Posts tonen met het label tv. Alle posts tonen
Posts tonen met het label tv. Alle posts tonen

zaterdag 26 april 2025

Requiem voor een reeks

Na negentien succesvolle seizoenen
Zeg ik een ouwe, lauwe vriend vaarwel.
Het was niet meer dan televisiespel,
Maar wel één dat gezien werd door miljoenen.

Mij slijt je heus geen knollen voor citroenen,
Al denkt de AvroTros misschien van wel;
De makers willen liefst geen kijkersrel
Maar kunnen wat verrot is niet vergroenen.

Het kortwieken van Eva's meisjeslokken
Wierp op de gang van zaken een nieuw licht.
Ze kon in Wolfs gezicht alleen nog mokken.

De serie is voor hun conflict gezwicht,
Hun vrolijk samenspelen stierf in wrokken.
Dit was het einde van Flikken Maastricht.

In memoriam Floris Wolfs


vrijdag 28 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (59)


In het park ontmoette ik Michael. Hij zat op het bankje tegenover de ooievaars, zijn camera in aanslag. Ik geloof niet dat hij me herkende. Hij prees me zijn boek aan, dat ik vorig jaar herfst al had gekocht. Ik confronteerde hem met zijn Slotermeerse jeugd, in de hoop op een gesprek vol wederzijdse jeugdherinneringen - maar hij had er blijkbaar niet zo'n zin in.
'Immanuel Kanthof? Ik woonde bij de Burgemeester De Vlugtlaan. Dus we zullen elkaar wel niet zijn tegengekomen,' zei hij met zijn rauwe accent. Daarna vertelde hij dat hij zijn kat hier had begraven pas geleden. Twaalf jaar oud slechts geworden, gelukkig duurde de doodsstrijd niet zo lang. 'Ik zit hier vaak dus dan kan ik nog eens aan hem denken.'
Het was er een van een stel, het katertje. Broodmager, terwijl zijn zusje heel anders was, een plofkip. Wist ik dat katten nesten konden hebben van meerdere vaders?
'Ja,' zei ik, 'dat weet ik. Ik heb twee broertjes die héél anders zijn.' Hij keek me bevreemd aan en begon toen te lachen. 'Ah, ik dacht even dat je bedoelde, in het écht.'
Ik zei: 'Ja, dat bedoelde ik ook,' op mijn beurt bevreemd. Hij viel stil, begon toen over de ooievaars, dacht ik ook niet dat ze al eieren hadden gelegd?
Pas toen ik een eind verderop was bedacht ik dat ik had vergeten te vertellen dat het twee katten waren, die broertjes. Hij moet een rare indruk van onze familie hebben gekregen.

                                                                        •

Ooit begon ik aarzelend te kijken naar Flikken Maastricht. Een guilty pleasure, noemde ik het. Toen bracht ik zes vormende en veranderende weken door in Limburg en vlak daarna ging mijn dochter in Maastricht studeren. Kijken naar Flikken werd een soort weemoedig plezier. Ik zag bekende locaties, dacht glimlachend terug. Het was het wekelijks koordje dat me met de Kliniek verbond.
De jaren verstreken, ik bleef trouw kijken maar het plezier nam af. De plots werden allengs ingewikkelder, ik volgde het niet meer, de personages en gebeurtenissen werden grotesk en onwaarschijnlijk, vooral de slechteriken waren karikaturaal (Bols, Eddy, Daan). De sfeer was hard, cynisch, humorloos.
Onlangs begon NPO1 Extra met de herhaling van het eerste seizoen, door mij destijds niet bekeken. Ik was verrast. Wat een jonge koppies allemaal. Eva had nog niet dat verbetene, haar paardenstaart was springerig en echt, Wolfs was mooi, blond en jong. Wil van Kralingen (rip) zette met Ellis Flamand de beste commissaris van de serie neer. Er werd gelachen, vertederd gekeken naar die malle Romeo, Floris en Eva waren duidelijk verliefd op elkaar.
Zappend van NPO1 naar NPO1 Extra zie je 19 jaar verspringen. Blond naar grijs. Lach naar grimas. Wat is de tijd wreed geweest. Nu is Victor Reinier er uitgegooid wegens onacceptabel machogedrag dat verdere samenwerking onmogelijk maakt. Het idiote idee schijnt te heersen om die twintigste serie tóch te maken. Dan maar zonder mijn verkeerde held Floris Wolfs. Dat wordt natuurlijk helemaal niks. Wat je dan krijgt: 19 consistente, legendarische seizoenen en één mislukt laatste seizoen met een vervanger. Een stuiptrekking. Niet doen!

                                                                    •

De kogel is door de kerk. Ik heb de hulp ingeroepen van AI. Of juister: van een vertaalmachine. Een tamelijk lang Frans tekstje ingevoerd. Wat er in een fractie van een seconde uit kwam rollen met rood potlood gecorrigeerd tot het idiomatisch Nederlands was. Op deze manier gebruikt toch wel handig, en de noodzakelijkheid van de menselijke supervisie verzoende me ermee.

[Google Translate vertaalt trouwens 'de kogel is door de kerk' met: la balle est dans l'eglise. Haha. Zou letterlijk moeten zijn: la balle a traversé l'eglise. Maar in het Frans zeg je in zo'n geval: on a tranché. 
Erg bedreigend is het allemaal (nog) niet.]


Foto: Rozan Hillebrandt


maandag 17 maart 2025

In memoriam Rob de Nijs (1942-2025)


Het zat eraan te komen maar het was toch een naar bericht. Rob de Nijs stierf gisteren. Ik vierde luidruchtig mijn verjaardag en wist van niks.
Rob de Nijs had een warme, soepele, onmiskenbaar eigen getimbreerde stem en hij paste in mijn wereld. De fantasievolle romantiek van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (kortweg: Hamelen) en van de eerste, door Boudewijn en Lennaert geschreven liedjes van zijn 'comeback', evenals Hamelen gedrenkt in middeleeuwse sfeer, sloten naadloos aan bij mijn eigen romantische aard. Het was de tijd dat ik minstreel wilde worden en droomde van de luit die ik nu eindelijk bezit.
En toen hij later andere, meer wereldse paden insloeg (leren broek, kokette kreetjes) bleef ik een fan. Want die stem, die raakte me nog steeds. Hij mocht honderd keer Banger hart zingen of dat hij een Harley onder zijn kont had, mij bedroog hij niet: hij bleef voor altijd Bertram Bierenbroodspot, amant van Loeki Knol alias Lidwientje Walg, die andere eenmalige prachtstem.

Ik heb hem gelukkig nog live gezien, rijkelijk laat in mijn leven. Een of twee keer, dat weet ik niet precies. Ik genoot ervan.
Maar ik heb hem ook een keer ontmoet. 
Het was bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, december 2002. Ik zong twee liederen uit Winterreise van Schubert, omdat dat Lennaerts favoriete muziek was. Rob was er ook. Toen ik achter de kist aan liep passeerde ik hem. Hij knikte me toe en zei zacht: 'Mooi gezongen.' Ik zei: 'Dank je Rob.'
Fijner compliment heb ik nooit gehad.


zaterdag 4 januari 2025

SOEPGANZEN


Am bam - de fluit van Pan had zeven gaten. Geen kon het dansen laten.
Eén been had hij maar dansen moest hij op één been door de wei...

Na het opzeggen van dit vers stapt Nifterik van Spa van het vliegend vloerkleed Kamerbreed en is als bij toverslag verdwenen in het niets, terug naar waar hij vandaan kwam. De Hamelaars laat hij verwonderd achter terwijl die toch echt wel het een en ander gewend zijn sinds ze de wereld van gnomen, trollen, nixen en andere sprookjesfiguren zijn binnengegaan.
Het is aflevering 43 van de nog lang niet afgelopen serie Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? Nifterik van Spa (van Bakzeil tot de Bokkebocht) wil niet mee naar Wenzela de IJsheks, vandaar. Hij wordt gespeeld door de op dat moment 61-jarige Jan Hundling (1914-2003). Afgelopen oudjaar zeiden we hem zijn spreuk na en zagen we hem weer zijn stap in het niets doen.

Ik had nog niet heel vastomlijnde plannen om dit blog na vijftien volgeschreven jaren misschien niet uit de lucht te halen, maar dan toch zodanig terug te schroeven in frequentie dat de wekelijkse druk om een stuk proza te produceren zou verdwijnen. Ik stelde me voor het om te dopen tot Voorheen Rookzanger - De toegift. Of: Encores en allerlei. Die gedachte gaf me rust. Iets netjes afronden, en nog wat vrijblijvend doorspelen als de pet zo stond - was dat niet mooi?

Gisteren, vrijdag, blogmiddag, liep ik over straat. Ik ging naar de Appie om een mooie biefstuk te kopen die me moest troosten nu alles na de januaridrooglegging zo sober en saai was; dat stukje van de lende zou de leegte van die onthouding hopelijk omtoveren tot een kwaliteit. Op de hoek van de Reijnier Vinkeleskade was ik getuige van de migratie van de soepganzen. 
Om de een of andere reden hangt er daar altijd een schooltje van die traag schommelende, voornamelijk witte vogels rond. Vaak in het plantsoentje aan de rand van de weg. Nu waren ze de J.M. Coenenstraat aan het oversteken, tergend langzaam. Een vrouw op een fiets stapte af en gidste ze als een verkeersagent of klaar-over naar de veilige overkant. 
Toen ik terugkwam uit de super had de school, nu zonder hoedster, besloten dat het gras toch niet groener was aan de overzijde en hobbelde de weg weer op, zonder op of om te kijken. Auto's stopten, gelukkig was het deze derde januari stil in de stad. Drie bereikten ongeschonden de overkant. Een vierde anser unox bleef achter in het plantsoen. Gauw zou het donker worden. Ik liep maar snel door met mijn biefstuk, een tros bladpeterselie en een bakje zoete cherrytomaatjes. 

Ik aarzel nog wat ik ga doen met dit blog. Mijn voortvarend besluit is met de komst van het nieuwe jaar verdwenen. Het nieuwe jaar brengt helaas nooit meteen die frisse alles-is-anders-stemming die je je tijdens de donkere decemberdagen voorstelt. Dat neemt altijd wat tijd. Ik houd u op de hoogte.

Voor nu: Een gelukkig en gezond 2025 toegewenst!


vrijdag 29 november 2024

KEEK


Mijn zoon speelt een gelikt jazzakkoord dat plagerig vloekt met de sobere harmonieën van vroege, vintage Boudewijn de Groot. Ik kijk hem streng aan, maak een gebaar van kokhalzen. 'Dat verpest alles,' zeg ik door de muziek heen. We worden een beetje melig. De tijd van repeteren is voorbij, we moeten de bühne op. 

Dat was vanmiddag, een mooie heldere, bijna winterse middag in Zaandam.
De laatste tijd hebben we op de VPRO mogen kijken naar oude opnames van Het Simplisties Verbond, soms wat gedateerd maar over het algemeen nog verrassend goed te pruimen. Hoe zou mijn Keek op de week eruit zien? Geheel afgezien van alle actualiteit, die het leeuwendeel van het satirische programma van Kees van Kooten en de betreurde Wim de Bie uitmaakte - want de actualiteit stemt mondiaal érg treurig, en op binnenlands niveau ook, op een andere manier -, de actualiteit laat ik het liefst zoveel als mogelijk is aan me voorbijgaan. Dat lukt slecht want de uitvinding van de smartphone heeft het afsluiten van de buitenwereld zowat onmogelijk gemaakt. Onwillekeurig gluur je toch 's ochtends vroeg al naar het nieuws. FOMO. Je zou toch niet willen dat Poetin een Oreshnik op Kyiv afvuurde zonder dat jij het wist. Dat je alleen maar ongelukkig wordt van dat dwangmatig volgen van wat er in de boze buitenwereld plaatsgrijpt snap je wel maar dat inzicht is blijkbaar niet opgewassen tegen de keiharde verslaving die telefoon heet.

Wat dus, afgezien van Gaza, Libanon, Poetin en alle andere ellende (vergeet de stormen niet), kan ik in retrospectief over de afgelopen week zeggen? Welke nu verstreken uren en stemmingen leidden tot het verdwaalde jazzakkoord in Verdronken vlinder?

Maandag kwam ik, ontregeld door de zondagse lauwe, harde wind die korte metten maakte met de veilige winterse sfeer van de dagen ervoor, terug uit de polder. Maandag is nooit fijn maar betekende nu ook het blote uitzicht op wat een mijlpaal kon worden, het allang uitverkochte concert in de Cultuurkoepel aan het einde van de nu aangebroken week. 500 kaartjes. Ik had een beetje verhoging.
Mijn straat is opgebroken wegens werkzaamheden aan leidingen en bestrating maar dat heeft als voordeel dat er geen doorgaand verkeer is. Het is stiller dan normaal.
Ik zocht en ordende de muziek voor de kerkdienst van 6 december. Twee repetities. Daarna deed ik een dutje met de katten. Prrrr. 
Na een troostrijke spaghetti was ik extra vroeg op de eerste van de twee repetities want de gastvoorganger wilde een stuk op zijn dwarsfluit spelen, dat ik op de piano zou begeleiden. Dat moest natuurlijk geoefend worden. 
Dinsdagmorgen waren er drie leerlingen. Daarna had ik honger. Ik bezocht de bakker en at, op weg naar het park, een saucijzenbroodje, niet helemaal door en door verwarmd. 's Avonds stond er pasta met pancetta en gehakt op het menu. Mogelijk door al dat vet rommelde mijn buik 's nachts. Die verhoging had ik ook nog. En een verontrustend scherp randje bij het slikken. Naast natuurlijk de moeilijke rug, de muisarm en de pijnlijke vingers. Ik begon me zorgen te maken over die mogelijke mijlpaal.

Duistere dagen, laat opstaan omdat nog even in bed blijven liggen té verleidelijk is. Dat brengt een risico met zich mee dat ik niet heb weten te vermijden. De katten willen vroeg eten en laten dat duidelijk merken - vocaal, maar vooral fysiek: springen en rennen en quasi per ongeluk mijn slapende torso in hun wilde gedoe betrekken. Boink! Na het voederen doe ik de gordijnen open en zet de thermostaat hoger. En ga nog even liggen. Niet met de bedoeling om nog serieus te slapen maar dat gebeurt natuurlijk tóch in dit seizoen.
En een zware slaap is die afgedwongen toegift op de nacht, vol bedrukkende dromen die de halve dag blijven hangen. Beter de discipline opbrengen om samen met de katten de dag in te gaan. Maar... wat moet je in die wakkere wereld, eind november, regen en mist, als je quasi gepensioneerd bent? 

Woensdag was een stormachtige dag, nat, onstuimig en zeer, zeer grijs. Op het koor waren er absenties, onder wie mijn vriendin, die net als ik niet lekker was en terecht opzag tegen de verwachte extreme avondspits.
Ik had een enorme tegenzin. In praten, sociaal doen, muziek maken. Ik hoop dat mijn trouwe zangers er niet veel van gemerkt hebben. Eens te meer bleek hoe belangrijk het is om verplichtingen te hebben. Al werkend knapte ik zienderogen op. Bloed ging stromen. Plezier dook op waar ik het niet meer had verwacht. Ach man, maak je toch niet zo druk! Wees blij dat je dit kan en mag doen. Ik hoor het vaak en voelde het nu ook. 
Donderdag was er Zen. Dat is altijd prettig. Nu was het meer dan dat. Het was lang geleden dat ik al mediterend een moment van verlichting had. Groots was het niet, dat moment, maar onmiskenbaar: opeens, midden in het zitten, stopten mijn analyserende gedachten en glimlachte ik breed om al het zinloze getob dat me doorgaans zo belangrijk lijkt.
Gehoor gevend aan een impuls liep ik naar de kapper in de Ferdinand Bolstraat. Die was sinds mijn vorige bezoek, ruim een half jaar geleden, weer enige euro's duurder geworden. Dat brengt het totaal op een verdubbeling in prijs sinds de zaak door Covid moest sluiten.
Het was er opvallend rustig.
Maar voor het eerst in tijden was ik helemaal tevreden over de coupe - niet te kort, niet te lang.

Buiten beschouwing gelaten de lees- en luituurtjes, en de avonden (een uurtje James Bond op tv, een hoofdstuk of twee in een Donna Leon die ik nog niet kende) was dat mijn week. Mogelijk vergeet ik iets, misschien wel iets belangrijks. 
De ziekte die het naderende concert onmogelijk zou kunnen maken is vooralsnog niet doorgebroken. Je weet het nooit, maar het lijkt allemaal goed te komen in Heiloo.


Illustratie: 'Erlkönig', Julius Sergius von Klever (1850-1924)


vrijdag 25 oktober 2024

Twee zeer korte Sallandse verhalen

We hebben Roy

Omdat mijn Ecco's na een jaar al versleten waren en me natte voeten bezorgden bij het wandelen in het bos kocht ik een nieuw paar bij de Scapino in Ommen. Ze waren flink afgeprijsd. Blij met mijn aankoop liep ik vrolijk babbelend naar de auto van mijn vriendin. 
Er reden twee politieauto's het plein op. Drie agenten haastten zich het terras van Eten en drinken op. Daar zat een man achter een onschuldig kopje koffie. Een grijsblonde, wat sjofele man met een tas van de Aldi naast zich. Hij keek verbaasd op naar de agenten, maakte geen aanstalten weg te lopen en liet zich mak de handboeien aandoen. Een van de agenten boog zich zijwaarts en zei in haar portofoon: 'We hebben Roy.'
We speculeerden over deze aanhouding in het brave provincieplaatsje. Ik hield het op een verwarde man die voor overlast had gezorgd. In de auto terug naar het vakantiehuis googelde ik maar het internet zweeg over het voorval.
We kookten coq au vin. We wandelden (ik met mijn nieuwe droge Ecco's) over de Lemeler Berg in de mist. Spinnenwebben overspanden hulst en jeneverbes als zilveren snoeren. We reden Duitsland in onder een strakblauwe lucht. We vergaten de arrestatie tot ik zomaar mompelde: We hebben Roy, als een soort mantra. Mijn vriendin vroeg of ik internet nog had gecheckt. Ik toetste in: 'Politie Ommen aanhouding'. Niets. Ik tikte er 'Roy' achteraan. En waarachtig. 'Serie-oplichter' Roy L. (45) alsnog opgepakt, meldde De Stentor. Roy bleek met een handige babbel heel wat auto's en fietsen voor proefritjes te hebben losgepraat om ze vervolgens nooit terug te brengen. De rover werd in heel Overijssel gezocht.
Ik herinnerde me dat ze Roy's hoofd niet hadden afgeschermd toen ze hem de auto induwden, zoals ik Wolfs en Van Dongen altijd zie doen bij een aanhouding. Dit was de niet geregisseerde werkelijkheid. 

Het vogelloze bos

De verrekijker was meegekomen en Lars Svenssons Vogelgids van Europa lag klaar maar de vogels hielden zich stil. Een paar bekvechtende gaaien, een enkel vinkje of meesje, een overtrekkende zwerm kolganzen, dat was het wel. Dat was bij ons vorige verblijf hier in de lente van 2021 wel anders geweest. Toen had ik, kersvers vogelaar, onder meer de bonte vliegenvanger en de heggenmus leren kennen. 
Op de morgen van vertrek pakte ik mijn tas. Terwijl mijn vriendin het laatste schoonmaakrondje deed stond ik op het bordes en deed wat ademoefeningen. Ik had mezelf buitengesloten. Opeens viel me op hoeveel de grote den verderop te zeggen had. Een wolkje vogeltjes streek erop neer. Er werd op de stam geklopt. Ik zette mijn app aan en er verscheen een rijtje namen: boomklever, goudhaantje, grote bonte specht, vink, koolmees, pimpelmees.
'Dat zal je altijd zien,' zei ik tegen mijn vriendin, die de stofzuiger had uitgezet en me binnen had gelaten. 'Zijn er eens vogels, ligt mijn kijker onderin mijn tas.' 
Maar toen schoot me te binnen dat er in de boekenkast een kijker van de eigenaar lag. Ik veegde mijn schoenen schoon op de mat, pakte de vreemde kijker en ging snel het bordes weer op. Maar nog voor ik de lens had scherpgesteld wist ik het al. De boom was leeg en stil. De wolk was verder getrokken. Alleen een enkel koolmeesje zat me uit te lachen. Great tit, noemt mijn app die. 


vrijdag 6 september 2024

ROETSJBAAN


Na een bovengemiddeld gulzige zomer was het de hoogste tijd om op de rem te trappen. Ik maakte mezelf wijs dat ik zin had in soberheid en begon afgelopen maandag aan een frisse week van net iets meer dan water en brood: een paar weken geen alcohol, mager en gerantsoeneerd eten. Want oh, de magret de canard uit Metz en de Luxemburgse Poire Williams hadden me vetgemest en geflambeerd. Ik voelde me als de gebraden zwaan uit de Carmina Burana. Er moest een nieuw regime komen. 
Meestal zijn de eerste dagen na de vakantie ondanks dit soort draconische maatregelen teleurstellend landerig. Het nieuwe elan is niet meteen gevonden. Het plotselinge gebrek aan calorieën en prikkels maakt sloom. Als die tijdspanne van terugslag eenmaal lijdzaam is doorleefd en er voorzichtig nieuwe energie ontstaat blijkt er, met wat geluk, toch een positief verschil te zijn met de periode vóór de vakantie. Het reizen heeft goed gedaan en je bekijkt de dagelijkse routine met een verruimde blik, pakt dingen nét iets anders aan, probeert eens wat nieuws. 

Of het dit jaar ook zo zal gaan weet ik op het moment van schrijven nog niet. Voor we op reis gingen had ik te kampen met een zomerse verveling. Alles werd té stil om me heen, er was te weinig te doen, en het wandelen, luieren en lezen hing me de keel uit. In groter verband heb ik al een tijd, feitelijk al sinds ik mijn AOW krijg, hoe fijn dat ook is, last van een gevoel van doelloosheid. Wat nog te doen in het leven? Stel dat ik het geluk heb om gezond te blijven, hoe voorkom ik dan dat de tijd steeds sneller en sneller gaat, nog sneller zelfs dan nu, en dat ik in een roetsjbaan op het einde afglijd? Hoe rem ik dat glijden af, hoe kan ik eindelijk eens leren me te focussen op wat ik nu heb, en niet steeds vooruit (naar het einde van de glijbaan) en achterwaarts (naar het snel uit het zicht verdwijnende beginpunt) te kijken?
Ik weet dat er maar één manier is - afgezien van de nihilistische manier van heilige heremieten en zenmeesters - om vast verankerd in het heden te leven. Dat is: volledig opgaan in iets wat je bezighoudt. Zolang je werkelijk gegrepen bent door wat je onderneemt kijk je niet verder de toekomst in dan elke volgende stap in dat project. De gapende woestenij verderop is een abstractie.
En juist daaraan schort het me. Bijna alles wat ik doe heb ik al eens, nee, al heel vaak, gedaan. Mijn laatste grote nieuwe "project" was het leren bespelen van de luit. Inmiddels is dat luitspelen tot een aangename dagelijkse bezigheid geworden, zoals wandelen, mediteren of het kijken naar de herhalingen van Flikken Maastricht. Een lauw plezier. De uitdaging is weg, want ik heb na twee jaar hard studeren bereikt wat ik wilde. Ik ben een gevorderd amateur op mijn zevenkorige renaissanceluit. Ik wil er nadrukkelijk niet de bühne mee op dus verder studeren heeft niet zoveel zin, behalve om nog wat meer plezier uit mijn dagelijkse tokkelsessies te puren.
Ik zal geduldig moeten wachten of, en wanneer, er weer nieuwe inspiratie komt. Vroeger had ik daar altijd wel vertrouwen in, mijn fascinaties volgden elkaar onvoorspelbaar qua aard en frequentie maar toch betrouwbaar op - maar gaat het ook zo als je oud wordt? Is de bron niet een keer opgedroogd?

Deze week zag ik een documentaire over Nick Schilder. Na het aangekondigde uiteenvallen van zijn duo Nick & Simon was hij met grote voortvarendheid en met koele berekening een solocarrière begonnen. In het Engels, en in een heel andere stijl dan die van zijn samenwerking met jeugdvriend Simon Keizer. Hij wilde niet in een gat vallen na al die jaren van succes maar ook niet met meer-van-hetzelfde-minus-zijn-partner aankomen. Het was een geheel nieuw traject waarin hij zich als een echte workaholic vastbeet. Terwijl de afscheidsconcerten van N & S nog in volle gang waren oriënteerde hij zich leergierig op het gebruik van elektronica in een hippe Londense studio.
Ik begreep dat allemaal met mijn verstand heel goed maar kon me er gevoelsmatig weinig bij voorstellen. Voor mij is alles wat ik doe op het gebied van de kunsten (en eigenlijk ook daarbuiten) ingegeven door liefde. Ik aarzel het uitgewrongen woord passie te gebruiken. Ik zag de sympathieke, nerveus hakkelende Nick in de weer met zijn nieuwe liedjes, met een hipsterbaard en opgeschoren slapen die niet helemaal strookten met zijn cleane Volendamse uiterlijk, en twijfelde. Moest ik soms ook, met dezelfde cerebrale calculatie, een nieuw project verzinnen? Niet wachten op wellicht uitblijvende inspiratie, en me op ongeacht wát storten, werk omwille van het werk?
Ik houd het nog even in beraad. Voor bezigheidstherapie ben ik nog iets te jong. Als de verveling blijft en te veel gaat kwellen kan ik altijd nog vrijwilliger in het Vondelpark worden. Tot die tijd hoop ik op een hernieuwd enthousiasme. De zomer loopt ten einde. De landerigheid van de eerste vier dagen hongeren lijkt voorbij. Wie weet kom ik al snel met een antwoord. 


vrijdag 26 april 2024

DEADLINE


Een kille, half-bewolkte vooravond, een vrijdag, de dag voor Koningsdag. Mijn dochter maakt het huis paraat voor een Dungeons & Dragons sessie. Ik hoef nadrukkelijk niet weg, we delen immers het huis, de schuifdeuren gaan dicht zodat ik Flikken Maastricht kan kijken terwijl zij hun middeleeuwse avonturen beleven. Er klinkt Keltische muziek. Een traumahelikopter schiet met vliegende vaart over, maakt een duik naar waar het Museumplein moet zijn. De stad is vol toeristen. Onrust. Voorpret. Hoe je het maar wilt noemen.
Ik hik tegen twee deadlines aan. Ik ben dol op deadlines, ik hou van het suizende geluid dat ze maken in het voorbijschieten. Voor mijn scheurkalender met geestige uitspraken, zegsman weet ik even niet meer.
Ik hik tegen wel meer aan, het is niet mijn beste tijd nu. Komt goed hoor, zeg je dan tegenwoordig.
Twee dingen had ik om over te bloggen. De boekpresentatie, nu een week geleden, en het aanstaande concert op Dodenherdenking. Beide onderwerpen zijn door collega-bloggers behandeld, beter dan ik het zelf zou kunnen. Hier de links:

Columns van Nico van Lieshout

Jetty van Jan

Lezen! 

Er verzamelen zich mensen in mijn huis die hier nog nooit geweest zijn. Bleke, alternatieve dertigers. Ze praten druk. Mijn dochter organiseert haar one shot sessies via internet, met veelal onbekenden. Ik had me voorgenomen om bij gebrek aan urgent materiaal eens uit te gaan leggen waarom ik zo gehecht ben aan Flikken. Een historisch verhaal, chronologisch, sec, zonder mooipraat en filosofie. Maar misschien bewaar ik dat voor later. 



vrijdag 29 maart 2024

GORT


Het was weer om het huis schoon te maken. De wolken hadden zich hemelwaarts teruggetrokken, de lucht was ruimer en blauwer dan de dagen ervoor. Pasen naderde. Elk beetje zon toverde levenslust tevoorschijn. De wereld was druk in beweging en ik kon niet achterblijven.
Ik vulde een tas met achterstallige bierflesjes en liep naar de Albert Heijn op het Museumplein. Ik liet blik en glas opslurpen door de machine, ontving mijn emballagebon van twee euro en wilde een poortje doorgaan, de winkel in.
Daar kwam een man uit, een vrij kleine man, tegen de richting in, hij haastte zich langs me heen. Verrek. Ilja Gort.
Zo van dichtbij leek de kenmerkende gevlochten snor op het groezelige haar van een ouder geworden rastafari. Zijn ogen stonden dof en naar binnen gekeerd. Hij droeg een spijkerbroek, een legerjasje en nee, geen alpinopet, maar wel een ruimvallende wollen pet, groenbruin - waarschijnlijk was hij kaal.
In een flits gingen er allerlei kinderlijke fantasieën door me heen. Bonjour monsieur had ik moeten zeggen. Als hij daarop had gereageerd had ik een handtekening kunnen vragen voor mijn broer, die al twee jaar geen wijn meer drinkt, maar trouw naar zijn programma's blijft kijken.
Ik deed mijn ronde, kocht fijne dingen en zware domme dingen zoals kattenbakvulling, en was weer op straat, waar de hemel nog ruimer was geworden en de mensen nog drukker. Net zo druk als de vogels die vreselijke haast hebben om nesten te bouwen.
Een pet, een legerjasje, dat was hem weer. Recht op me af. Voor ik me kon bedenken zei ik het. Bonjour monsieur. Geen sjoege. Ach, natuurlijk niet. Stom van me.

Ik had een broodje gekocht. Eten met een zak kattengrit in je ene en een tas vol koffie, brood, kaas en wijn in je andere hand gaat niet zo goed. Dus ik ging zitten op een bankje vlak bij de ingang van de parkeergarage.
En hé, daar kwam die malle Gort opnieuw uit de winkel. Hij had daar zeker zaken moeten doen, zijn wijnen zijn er in de bonus. Ik zag hem rondkijken, aarzelen, en wegbenen naar het groene veld dat voor een plein moet doorgaan. Flits! - fantasietje: als hij naast me op het bankje komt zitten kan ik alsnog die handtekening voor mijn broer vragen.
Maar hij liep zoekend heen en weer en betrad uiteindelijk de entree van de parkeergarage tegenover me. Helemaal trouw aan zijn rol had hij die blijkbaar niet kunnen vinden. Een Frans wijnboertje, voor het eerst in de grote stad.

Ik stond op, gooide de kruimels naar de meeuwen en de kauwtjes, en liep naar huis. Onderweg vroeg ik me af waarom ik die aanvechting had gehad om te bonden met een tv-persoonlijkheid. Als bewoner van Oud-Zuid ben ik echt wel wat gewend qua BN'ers. Met Gort was het nét een beetje anders.
Een figuur uit een sprookje kwam zomaar mijn wereld binnengestapt. Die man weet zo'n sterk imago neer te zetten dat je er wel in moet geloven, zelfs als je een norse en tamelijk illusieloze grijsaard bent. Het kind in je komt boven.
Hier toont zich de kracht van reclame. Gort is niet voor niets gepokt en gemazeld in dat vak. Hij weet precies wat hij doet. Hij positioneert een product en dat product is hijzelf.
Of hij dat altijd even leuk vindt weet ik niet. Vermoedelijk niet. Hij kan die snorrenbaarden nooit, zoals extensions, afdoen.
En dat hij het niet prettig vindt om herkend en aangesproken te worden bleek wel uit zijn gedrag. Ik zie jou niet en jij ziet mij niet, straalde hij met alle macht uit. Op tv behoor ik jullie toe, clowneske popiejopie die ik ben omwille van de verkoop van mijn liefdeswijn, maar in mijn vrije tijd wil ik mijn eigen gang kunnen gaan. Ook al loopt die over het Museumplein.

En gelijk heeft hij. Toen ik ooit als jongste bediende in Davidoff werkte ontmoette ik beroepshalve veel beroemde mensen. Ik ontwikkelde gaandeweg een neus voor wat ze wilden, noem het tact. De een stráálde als hij of zij herkend werd en bij naam aangesproken, de ander wilde het liefst volledig anoniem zijn of haar slof Marlboro's kopen en kromp ineen als je zo tactloos was blijk van herkenning te geven. Ik denk aan de verlegen Remco Campert, die liep net zo blind door de Appie als Gort.

Thuis tapte ik heet water, pakte schuurspons, zeep, ontvetter en poetslapjes, zette de trapleer op, en ging de smerige keukenmuur boven het fornuis eindelijk eens aanpakken. Voorjaar!


vrijdag 23 februari 2024

TUCCI


Ik kijk naar een kookprogramma waarin de acteur Stanley Tucci door Italië reist op zoek naar de werkelijke keuken van dat land. Ik draag Tucci een warm hart toe sinds de film Big Night (1996). Daarin speelt hij een jonge restauranteigenaar die verder wil komen in de wereld. Hij wordt daarbij geholpen én gedwarsboomd door zijn geniale maar introverte oudere broer, die achter de kachel staat. Gehólpen door de geweldige kwaliteit van diens kookkunst, gedwársboomd door zijn principiële weigering om zich aan de Amerikaanse smaak aan te passen.
Gratis spaghetti als side dish bij alle gerechten, belooft de kaart. De klanten staan erop, ook als ze een risotto bestellen. Risotto is de glorie van de noordelijke keuken en de oudere broer stelt er een eer in om die zo geduldig en liefdevol mogelijk te bereiden. Spaghetti erbij serveren is voor hem niets minder dan een godslastering. Uiteindelijk zwicht hij uit liefde voor zijn broertje. Het loopt niet goed af. Noch ambitie noch starheid loont, lijkt de film te willen zeggen. Die eindigt met een in real time gebakken omeletje na een tumultueuze nacht. De broers slaan de armen om elkaar heen en eten zwijgend. De American dream is voorbij.
Tony Shalhoub, die de oudere broer Primo speelt, is van Libanese afkomst. Tucci, als Secondo, is van beide kanten Italiaans. Uit het zuidelijke Calabria komen zijn ouders. In de serie Stanley Tucci: Search for Italy praat hij voornamelijk nasaal Amerikaans, maar misschien is dat omwille van het kijkende publiek, want in onderonsjes met de geïnterviewde koks vloeit er een misschien wat simpel, maar in elk geval authentiek klinkend Italiaans uit zijn mond. 
Tucci is in Napels en daalt af naar de Amalfitaanse Kust. Daar bezoekt hij Peppino die een pasta bereidt met courgettes, zó heerlijk, zó goddelijk, dat Tucci hem al jaren vergeefs probeert na te maken. Het geheim blijkt te schuilen in het frituren in liters olie van de zucchini en die vervolgens een nacht in de ijskast te laten rusten alvorens ze verder te bewerken. Verder gaat er niet zoveel bijzonders in. Ja, een klontje boter, dat Peppino's zuster hem destijds had verzwegen. Basilicum, als je wilt. En een mengsel (70/30) van Parmezaan en Pecorino. Of was het Provolone?
De kok monteert spaghetti, zucchini en kaas tot een geheel. We zien de stralend blauwe lucht en de glanzend blauwe zee erachter. Tucci proeft en omhelst de kok, zoals dat gebeurde in Big Night en zoals dat inmiddels gewoonte is in kookprogramma's. Hij noemt het de beste pasta van zijn leven, nee sterker: zijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn hierna.
Ik herinner me een soortgelijk simpel gerecht dat de moeder van Beniamino, onze gastheer in Vico Equense, ooit maakte, toen we daar optraden met onze Napolitaanse liederen. Eind jaren negentig. Ze opende de provisiekast en liet me de voorradige soorten pasta zien. Ik mocht kiezen. Scelga Lei, zei ik beleefd. Kiest u maar. Het gerecht maakte niet veel indruk. Ik liefhebberde al een tijd in de Italiaanse keuken en vond deze pasta met courgette en room niet heel interessant, in tegenstelling tot haar fantastische gnocchi en haar zondagse kip met aardappels uit de oven. Nogal zout ook. Ik heb haar niet omhelsd want ik ben geen Italiaan.
Maar Tucci's enthousiasme blijft hangen. Ik heb vandaag pecorino en parmezaan gekocht, goede olie, takjes basilicum en dure spaghetti. Straks ga ik aan de slag. In de hoop dat mijn leven daarna nooit meer hetzelfde zal zijn. 


woensdag 18 oktober 2023

Here comes the sun

Ook mijn Italiaanse vriend had last van de bouwwoede die in onze stad heerst. Het pand naast hem was gereduceerd tot een ommuurde kuil, een souterrain moest het voormalige huurhuis groter maken. We deelden, voor we tot de koffie en serieuze gesprekken overgingen, onze ergernis. 'Een huis is wat het is,' zei mijn vriend. 'Als je het anders wilt, groter of moderner, dan koop je toch een groter of moderner huis?'
'Ze kopen de locatie,' zei ik. Mijn vriendin zou eraan toegevoegd hebben: en een beleggingsobject. Kopen, oppimpen, verkopen, geld verdienen.
We mopperden wel meer. Ik vertelde dat ik sommige affiches niet meer begreep. Waar adverteerden ze voor, wat wilden ze mededelen? Mijn vriend werd ernstig gestemd. De ouderdom sleepte in haar kielzog vele ongemakken mee en van de wijsheid die ermee gepaard zou gaan merkte hij niet veel. Hij had zich dat vroeger heel anders voorgesteld. De man die hij zou zijn op de leeftijd die hij nu had zou een culminatie zijn van de verworvenheden van zijn jongere versie. Ik stelde me zoiets als oogsten voor. Alles wat je leert, doet, maakt en meemaakt blijft, stapelt zich op, en op je oude dag wentel je je in overvloed. Helaas leek het zo niet te gaan. Alles kalfde na een zekere leeftijd weer af. Hij bekende dat hij soms jaloers kon zijn op zijn eigen verleden. Daar was ik het dan weer niet mee eens. Er was wel degelijk iets als senioren-wijsheid, vond ik, als je die definieerde als empathie, mildheid en overzicht. Naar de onrust en het egocentrisme van the impatient years verlangde ik niet terug.

Op de terugwandeling naar huis overdacht ik ons gesprek. Zoals bij alle filosofisch getinte gesprekken had ik een tegenovergesteld standpunt ingenomen omwille van het discours. Met eensgezind tegen elkaars gelijk aanschurken kom je niet ver. In werkelijkheid vond ik die zogenaamde wijsheid die ik geprezen had lang niet altijd fijn. Een beetje brutaliteit en hardheid zou soms best handig zijn. Vroeger ging de wereld en haar gedoe me niet echt aan. Alleen mijn eigen leven en dat van de kring om mij heen was van belang. Voor het grote plaatje kon ik makkelijk oogkleppen opzetten. Nu was ik altijd deel van die grote wereld. Juist daarom trok ik me er fysiek steeds meer uit terug. Alle narigheid kwam te hard binnen. Schuw uit zelfbehoud.
De ellende op het journaal was de ellende van mijn buren, ze greep me bij de strot. Maar empathie kan verworden tot overgevoeligheid. Zelfs bij de dagfinale van De slimste mens loop ik de kamer uit. De zenuwen van de kandidaten kruipen onder mijn huid. Van onschatbare waarde kan ik alleen kalm uitzitten als ik de aspirant-verkoper niet sympathiek vind. Dan liever Tussen kunst en kitsch, waarin geen competitie meespeelt en iedereen blij en gelukkig is, hoogstens plaag je elkaar een beetje als de oude meester die je van Tante geërfd hebt een beschilderde foto blijkt te zijn.

Voor me liep een oma met haar kleinkind in een wagen. Gerimpeld, wit, glimlachend, een echte grootmoeder. Ze zong. Ze had een welluidende stem. De melodie kwam me bekend voor maar ik kon haar niet meteen thuisbrengen. Ik spitste mijn oren. Here comes the sun, van Abbey Road. Dat verraste me. Maar wat had ik dan verwacht, Altijd is Kortjakje ziek?
Tegenwoordig is een oma iemand van mijn leeftijd.
Je weet dat je oud wordt als oma's liedjes uit jouw jeugd voor hun kleinkinderen zingen.


woensdag 13 september 2023

PARKER


In 2018 keek ik met speciale aandacht naar Midsomer Murders. Ik was bezig met het muziektheaterstuk De meermin, het monster en de maan en luisterde nieuwsgierig naar de briljante achtergrondmuziek bij de serieDe stijl kwam me zo bekend voor. Ik had een ingeving. Zou het soms dezelfde componist zijn, die in de jaren zeventig de poëzie van Sir John Betjeman op muziek gezet had, want aan die oer-Britse klanken (weemoedig, pastoraal, goedmoedig ironisch en vooral eclectisch) moest ik denken. Google bewees mijn gelijk en ik gaf mezelf een schouderklopje. 
Sindsdien ben ik fan van Jim Parker, want zo heet hij. In de laatste reeksen van Midsomer Murders mis ik zijn herkenbare stijl. Die lage fluiten en basklarinetten en die tremolerende strijkers wekken clichématig suspense op en de partituur heeft geen eigen rol meer, zoals in de vroege series, is ook minder nadrukkelijk aanwezig en niet doorgecomponeerd - hier en daar een stukje om de spanning te onderstrepen.
Ik had al eens eerder gezocht of Parker soms een assistent of opvolger had aangesteld, maar niets kunnen vinden. Afgelopen maandag zag ik bij de aftiteling: "Theme music composed by Jim Parker". Aha! Het beroemde openingsthema met de theremin, natuurlijk. Maar de rest werd tegenwoordig blijkbaar uitbesteed, de man was ook te oud om zo'n productie nog bij te benen. Nogmaals googelde ik.
En... ontdekte dat Parker op 28 juli jongstleden gestorven is. Misschien wel terwijl ik nietsvermoedend met een half oog naar de zoveelste re-run van MM zat te kijken. 

De volgende morgen werd ik in een wazige wereld wakker. Ik had een beetje buikgriep en was slaperig. Napeinzend over de dood van Parker dacht ik aan mijn eerste kennismaking met zijn muziek. Mijn vriend Geerten had me een cassettebandje gegeven waarop poet laureate Betjeman eigen werk voorlas, begeleid door een klein orkest. Sfeer, stem, tekst en muziek hadden mijn hart gestolen. Het moest in de zomer van 1996 zijn geweest. We zouden Geerten in Lucca gaan opzoeken maar hij was door overmacht aan Amsterdam geketend. Dat bandje (en andere, vooral met jazz) gaf hij me mee om in de auto te draaien. Tijdens ons verblijf in Vorno, in de heuvels bij Lucca, kwamen er een paar mooie brieven met adviezen. Ook op een afstand was hij een enthousiast reisleider. 

Ik besloot er mijn dagboek eens op na te slaan. 
(U, lezer, die mij ondertussen beter kent dan ik mijzelf, roept nu vanuit de donkere zaal: 'Neen, Voorheen Rookzanger, niet doen! Je weet toch waartoe dat leidt?')
De passage was algauw gevonden. We hadden inmiddels ons idyllische huis in Vorno ("Il Torrente") verruild voor een luxe camping in het Idro-dal.

'Het weer was azuur, deze dag. Maar 's middags stond de wind op de hoogste stand, zo sterk dat ik van het geluid niet kon slapen. [...] Matig geslapen, gestoken door muggen en, een beetje benauwd, het hoofd vol van een monomaan doordreunend deuntje van John Betjeman (een hit in de auto nu!); wakker geschrokken van een baby, een tent verderop.'


Ik had het daarbij kunnen laten. Maar een paar uur later zat ik nog, in die wattige wereld, te lezen en had ik alle dagen van de jaren 1996 en 1997 opnieuw beleefd. Het was vreemd om een soort jongere tweelingbroer van mezelf door het leven te zien jagen en worstelen. In een parallel universum waarin nog volop werd getelefoneerd (vooral rond etenstijd), waarin brieven werden geschreven en aarzelend de eerste e-mail werd verstuurd. Ademloos volgde ik die man die ik niet meer was. Hoe kon hij al die dingen op één dag doen? En dat met drie kleine kinderen! En wat was hij koortsachtig op jacht naar succes, erkenning, genot en harmonie! Met dat laatste wilde het maar niet lukken - logisch met zo'n hectisch bestaan. Bladzijden werden gevuld met bezweringen en goede voornemens als hij weer eens in een put was gedonderd na manische dagen. Hij was voortdurend bezig zijn onzekerheid te overschreeuwen in plaats van die eens kalm onder ogen te zien. Zijn zelfbeeld was volledig afhankelijk van zijn slagen op het wereldse toneel. Man, ga toch mediteren, wilde ik hem toeroepen vanaf mijn stoel op het balkon.
Toen ik me losgerukt had ging ik een eind wandelen. Nog steeds liep ik half in de jaren negentig, half in de vroege herfst van ons jaar. Maar tot mijn verbazing was ik niet erg van slag geraakt door de onderdompeling in het verleden. Ik had begrip voor die ambitieuze jongen van veertig maar was blij dat ik niet meer zo hoefde te leven als hij had gedaan. 


In memoriam James Mavin (Jim) Parker, 18 december 1934 - 28 juli 2023



woensdag 6 september 2023

Koken, bloggen en vissen

Gisteravond keek ik naar Julie & Julia. Het is het verhaal van Julie Powell die in de begindagen van het bloggen zichzelf uitdaagt (een challenge zou dat nu heten) om elke dag een recept te koken uit Mastering the Art of French Cooking, het legendarische kookboek van televisiekok Julia Child. Er is een deadline: binnen een jaar moeten alle 500 en nog wat recepten in haar keukentje gebakken, gekookt, gebraden of gestoofd zijn. Elke dag, na haar onbevredigende werk bij de New Yorkse gemeente, haast ze zich naar het appartementje boven een pizzeria in Long Island City, dat ze deelt met man en kat. Ze kookt en doet daarna verslag van de ervaring, met een flinke dosis zelfspot.
De uitdaging wordt een succes. Na een aarzelend begin krijgt ze steeds meer volgers. Uiteindelijk leidt een interview in de krant tot een contract met een uitgeverij. Het blogjaar verschijnt in boekvorm en wordt een bestseller. 
Tot zover het  - waargebeurde - verhaal. Dat wil zeggen: één van de twee verhalen. De film zou niet meer dan een doorsnee romcom zijn geweest (relatie met man komt door al dat gekook en geblog onder druk te staan, maar alles komt goed) als de makers niet de inval hadden gehad er een tweede verhaallijn aan toe te voegen. Julie's heldin, Julia Child dus (een nogal karikaturale rol van Meryl Streep) heeft een autobiografisch boek geschreven over haar tijd in het Parijs van de jaren vijftig en het ontstaan van haar beroemde kookboek: My Life in France (postuum, 2006). Dat verhaal, over de exuberante en ietwat klunzige Amerikaanse en haar sympathieke man (een bescheiden en beschaafde diplomaat, gespeeld door Stanley Tucci), is door het eerste verhaal heen gesneden. De twee lijnen komen niet samen.
Nou ja, een heel klein beetje. Julia laat zich - off screen - laatdunkend uit in de pers over het aan haar gewijde blog, Julie is hevig ontdaan daardoor, maar zet zich eroverheen. Er zijn immers, zegt haar man, twee Julia's: de echte, op dat moment negentig jaar oud, en die in Julie's hoofd. En alleen die laatste is van belang. Een wijs woord.

Toen ik de film een aantal jaar geleden voor het eerst zag, was het dat bloggen dat me nieuwsgierig had gemaakt. Enigszins weemoedig stelde ik al kijkende vast, dat ik er veel te laat mee was begonnen. Ik had, als laatbloeier, weer eens achter het net gevist. In 2002 kon je nog door een uitgever gebeld worden als je opviel met je online-geschrijf. Ruim twintig jaar later is het bijna een uitzondering als je niet op internet actief bent als amateur-schrijver.
Ik geef een voorbeeld uit de praktijk. Een jaar of twee geleden werd een van mijn stukjes aangehaald door Vlaamse collega's die op het blog Aanlegplaats verslag doen van hun vistochten op de digitale oceaan en hun nieuwste vangst, druipend en glinsterend, in het zonnetje zetten. Literaire kwaliteit is waar de Vlaamse collega's naar speuren. Ik was natuurlijk gevleid dat mijn blog door deze taalvissers opgedoken was en ik zocht hun blog vanaf dat moment regelmatig op, in de hoop dat ik nog eens tot de gelukkigen zou behoren. Inderdaad was dat een paar keer het geval. Elke keer voelde ik een steekje van tevredenheid en trots.
Maar toen ik besloot eens te kijken wat die vleiende aandacht me nou eigenlijk aan nieuwe lezers (of liever 'views') opleverde werd ik teleurgesteld. Slechts een handjevol mensen bleek de moeite te nemen verder te lezen dan het op Aanlegplaats geplaatste citaat en de link naar mijn blog ook daadwerkelijk aan te klikken. Weer viste ik achter het net, de digitale zee was te groot.

Na die eerste keer Julie & Julia googelde ik nieuwsgierig naar het culinaire blog van Julie Powell. Het bleek nog steeds online te staan, al bestond het nu vooral uit reclame voor haar publicaties en informatie over haar PR-bezigheden.
Gisteravond tikte ik haar naam opnieuw in. Dat ze vorig jaar, negenveertig jaar oud, aan een hartstilstand was overleden gaf me een vreemd soort schok. 


Julie & Julia
 (VS, 2009), Nora Ephron. Amy Adams speelt Julie Powell 
Foto: de echte Julia Child in 1978


dinsdag 29 augustus 2023

Voorheen Rookzangers Notitieblog 48: Status nazomer


Gisteravond was de eerste koorrepetitie van het nieuwe seizoen. Zoals altijd ervoer ik dezelfde opluchting als bij de laatste repetitie van het vorige seizoen, alleen dan omgekeerd. Blij dat de lange vormeloze weken er weer op zaten en dat ik weer iets moest, iets met mensen, iets buitenshuis, precies waar ik aan het begin van de zomer zo genoeg van had. Hoe moet dat als ik ooit écht met pensioen ben en de weken altijd zo zonder ijkpunten en kaders voortglijden, een zee van tijd waarin het dobberen eerst lekker is maar al snel gaat vervelen? Ik vrees dat ik tot op hoge leeftijd, desnoods als onbezoldigd vrijwilliger, zal moeten werken, voor luieren mis ik het talent; hoe trouw ik ook mijn dagelijkse zelfopgelegde discipline gehoorzaam en op vaste uren mijn klusjes doe, wandel, mediteer, boodschappen doe, kook, lees en op mijn luit speel, het is op den duur niet genoeg. 

Luitspelen maakt me een doe-het-zelver, ik heb het al gezegd (zie: Fretjes). Ik had een probleem met mijn g-snaar. Die brak een paar keer. Ik verdiepte me in de mogelijke oorzaken. Het kon natuurlijk een fabrieksfout zijn maar Pyramid is een merk snaren met een goede reputatie dus daar ging ik niet van uit. Ik schuurde heel voorzichtig mogelijke scherpe randjes boven de topkam weg, stipte het gleufje voor de hoogste snaar aan met potlood, wreef de stempin in met peg paste. Ik maakte een studie van diameter, mensuur, spanning en trekkracht en ontdekte een site van een Japanse luitist die zich sterk maakt voor het gebruik van vislijn bij de hoogste snaren. Kost niks en is net zo goed als al die dure merken, tenslotte is het allemaal maar gewoon nylon. Ik googelde en bestelde een rol vislijn van de juiste diameter, 0.45. Driehonderd meter voor nog geen 8 euro. Als de Japanner gelijk had (dat was nog niet zeker, want sommige luitisten smaalden om het idee) dan kreeg ik binnenkort met de post driehonderd g-snaren. Daar kon je er nog eens eentje van breken. 

In de vakantie had ik het nogal bont gemaakt. Op mijn reisjes had ik flink wijn gedronken en bij thuiskomst wilde ik dat niet meteen opgeven, de vakantiesfeer mocht best nog wat langer duren. Aanleiding om weer eens een paar weken droog te staan.
Dat frist je niet meteen op. De hele eerste week was ik slap, sloom en slaperig. Was mijn lichaam soms aan het ontgiften? Het drukkende weer (zeer hoge luchtvochtigheid) speelde zeker een rol.
Het eerste echte voordeel van de soberheid merkte ik afgelopen zondag. Het regende met vlagen en er dreigde onweer. We ruilden een wandeling in voor een autotochtje. Normaal voel ik op zondag een lichte tijdsdruk: vier uur, uiterlijk half vijf moeten we thuis zijn of aan een cafétafeltje dan wel op een terrasje zitten, want dan begint het heilige zondagse bitteruur. Daarin ben ik nog steeds een verslaafde: als het mag, dan moet het ook. En als dat neurotisch klinkt moet u zich maar niet proberen voor te stellen hoe dwingend die deadline was toen ik nog écht dronk. Nu reden we een kunstroute door de Schermer, hielden halt bij een paar ateliers, maakten een praatje met de kunstenaars, kochten kaas, tomaten en eieren bij een boerderijwinkel, aten een plakje cake en zelfs, rond vier uur, een portie bitterballen met een 0.0-biertje ernaast, in een restaurant waar ook sieraden geëxposeerd werden. En al die tijd was er geen enkele haast.
's Avonds keek ik tv en anders dan op natte zondagen volgde ik alles geboeid en alert. Ik gaf slechts beperkt commentaar op een masterclass zang, betuigde kort mijn instemming met een programma van Fidan Ekiz en Kees Schaap over woke ('Ik ben oud-links,' zei ik de bij BNNVARA in ongenade gevallen Schaap na) en verdroeg een moeizaam uur Zomergasten voor ik tevreden mijn tanden ging poetsen en in bed zowaar een héél hoofdstuk Dickens las.
Je zou er bijna weer geheelonthouder van worden.

                                                                               ***


Recent verschenen!
Van de website van de uitgever: "Deze 42 gedichten van Hermann Hesse zijn begin 2023 door Jan-Paul van Spaendonck geselecteerd, vertaald en van een nawoord voorzien.Het geheel is in de zomer van dat jaar met de hand gezet uit de Goudy Old Style en met de handpers gedrukt op geschept Hahnemühle papier.
De oplage bedraagt 35 genummerde exemplaren, waarvan I tot X voor de vertaler en 1 tot 25 voor de liefhebbers. Alle exemplaren zijn gebonden en bevatten enkele reproducties van aquarellen van Hermann Hesse. In een schuifdoosje bekleed met marmerpapier van de in juni 2023 onverwacht overleden Turks-Franse papiermarmeraar Baris Baykul Yilmaz. Prijs 75 euro plus 10 voor aangetekende verzending."

ZIE OOK: WIJSHEID, DEUGD EN WARME SOKKEN


dinsdag 13 juni 2023

De kwestie Carnac


Ik las dat in het Bretonse Carnac een veld met maar liefst 39 menhirs moest worden geruimd om plaats te maken voor een doe-het-zelf-zaak, Mr. Bricolage, zeg maar onze Gamma. De burgemeester van het dorp snapte de verontwaardiging die was ontstaan nadat een archeoloog alarm had geslagen, niet, of veinsde die niet te snappen. Deze rij oude stenen was bepaald de Mona Lisa niet, en de culturele waarde was slechts gering, verdedigde hij zich. Ik was geschokt. Ik ben daar geweest, in Carnac, Karnag in het Bretons, en we hebben ons vergaapt aan die megalithische pracht. In mijn dagboek van augustus 2001 vind ik het bewijs:

'Gisteren op weg naar de supermarkt in Auray "scoorden" we tot Maria's enthousiasme al een dolmen [...], vandaag zagen we onder een zachtgrijze hemel de indrukwekkende Stenenrijen, velden vol, van Kermario. Vol korstmos. Mysterieus, zeker in dit weer.' 

Ik dacht aan een aflevering van Midsomer Murders. Een corrupte burgemeester verkwanselt een stuk beschermd bos aan een projectontwikkelaar, die er een winkelcentrum gaat bouwen. Natuurlijk steekt de burgemeester een flinke som smeergeld in zijn zak. Dat is televisie, soortgelijke verhaallijnen zijn er meer te vinden, ik schat ook in Midsomer Murders. De geldwolven van het vastgoed hebben het gemunt op kwetsbaar en niet rendabel terrein met 'slechts' sentimentele waarde en eveneens op geld beluste bestuurders helpen grif een handje mee. Wij kijkers zijn natuurlijk op de hand van de protesterende milieugroeperingen en tegen de betonstorters, al blijkt in de loop van het onderzoek het kwaad voorspelbaar genoeg verdeeld over beide partijen.
Hier in Frankrijk moest ook zoiets aan de hand zijn. Wat een gotspe! Hoe komen ze ermee weg, dacht ik in eerste instantie - 7000 jaar oude allignements... Opgeofferd aan een betonnen doos van de Praxis. Een schande! 
Ik herinnerde me een rij megalieten in Carnac-Plage, heel prozaïsch achter gaas en prikkeldraad op de braakliggende middenberm van een N-weg, midden in de toeristische drukte van de kust. Die had destijds veel minder tot mijn verbeelding gesproken. Zou het soms om die menhirs gaan? Bij de berichten op Internet zag ik alleen foto's van idyllische plekken buiten de stad, die illustraties leken me er nogal tendentieus bij gezocht, want het ging, aldus de berichtgeving, om een vindplaats op een bedrijventerrein.

Ik sla de oude ANWB-Gids er nog eens op na, die we destijds op onze reizen gebruikten. Ik vind er onze "indrukwekkende Stenenrijen" van Kermario. En onder veel meer de allignements van Le Ménec, 1099 menhirs in 11 rijen, ook gezien destijds. 1099! In totaal, lees ik, kun je in Carnac ruim 3000 producten van de nijverheid van Obélix c.s. vinden. Het is, in de woorden van de gids, "een openluchtmuseum".
Dat zet die 39 stenen toch wel in een iets ander daglicht, temeer als je in gedachten houdt dat elk brokkelig steentje meetelt, en niet alleen die joekels. 
Ik blijf vóór de menhirs en tegen de doe-het-zelf-zaak, maar ben bereid de burgemeester niet meteen aan de schandpaal te willen nagelen tot ik het fijne van de zaak te weten kom. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de "vernietigde" stenen? Worden ze liefdeloos vergruisd of misschien net als mijn eigen "Stonehenge van het Confuciusplein" elders opnieuw opgesteld?
Deze man is tenslotte politicus in een streek waar velden vol menhirs net zoiets zijn als voor ons de bollenvelden. Leuk voor de toeristen, maar ze moeten het gewone leven niet te veel in de weg zitten.  

Op de foto niet de stenen in kwestie, maar de genoemde allignements van Kermario.


dinsdag 21 maart 2023

RIMPELLOOS

Toen ik zaterdag door het park wandelde merkte ik dat ik me opeens - althans op persoonlijk vlak - een rimpelloze nabije toekomst kon voor stellen. Ik zag toekomstige reisjes en evenementen voor me en beeldde me in dat ik er zonder onrust, passief bijna, van kon genieten. In gedachten was ik terug in de serene sfeer die ik in de eerste jaren na de Kliniek soms mocht ervaren: gewoon maar kijken, gewoon maar zijn, niets willen en niets hoeven. Waar kwam deze stemming vandaan? Het kon niet anders, leek me, of zij was het gevolg van het de wereld insturen van mijn roman. Die had al veel te lang liggen wachten op publicatie. Nu ik alle aarzelingen opzij had gezet en tot de daad was overgegaan was er iets uit de weg geruimd. Dit was gedaan, nu was het klaar. In deze prettige illusie bracht ik een prettige dag door. Ik keek nu en dan op de statistieken van de uitgeverij hoeveel bestellingen erbij waren gekomen. Goedkeurend las ik een mail waarin verzocht werd om een recensie-exemplaar. Ik vertaalde nog maar eens een gedichtje, dronk een lekkere wijn, at een pizza en ging bijtijds naar bed, want in tv had ik geen zin.
De volgende morgen ging ik vroeger dan anders naar mijn vriendin. Een van de schapen liep mank, de hoefjes moesten worden bijgesneden. In Amsterdam motregende het maar in de polder was het droog. We hokten de schapen op en tilden ze een voor een in de stoel omhoog. Ik stond ernaast terwijl mijn vriendin haar pedicurewerk deed, reikte af en toe iets aan dat ze vergeten had klaar te zetten, medicijn, ontsmettingsmiddel. We praatten rustig en luisterden naar de vogels die zich klaarmaakten voor de komende lente. 's Middags gingen we naar een concert in een erg wit kerkje in Oudorp, harp en orgel. We aten eend met spitskool en risotto. 's Avonds kwekte ik zoals ik beloofd had niet door de documentaire over de Nieuwe Zijderoute heen. Ik ging vredig slapen.

Maar die nacht werd ik bezocht door spoken. In zeer levendige dromen werd ik bedreigd met fysiek geweld. Ik voelde me bang en machteloos. De illusie van die rimpelloze toekomst werd wreed verdreven en een nieuwe twijfel kwam op: ik had me blootgegeven en was kwetsbaar. Plotseling leek het niet zo fijn meer om dat boek in de wereld te hebben gezet. Kon dat kleine verwende jongetje wel op eigen benen staan?

                                                                            *

Mijn zuster appte me dat het goed zou zijn om mijn reclamepraatjes aan te vullen met een pakkend fragment dat de sfeer weergaf en een licht op de inhoud kon doen schijnen. Waar sloeg bijvoorbeeld die titel op? Ik geef haar gelijk. Pagina 106, hoofdstuk XX:

Mevrouw Schievink hoorde bij de hulptroepen. Ze was een geheim wapen dat nu en dan ingevlogen werd. Een klein Indisch dametje dat met een stok liep, ver over de pensioengerechtigde leeftijd was, maar het behandelen niet laten kon. Tot haar laatste snik, in elk geval tot de jicht en de artrose haar de gang naar de kliniek onmogelijk zouden maken, wilde ze ons laten profiteren van haar onconventionele aanpak. Omdat ze zo oud was en feitelijk onafhankelijk, hoefde ze zich van goede manieren en therapeutische richtlijnen niets aan te trekken. Ze keek, luisterde, en oordeelde op grond van haar intuïtie, die door de lange jaren van klinische ervaring was aangescherpt tot een feilloos instrument. 
Toen ik haar mijn problemen met de Parelduiker voorlegde schudde ze haar hoofd, lachte vrolijk en bewoog een kromme vinger voor mijn gezicht heen en weer. Met haar mollige accent zei ze: ‘Jan-Paul, Jan-Paul…  Jij bent gewoon een klein, verwend jongetje!’ 
Ik kleurde rood maar hield mijn verweer binnen. Ik was te verbouwereerd om serieus op dit malle oordeel in te gaan. Maar eenmaal op de gang grinnikte ik en schudde op mijn beurt met mijn hoofd. ‘Een klein, verwend jongetje,’ herhaalde ik proevend. En plotseling in een goed humeur liep ik naar de lounge om Joris te zoeken. Deze sessie wilde ik wel delen, maar niet in de groep, niet onder de ernstige blik van de hoofdbehandelaar met haar uilenogen. Dit moest gedeeld worden onder het genot van koffie en rook, op het schoolplein - met een vriendje. 
Zo was de methode van mevrouw Schievink.

Een klein verwend jongetje kost €17,82 en is via onderstaande link heel gemakkelijk te bestellen.

https://www.mijnbestseller.nl/shop/index.php/catalogsearch/result/?q=Een+klein+verwend+jongetje


vrijdag 16 december 2022

ZWANENZANG


Ik wilde niet kijken maar deed het natuurlijk toch. Nieuwsgierigheid won het van huiver. Zoals je niet kunt wegkijken bij een verkeersongeluk ook al zou je dat graag willen, zo kon ik mijn hand niet beletten om te zappen naar Omroep Max, waar Rob de Nijs afscheid nam van zijn fans.
Kort en goed: het was droevig maar mooi.
Stem heeft Rob niet veel meer. De avond tevoren had ik bij toeval nog een aflevering van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? gezien, op YouTube. De Nijs sprong rond, struikelde over zijn woorden van vitaliteit, en als hij ging zingen was daar meteen de magie van dat zoete en toch mannelijke geluid. Nu kon zelfs de meest geavanceerde geluidsversterking de krachtige lyrische bariton van toen niet terugtoveren. Wat tegen het einde restte van een van de mooiste stemmen van de Nederlandse muziek was het zwakke, rasperige geluid van een oude man. Toonvast, dat nog wel. En qua inleving en tekstvoordracht was hij nog steeds een meester. Het leek zelfs of de fysieke onmacht die Parkinson bij hem heeft veroorzaakt hem dwong tot een uiterste economie. Net genoeg zingen om de suggestie te wekken, geen noot meer. In de overbekende en door het publiek meegebrulde refreinen van Malle Babbe gooide hij er af en toe een "lekkere kont" tussendoor. De rest liet hij aan achtergrondzangers en volkskoor. 
Maar, zelfs al was hij niet ziek: mag een mens van bijna tachtig misschien zijn stem kwijt zijn? We vinden het maar heel gewoon tegenwoordig dat we eeuwig jong blijven, hardlopen op een leeftijd waarop men vroeger de hele dag in de leunstoel bleef zitten en rondspringen op podia als onze alter ego's van zestig jaar geleden. Niet iedereen is Paul McCartney of Mick Jagger. Of Boudewijn de Groot. Rob heeft een zeer respectabele leeftijd en zijn afscheid is bepaald niet ontijdig. Hij is ziek, hij is oud, hij is op. Het is een godswonder dat hij daar nog zat, in het Ziggo Dome, en zich, rasperig of niet, door een heel concert heen zong. 

Nu is de vraag die misschien in u opkomt, als u niet gekeken hebt: was het gênant, was het pijnlijk? Want zo klinkt het wel. Antwoord, na het dubbend verwerken van gemengde gevoelens: Neen. Het was droevig, maar niet pijnlijk. Over het waarom van dat antwoord moest ik wederom weer even broeden. Ik geloof dat ik eruit ben.
Vroeger vond ik De Nijs ijdel. Zijn strakke leren broeken, zijn kokette gilletjes en sprongetjes tussen het zingen door, het befaamde spleetje tussen zijn tanden - alles riekte naar een man die veel tijd voor de spiegel doorbracht en vooral uit was op de bevrediging van de eigen behoeften. Maar de man is gelouterd door wat hij heeft doorgemaakt en ik heb stellig de indruk (u mag me sentimenteel vinden als u dat wilt) dat hij dat laatste moeizame optreden vooral deed voor zijn fans. Rob heeft een heel eigen achterban. Die bestaat vooral uit 'de gewone man', of liever gezegd, de gewone vrouw. Rob bedient een vooral vrouwelijk mainstream publiek dat Hazes te plat vindt maar Boudewijn te high brow. Bijna al die vrouwen zijn in hun jeugd verliefd geweest op leren broek en spleetje. En op die verleidelijke stem natuurlijk, die ook mij, norse fijnproever, altijd heeft gecharmeerd en ontroerd.
Heel Ziggo Dome hield van die man in zijn rolstoel, en hij gaf de zaal dankbaar en grootmoedig wat zij wilde: nog één keer meezingen met de geliefde liedjes. Als hij het niet meer kon deden de fans het wel. Zanger en zaal waren één. Ik vond dat ontroerend.


vrijdag 25 november 2022

SAMENWONEN

Het was een even grauwe als moeizame dag. Ik zag ergens tegenop en had nog niet voor mezelf helder kunnen maken hoe ik dat ging oplossen. Die beslissing zou nog die dag moeten vallen maar ik schoof hem telkens wat verder voor me uit. Daar klonk mijn telefoon, een appje.
'Ben je thuis?' Mijn vriendin, toevallig in de stad. 
'Jawel,' toetste ik terug. 'Maar ik sluit me op. Ben niks in orde.'
'Ik kom er toch aan,' was haar kordate reactie, gevolgd door een rijtje emoticons variërend van een kat met hartjes in zijn ogen, via een huilend gezichtje, tot volle kussende roze lippen. Even later ging de bel. Twee keer, zoals haar gewoonte is. Ze kwam boven. 'Als ik maar niet hoef te praten,' probeerde ik mat.
Maar natuurlijk deed ik dat tóch. Al gauw warmde mijn socialiteit op en toen ik haar had uitgelegd wat me dwarszat was dat al voor een deel opgelost, samen kwamen we er snel uit. Ik schreef de mail die ik moest schrijven, die moeilijke mail. Liet hem aan mijn vriendin lezen en stelde op haar aanwijzingen nog wat bij. Ik moest niet zo op mijn rug gaan liggen, vond ze. Dat geeft maar opening aan ongewenst aandringen. Duidelijk zijn! Nee is nee. Ik drukte hard op de verzendknop en stond nog wat onwennig opgelucht op. Tijd voor eten. Ik morde een beetje over mijn lege provisiekast, er was precies genoeg voor één persoon; maar ik wuifde haar grootmoedige aanbod om naar de Albert Heijn te gaan even grootmoedig weg. Ik zou wel iets verzinnen.
Ik improviseerde een verrassend lekkere pasta met spinazie, ui en tomaat en Beyond Meatballs. Daarna keken we tv. Ik gaf mijn gebruikelijke commentaar bij wat ik zag, alle zwaarte en zwijgzaamheid waren uit de dag geweken. Ik speelde zelfs een liedje voor haar dat ik had ingestudeerd - Eva, van Boudewijn de Groot. Om tien uur liet ik haar alleen met wat ze verder nog wilde zien en ging ik in bed liggen lezen. Nog voor ik het lampje uitknipte voegde ze zich bij me. Met twee katten op het dekbed en een vrouw eronder was het een lekker warme nacht. Ik sliep uitstekend. 
De volgende dag dronken we koffie. Ik roosterde brood. Daarna ging ze naar haar atelier. Ik deed mijn eigen dingen. In de namiddag was ze er weer. We aten de op woensdag traditionele potage van gepureerde courgette en aardappel, groene soep genoemd in de familie, en gingen naar de koorrepetitie. Thuis aten we een gevulde koek bij wijze van zondig toetje. Na Nieuwsuur was het tijd voor een hoofdstuk Dickens. Dit keer sliep ik al toen ze binnenkwam.
De volgende morgen zei ik bij het afscheid: 'Het was gezellig. Net alsof we samenwonen. Moeten we vaker doen.'
Mijn vriendin was het met me eens. Ze is met pensioen en we zijn niet meer aan de weekends gebonden. Maar de weekindeling draait nog op de routine van daarvoor. Een nieuw en vrij ritme vinden gaat niet vanzelf. Daar heb je kordate vrouwen voor nodig.


woensdag 23 november 2022

MATTHIJS


In mijn jonge jaren verdiende ik wat bij in het koor van het Nederlands Dans Theater. Terwijl op de bühne een ballet gaande was zongen wij beneden in de orkestbak het Requiem van Mozart of Les Noces van Stravinsky, dicht opeengepakt tegen het orkest aan. Het publiek in de zaal zag een lichtvoetig dansspel met schijnbaar gewichtsloze dansers. Wij hoorden boven ons een oorverdovend gestamp en gekreun en soms een hartgrondige vloek.
Iedere podiumkunstenaar weet het: achter of onder de coulissen is er altijd herrie, de illusie daar in de spotlights komt onder barensweeën tot stand. 
Wat voor het theater geldt is evenzo van toepassing op een live-talkshow. Of op directiekamer van een piekend bedrijf, of de keuken van een toprestaurant. Er wordt onder hoge druk een prestatie geleverd die niet meer terug te draaien is. Dat geeft een spanning waar je psychisch op gebouwd moet zijn. If you can't stand the heat, leave the kitchen, zoals ze zeggende chefkok, CEO of chef-dirigent zal niet zo gauw als eerste opstappen. 
En er wordt heel wat geschreeuwd, in die keukens, sportkleedkamers, tv-studio's en schouwburgen, als de zaken niet lekker lopen. Dat is niet netjes natuurlijk, maar is het ook erg? Altijd reuring. Tenzij er van een diep wortelend intern conflict sprake is duurt die vulkanische spanning meestal maar zolang als de uitzending, voorstelling of wedstrijd duurt. Daarna wordt er stoom afgeblazen, afgezoend en opgelucht op schouders geslagen.

Ooit bracht ik een brief op in een opera, zoals dat heet. De repetitie ging niet naar wens, de temperamentvolle Hongaarse maestro sloeg zich gefrustreerd door de partituur heen. Toen hij uiteindelijk ontplofte richtte hij zijn woede niet op zichzelf of op de gerenommeerde stersolisten maar op de kleine man die de bijrol zong. Hij tikte mijn passage af. In bijzijn van orkest, koor en collega's kreeg ik zijn opgekropte woede over me heen. Ik voelde me vernederd, dat begrijpt u. Maar de volgende dag riep hij me voor de première in zijn kleedkamer en verontschuldigde zich nederig voor zijn uitbarsting, die eigenlijk niet zozeer mijzelf als de hele situatie had gegolden, dat had ik toch ook wel begrepen? Ik kreeg een schouderklopje en een hand. Daarmee was voor mij de kous af, al blijft de herinnering onprettig.

Ik vind dat we aan iemand die ons vijftien jaar lang dagelijks op niveau heeft geamuseerd, geïnformeerd en geboeid wel enig begrip verschuldigd zijn. De keerzijde van gedrevenheid en enthousiasme is een licht ontvlambaar temperament. Aangehitst door een uit de hand gelopen wokisme (alleen volmaakte mensen mogen blijven, alle andere hoge koppen moeten rollen) wordt het een onder invloed van het andere gemakshalve vergeten.

Maar ook dit. Een beetje zelfkennis en bezinning doet wonderen. Als Matthijs bij de borrel na afloop van de gewraakte opnames eens goed in de spiegel had gekeken en zijn welgemeende excuses had aangeboden voor zijn driftbuien zou het zover niet zijn gekomen. 


vrijdag 21 oktober 2022

Tolkien, hedendaags


In Lennaert Nijghs enige roman Tobia, of de ontdekking van het masturbariaat (1971) wordt de hoofdpersoon danig gekweld door geslachtsdrift. Op een feestje in het losbandige Amsterdam lijkt hij het eindelijk te kunnen gaan doen met ene Diertje B. Maar dat meisje is zo onder de indruk van zijn beroemde vrienden Jeroen en Bo (in wie we gemakkelijk de acteur Krabbé en de zanger De Groot herkennen) dat ze voor hem geen aandacht meer heeft. Tobia alias Lennaert trekt zich mokkend in de keuken terug met een fles jenever. Dan verschijnt Bo, die 'ongegeneerd uit de ijskast begint te vreten'. Tobia vraagt zijn vriend om advies. Wat vindt hij van Diertje B.?
'Bo keek hem aan, vatte zijn neus tussen duim en wijsvinger, dacht na en sprak, zeggende: "Trut!"'
Dat 'trut' staat midden op verder lege pagina. Wij vonden dat vroeger heel geestig. Kenmerkte het niet de zwijgzame, mysterieuze De Groot? In de heruitgave uit 1991 vond Lennaert het niet zo leuk meer, en is de witte bladzijde ingekrompen tot een lege alinea.

Ik heb samen met mijn dochter naar The Rings of Power gekeken. Gisteravond genoten we van deel 8, het laatste en stellig het beste van dit eerste seizoen. De serie heeft het een en ander losgemaakt (tongen vooral). De aanhangers van het wokism staan te juichen om zoveel inclusiviteit, de tegenstanders vinden zwarte Elven, Dwergen en Hobbits niet in Tolkiens Oer-Europese, Keltische wereldbeeld passen. Ik hoor niet graag bij een van die polariserende partijen en heb me al in een vroeg stadium voorgenomen om van de serie te genieten en wat me niet zint te negeren als (misschien noodzakelijke) waan van de dag. Desgevraagd spreek ik, zeggende:


"Tja."


Gelukkig IS er veel te genieten. De vormgeving is fenomenaal. De acteurs, wat voor achtergrond ze ook hebben, zijn goed. Of de reeks tegen herhaling bestand is valt nog te bezien, want er is wel érg veel tijd genomen om het verhaal op gang te brengen. En het onduidelijke gescharrel van de Iers babbelende voorlopers van de Hobbits is bij vlagen aandoenlijk maar niet al te spannend. Over de Elven zijn de meningen in de familie verdeeld. Mijn broer vindt ze te weinig Elfs, te gewoontjes. Ik heb me juist altijd geërgerd aan die op glamrock-gitaarhelden lijkende Elven uit de films met hun geföhnde blonde haar en verwelkom deze visie op het Oude Volk. Knap en onaards-geheimzinnig zijn ze misschien niet, maar ze zijn geloofwaardig, hebben mooi geprononceerde punt-oren en hun wereld vind ik fraaier verbeeld dan in de versie van Peter Jackson. Een triomfantelijke rol is weggelegd voor de Dwergen. Tolkien heeft ze geen vrouwen toebedacht. In de films wordt daar nog een grap over gemaakt, er wordt gesuggereerd dat ze baarden zouden hebben en dus niet van hun echtgenoten te onderscheiden zijn. Maar Durin en zijn vrouw (baardloos, mollig, zwart, Schots accent, ontdekker van het magische erts mithril) zijn een ontroerend stel. En als iedereen zo ruimdenkend was tegenover andere rassen als Durin en zijn mattie Elrond de Half-Elf, dan zag de wereld er een stuk beter uit. Alleen hadden we dan het vervolg moeten missen. Want het is dankzij het Kwaad en het bestrijden ervan dat de grote verhalen in de wereld komen.