vrijdag 30 september 2022

WORSTELING


Ik had me vastgebeten in een klus. Het was helemaal mijn bedoeling niet geweest. Ik wilde alleen maar een beginnetje maken met de opmaak van het toekomstige boek maar eenmaal bezig kon ik het niet meer loslaten. Het moest nu maar af ook, na al die jaren schrijven, herschrijven, omgooien, uitbreiden, inkorten, aanscherpen, schaven en polijsten.
Na een uur of wat, toen ik een flink eind op weg was, stuitte ik op een probleem dat ik niet kon oplossen, hoe ik ook worstelde met de digitale materie. De (het) sjabloon en de drukproef wilden niet overeenstemmen. Een bug? Deed ik iets fout? Verouderde of incompatibele programma's?
Het werd avond. Inmiddels zag ik sterretjes zoals dat heet. Dat dekt de lading niet helemaal. Het voelt meer als een soort zinderende spanning achter het netvlies, alsof het vel van een trommel te strak aangetrokken is en bij het minste of geringste gaat mee-resoneren. Voor ik slapen ging stuurde ik een mail naar de helpdesk van de doe-het-zelf-uitgeverij. Een noodkreet. En ik probeerde het werk uit mijn hoofd te zetten. Argumenteerde: morgen kan ik desnoods alles opnieuw doen, met een nieuw sjabloon als een schone lei. Toch wilde de slaap niet snel komen en toen hij uiteindelijk kwam was hij broos en licht. 

De volgende morgen was er al snel antwoord. Ik moest een pdf maken van mijn sjabloon en die uploaden in plaats van het (de) sjabloon zelf. Dan kon er niks meer gaan schuiven. Ik deed het met weinig vertrouwen op de goede afloop maar tot mijn grote verrassing was alles meteen perfect. Ik stuurde mijn reddende engel een bedankje. Fantastisch! Was alles maar zo eenvoudig!
Even later wandelde ik door het park. Het was warm en zonnig. Als je over de vele diepe plassen heen wilde stappen een mooie middag. Ik voelde me opgelucht maar toch niet helemaal tevreden. Stom dat ik daar zelf niet op gekomen was, op die truc met de pdf. Ligt toch zo voor de hand! Dat heb je met amateurs die geen inzicht hebben in waar ze mee bezig zijn. Die komen er (áls ze er komen) met trial and error. Ik red me over het algemeen wel, met computers. Maar de weg waarlangs ik mijn doel bereik is omslachtig en eigenaardig. Kom ik er niet uit, dan moet mijn dochter me over mijn schouder, of mijn zoon me op afstand door de jungle op mijn beeldscherm gidsen. Of moet er iemand achter een helpdesk worden benaderd die ongetwijfeld zit te grijnzen boven zijn ochtendkoffie om mijn klunzigheid. En er moest een boomkruipertje aan te pas komen om mijn aandacht los te scheuren van opmaak, pdf, sjabloon, enter en shift.
Thuis had ik meerdere opties om uit te kiezen. Teruggaan naar de voorlopig afgeronde klus was daar niet bij - maar eigenaardig genoeg was dat precies wat ik deed. Ik besloot heel brutaal wat te gaan spelen met verschillende lettertypes en fontgroottes en veranderde de titelpagina van Times New Roman in Garamond en weer terug. Overbodige luxe, dit gepruts, maar het gaf me het gevoel de zaken om te draaien: nu was ik de baas, niet die onbegrepen programmatuur. 

Ik wil maar zeggen, lezers: er komt binnen niet al te lange tijd een nieuw boek aan. Een klein verwend jongetje heet het, en het is een soort documentaire-roman over mijn tijd in de Kliniek, en de naweeën daarvan. Een caleidoscopisch zelfonderzoek, een soms scherpe maar meestal tamelijk milde satire op de psychologische zorgsector, een warm portret van mijn lotgenoten. Een vrolijk boek, bij vlagen, naast het nodige getob. Ik kom er binnenkort uitgebreid op terug. Als u het allemaal gaat kopen heb ik niet voor niets geworsteld.


Een klein verwend jongetje verschijnt hopelijk nog deze herfst.
Het boek is (of wordt) een uitgave van Faun en zal rond de 17 euro gaan kosten. 


Illustratie: Klaas Werumeus Buning

dinsdag 27 september 2022

PING


Mijn vriendin bracht me tot aan de deur van het Zuiderbad. Ik zwaaide met een dramatisch vertrokken kop die zeggen wilde: zij die sterven gaan groeten U, en liep moedig de monumentale trap op. Tweeëntwintig baantjes later voelde ik me een stuk opgeknapt.

De middag ervoor was er tijdens het stemmen een stukje van mijn luit afgebroken. Een kwetsbaar uitsteeksel waardoor de pen gaat waarmee je de hoogste snaar, de chanterelle, stemt. Dat was de tweede keer dat het gebeurde. De eerste keer was aan het eind van onze vakantie in Frankrijk. De lijm waarmee een eerdere breuk was gerepareerd was gaan smelten door de extreem hoge temperatuur die in de auto had geheerst. Het breukvlak was gaan wijken, maar had zich de hele week goed gehouden. Pas bij het inpakken en afwassen op vrijdagavond klonk er een "ping". Ik keek verbaasd naar het instrument dat uit zichzelf die alarmerende toon voortbracht en zag dat stemknop en snaar er los bij hingen. 
Een paar dagen later ging ik naar Sacksioni, mijn vertrouwde gitaarreparateur. Bij mijn binnenkomst riep Harry de Jong, de baas, opkijkend van zijn werk: 'Wat is dat? Een luit? Ha, nee, daar begin ik niet aan. Al die kromgebogen latjes...'
Ik legde uit dat het niet om het tere peervormige lijf ging maar om een onderdeel van het stemmechanisme.
'Laat maar eens zien dan,' zei hij aarzelend. Ik ontblootte de luit en wees op het euvel.
'Daar heeft een koekenbakker aan gezeten,' was zijn oordeel.
Hij zou het wel opnieuw lijmen en met een blokje hout verstevigen.
Een week later had hij die reparatie tot onze tevredenheid uitgevoerd. Het voelde stevig aan en ik ging enthousiast verder waar ik gebleven was, in de oefeningen voor beginners van de Lute Society. 
Tot ik afgelopen vrijdag de onwillige g-snaar omhoog wilde draaien. Er klonk het scherpe geluid van brekende, brosse lijm. Harry had superlijm gebruikt omdat de eerdere reparatie met konijnen- of beenderlijm was gedaan, vraag me niet waarom. Ik vloekte hartgrondig. Mijn vriendin stond erbij en had met me te doen. Ze weet dat deze luit de afgelopen zomer mijn nieuwe liefde is geworden en dat ik er veel over getobd heb. Ik had bij de impulsaankoop toch ietsje beter moeten opletten. Ik vloekte nogmaals, machteloos. Dit was het einde, geloofde ik op dat moment. De nieuwe luit die ik mezelf al had beloofd zou er versneld moeten komen en deze zou wel op de vuilnishoop eindigen. Wat kon ik er nou nog mee? En ik had net voor bijna zestig euro nieuwe snaren besteld!
De machteloosheid was geen bedwongen woede, eerder een soort kinderlijk zelfmedelijden. Ik schonk mezelf een groot glas witte wijn in en leegde dat schielijk. We liepen door de regen naar de buurtpizzeria in de Albert Cuypstraat. Daar pruttelde ik nog een tijdje na maar mijn vriendin reikte me een touwtje aan waarmee ik me uit het moeras van zelfmedelijden omhoog kon trekken. Ik moest die twee dingen los van elkaar zien. Een nieuwe luit was één, wat met deze te doen - twee. Op het eerste kon ik me verheugen, het tweede kon ik nog even voor me uit schuiven. Ik vroeg een grappa bij de rekening en we haastten ons naar Rialto aan de Ceintuurbaan. Ik had kaartjes voor een filmhuisfilm waarmee ik mijn vriendin een plezier dacht te doen. 
In Rialto mag je je consumptie mee de zaal in nemen. Ik dronk aan de bar snel mijn glas leeg en wapende me met een verse Westmalle tripel tegen bijna twee uur Finse misère. Na anderhalf uur moest ik nodig piesen. En ik snapte geen moer van de film. Iets met mijnbouw, en rendierteelt. Sombere beelden, onbegrijpelijke, sombere types. Onsamenhangende scènes. Iets van de zielige stemming van die middag kwam terug. Dit hoefde ik toch niet uit te zitten? Zelden had ik zoiets saais gezien. Ik verliet de zaal, ging naar de wc, bestelde aan de lege bar een glas wijn, appte mijn vriendin dat ik niet meer terugkwam en ging naar de klok zitten kijken.

Vanmiddag ben ik toch maar weer naar de gitaarwinkel geweest met mijn geblesseerde dame. Harry zal eens zien wat er verder op te verzinnen valt. Ik wacht nog even met het aanspreken van mijn spaargeld. Een nieuwe luit kan altijd nog. De snaren zijn inmiddels gearriveerd. Die krijgt ze als pleister op de wonde, als ze van de dokter terug is. 


Illustratie: Zelfportret als luitspeler (circa 1663-1665), Jan Steen (1626-1679)


vrijdag 23 september 2022

GERANIUMS


Een paar jaar geleden - drie, om precies te zijn - had ik het erg druk. De hectiek van overvolle weekeinden en vier avonden per week repeteren voor concerten en voorstellingen en alles wat daarbij kwam kijken botste met mijn groeiend verlangen naar een rustig en beschouwend leven. Als het me allemaal te veel werd hield ik me voor: nog een paar seizoenen, dan krijg ik AOW en gooi ik alles wat mijn gemoedsrust verstoort uit mijn agenda. 
Enfin, toen kwam corona, en alles werd voortijdig en onder dwang uit mijn agenda geschrapt.
En ongemerkt bijna kwam het ogenblik waarop ik aanspraak op die ouderdomsvoorziening zou mogen maken. Volgende maand is het zover. En ik heb niet het gevoel dat ik het verdiend heb.
De afgelopen tijd heb ik alvast flink mogen proeven van hoe het voelt om pensionado te zijn. Ik heb ervan genoten maar heb me ook vaak verveeld.
Als de buitenwereld je geen uitdagingen stelt moet je je eigen vuurtje opstoken. Deze zomer heb ik een ouderwetse vlaag van enthousiasme gevoeld, zoals ik dat in de loop van mijn leven voor heel diverse zaken heb gehad - van zoetwaterbiologie tot Bommel, van blues tot Homerus, van Sinatra tot Napels, van pijpen verzamelen tot vogels kijken - , en ik heb me er met vreugde aan overgegeven; zie je wel? Er komt altijd wel iets dat je bezighoudt, geen zorg!
Maar op slechte dagen zat ik te spelen op mijn onwillige luit en hoorde er niets anders in dan stuntelig gepingel. Waarom deed ik dit? Als zanger had ik de lat voor mezelf heel hoog gelegd, en nu zat ik, vanuit een soort boeddhistisch principe (Zen Mind - Beginners' Mind), basisoefeningen van The Lute Society te spelen, urenlang, met de tong uit de mond, met het voornemen om er niets maar dan ook niets professioneels of nuttigs mee te gaan doen.  

Vanmorgen op het balkon zag ik de overbuurvrouw naar buiten komen, een glas koffie met melkschuim in haar hand en een sigaret in haar mond. Dat is het enige wat ik van haar leven zie, een aantal rook- en koffiepauzes per dag. Ze is blijkbaar altijd thuis. Soms hoor ik haar cello spelen. Hoe houdt ze het vol? dacht ik. Maar meteen daarop zag ik in dat ze achter die balkondeuren misschien een heel zinvol bestaan heeft waarvan ik totaal geen weet heb. En wat zou ze wel niet van mijn leven denken? Die man zit maar zo'n beetje op het balkon te mediteren, soms gaat hij uit wandelen of speelt hij wat piano of luit?
Op dat moment besloot ik dat het nog te vroeg is voor een leven dat omwille van zichzelf wordt geleefd. Ik ben er nog niet oud en wijs genoeg voor.
Ze hebben me ooit bijgebracht dat alles wat je met aandacht doet zinvol is. Belangrijk is niet wát je doet, maar dat je het met overgave en concentratie doet. Ik heb de afgelopen tijd met veel concentratie en overgave een paar dingen gedaan zonder enig maatschappelijk nut: gedichten vertaald, Renaissance-muziek gespeeld. Dat is mooi natuurlijk, maar het zou me gemakkelijker vallen om daar tevreden mee te zijn als er een paar verplichtingen tegenover stonden. Een paar concerten bijvoorbeeld, als bakens aan de einder: dobber nu maar lekker, maar dáár houdt het gedobber op en wordt het ernst.
Ik haalde ook een kop koffie, helaas zonder sigaret. Mijn twee resterende koren, bedacht ik, die heb ik gelukkig nog, al is er van het kerkkoor na corona niet zoveel overgebleven. Maar ook als zanger moet ik mezelf iets te doen geven zolang mijn stem nog wil. 

Deze zomer heb ik voor het eerst goed voor mijn balkonplantjes gezorgd. Twee keer per dag bewaterd, de dode bloempjes er netjes uitgeplukt. Met als resultaat dat de scharlakenrode geraniums hoog opgeschoten zijn en nog van geen herfst willen weten.
Geef me een of twee uitdaginkjes erbij, dacht ik, en ik kan tevreden naar die geraniums kijken. 


Illustratie: Im Dachstübchen (circa 1849), Carl Spitzweg (1808-1885)

dinsdag 20 september 2022

Vooruit, naar Deventer


Het Havenkwartier van Deventer was de locatie voor Klassiek met een Twist, een festivalletje van klassieke kamermuziek in niet alledaagse combinaties. Het plensde boven de industriële architectuur gemengd met nieuwbouw die deze hippe buurt aan de IJssel kenmerkt. Als het niet om mijn leesbril was geweest waren we de binnenstad niet ingegaan, maar onder de paraplu van concertje naar concertje gewandeld. Maar mijn leesbril stond wel degelijk op punt van breken en de volgende morgen moest ik in de kerk spelen. En het zou me toch niet gebeuren dat uitgerekend tijdens een lastige passage mijn assistent-ogen het zouden begeven... Mijn vriendin zocht op Google Maps naar een Hema, maar eenmaal in het centrum verdampte dat plan: te ver weg en we wilden toch echt op tijd terug zijn voor het volgende optreden van ensemble De Vooruit, de reden waarom we naar Deventer waren afgereisd. We slenterden dan maar wat over de sfeervolle en monumentale Brink, waar het markt was. De zon was zojuist uitbundig doorgebroken. Er ploften kastanjes neer op de kasseien. We kochten Sallantse droge worst en dronken een bier op het terrasje van bierencafé De heks, waar ze zo het een en ander op tap en fles hadden. Teruglopend naar het Havenkwartier passeerden we een Primera en zowaar, daar hadden ze leesbrillen. Blij omdat dit uitje behalve toeristisch ook nuttig was geweest haastten we ons naar het Theaterschip. De paraplu moest op de valreep weer uitgeklapt. 
In de donkere theaterzaal maakte ik het me gemakkelijk tegen de achterwand. Op het podium verschenen Lucas, Margreet en Bart. Met hun basklarinet, altviool en accordeon vertolkten ze grillige miniatuurtjes van Stravinsky, verstilde lineaire melodieën van Satie, druk en warmbloedig Braziliaans temperament van Villa Lobos en een flinke portie Schubert, altijd goed. De onorthodoxe bewerkingen waren knap en volledig overtuigend en ik genoot van een half uur prachtige muziek, veilig in de warme buik van dit muzikale schip. 
In grand-café De Zwarte Silo rondden we de middag af. We praatten met Lucas en Margreet onder veel meer over de superioriteit van oude boven jonge jenever ('te weinig olieachtig' volgens Gerard Reve), het uitboren van de conische stemgaten van een luit ('een fluitje van een cent' volgens Lucas), de diverse varianten van het Zwitserduits en andere kleine Germaanse talen, de frasering van Schubert-liederen, het verdubbelde liggeld van woonboten, pensioensregelingen voor zzp'rs, cultuursubsidies en de late Bommelverhalen, die ik slecht ken. Het was er rumoerig gezellig, de tijd vloog en we aten pas tegen achten. 
Thuis oefende ik mijn nieuwe leesbril nog een uurtje op een Bommelverhaal. Een van de latere, natuurlijk.


De Vooruit: Margreet van der Heyden, altviool
Lucas van Helsdingen, basklarinet
Bart Lelivelt, accordeon

www.margreet.ch/projects/de-vooruit


vrijdag 16 september 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (38)


Het is niet eens zo heel veel kouder, en regen hebben we al eerder gehad; de bomen zijn nog maar nauwelijks verkleurd, hipsters lopen nog in korte broek door het park, en toch heeft het gevoel van herfst alles doordrongen. Misschien omdat het eerder donker wordt? Ik merk het in huis. De katten slapen veel. Zoeken een voor een hun oude plekjes weer op. De hele zomer lang werden die minachtend gemeden. Het balkon was interessanter. En als er al geslapen moest worden dan liefst op een koele plek, onder het bed, tegen een muur of op het zeil tussen vleugel en luit. Plotseling is een dichte balkondeur geen belemmering meer voor een ambitieus buitenleven, maar betekent die rust: de duiven hoeven niet beloerd te worden, die zoeken het verder maar uit en koeren maar wat ze willen, ons, mens en kat, gaat dat niet meer aan, het zijn onrustige dingen van de buitenwereld en wij hebben weer een binnenwereld, waar het stil en behaaglijk is. 

                                                                      ***

Nachtelijke notitie in april

O laat er kleuren zijn:
Blauw, geel, wit, rood en groen!

O laat er tonen zijn:
Sopraan, bas, hoorn, hobo!

O laat er talen zijn:
Klinkers, verzen, rijmen,
Tederheden van klanken,
Mars en dansen der zinsbouw!

Voor wie hun spelen speelde,
Voor wie hun tover proefde,
Bloeit heel de aard,
En lachend ontvouwt zij
Haar hart en haar zin.

Waar je liefdevol naar streefde,
Wat je droomde en beleefde,
Weet je nog precies,
Of het vreugde was of lijden?
Gis en As, Es dan wel Dis - 
Kan het oor ze onderscheiden?


Hermann Hesse:
Nachts im April notiert, April 1962
Vertaling 
© JPvS

                                                                ***

Reclame! Er zijn nog enkele exemplaren te koop van dit prachtige, luxe uitgevoerde, met de hand gedrukte en rijk geïllustreerde boek:




Interesse? Stuur een mailtje naar jpvanspaendonck@gmail.com.

dinsdag 13 september 2022

HAUWGH!



Mijn vriendin was tijdens Open Monumentendag blijven steken in het raadhuisje van Graft, een fraaie Renaissancistische schepping uit 1613. Nadat ik een kwartier lang een gedenkplaat had bestudeerd die de inwoners van Leusden en Stoutenburg hadden geschonken uit dankbaarheid voor het onderdak dat ze tijdens de evacuatie van mei 1940 in Graft hadden gevonden, vond ik het welletjes. Ik liep alvast naar de kleine camping die achter het gebouwtje ligt, om in het winkeltje wat groente uit te zoeken. Ik koos een zak onbespoten tomaten, in eigen kas gekweekt. Bijna overrijp, ze konden mooi dienen als basis voor een saus waarin we een rest gehaktballetjes wilden opwarmen. Naast de kas was een bibliotheekje. Ik trok een in bruin linnen gebonden boek tevoorschijn. Petroleumkoning, ondertiteld: Karl May's reisavonturen.  Normaal zou ik het hebben laten liggen maar deze tijd vraagt om dwarse acties. 
Ik sloeg het verboden boek open en werd meegevoerd naar de tijd dat mijn opklapbed in mijn vaders studeerkamer stond. Onder de titel De oliekoning en met een fleurige kaft prijkte het in een Tomado-rekje met jongensboeken.

- Mijn roode broeders weten ook, dat mij hun zaak zeer ter harte gaat. Het doet mij veel verdriet, dat de roode volkeren zich onderling zoo slecht verdragen kunnen, want zij verzwakken hunne gelederen en worden daardoor des te sneller ten ondergang gedoemd door het blanke ras, dat op hun rijkbeladen landen loert. Mijn broeders mogen zeggen, of ik gelijk heb.

 - Hauwgh! zeiden alle drie.

Hauwgh! Als de Indianen geen 'oef' zeiden dan was het wel dat hauwgh, dat instemming verwoordde, of iets moest bekrachtigen. 'Ik heb gezegd!' Sommige jongens zeiden haug maar er was ook een school die beweerde dat het op zijn Engels moest worden uitgesproken, als how.  Zeker wist niemand het.
Het lezen van de Karl May-boeken schiep een band met mijn vader, die het ook niet wist. Hij hield het op haug. Voor hem waren Old Shatterhand en Winnetou ook al jeugdhelden geweest. Hij moet soortgelijke edities hebben bezeten als dit muf ruikende deel dat ik nu in handen had. Die pockets van mij waren flink ingekort, vertelde hij vaak lachend. In de oorspronkelijke boeken was een héél hoofdstuk gewijd aan de definitie van een greenhorn, een groentje. 'Een greenhorn is iemand, die...'
In mijn Prisma was die bladzijdenlange uitweiding, voorafgaand aan de introductie van de pas in Amerika aangekomen Duitser die al snel de bijnaam Old Shatterhand zal krijgen, teruggebracht tot één enkele alinea. In mijn vaders tijd had men nog geen haast.
Maar zelfs in de naoorlogse uitgaven die wij lazen ontkwam je niet aan die logge, wijdlopige sfeer. Ik vond deze 'reisavonturen' vergeleken met Biggles en Tarzan best taai. Ik denk eigenlijk dat vooral de stripboeken en andere vlotte bewerkingen van May's verhalen tot de verbeelding spraken in de Indianenperiode die elke jongen vroeger had. Oef! Hauwgh! Zou mijn kleinzoon nog met wigwam, tomahawk en verentooi mogen spelen, als hij er binnenkort de leeftijd voor had? Ik vroeg het me af.
Ik liep terug naar het raadhuis. Mijn vriendin kwam juist naar buiten. Ik zwaaide met het zakje tomaten om haar aandacht te trekken. Even later liet ik haar mijn boek zien. 
'Winnetou en Old Shatterhand,' zei ik. 'Dat zal ze leren!'


vrijdag 9 september 2022

FEEST


Mijn vriendin wilde geen standaard receptie. Als je dan toch met pensioen ging mocht het best een beetje bijzonder zijn.
Het Savoy hotel in de Ferdinand Bolstraat herbergt een kleine honderd Oekraïense vluchtelingen. De schemerige lounge annex eetzaal kon overdag worden gehuurd. Afgesproken werd dat de Oekraïense kok voor hapjes zou zorgen.
Vanaf halfvier drupten de genodigden binnen. Collega's, oud-collega's. Onze gastvrouw, werkzaam bij de Regenboog Groep (die zich inzet voor onder meer dak- en thuislozen) gaf een uitleg over de gang van zaken in het opvangcentrum. De eerste lichting logés, beter gesitueerden en hoger opgeleiden, was inmiddels vertrokken. Zij hadden het eten niet lekker gevonden. Daklozen zijn blij met nasi en spaghetti Bolognese uit gaarkeuken-containers, maar deze mensen die tot voor kort nog luxe hadden geleefd en onder druk van de Russische Beer op drift waren geraakt hadden er moeite mee. Regenboog had besloten het eten niet meer uit te besteden, maar over te laten aan de Oekraïners zelf. Gouden greep.
Kokkin Galina werd erbij geroepen. Ze rukte zich los van haar pannen, deed haar plastic handschoenen uit, streek haar grijsblonde haar naar achteren en vertelde wat ze had gemaakt. Borsh natuurlijk, met room, kool, bieten en wortelen. Gehaktballetjes aan spiesjes. Opgerolde, met vlees en kaas gevulde pannenkoekjes. De toast was besmeerd met een mengsel van ei en kaas en rauwe knoflook. Zaten er groene kruiden op, dan was er vis gebruikt. De enorme slagroomtaart met vers rood fruit sprak voor zichzelf. Tot slot sprak ze een dankwoord uit. Ze kwam uit Donetsk. Zich verontschuldigend voor haar Engels bedankte ze het Nederlandse volk dat haar en haar landgenoten zo gastvrij had ontvangen. Ze was zichtbaar geëmotioneerd. We gaven haar een warm applaus. Als ik een glas wodka had gehad zou ik het in één teug geleegd hebben. 

De taart werd aangesneden en rondgedeeld. Het was een taart in laagjes, rijk, o zo rijk gevuld en bedekt met dikke room. Een feestelijke taart die Galina aan betere tijden moet hebben herinnerd. Er waren aardige woorden en mooie cadeaus. Mijn vriendin was haar aantekeningen kwijt maar hield een grappig en steekhoudend toespraakje. Ik was trots op haar.
Toen we anderhalf uur later het hotel verlieten was er veel eten over maar dat kon doorgeschoven worden naar het avondmaal van onze Oekraïense gasten, gelukkig. Mevrouw Regenboog gaf me een aangebroken fles Chianti mee. 'Dat drinken ze hier niet'.
Op de stoep waren kinderen vrolijk lachend aan het spelen. Die leefden in het Amsterdamse nu en maakten er het beste van, zoals kinderen doen. Oorlog of geen oorlog - fietsjes zijn leuk, en buiten op de stoep is het spannend.
We hadden ons voorgenomen om na het feestje samen uit eten te gaan. Eigenlijk had ik meer dan genoeg op. Galina's buffet lag me zwaar op de maag. Ei, kaas, room ... room, ei, kaas... Maar een eenmaal ontworpen scenario laat zich niet zo gemakkelijk weer uitwissen. Onze voeten volgden hun voorgenomen koers naar Orontes, een Turks restaurant in de Albert Cuypstraat. Eén schotel, een magere lamsstoof, dat moest kunnen.
Midden in de nacht werd ik wakker en moest rechtop gaan zitten. Het duurde lang voor het brandend maagzuur me een voortzetting van mijn slaap gunde. 


dinsdag 6 september 2022

POSTFRIS

Ik wilde van de postzegels van mijn opa af, de verhuisdoos vol met albums en enveloppen stond in de weg. Ik blogde erover en kreeg van een collega een naam en een telefoonnummer. Hijzelf had de verzameling van zijn schoonvader moeten wegdoen en was goed geholpen door deze filatelist, 'een professionele hoarder'. Ik belde, hoorde een wat hoge, vormelijke stem met een nooit helemaal weggepoetst Amsterdams accent. Ik legde uit waar het om ging. Hij antwoordde wat terughoudend. Hij kon me adviseren, maar moest er wel iets voor hebben, hopelijk begreep ik dat. Voor een tientje kwam hij langs om een taxatie te doen.
De volgende dag meldde hij zich. Hij stond even uit te hijgen boven aan de trap. Een kleine, goedgebouwde man met een breed, open gezicht. Lichtblauwe ogen, een grijze sik. Een vlinderdasje. Op en top een parmantig heerschap. Hij bliefde geen koffie, thee of water, want op zijn leeftijd wilde dat er gelijk weer uit, zei hij. Hij ging meteen aan de slag met de doos. Schiftte het een en ander, bladerde wat, legde opzij wat een zorgvuldiger onderzoek verdiende. Al snel hoorde ik aan zijn ironisch gegrom dat het niks zou worden met mijn voorvaderlijke verzameling. 'Massagoed,' zei hij teleurgesteld. 'Had het maar tien jaar geleden verkocht toen er nog vraag naar was. Ik zou zeggen, geef het aan een neefje of zo.' Mocht ik het al kunnen verkopen (een handelaar zou er geen interesse in hebben, die moeite kon ik me besparen) dan kreeg ik hooguit 50 euro voor de hele partij. Er waren op zich wel een paar aardige dingetjes bij, die Rembrandt-zegels bijvoorbeeld, maar omdat de serie niet compleet was of de staat waarin de zegels verkeerden niet goed genoeg, niet postfris, werd de waarde daarvan weer tot bijna niets gereduceerd. En sowieso gaapte er nogal een kloof tussen de cataloguswaarde en wat je er in de praktijk voor kreeg. Hij was ondertussen zichtbaar lusteloos geworden. Met een vermoeid gebaar alsof de verzameling een belediging voor zijn vakkennis was stapelde hij alles weer in de doos. 
Ik denk dat hij vond dat ik er wat beteuterd bij stond want hij zei troostend: 'Dat tientje hoef ik niet te hebben, mijnheer van Spaendonck.'
Ik protesteerde - het was immers afgesproken, hij had drie trappen moeten beklimmen voor deze klus - en pakte mijn portemonnee.
'Nee, geen sprake van,' zei hij galant. 'Ik had graag gezien dat ik u beter nieuws had kunnen brengen.' Hij keek me aan met die dromerige lichte ogen en voegde eraan toe: 'Weet u wat? In september is er een veiling in Haarlem. Ik ben er veilingmeester. Als u die doos een keertje bij me langsbrengt neem ik hem mee daarnaartoe. Je weet maar nooit, misschien is er een liefhebber voor.'
Hij beloofde me na de vakantie te zullen bellen. Ik had er niet veel vertrouwen in en zag de doos in gedachten al in de weg blijven staan in mijn werkkamer, stoffig en zinloos.
Maar zowaar, afgelopen zaterdag meldde hij zich. En vanmorgen droeg ik de loodzware verzameling drie trappen af, naar de auto, en reed naar de rustige straat in de Mercatorbuurt waar hij woont. Ik was vroeg. Hij had zijn vlinderdasje nog niet gestrikt. Op een donker-houten salontafel stond een glas ovomaltine of slappe chocolademelk. Daar mocht ik de doos naast zetten. Hij wilde alles nog even rustig sorteren voor het naar Haarlem ging, dan maakte ik toch wat meer kans. Ik keek om me heen. Langs alle wanden kasten en planken met mappen, dozen en ordners. Postzegels was niet het enige dat hij verzamelde, had hij me al verteld. Zijn verzameling van 30.000 suikerzakjes had hij onlangs voor een leuk bedrag van de hand gedaan. Ik nam dankbaar afscheid van de filatelist, in het volste vertrouwen dat opa's lange winteravonden bij hem in goede handen waren. 


zaterdag 3 september 2022

Drie late gedichten van Hermann Hesse


Kleine jongen

Krijg ik een pak slaag,
Dan hou ik mijn mond,
Huil mezelf in slaap,
Sta weer op, gezond.

Krijg ik een pak slaag,
Noemen ze me "kleine",
Wil ik niet meer dreinen,
Lach mezelf in slaap.

Grote mensen sterven,
Kort is maar hun tijd.
Ik alleen blijf leven,
Tot in eeuwigheid.

Kleiner Knabe, 1960


Liedje

Regenbooggedicht,
Tover uit stervend licht,
Geluk als muziek vervlogen,
Smart in een heilig gezicht,
Zoet en bitter haar ogen...

Bloesems door wind verwaaid,
Graven met bloemen bezaaid,
Vrolijkheid onbestendig,
Ster, in zijn vrije val:
Sluier zo schoon en ellendig
Over de kloof van 't heelal.

Kleiner Gesang, Mei 1962


Kraken van een geknakte tak

Splinterig geknakte tak,
Hangt al zo menig jaar,
Wiegend kraakt hij zijn dorre lied,
Zonder loof, zonder bast,
Kaal, vaal, van te lang leven,
Van te lang sterven moe.
Hard klinkt en taai zijn gezang,
Klinkt koppig, klinkt stiekem bang
Een laatste zomer,
Een laatste winter lang. 

Knarren eines geknickten Astes, dritte Fassung. Hermann Hesse's laatste gedicht, 8 augustus 1962