meer vastgeschroefd kreeg. En zo werd er een afspraak gemaakt voor het installeren van een nieuwe 'porseleinen troon', zoals lollige mensen weleens zeggen. 
De monteur bukte zich over de pot, dreef schroeven in, bekroonde hem met een gloednieuwe deksel. Ik sneed de doos open, haalde mijn nieuwe speeltje tevoorschijn dat verrassend teer en licht was en stemde de snaren. De knoppen draaiden luxueus soepel. 


dinsdag 1 november 2022

SNELWANDELEN

Omdat bepaalde noodzakelijke dingen op waren (wc-papier, kattenvoer) begaf ik me al vroeg naar de Albert Heijn. Of, was het wel vroeg? De eerste dagen van de wintertijd ben ik altijd van slag. Mijn ritme en dat van de klok sporen niet meer. En "begaf" is ook een oneigenlijke term voor wat ik deed; snelwandelen is een juistere omschrijving.
Het woei (of waaide, ik moet niet zo archaïsch doen, vinden mijn critici) hard. Een echte novemberwind, zij het dat de lucht nog altijd zacht en blauw was. Een zoele storm. Het woei of waaide ook in mijn hoofd, minder zoel. Door verschillende redenen, sommige buiten mijn schuld, andere op rekening van mijn eigen onverstandige levenswijze, was ik nerveus. Ik probeerde al snelwandelend tussen de super en mijn huis een sluitend verhaal te fabriceren waarin die nervositeit een begrijpelijke plaats had, zodat ik niet meer hoefde te piekeren over het waarom en rustig verder kon gaan met leven. 
Iets overkoepelends kon ik wel verzinnen, een lijst waarin alle wringende tegenstellingen pasten: de tijdgeest. Corona was vaak deprimerend, natuurlijk. Ik heb die periode vaak vervloekt. Maar het was ook rustig en overzichtelijk. Toen alles weer openging en het gewone leven weer door kon gaan brak de pleuris uit in de Oekraïne. We leefden al in een angstige tijd maar net nu dat voorbij leek te zijn werd alles op een andere manier angstig.  Angstiger, want hier was geen onverschillig virus in het spel maar de boosaardige demon in de mens zelf. Tegelijk met die wereldse woelingen brak voor mijzelf een periode aan waarnaar ik in andere tijden reikhalzend had uitgekeken. Mijn AOW-leeftijd kwam. Maar in plaats van dat het pensioen van mijn leeftijdgenoten en de ouderdomsvoorziening voor mij, sprokkelende zzp'r, me rustig maakte werd ik er onzeker van. Aan die nieuwe status was ik nog niet gewend en ik was er nog niet aan toe. Wat ik nog deed of wilde doen leek plotseling een laatste stuiptrekking van een tot dan toe vanzelfsprekend arbeidzaam leven. Niet oud, definitief niet meer jong. Natuurlijk was het fijn, dat extra, gratis geld dat plotseling door de staat op mijn rekening werd gestort, maar het stigma waarvoor het symbool stond, dat van bejaard-zijn, was dat minder. Net als mijn dierbaren in hetzelfde schuitje moet ik er gewoon nog aan wennen, denk ik. Maar door die zoele storm snelwandelend had ik die verzoenende gedachte niet paraat. De ene koortsachtige gedachte na de andere buitelde door mijn hoofd en hoe het verder moest was me niet duidelijk, in het tumult van de Van Baerlestraat om 9, of 10 uur 's ochtends. De zomer en het introverte luitspel waaraan ik me dagelijks laafde zijn voorbij. Ik maak weer afspraken met vrienden, te lang niet gezien, te lang niet gesproken. Aarzelend maak ik nieuwe plannen want stilzitten en tevreden zijn kan ik niet al koketteer ik al geruime tijd met de term "pensionado". Het is kort en goed een rommelige tijd.
Maar de katten waren blij met hun Purina Urinary Care, en mijn dochter zal straks, als ze laat opstaat na een Halloweenfeestje, vast ook blij zijn met het wc-papier.