vrijdag 28 mei 2021

BUCKET LIST


In de film The Bucket List legt Morgan Freeman desgevraagd aan Jack Nicholson uit wat hij daar op dat papiertje aan het krabbelen is. De beide zestigers zijn terminaal ziek en delen een kamer in het ziekenhuis. Freeman maakt, zegt hij, een bucket list. Een lijst van dingen die hij nog wil doen before he kicks the bucket - voor hij de pijp uitgaat. Blijkbaar was het tegenwoordig te pas en te onpas gebruikte begrip in 2007 nog zo ongewoon dat het een uitleg behoefde. Ik googelde, en inderdaad: deze specifieke verlanglijst bestond al wel, maar door de gelijknamige film is de term populair geworden.
The Bucket List is een tragikomedie met een nogal voorspelbaar verhaal. Maar wat er voorspelbaar (en sentimenteel) aan is wordt ruimschoots gecompenseerd door het fenomenale spel van de beide legendarische acteurs, die als verbale munitie een slim en scherp geslepen script meekregen. Ze zijn op hun best: Nicholson, die nogal eens wil schmieren, houdt zich in toom en zet een overtuigende excentrieke tycoon neer die onder invloed van zijn sympathieke kamergenoot zijn geharde cynisme uiteindelijk laat smelten en zijn hart opent voor de dochter van wie hij vervreemd is. Freeman is een erudiete en zachtaardige automonteur die eigenlijk historicus had willen worden; maar ja, hij was pas vader geworden, young, black and broke, er moest brood op de plank komen, dus het liep anders. Nicholson haalt de aarzelende Freeman over om woorden in daden om te zetten. Gesteund door zijn onmetelijke kapitaal trekken ze, zolang het nog kan, de wereld in. Ze skydiven, autoracen, bezoeken exotische plaatsen en hebben het geweldig naar hun zin, getuige hun jongensachtige geschater. Wij lachen met ze mee, want de twee veteranen hebben een aanstekelijke lach. 
Dit geluk kan natuurlijk niet duren, dat is de essentie van een bucket list. Freeman krijgt er na een ruzie genoeg van en gaat terug naar vrouw en kinderen. Het einde verklap ik niet voor het geval u de film nog niet gezien hebt. Maar zoals het hoort in dit genre is het droevig en troostend tegelijk. 

Mijn vriend Frank had, toen hij zijn vonnis ('hooguit een jaar') had gehoord ook een bucket list, zonder het overigens zo te noemen. Een vrij bescheiden lijstje. Hij wilde nog een keer met zijn dochter naar het Zwitserse dorp waaraan hij zulke goede herinneringen had. En er waren wat culturele dingen die hij nog wilde doen. Een bezoek aan het verbouwde Stedelijk Museum bijvoorbeeld, en aan het Haarlemse Teylers, waar hij nog nooit geweest was.  Het was een mengsel van oud en nieuw, dat hij gelukkig nog ruimschoots wist te realiseren.
Zelf denk ik, als ik me zo'n to do lijstje voorstel, eigenlijk vooral aan dingen die ik nóg een keer wil doen. Iets nieuws ontdekken om te moeten vaststellen dat je het niet op een later tijdstip kunt herhalen heeft iets droevigs. Had ik maar eerder... Het realiseren van dromen wordt dan een bevestiging van de eindigheid van elke droom. Stel, ik ga uiteindelijk toch een keer naar Athene of Tokyo, en ontdek dat het de stad is waar ik altijd al had willen wonen... spijt is dan het onvermijdelijke gevolg van de actie, en dat is nu juist niet de bedoeling. Je hebt aanpakkers en mijmeraars. Ik behoor tot het laatste type en zou eerder kiezen voor een lijstje met herhalingsoefeningen die het verleden belangrijker maken en dus de tijd minder vluchtig doen schijnen, dan voor al die sensatie van verre landen en gedurfde ondernemingen. Een rendez-vous met Florence liever dan een expeditie naar New York. Eerder dan bengelend aan een elastiek onderaan een brug of aan een pas op het laatste moment openspringende parachute zou je me kunnen terugvinden op een terrasje aan een rivier, in een slaperig Luxemburgs stadje. Ik zou er roemers Elbling drinken en misschien zelfs zo'n lelijk oudroze pakje Maryland sigaretten aanschaffen, als die nog bestaan. En ik zou er een beetje denken aan vroeger natuurlijk, maar niet te veel. De vertrouwdheid van de plaats, de schaduw van het vroegere geluk, dat is genoeg.


woensdag 26 mei 2021

NIEUWS

Slecht nieuws. Mijn zieke vriend gaat zijn laatste levensfase in. Ik hoor het van zijn zoon. Dat komt hard aan. Wat doe je met de rest van zo'n dag?
Ik probeer me aan routinehandelingen vast te klampen maar eigenlijk ben ik daar te veel van slag voor. Naar buiten dan maar. Tijdens een nerveuze wandeling, regen en zon, probeer ik het nieuws te laten indalen. 's Middags maakt de nervositeit plaats voor een doffe gelatenheid maar in de namiddag laaien de zenuwen weer op. Wat moet ik, moet ik wel iets? En kan ik iets doen? Mijn vriend is niet meer echt aanwezig. Zal ik toch aandringen op een laatste bezoekje of moet ik de intimiteit van de familie respecteren? Lastige vragen die zich niet eenduidig laten beantwoorden. Ik heb nog ergens een sigaartje liggen. Ik koop een blik bier en ga zitten op een bankje onder de grote boom aan de kade waar ik zoveel uren op die manier heb doorgebracht. Ik bel met de zoon, met een andere goede, wederzijdse vriend. Thuis vraag ik of mijn dochter even beneden wil komen. We zijn emotioneel. Er gaan een paar speciaalbieren in het vriesvak, de doordeweekse drooglegging is vandaag niet vol te houden. Tegen de tijd dat mijn andere dochter uit haar atelier komt liggen we een stap op haar voor in verwerking. Als we alles nogmaals hebben doorgesproken besluiten we een film te kijken om de zinnen te verzetten. Ik neem preventief twee paracetamolletjes en slaap wonderlijk goed die nacht. Als ik wakker word is er eerst een leeg, vredig gevoel, maar dan komt het dagende, snel scherper wordende besef: er is iets niet in orde, er is iets naars aan de hand. Al gauw is alles wat ik de vorige dag gehoord en tijdelijk verwerkt heb weer levensgroot aanwezig. Maar het is nu geen nieuws meer, het is ingepast in het leven, als een nieuw, dramatisch gegeven waarmee we moeten zien om te gaan. 


vrijdag 21 mei 2021

FILMWEEK

Dit was de routine, deze week, zoals zoveel andere weken: 's ochtends bureauwerk, schrijven. 's Middags naar buiten, wandelen, vogeltjes kijken, mijmeren dan wel mediteren op een bankje en boodschappen doen. Daarna een dutje met de katten. Opgepept door koffie een uurtje zang studeren, koken. 's Avonds televisie en lezen. Normaal mijd ik films op de commerciëlen vanwege de reclameblokken maar deze week liep het anders. Ik zag er drie.


1. The Shape of Water (2017)

Ik ging ervoor zitten omdat ik een verfilming verwachtte van een gelijknamig boek van Andrea Camilleri: La forma dell' acqua. Toen ik mijn vergissing ontdekte wilde ik eigenlijk niet verder kijken want de bekendste film van regisseur Guillermo del Toro had me afgeschrikt. El laberinto del fauno uit 2006 is een fantasyfilm die speelt tegen het decor van het fascistische Spanje van generalissimo Franco. Wat ik ervan zag vond ik sprookjesachtig maar vooral duister en beklemmend.
Het viel gelukkig mee. In The Shape of Water is de Mexicaanse regisseur al behoorlijk geamerikaniseerd, en dat bedoel ik nu eens als compliment. Elisa Esposito (Sally Hawkins), een vondeling die niet kan spreken, woont bij een oudere, homoseksuele illustrator aan lagerwal (Richard Jenkins). Ze werkt als schoonmaakster in een overheidslaboratorium. Daar wordt een amfibisch wezen binnengebracht, in een watertank. Het is gevangen in de Amazone, waar het als een god vereerd werd. Het verhaal speelt in de Koude Oorlog. Russen en Amerikanen willen beiden hun voordeel met de wonderlijke meerman doen. Maar voordat die strijd tot de dood van het zowel met longen als met kieuwen uitgeruste wezen leidt, heeft Elisa vriendschap met hem gesloten en zet ze een reddingsactie op touw. De film bevat het nodige extreme geweld maar ook lichtvoetig absurdisme, humor, erotiek en romantiek, is fraai vormgegeven en doorspekt met talloze verwijzingen naar de cinematografische geschiedenis. Het zegevierende verbond tussen de drie eenzame, onaangepaste karakters: de meerman, Elisa en haar huisbaas, met een fraaie finale die aan La Sirena van Lampedusa doet denken, zorgt voor een goed gevoel. En de slechterik, Elisa's gewetenloze, wrede chef (Michael Shannon), komt gelukkig gruwelijk aan zijn eind. De menselijke amfibie ziet eruit als een operetteacteur in een carnavalskostuum maar dat geeft niks, aangezien de film geen moment mikt op feitelijke geloofwaardigheid. Een warm, donker sprookje, waarin de regen voortdurend met bakken uit de lucht valt. Zo overdadig, dat je de tuinslangen en waterkanonnen voor je ziet. Ik ga nu het Labyrint van de Faun ook maar eens proberen.

2. Gifted (2017)

Een klein meisje groeit op bij haar oom. De oom, een voormalig filosofiedocent, is een drop-out. Hij repareert boten aan de kust van Florida. Het meisje is hoogbegaafd, nee, meer: een wiskundig genie. De film draait om het getrouwtrek tussen de oma en de oom om de voogdij van het meisje. De eerste wil haar, in de voetsporen van haar tragisch gestorven dochter (de moeder van het meisje dus), klaarstomen voor een grootse rol in de wereld van de wiskunde. De tweede wil haar zo normaal mogelijk opvoeden. Albert Einstein heeft toch ook leren fietsen? Volgens de gids nam de film, met zijn ethische kwesties, drama en comedy, te veel hooi op zijn vork. Maar ik vond dat alles netjes op zijn plek viel en dat de problematiek zorgvuldig van alle kanten werd bekeken. Het eindigde, na een plotwending die tamelijk onvoorbereid kwam en die we gerust een deus ex machina mogen noemen, met een fraai compromis: het kleine blonde genie (opvallend natuurlijk gespeeld door de toen tienjarige McKenna Grace) gaat naar een school voor hoogbegaafden, maar mag ook thuis op Aretha Franklin blijven dansen met de zwarte oppas-buurvrouw. En de eenogige kat Fred wordt op het nippertje gered van een wisse dood in het dierenasiel. 

3. Grunch Match (2013)

De derde dag gaf niet veel alternatieven voor het songfestival. Een beetje tegen heug en meug zapte ik na de Keuringsdienst van Waarde toch maar naar deze boksfilm met twee Italo-Amerikaanse veteranen: Robert de Niro en Sylvester Stallone. Een komedie in de traditie van de method acting: veel geïmproviseerde dialogen en door-elkaar-heen-gepraat en snel, onverstaanbaar slang en grof taalgebruik en harde grappen. Het verhaal was tamelijk gewoontjes: twee vroegere rivalen, zowel in de liefde als in de sport, besluiten nog één keer een grote match te doen. Maar omdat de beide vechtersbazen naast een klein hartje ook een zekere aandoenlijkheid bezaten (ze waren passé en een beetje verdwaald in de moderne tijd, deze ooit beroemde zestigers) bleef ik toch kijken. En gaandeweg werden de personages me sympathiek. De afloop (een nipte overwinning voor Stallone op punten maar een psychologische verzoening tussen beide, volledig gerehabiliteerde mannen) was heel bevredigend. 


dinsdag 18 mei 2021

Snippers van een regenachtige lente



1.

'Ik ben er al. Ik heb een pieper en een biertje meegekregen en zit op een bankje, net over het bruggetje,' appte Saphier. Ik stond op van het muurtje waarop ik zat te wachten en keek in de verte. Inderdaad, daar zag ik zijn vertrouwde lange, iets gebogen gestalte. Ik liep naar hem toe. Geen handenschudden is inmiddels gewoon. Toch was onze ontmoeting een zeldzaamheid die vroeger met een warme handdruk zou zijn bezegeld. Ik ging naast hem zitten en omdat er zoveel te vertellen was vloog de tijd. Toen er een paar spatjes begonnen te vallen wees hij op zijn pieper, een ronde schijf van zwart plastic. 'Zullen we maar eens gaan kijken? Er is al een halfuur voorbij. Ze hadden een kwartier gezegd. Misschien is dat ding stuk.'
We liepen naar de incheckbalie van het terras. Een jongen met een pluizige rode baard keek beurtelings naar een papier en naar het schijfje. 'Zoek maar een plek boven,' zei hij na enig nadenken. 'Plaats genoeg.' 
We kozen een tafeltje onder een grote parasol met uitzicht op het groen van het park. Ik scande een code en vulde online een formulier in. Gezondheid, naam, e-mail. Een meisje nam hoffelijk onze bestelling op. Vroeger moest je hier zelf je drankjes gaan halen. Algauw waren we zo diep in gesprek dat ik pas achteraf vaststelde, dat ergens om vijf uur, een uur te laat, de voorspelde hoosbui over ons tentje was uitgestort.

2. 

Ik reikte hem het boekje aan. N. sloeg het glimlachend open, bladerde er wat in, keek op en zei: 'Neem een kers.' Ik koos een glanzende vrucht uit een wit kommetje, hief hem aan het steeltje naar mijn mond en proefde goedkeurend. Ik denk altijd dat ik niet van kersen houd maar dat is een repeterende vergissing die mijn hoofd niet uit wil. Ik haalde de pit uit mijn mond en liet die vallen in een ander wit kommetje. Ik nam maar aan dat het daarvoor bedoeld was. N. legde het boekje weg, stond op om koffie te zetten. Ik hoorde de electrische molen draaien, we moesten ons gesprek onderbreken. Ik keek langs de boekenkasten heen naar de tuin. Druppels vielen in de vijver, ook vandaag zou het niet droog blijven. Terug aan tafel zette N. twee kopjes en een trommeltje koek voor ons neer. We dronken van onze koffie. We speculeerden over de nabije toekomst. Wanneer konden we weer gaan zingen, met ons koor? Hij staarde even in de diepten van zijn kopje en zei ernstig: 'Er gaan gekke dingen gebeuren. Iedereen heeft zich te lang ingehouden.' Het klonk profetisch. Ik vergat te vragen wat voor gekke dingen hij bedoelde. Ik zag nu pas dat hij blootsvoets op sandalen liep, alsof het al zomer was.

3.

De zon brak door. Ik kantelde een tuinstoel en liet het water eruit lopen. Mijn vriendin was nog niet thuis. Voor gewoon maar zitten en naar de vogels luisteren had ik geen rust. Ik dacht aan lentes van vroeger, lentes zonder regen en zonder corona. Aan de liedjes die ik hier gemaakt had, terwijl mijn vriendin geduldig bezig was de opdringerige natuur terug te snoeien. Ik haalde mijn gitaar uit de huiskamer en begon in het wilde weg wat te spelen. Een beetje moedeloos, iets te hard, een beetje achteloos. Maar toen mijn vriendin verscheen maakte ze snel een filmpje en zei met een brede lach: 'Ik dacht dat je een bluetooth speakertje had gekocht, maar het is live!'


Illustratie: Utagawa Hiroshige (1797-1858)


vrijdag 14 mei 2021

HEMELVAART


Temidden van het voorzichtig positieve hardop denken vol mitsen en maren van de deskundigen was daar opeens dat bericht, dat juist door zijn héél anders gerichte bezorgdheid barstte van optimisme. We gaan een summer of love tegemoet, stelden de journalisten van een populair dagblad. En psychologen waarschuwen voor overprikkeldheid, na anderhalf jaar sociale onthouding, smetvrees en kluizenaarschap.
Waarschuwen! Voor overprikkeldheid! Kónden we nog maar eens overprikkeld raken, dacht ik, met het speeksel in de mond denkend aan de feestende meutes en de volle stranden die ik mijn hele leven angstvallig gemeden heb.

We zaten rond de grote tuintafel van mijn jongste broer. De zon scheen zoals op andere Hemelvaartsdagen. Voor de oorlog, pardon, voor de pandemie, gingen we op deze dag altijd kamperen en famille. Drie, vier dagen van nestgeur, wandelen, ouwehoeren en innemen, gelardeerd met wat zingen en schilderen. Mijn middelste broer, de schilder, was afwezig, die zat met een levenslange vriend op zijn eerste terrasje sinds lange tijd. We dachten aan hem, we maakten een groepsfoto en stuurden hem die op. 'Proost W., halil!' (Dat laatste is een onderons-grap die ik niet ga uitleggen.)
Ik zag subtiele veranderingen in de gezichten van mijn familie, die me online niet waren opgevallen. Normaal volg je een verandering terwijl die plaatsvindt, geleidelijk, en registreert haar niet bewust. Een jaar was genoeg om een mentaal sprongetje te moeten maken. Van de ene versie van je nichtje (vooral die) of van je broer of zuster naar de andere.
Nadat we allemaal weer aan elkaar gewend waren was het verder als vanouds. We spraken iets te veel over de pandemie - het zal nog wel even duren voor we het weer gewoon over onze stokpaardjes hebben. Ook het volume van praten was als vanouds. Als de buurman ons niet met een hogedrukspuit had gekweld, het eerste uur, zou ik me schuldig hebben gevoeld, hoewel we toch niet hebben gezongen (want de schilderende broer is ook een soort heldentenor).

We waren van plan geweest bijtijds naar huis te gaan, maar mijn schoonzus had soepen, salades en broodjes gemaakt. Er begon een spatje te vallen en we zaten nog even binnen, waar ik de schilderijen en mijn broers Tolkien-verzameling bewonderde. Hij schonk toch nog maar een laagje wijn in - rode, dit keer - voor onderweg.
In de auto zag ik hoe de zon als een vurige bal in een oranje poel zonk. De ruitenwissers lieten genoeg water over om de illusie te scheppen van lekkende vlammen. Ik kreeg het spektakel niet bevredigend op de foto.
De volgende morgen werd ik wat moeilijk wakker. Maar dat was heus mijn schuld niet. Ik dacht aan het artikel in het AD.
'Overprikkeld,' bromde ik tegen mijn vriendin, terwijl ik een straffe koffie ging zetten.


(Illustratie: Giotto di Bondone, circa 1266-1337)


dinsdag 11 mei 2021

PASTEL


Mijn moeder had als meisje ooit een teken- en schildercursus van Talens gevolgd. Een handvol tekeningen resteerde daarvan, opgeborgen in een kartonnen map die was dichtgebonden met een lintje. Ze waren een beetje schools natuurlijk, die stillevens, nagetekende dieren en portretten, maar ze getuigden zeker van talent. Maar het mooiste overblijfsel van haar artistieke periode was een platte kist vol met pastelkrijtjes. Sommige niet meer dan stompjes, andere geknakt onder het papiertje dat ze omhulde, een minderheid nog helemaal heel, liepen ze in kleur op van licht naar donker in een eindeloze reeks halftinten. Toen ik zelf pen en Oost-Indische inkt wilde uitbreiden met kleurrijkere media kreeg ik de doos van mijn moeder.  Ik was er niet handig mee en kan in mijn la met jeugdherinneringen niet één voorbeeld vinden van een pasteltekening, terwijl ik diverse werkjes in inkt, potlood, waterverf en zelfs wasco bewaar, en mijn jongste broer een heus olieverfschilderijtje van mijn hand bezit. Des te beter herinner ik me het stoffige, matte karakter van die verzameling krijtjes, en de subtiele nuances in kleur. Ik moest er vorige week aan denken toen ik de heggenmus bespiedde.

We zaten een week lang in een huis in een bospark bij Vilsteren, een dorpje nabij Ommen. Het park maakt deel uit van een mooi oud landgoed. Het regende alsof het herfst was en de temperatuur was koud als in het najaar, maar de klanken van het gemengde bos waren die van de lente, zonder twijfel: de hele dag schetterden de vogels door elkaar, een symfonische verzameling hoge en zeer hoge geluiden in net zoveel schakeringen als die van de krijtjes; schel, zilverig, warm, melodieus of obsessief herhalend, snel, waakzaam en hitsig of juist traag koerend. 
Ik had mijn kijker en vogelboeken meegenomen - een moeite die ik me trouwens had kunnen besparen, want in het huis waren twee standaardwerken voor vogelaars en een goede kijker aanwezig.  Regelmatig stond ik op van de bank waar ik me in Dickens of Simenon verdiepte om te kijken wat er op ons bordes neerstreek. De kijker lag altijd precies daar waar hij niet moest zijn en eer ik hem had gepakt was de vogel meestal gevlogen. Was dat echter niet het geval, dan stond ik voor de grote ramen van de jaren zestig bungalow te turen en probeerde te analyseren wat ik daar zag scharrelen, en dat ook nog eens te archiveren. Zodat ik even later in Lars Svensson's Vogelgids van Europa kon opzoeken wat ik gezien had, en mijn eerste bevindingen daarna kon vergelijken met andere afbeeldingen in andere boeken, of kon toetsen aan filmpjes op internet. Ik vind het knap lastig om vogels te determineren. Ze zitten geen moment stil. En er zijn er zoveel. En dan zijn er ook nog veel te veel die erg op elkaar lijken en zich niet in mijn geheugen willen vastzetten: kleine, bescheiden, bruinachtige fluitertjes zonder veel houvast voor het oog. Maar soms had het kijken en zoeken resultaat, en kon ik trots een nieuwe vogel aan mijn repertoire toevoegen. De bonte vliegenvanger was algauw zeker, daar kon weinig aan missen; het vogelboek was ook nog eens zo vriendelijk om op te merken dat verwarring met andere soorten niet waarschijnlijk was. Een rare naam trouwens voor een zwart, wit en grijs diertje, maar ik klaag niet. 
De heggenmus kostte me wat meer moeite, in de eerste instantie leek hij een van die onopvallende bruinige piepertjes te zijn, maar toen ik eenmaal de associatie met mijn moeders pastelkrijtjes had gemaakt zat hij muurvast in mijn visuele geheugen. Zo schijn je het te moeten doen: ezelsbruggetjes verzinnen. Vooral de kop zag eruit alsof hij gekleurd en bestoven was met een van de blauwgrijze stompjes Talens, en ook het bruin van zijn rug leek bepoederd.
Hij werd een vaste bezoeker. Met takjes die idioot groot waren voor zijn minieme lijf vloog hij topzwaar een klimplant tegen de zijgevel in, waarin een nest in aanbouw verborgen moest zijn. Ik kon hem goed gadeslaan en raakte algauw gesteld op zijn drukke gedoe zo vlak voor ons huis. Hoewel hij een schuwe indruk maakte liet hij zich door onze afwezigheid niet afschrikken en kwam telkens na een periode van afwezigheid weer terug. 
Maar de laatste dag hebben we hem niet meer gezien. Er had die morgen een kat rondgelopen op het terrein, een krolse poes. Voor een ongeluk wordt gevreesd.

vrijdag 7 mei 2021

Weekje weg

Ik had me voorgenomen niet te bloggen, deze natte, stille vakantieweek in een huis in het verre Oosten des lands. Tot ik ontdekte dat ik het niet eens kon, omdat het niet ging op mijn telefoon. Toen werd het natuurlijk een andere kwestie: een erezaak. Vandaar deze slaperige groet. U hoort spoedig meer van me.