vrijdag 26 januari 2024

ROMMELPARADIJS

Bij 't Rommelparadijs van de gebroeders Lekx aangekomen blijkt dat gesloten. Het staat met ongeschoolde letters op een wit bord aan het hek, naast het plaatje van een herdershond met hier waak ik. Dat is een tegenvaller. Ik had nog juist gisteren geverifieerd of deze uitdragerij eigenlijk nog wel bestond. Gelukkig heeft hetzelfde internet me geleerd dat er een gelijknamig filiaal is, een paar dorpen verderop, in Noord-Scharwoude. Daar parkeren we tien minuten later voor de deur van een morsig gebouw aan de Handelskade. Te koop, staat erop. De inboedel ondergaat een grandiose uitverkoop zegt een stoepbord; wat er resteert gaat naar de andere vestiging, horen we later. De bouwvallige loods zal wel eerder te sloop zijn dan te koop.

De vier vooroorlogse eetkamerstoelen die mijn dochter zocht zijn gauw gevonden. Het is hier geen kringloop, je vindt er geen witgoed, geen schone maar muffe kleren, geen broodroosters, stofzuigers en cd-spelers. Het is een brocante, bric-à-brac: de inhoud van een paar Franse vlooienmarkten is vrij ordeloos over de ruimte verspreid. Een stoffig universum van krullerige, ouderwetse, donker-houten meubels, schemerlampen, huisraad, serviezen en sierobjecten uit oma's tijd. Mijn oma, wel te verstaan, voor ze haar inboedel in de jaren zestig moderniseerde. Geen groter contrast denkbaar dan met de lege polders onder loodgrijze luchten waardoor we aan zijn komen rijden. De intieme, huiselijke overdaad met krappe loopruimte voor de snuffelaars is troostrijk na al die leegte.
Ik zie een lief schemerlampje, het mag mee. De boekenkasten schenk ik niet te veel aandacht, want mijn eigen schappen puilen al uit. Maar mijn hand tast naar een dik boek nog voor mijn geest er iets bijzonders aan heeft gezien. Een hele jaargang vroege Donald Ducks, ingenaaid en in halflinnen gebonden. Ik blader erin en voel een golf van nostalgie me overspoelen. Ik sta op het punt om de magische wereld van mijn vroege kindertijd opnieuw te beleven, dat belooft dit dikke boek me. Vijf euro, geen geld voor zo'n tijdreis. Bij het afrekenen van onze aankopen worden die euro's me ook nog eens geschonken wegens die grandiose uitverkoop. 

In bed googel ik mijn aanschaf. Het boek blijkt zo'n honderd euro te doen op diverse veilingen. Ik leg het op mijn borst en sla het open. Er warrelt wat stof op. Van dat herbeleven van de jeugdige betovering komt natuurlijk niets terecht - ik blijf, ondanks de regen die tegen het raam tikt, gewoon met mijn eigen oude ogen kijken en zie een kindertijdschrift met stripverhalen in pasteltinten, gelardeerd met de wetenswaardige rubriekjes waarmee men toen de jeugd dacht te vermaken.
Maar ik geniet van de slordig ingekleurde plaatjes van Carl Barks, en het Donald Duck-verhaal waarmee het eerste nummer (7 januari 1961) opent amuseert me. Er woedt een sneeuwstorm boven Duckstad. Er dreigt een botsing tussen twee losgeslagen treinen. Professor Cosinus wordt benaderd om hulp maar zijn telefoon doet het niet en de stedelijke elektronische rekenmachine (een kamerbreed en torenhoog geval vol knipperende lichtjes) is ook al uitgevallen. Niet getreurd! De ijverige en briljante neefjes Kwik, Kwek en Kwak berekenen met behulp van hun schoolboekjes het precieze tijdstip en de exacte plaats van de botsing, en Oom Dagobert gooit met een vloot helicopters op het juiste moment een berg matrassen tussen de neuzen van de aanstormende treinen.
En achterin begint het nieuwe Tom Poes-verhaal van dat jaar, Tom Poes en de jonge schicht. Prachtig getekend, vintage Toonder. Dat figuurtje van die tot leven gekomen bliksemstraal heb ik sindsdien misschien wel niet meer onder ogen gehad. En heel eventjes vang ik een flits op van wat ik er als vierjarige in moet hebben gezien.


dinsdag 23 januari 2024

Voorheen Rookzangers Notitieblog 51: De Wilde Jager

Van mijn vriendin mocht ik gerust een weekje overslaan. Waarom was ik zo streng voor mijzelf? Er zou toch zeker niet geklaagd worden? Natuurlijk was ik het theoretisch met haar eens. Maar ik was bang dat het eind zoek was, of juist in het zicht zou komen, net hoe je de uitdrukking interpreteert, als ik toe zou geven aan mijn tegenzin. Dat tegenzin zou uitmonden in writer's block. Want ik had wel degelijk voor het scherm gezeten, afgelopen vrijdag, en zitten staren naar een leegte die zich niet wilde laten vullen. 

Inmiddels is het dinsdag, ook een disciplinair baken in het leven van deze blogger. Zin heb ik nog steeds niet maar vooruit - dan maak je maar zin, zei mijn moeder dat niet?
Het is niet, mocht u dat soms denken, dat ik niet creatief ben geweest, de afgelopen tijd. Ik heb koorliederen geschreven voor de aanstaande Dodenherdenking. Muzikale scheppingsroes gaat niet samen met literaire inspiratie, is dat het? Het is het een of het ander. Ik merkte het toen ik probeerde een gedicht van Rückert te vertalen, want die aanstaande bundel is bijna gevuld: zelden heb ik slechtere verzen getikt, ik heb ze walgend uitgewist-  ruk, was het.
Ik heb woelige dagen gehad, ook daar heeft het gebrek aan schrijflust mee te maken. Twee concerten, een met het ruim dertig jaar oude duo La Passione en een met wat mogelijk mijn laatste ensemble zal zijn, het Lennaert en Boudewijn-project "Wat geweest is, is geweest".  Mooi en goed gelukt, maar heel trubbelig allemaal, voor een quasi-gepensioneerde die de schijnwerpers niet meer zoekt. De nacht na het Nijgh-concert in een uitverkochte Groene Zwaan in De Rijp deed de ether er nog een schepje opwinding bovenop. De storm genaamd Isha raasde over het land en deed de dakpannen klepperen. De Wilde Jager waart rond, wist ik te vertellen. Januari is zijn tijd, het lege hemelruim zijn jachtterrein. 
Gisteren verjaarde mijn dochter, net als Lennaert een januarikind. Ik was te vroeg uit de tram gestapt omdat ik de Jan van Galenstraat verward had met de Bos en Lommerweg, waar ik in de Albert Heijn nog een paar bosjes rode rozen wilde scoren. De koude wind, het staartje van Isha, blies door de kale straten. De lucht was fletsblauw, het zonlicht schel. Het buurtje van mijn dochter, de zeeslagen- ofwel Gibraltarbuurt, is gezellig genoeg, naar menselijke maat ontworpen, met onregelmatige hoeken en verspringende woonblokken en plantsoentjes met mooie bomen, maar hier, in de ellenlange Bestevaerstraat deden de strakke woonkazernes me bijna fysiek pijn, in dit onherbergzame januariweer. Ik was blij toen bij mijn dochter de gordijnen dicht gingen.

PS: Ik zat voor mijn Mac mijn liedjes te oefenen en was aanbeland bij De Wilde Jager. De screensaver sprong op een prent van Wodan, die, vergezeld door de Walkuren, een huilende wolf en zijn trouwe raven Huginn en Muninn op zijn achtbenige ros Sleipnir door de hemel jaagt. Die prent had nog nooit eerder deel uitgemaakt van de roulerende afbeeldingen. Ik vond dat een heel vreemd toeval.


woensdag 17 januari 2024

Ode aan Lennaert en Boudewijn


Voor wie onze vorige optredens gemist heeft, of het programma misschien wel nóg een keer wil zien: aanstaande zaterdag brengen we Wat geweest is, is geweest, onze ode aan Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot, in het intieme theater De Groene Zwaan, in De Rijp. Aanvang 20.30 uur, toegang 15 euro.

Via de link hieronder kun je kaarten reserveren. Ik hoop je daar te begroeten!

RESERVEREN



zaterdag 13 januari 2024

REIGER

De reünie vond plaats in een deftig verzorgingshuis in Amsterdam-Zuid. We parkeerden in de eigen garage. Het zaaltje - parket, glas en hardsteen stonden borg voor een prima akoestiek - bood uitzicht op een overdekte cours met een weelde aan exotische planten waarvoor geen hortus zich zou hoeven schamen. Terwijl we onze instrumenten uitpakten en die ieder in een eigen hoek van het podium neerzetten werden de stoeltjes opgesteld. Comfortabele stoeltjes met donzige bekleding in smaakvolle tinten.
We hadden in jaren geen concert gegeven. Hooguit een handvol liedjes bij gelegenheid, wat in het artiestenvak een schnabbeltje heet. Ik wilde dat ook niet meer. Na twintig jaar intensief samenwerken was het wat mij betreft op. Te veel oud zeer, te veel stress; noem het een selectieve burn out. Maar nu en dan voelen dat we het nog kunnen is fijn. Kortstondig vlammen en wegwezen voor het oude zeer (een soort ingegroeide teennagel waaraan niemand schuld heeft) weer opspeelt. Daar zijn die schnabbels goed voor. Een, hooguit twee keer per jaar. Meer moet het niet worden. 

Mijn collega had me voorgesteld om weer eens een langer programma te spelen. Het zou een kerstconcertje worden in een tehuis waar hij al vaker had opgetreden. Goede daden zouden we ermee doen. Zie het als een reünie. Een feestje waarvan anderen mogen meegenieten. Ik was al in feeststemming en zei zonder veel nadenken ja.
Helaas bleek de datum in december toch niet te schikken en zo kwam het dat we midden in Dry January op een vrijdagmiddag rond Fantatijd de koffers uit de auto tilden en elkaar hartelijk begroetten. Strijdmakkers, dertig jaar ouder dan toen we op veldtocht trokken om stormenderhand de zaak van het Napolitaanse Lied te bepleiten.
We stemden zorgvuldig maar minder pietluttig dan vroeger, sleutelden wat aan de volgorde en speelden een paar lastige passages door. Iemand kwam ons halen, net als in een echt theater. We werden in de aankondiging flink in het zonnetje gezet, glimlachend hoorden we het aan.
Tegen mijn verwachting was de zaal muisstil. Na elk nummer hief een grote grijze man twee armen in de lucht en riep hartgrondig: 'Prachtig!' Dat deed goed. Ik kreeg er echt plezier in en zelfs laaide nu en dan dat echte oude vuur, dat van die Mission from God, weer op. 
Na afloop was er een Italiaanse vrouw die vond dat we de dubbele medeklinkers beter moesten uitspreken, maar verder: complimenti, bravi! We trokken in gedachten onze schouders op. Dat van die dubbele medeklinkers hadden we al eens gehoord, in Napels, back when we was fab.
Kwamen we nog wat drinken, wilde de activiteitenbegeleidster weten. Nee, op huis aan, wat eten en dan voor de tv. Zo gaat dat met bedaagde artiesten. De dagen van sigaren en kopstoten grappa en bier om de adrenaline te dempen zijn voorbij.

De volgende dag was er toch iets niet helemaal zoals het hoorde te zijn. Ik was kalm gaan slapen met een hoofdstukje Little Dorrit en als toetje een paar bladzijden Kapellekensbaan. Maar nu knaagden er allerlei nare gedachten aan die rust. Ik had de dag ervoor naar mijn idee gewoon plezier gehad. Nu kwamen alsnog de twijfels. Sommige stukken waren slordig geweest en ik had weleens naar een akkoord moeten zoeken, herinnerde ik me spijtig. Mijn innerlijke criticus zwaaide beschuldigend met zijn vinger. Als we de bühne weer op wilden, zei het spook, moesten we toch echt weer gaan repeteren.
Maar... ho!, sprak ik mezelf toe: dat is toch juist wat je niet meer wilt, die bühne op? Dit was het toch voorlopig weer: een warme, spontane reünie, voor een warm, dankbaar publiek - alles precies goed, iedereen blij? Ik trok mijn jas aan en ging de deur uit.

In het park ging ik zitten op het bankje tegenover het ooievaarswiel. Ik had het een beetje benauwd en lette een tijdje goed op mijn adem. Een ooievaar kwam aanzeilen en daalde neer op het nest. Volgens mij niet de rechtmatige bewoner, Manke Nelis. Zouden er kapers op de kust zijn? Dat beloofde territoriumschermutselingen als de lente kwam.
Een paar Italiaanse jongens liepen langs. Ze zagen de vogel en pakten hun telefoontjes.
È un airone, meende de een. De ander was het met hem eens. Ja, een reiger.
Ik wilde zeggen dat het een cicogna was. Maar de rust was terug in mijn hoofd en ik liet het maar zo.

vrijdag 5 januari 2024

SATORI


Bijna het hele voorgaande jaar was mijn grondstemming bedrukt. Dat wil niet zeggen dat ik geen plezier kon hebben en het wil zeker niet zeggen dat ik me overgegeven heb aan somberheid en lethargie. Het wil precies dát zeggen: mijn grondstemming was niet optimaal. Dysthymie lag altijd op de loer om een oplaaiend vrolijkheidje de nek om te draaien. Mijn gedachten waren veel te vaak bij het te snelle verstrijken van de tijd. Mijn leven inclusief alles wat me lief was, zoals concerten, boekuitgaafjes, uitjes en vakanties, leek een herhalingsoefening, een wat fletse repetitie van zaken die in het verleden veel meer uitdaging en verassing hadden geboden. Ik weet deze melancholische lusteloosheid aan hetzelfde wat me het jaar ervoor nog zo blij had gemaakt: het bereiken van de AOW-leeftijd. Een mijlpaal was bereikt, maar in ruil voor een handvol zilverlingen uit de staatskas had ik mijn goede jaren verkwanseld. Oude man - nog niet ziek maar dat zou ongetwijfeld spoedig komen.

Op Nieuwjaarsdag liepen mijn vriendin en ik een Rondje Sloterplas. Er stond een harde wind, het donkere water was in onrustige beweging. Het was hel weer met wat krullerige wolken tegen een lege hemel, de lage zon accentueerde de scherpe contouren van kale bomen en zwiepende rietpluimen. We spraken over onze voornemens, de afgelopen nacht bij de bubbels en de discoclips gemaakt. Het moest anders dit jaar, we moesten ons herpakken.
Ik benadrukte nog eens dat ik veel te veel, ongezond veel, met de sterfelijkheid en het ouder worden bezig was, terwijl ik toch als amateur-Boeddhist heel goed weet dat het geen enkele zin heeft je vast te klampen aan onveranderlijkheid - die bestaat namelijk niet; je moet je overgeven aan de stroom en je niet krampachtig verzetten tegen wat onvermijdelijk is. Uit verzet komt lijden voort. Pijn is onvermijdelijk, lijden is een keus, zeggen de goeroes.
Dit jaar zou ik me proberen te verzoenen met mijn nieuwe status. Ik was geen jongeman meer, nauwelijks meer middelbaar. Een bejaarde, niks aan te doen, jammer dan.
Mijn vriendin zei: 'Je weet toch je hele leven al dat dit zou komen? Waarom blijf je je er dan zo tegen verzetten?'
Dat trof me even, maar ik ging er niet op in, want een enorme groep krijsende en fladderende kraaien trok onze aandacht. A murder of crows, zoals de Brit zegt.

De volgende dagen, tijdens de druilerige stilte en de drooglegging van de schrale januarimaand, gebeurde er iets. Ik dacht aan wat mijn vriendin had gezegd. Ik dacht aan mijn voornemens. Ik merkte een verandering in mijn stemming op die niet alleen terug te brengen was op de opluchting, dat die beladen en overvolle decembermaand voorbij was. 
In de mediterende sector zeggen ze altijd dat je niet in het verleden moet blijven hangen, niet moet piekeren over de toekomst, maar poot in de grond van het huidige moment moet krijgen. Dit moment, dat telt. De rest is illusie. Voorbij, of nog ongewis.
Natuurlijk had ik dat inzicht allang: ik doe al ruim een decennium aan zen enzo. Maar weten is niet hetzelfde als voelen. De bijbehorende mentaliteit had ik me maar niet eigen kunnen maken. Ik wachtte geduldig (en soms ongeduldig) tot dat verlichtende gevoel van aanvaarding en niet verder kijken dan de dag van vandaag over me zou komen. Als een soort genade. 
Wat me nu plotseling trof, was dat zo'n inzicht ook verwezenlijkt kan worden door middel van een wilsbesluit. Als je de logica erachter snapt is elke andere houding dan bij het moment leven onzinnig. En ik ben toch zeker niet dom? Want die logica zegt dit: als je je zo vastbijt in gedachten aan vergankelijkheid, aan het betreurde verleden en aan de gevreesde toekomst, vergeet je te leven en breng je die toekomst alleen maar sneller naderbij. Als je vandaag niet intensief leeft ontglipt je de tijd. Zo bewerkstellig je zelf datgene waar je bang voor bent.

(Voor kinderen is de wereld nieuw. Elke indruk komt vol binnen, de dag is vol indrukwekkende momenten. En dus, lees er het boek van Draaisma maar op na, gaat de tijd langzaam. Een maand is een eeuwigheid, een jaar niet te overzien. Volwassenen raken afgestompt door de herhaling van zetten die het leven wordt, en o wee! wat gaan de jaren op den duur snel voorbij!)

Waar het op neerkomt: ik besloot om voortaan minder aan verleden en toekomst te denken. Meer van het heden te maken. Avontuurlijker te worden. Minder mensenschuw.
Om dat besluit in daden om te zetten maakte ik meteen een afspraak met een oude vriend. Veel te lang uitgesteld. 
We wandelden door het park. Door een hardnekkige motregen, maar dat gaf niks. Ik vertelde hem van mijn nieuwjaarsinzichten. Dacht hij dat zoiets mogelijk was, je anders te voelen door anders te gaan denken? Hij dacht van wel. Tenslotte was de hele cognitieve gedragstherapie daarop gebaseerd.

En, lezers, wat denken jullie? Ben ik wakker geschud? Komt deze positieve, hoopvolle stemming door mijn 'rationele' inzicht, of is dat inzicht het gevolg van een tóch al veranderde stemming? De kip, of toch het ei?

Hoe dan ook, ik wens jullie allemaal een goed nieuw jaar; een jaar waarin ik hoop minder over dit soort tobberige zaken te schrijven; niet, om jullie te ontzien, maar gewoon, omdat ik er geen zin meer in heb.


Het boek van Douwe Draaisma heet: "Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt".