vrijdag 14 mei 2021

HEMELVAART


Temidden van het voorzichtig positieve hardop denken vol mitsen en maren van de deskundigen was daar opeens dat bericht, dat juist door zijn héél anders gerichte bezorgdheid barstte van optimisme. We gaan een summer of love tegemoet, stelden de journalisten van een populair dagblad. En psychologen waarschuwen voor overprikkeldheid, na anderhalf jaar sociale onthouding, smetvrees en kluizenaarschap.
Waarschuwen! Voor overprikkeldheid! Kónden we nog maar eens overprikkeld raken, dacht ik, met het speeksel in de mond denkend aan de feestende meutes en de volle stranden die ik mijn hele leven angstvallig gemeden heb.

We zaten rond de grote tuintafel van mijn jongste broer. De zon scheen zoals op andere Hemelvaartsdagen. Voor de oorlog, pardon, voor de pandemie, gingen we op deze dag altijd kamperen en famille. Drie, vier dagen van nestgeur, wandelen, ouwehoeren en innemen, gelardeerd met wat zingen en schilderen. Mijn middelste broer, de schilder, was afwezig, die zat met een levenslange vriend op zijn eerste terrasje sinds lange tijd. We dachten aan hem, we maakten een groepsfoto en stuurden hem die op. 'Proost W., halil!' (Dat laatste is een onderons-grap die ik niet ga uitleggen.)
Ik zag subtiele veranderingen in de gezichten van mijn familie, die me online niet waren opgevallen. Normaal volg je een verandering terwijl die plaatsvindt, geleidelijk, en registreert haar niet bewust. Een jaar was genoeg om een mentaal sprongetje te moeten maken. Van de ene versie van je nichtje (vooral die) of van je broer of zuster naar de andere.
Nadat we allemaal weer aan elkaar gewend waren was het verder als vanouds. We spraken iets te veel over de pandemie - het zal nog wel even duren voor we het weer gewoon over onze stokpaardjes hebben. Ook het volume van praten was als vanouds. Als de buurman ons niet met een hogedrukspuit had gekweld, het eerste uur, zou ik me schuldig hebben gevoeld, hoewel we toch niet hebben gezongen (want de schilderende broer is ook een soort heldentenor).

We waren van plan geweest bijtijds naar huis te gaan, maar mijn schoonzus had soepen, salades en broodjes gemaakt. Er begon een spatje te vallen en we zaten nog even binnen, waar ik de schilderijen en mijn broers Tolkien-verzameling bewonderde. Hij schonk toch nog maar een laagje wijn in - rode, dit keer - voor onderweg.
In de auto zag ik hoe de zon als een vurige bal in een oranje poel zonk. De ruitenwissers lieten genoeg water over om de illusie te scheppen van lekkende vlammen. Ik kreeg het spektakel niet bevredigend op de foto.
De volgende morgen werd ik wat moeilijk wakker. Maar dat was heus mijn schuld niet. Ik dacht aan het artikel in het AD.
'Overprikkeld,' bromde ik tegen mijn vriendin, terwijl ik een straffe koffie ging zetten.


(Illustratie: Giotto di Bondone, circa 1266-1337)


Geen opmerkingen: