dinsdag 11 mei 2021

PASTEL


Mijn moeder had als meisje ooit een teken- en schildercursus van Talens gevolgd. Een handvol tekeningen resteerde daarvan, opgeborgen in een kartonnen map die was dichtgebonden met een lintje. Ze waren een beetje schools natuurlijk, die stillevens, nagetekende dieren en portretten, maar ze getuigden zeker van talent. Maar het mooiste overblijfsel van haar artistieke periode was een platte kist vol met pastelkrijtjes. Sommige niet meer dan stompjes, andere geknakt onder het papiertje dat ze omhulde, een minderheid nog helemaal heel, liepen ze in kleur op van licht naar donker in een eindeloze reeks halftinten. Toen ik zelf pen en Oost-Indische inkt wilde uitbreiden met kleurrijkere media kreeg ik de doos van mijn moeder.  Ik was er niet handig mee en kan in mijn la met jeugdherinneringen niet één voorbeeld vinden van een pasteltekening, terwijl ik diverse werkjes in inkt, potlood, waterverf en zelfs wasco bewaar, en mijn jongste broer een heus olieverfschilderijtje van mijn hand bezit. Des te beter herinner ik me het stoffige, matte karakter van die verzameling krijtjes, en de subtiele nuances in kleur. Ik moest er vorige week aan denken toen ik de heggenmus bespiedde.

We zaten een week lang in een huis in een bospark bij Vilsteren, een dorpje nabij Ommen. Het park maakt deel uit van een mooi oud landgoed. Het regende alsof het herfst was en de temperatuur was koud als in het najaar, maar de klanken van het gemengde bos waren die van de lente, zonder twijfel: de hele dag schetterden de vogels door elkaar, een symfonische verzameling hoge en zeer hoge geluiden in net zoveel schakeringen als die van de krijtjes; schel, zilverig, warm, melodieus of obsessief herhalend, snel, waakzaam en hitsig of juist traag koerend. 
Ik had mijn kijker en vogelboeken meegenomen - een moeite die ik me trouwens had kunnen besparen, want in het huis waren twee standaardwerken voor vogelaars en een goede kijker aanwezig.  Regelmatig stond ik op van de bank waar ik me in Dickens of Simenon verdiepte om te kijken wat er op ons bordes neerstreek. De kijker lag altijd precies daar waar hij niet moest zijn en eer ik hem had gepakt was de vogel meestal gevlogen. Was dat echter niet het geval, dan stond ik voor de grote ramen van de jaren zestig bungalow te turen en probeerde te analyseren wat ik daar zag scharrelen, en dat ook nog eens te archiveren. Zodat ik even later in Lars Svensson's Vogelgids van Europa kon opzoeken wat ik gezien had, en mijn eerste bevindingen daarna kon vergelijken met andere afbeeldingen in andere boeken, of kon toetsen aan filmpjes op internet. Ik vind het knap lastig om vogels te determineren. Ze zitten geen moment stil. En er zijn er zoveel. En dan zijn er ook nog veel te veel die erg op elkaar lijken en zich niet in mijn geheugen willen vastzetten: kleine, bescheiden, bruinachtige fluitertjes zonder veel houvast voor het oog. Maar soms had het kijken en zoeken resultaat, en kon ik trots een nieuwe vogel aan mijn repertoire toevoegen. De bonte vliegenvanger was algauw zeker, daar kon weinig aan missen; het vogelboek was ook nog eens zo vriendelijk om op te merken dat verwarring met andere soorten niet waarschijnlijk was. Een rare naam trouwens voor een zwart, wit en grijs diertje, maar ik klaag niet. 
De heggenmus kostte me wat meer moeite, in de eerste instantie leek hij een van die onopvallende bruinige piepertjes te zijn, maar toen ik eenmaal de associatie met mijn moeders pastelkrijtjes had gemaakt zat hij muurvast in mijn visuele geheugen. Zo schijn je het te moeten doen: ezelsbruggetjes verzinnen. Vooral de kop zag eruit alsof hij gekleurd en bestoven was met een van de blauwgrijze stompjes Talens, en ook het bruin van zijn rug leek bepoederd.
Hij werd een vaste bezoeker. Met takjes die idioot groot waren voor zijn minieme lijf vloog hij topzwaar een klimplant tegen de zijgevel in, waarin een nest in aanbouw verborgen moest zijn. Ik kon hem goed gadeslaan en raakte algauw gesteld op zijn drukke gedoe zo vlak voor ons huis. Hoewel hij een schuwe indruk maakte liet hij zich door onze afwezigheid niet afschrikken en kwam telkens na een periode van afwezigheid weer terug. 
Maar de laatste dag hebben we hem niet meer gezien. Er had die morgen een kat rondgelopen op het terrein, een krolse poes. Voor een ongeluk wordt gevreesd.

4 opmerkingen:

Hans Valk zei

Lekker hè, zo'n weekje in het oosten des lands.
Ik ben een liefhebber van zee, wad en kust, maar zo nu en dan een weekje beoosten de Gelderse IJssel vind ik ook altijd een groot genoegen. Eiken en andere bomen van meer dan honderd jaar oud in overvloed. Niet allemaal van die snelgroeiers. Het landschap in het westen heeft altijd iets goedkoops.

Wij waren vorige week een paar dagen in de Friese Wouden, op de grens van Friesland en Drente, alwaar ik in het Fochteloërveen mijn eerste Paapje scoorde.
Want dat is ook zo aardig aan vogels kijken; als je het niet tè fanaiek doet, kun je er veertig jaar mee bezig zijn en nog niet de hele Nederlandse vogelpopulatie gezien hebben. Zo hoop ik ook nog ooit een Nachtzwaluw te zien. Of horen; dat is eigenlijk al genoeg.

Wat de Bonte Vliegvanger betreft: veel vogels die een afwisseling van wit en zwart vertonen worden 'bont' genoemd.
Zo kent de Nederlandse avifauna de Bonte Strandloper (zwart op de buik in broedkleed) en de bontbekplevier (inderdaad alleen zwart en wit rond de snavel). De wat zuidelijker streken kennen de Bonte Tapuit (voornamelijk zwart met wit) en de Bonte IJsvogel (idem dito en veel minder mooi dan onze 'eigen' IJsvogel).
Of het verband tussen zwart en wit en het begrip 'bont' specifiek is voor de vogelwereld, of dat het begrip in het Nederlands ooit breder werd toegepast, is mij niet duidelijk. Ik denk bijvoorbeeld aan een naam als Bontekoe.
Tegenwoordig denken de meeste mensen bij 'bont' aan kleurig.

Leo zei

"Een ongeluk wordt gevreesd", ja dat kun je wel schrijven! Wat katten voor een schade aanrichten onder de vogelstand is nu wel bekend, maar het blijft triest om te weten. En een belletje ombinden bij de eigen exemplaren, ho maar. Kijk, verwilderde katten, daar is weinig aan te doen. En verder: als je de heggenmus eenmaal hebt opgeslagen, ben je er weg van.Bescheiden en een mooi riedeltje.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Hans: ik probeer inderdaad niet in mijn oude fout te vervallen en niet meteen te fanatiek en ongeduldig te worden. En ach ja, 'bont' in de betekenis van 'gevlekt'...
Leo: Zag er gisteren eentje in de struiken in het park. Mijn oog viel er meteen op!

Hans Valk zei

@Leo: vogels liggen mij zeer na aan het hart. Nu hebben wij sinds anderhalf jaar ook drie katten. Maar al voor we die hadden vond ik dat katten, net als vogels, onderdeel zijn van de natuur. Ik zou het niet leuk vinden als één van onze katten met een vogel thuis zou komen, maar anderzijds denk ik niet dat het me nachtrust zou kosten. Voorlopig heb ik trouwens de indruk dat ze gewoon niet slim en handig genoeg zijn om een koolmees of een pimpelmees te vangen, maar dat terzijde.
Katten zijn niet de grootste levensbedreigende factor voor vogels. Dat zijn we zelf. De achteruitgang van talloze soorten heeft alles te maken met onze hang naar goedkoop voedsel en de daardoor veroorzaakte productiemethoden van onze boeren.
Daarnaast hebben wij mensen een nogal bijzondere kijk op leven en sterven. De natuur buiten onszelf is één reusachtige en vaak vrij korte cyclus van geboren worden en doodgaan. Van alle kleine vogels die dit voorjaar uit het ei kruipen, is na de winter het grootste deel alweer dood.
Een kat is een risico voor een vogel. Maar het is er één van vele. En niet het grootste, denk ik.