Posts tonen met het label Louis Aragon. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Louis Aragon. Alle posts tonen

woensdag 14 april 2021

RECLAME!



Onlangs verschenen bij de Carbolineum Pers: Louis Aragon: Mijn prachtig ongeluk. Door mij vertaalde liefdespoëzie van de grote Franse dichter, geïllustreerd met pentekeningen van mijn dochter Rosanne. Van dit schitterend uitgevoerde boek heb ik zelf ook een paar exemplaren in de aanbieding, tegen gunstige voorwaarden. Neem contact met mij op als u belangstelling heeft:

jpvanspaendonck@gmail.com

Uit de brochure:

"Dit ambachtelijk geproduceerde boek heeft een formaat van 25 x 17 cm., is gebonden in harde kaft en wordt geleverd in beschermend schuifdoosje. Omvang 44 bladzijden. 

De tekst is met de hand gezet uit de 12 punt Perpetua en met de handpers gedrukt op een vooroorlogse partij romandruk papier.
Gedrukt in zwart, rood (sierletters), groen (sluitstukken) en oranje (illustraties). 
Oplage beperkt tot 35 genummerde en desgewenst gesigneerde exemplaren. 

Louis Aragon (1897-1982) begon als surrealistisch dichter maar schreef nadien meer realistische en zelfs romantische gedichten in traditionele vorm, met alexandrijnen en op rijm. 
Deze bundel bevat de beste van zijn tientallen gedichten gewijd aan zijn muze, Elsa Triolet, 
meestal voor het eerst in het Nederlands vertaald door Jan-Paul Van Spaendonck. 
De vertaler heeft de vormelijke elementen zoals het rijm strikt gerespecteerd maar leverde tegelijk een soepele, aangenaam lezende vertaling af."


dinsdag 30 maart 2021

Mijn prachtig ongeluk


Door de teloorgang van de postkantoren moeten we het nu doen met bijklussende sigarettenverkopers, als de post je niet thuis heeft getroffen en een aangetekend pakket te bezorgen had. Deze, een vermoeid uitziende man uit het niet zo nabije Oosten, rommelde een tijd op goed geluk door de enorme stapel pakketten die zijn nering vulde, af en toe de code opnieuw lezend van het kaartje dat ik hem gegeven had. Net toen ik de hoop al wilde opgeven zei hij: 'Til die doos eens op!' Ik deed wat hij vroeg en onder de weggehaalde doos kwam een vrij plat, langgerekt pakket tevoorschijn, waarop in grote, sierlijke drukletters mijn naam stond. 'Dat is 'm,' zei ik opgelucht. Hij scande mijn rijbewijs ('Nee, geen ID. Rijbewijs scant beter.'), ik moest een totaal zinloze want niet gelijkende digitale nagelhandtekening zetten op zijn scanner en ik kon naar huis met mijn zending.

We waren van plan geweest het nieuwe boek feestelijk te verwelkomen met een goede fles wijn. Ik kon dan ook, net als bij de Heine-bundel afgelopen zomer, mijn handtekening onder het colofon zetten. Maar de cijfers waren slecht, de grenzen waren dicht, gezelligheid werd sterk ontraden. Ik stelde nog voor om België via smokkelaarspaadjes in te rijden en de overhandiging en signering desnoods in het midden van het woud te doen, slechts gadegeslagen door gaaien en eekhoorns, maar daar ging uitgever en drukker Boris toch maar niet op in. Hij stuurde mijn exemplaren liever op, dat glas zouden we later wel eens heffen. Van de zomer, als alles hopelijk weer een beetje normaal is.

Thuis sneed ik met mijn zakmes alle tape door en ontdeed de inhoud van zijn vele lagen karton en verpakkingspapier. Als een kind met een sinterklaassurprise zat ik tussen de proppen en hield uiteindelijk het eerste boek in mijn handen. Ik haalde het uit zijn beschermende schuifdoosje en keek ademloos naar al het fraais dat ik erin aantrof. Ik was van plan geweest het bij een eerste indruk te laten en het later op mijn gemak te lezen, maar een half uur of drie kwartier verder werd ik wakker uit een soort droom. Ik keek verbaasd om me heen en zag weer waar ik was. Ik had weer even in de vertaalroes van het najaar en in de wereld van Louis Aragon en Elsa Triolet geleefd. Alles was mooi en alles klopte. Ik had geen zetfouten ontdekt, gelukkig.

Mijn prachtig ongeluk werd uitgegeven door de Carbolineum Pers van Boris Rousseeuw, te Kalmthout (België). Interesse? Laat een bericht achter of mail me. U kunt ook direct met de uitgever in contact treden via: http://www.carbolineumpers.be/index.html

Van de website:

Jan-Paul van Spaendonck maakte voor deze pers vertalingen van de beste liefdesgedichten van Louis Aragon, allemaal gewijd aan Aragons grote liefde Elsa Triolet. Zijn dochter Rosanne van Spaendonck maakte er tekeningen bij. 
Tekst en tekeningen, plus een uitvoerig nawoord, zijn met de hand gezet uit de Perpetua 12 punt en met de handpers gedrukt op een partij vooroorlogse "romandruk".
25 cm., gebonden, in beschermend schuifdoosje, 44 blz. De oplage bedraagt 35 genummerde exemplaren. 
Prijs 40 euro plus 5 voor verzending. 


vrijdag 11 december 2020

ELSA


Er staat een ontroerend filmpje op YouTube waarop Louis Aragon en Elsa Triolet, zijn vrouw en muze, worden geportretteerd boven op de Eiffeltoren. Het is maart 1959. Aragon, een wat stille, maar montere oudere heer met dromerige ogen en zilvergrijs haar, leest een gedicht voor. De rijmwoorden rekt hij op, hij zingt ze bijna, met lyrische tenor. Elsa staat ernaast, een kleine vrouw met een schrandere, donkere blik. Haar haar is opgebonden in een fluwelen band, over haar voorhoofd draagt ze een gazen netje. Ze lijkt in een binnenwereld verzonken, ze zwijgt, met gefronste wenkbrauwen. Als Aragon leest lijken er wisselende emoties in haar ogen te zien. Ontroering, sympathie, intellectueel amusement. Even later vraagt de interviewer haar, hoe het is om de hoofdpersoon te zijn van die nieuwe roman in dichtvorm Elsa die haar man zojuist heeft gepubliceerd. Als ze haar zwijgen doorbreekt gaan haar ogen wijder open, je zou je kunnen voorstellen dat ze blauw zijn. Ze distantieert zich in enkele weloverwogen zinnen van die idee. In de klassieke traditie was het gangbaar dat poëzie werd opgedragen aan een Geliefde. Iedere lezer moest zich vooral zijn eigen Elsa denken. Zijzelf was nu een oude vrouw (ze was drieënzestig op dat moment) maar de Elsa van de gedichten moest ook jongemannen van dertig aanspreken. Aragon hoort het glimlachend aan en leest zingzeggend nog wat voor, een nieuw lied voor Elsa.

Het fragment is veelzeggend in meerdere opzichten. Aragon was met André Breton de oprichter geweest van de surrealistische beweging. Later distantieerde hij zich van zijn geesteskind en zocht hij toenadering tot oude Franse dichtvormen. Het filmpje toont hoorbaar aan dat Aragon zich, na zijn jeugdige periode als experimenteel dichter, met volle overgave heeft bekeerd tot die bijna vergeten hoofse poëzie. Dit is, zoveel is duidelijk, poëzie die gehoord moet worden, die hardop gelezen moet worden. De cadans van de Alexandrijnen, hoe grillig ook in de hedendaagse versie van Aragon, is bedwelmend. Het staccato en het verbale vuurwerk van de generatie van de jaren twintig is hier net zo ver weg als het introverte gebrom van de contemporaine existentialisten. Dit is niet het Frankrijk van Sartre en Juliette Gréco maar dat van Racine en Couperin.

Eveneens wordt verklaard waarom de Elsa uit Aragon's gedichten zo afwijkt van die strenge, gesoigneerde vrouw die we hier in levenden lijve zien. Zijn dit de ogen die blauwer zijn 'dan de hemel boven wuivend graan'? Is dit het 'blinkend goud' van haar haren? Met een beetje fantasie kunnen we van donkerblond spreken, maar mij lijkt zij eerder een brunette. Dat Aragon veel van Elsa hield staat buiten kijf. Niet voor niets is het paar in de traditie een icoon geworden van innige verknochtheid. Hun liefde sprak tot de verbeelding en doet dat nog steeds, zo blijkt uit de krantenartikelen, blogs, theaterstukken en films die aan het schrijversechtpaar zijn gewijd. Maar de indruk van dweepzucht die Aragon's monomane liefdespoëzie kan wekken bij een nuchtere lezer wordt weggenomen als je beseft dat Elsa behalve zijn geliefde partner en zielsverwante ook vooral zijn onderwerp was. Hij projecteerde zijn verlangen naar een ideale liefde en naar de geborgenheid in een relatie op zijn vrouw en goot die in de vorm van een even ambachtelijke als lyrische dichtkunst. Dante had zijn Beatrice, Petrarca had zijn Laura, Nijgh had zijn meisje uit Engeland, Aragon zijn Elsa. 


dinsdag 1 december 2020

EINDSTREEP


Nu anderhalve maand geleden stelde boekdrukker Boris Rousseeuw me voor om gedichten van Louis Aragon te gaan vertalen. Het verzoek kwam als geroepen. De dagen waren lang, ik verveelde me, miste mijn koren, en verzuchtte meer dan eens dat ik verlangde naar een nieuw project om me op te storten. Dus ik zei, na enige aarzeling, want ik kende Aragon eigenlijk niet, 'ja'.
Dat heb ik geweten. 
Doordeweeks ging het nog wel. Van maandag tot vrijdag ben ik een gedisciplineerd mens die alleen water of koffie drinkt en ook verder een oppassend leven leidt. Ik werkte rustig aan mijn gedichten, af en toe een coupletje, en liet ze ook weleens een paar dagen liggen, als ik wakker had gelegen op zoek naar rijmwoorden. Maar als in het weekend de wijn erbij kwam kijken schoot ik door. Ik zat er dan zo lekker in dat ik pas laat begon met koken. En de volgende dag was mijn hoofd leeg en beurs - niet zozeer van die wijn, als wel van het fanatieke vertalen. 
De climax kwam afgelopen vrijdag. Ik had een paar dagen terug de eerste stanza van een lang gedicht vertaald dat de bundel zou moeten besluiten, en zette me nu achter het scherm om daarmee verder te gaan. Half vijf. Een roemer Elzasser riesling erbij, toastje met brie, kaarsje aan, gezellig. Twee uur later zag ik dat ik zo was opgeschoten dat ik nog maar drie kwatrijnen verwijderd was van de eindstreep. Vooruit jongen, nog even doorzetten, zei ik overmoedig tegen mezelf. Ik schonk nog eens in (ook de fles naderde de eindstreep) en beet me mompelend vast in taal, klank, ritme en rijm. Een uur later was het af. Ik schoof een pizza in de oven en las trots het eindresultaat voor aan mijn dochter en een vriend die op bezoek was. Die snapten er zo op het eerste gehoor niet zoveel van, maar vonden het mooi klinken. Ik was tevreden en haalde mijn iets te hard gebakken Margherita met buffelmozzarella uit de oven.

Beste lezer! Zou het daarbij zijn gebleven, dan was er nog niet zoveel aan de hand geweest. Maar toen de pizza op was ging ik - nog éven! - verder met een ander gedicht, voor een ander, toekomstig project. Tot ik moe en met pijnlijke staarogen mijn bed opzocht.
De volgende morgen was niet best. Niet alleen dreunden de verzen door mijn hoofd, maar ze leken zelfs een fysieke stem aan te nemen, ik kon ze niet wegduwen of negeren. Zoiets als een liedje dat als een oorwurm door je hoofd spookt, maar dan op vol volume. Het geluid belette me om helder te denken en helder waar te nemen, de wereld om me heen leek onwerkelijk vergeleken bij die taalspoken in mijn hoofd die luidkeels om aandacht vroegen. Ik vreesde even serieus voor mijn geestelijke gezondheid. Pas na een lange wandeling (niet denken, geen woorden, goed om je heen kijken!) werd ik weer een beetje normaal. 's Middags gunde ik mezelf nog één klein gedichtje, maar na het eten rukte ik me definitief los van mijn obsessie, zette de tv aan en ging een documentaire over mieren van David Attenborough kijken.
Zondag waaiden we uit in de duinen bij Bakkum. We marcheerden stevig door het vale glooiende novemberlandschap. Het was lekker koud. Ik probeerde onder woorden te brengen wat me dwars zat, of liever, wat ik mezelf had aangedaan. Mijn vriendin stelde me voor om voortaan een wekker te zetten. 'Je mag een uur vertalen, en dan moet je stoppen.'
Goed idee, maar helaas, zo werkt de verslaafde geest niet. Die is mateloos in alles. Je kunt een streepje halverwege de wijnfles zetten, maar als je die grens genaderd bent ga je er gegarandeerd overheen, tot de fles leeg is. Poëzie vertalen is net als drinken. Het maakt genotstofjes aan, met elk geslaagde rijm wat meer, en geeft een roes. En als je eenmaal in die stroom wordt meegezogen is het moeilijk je daaruit vrij te worstelen. Maar het kan, met een beetje hulp van David Attenborough. Luctor et emergo!


vrijdag 27 november 2020

TERRY JONES


Ze kwam laat thuis, het was na middernacht. Toen ze haar fiets had vastgemaakt aan de boom en naar binnen wilde gaan zag ze dat de buitendeur niet in het slot was gevallen. Haar huisgenoten trokken die altijd goed dicht dus er moest een vreemde binnen zijn geweest. Misschien een pakjesbezorger, die zijn kind aan huis dezer dagen. Terwijl ze de trap beklom, pakte ze haar telefoon uit haar jaszak, deed Spotify uit en zette haar koptelefoon af. In plaats van de verwachte stilte hoorde ze geroezemoes. Ze opende de huisdeur. Het geroezemoes bleek een onbekende, sombere mannenstem te zijn. Ze bleef staan met de klink in haar hand. De mannenstem sprak in een vreemde taal. Een andere mannenstem antwoordde, even vreemd, even somber. Ze sloop verder met de schrik om het hart. Alles was donker maar uit de studeerkamer kwam een zwak lichtschijnsel. Ze hield haar adem in en keek voorzichtig om de hoek van de deur.
'Jezus, ben jij het,' zei ze. 'Ik kreeg zowat een hartverlamming. Wat ben je aan het doen, waarom ben je nog op?' Haar vader klikte YouTube weg en draaide zich om. Met zijn witte naakte lichaam deed hij haar denken aan Terry Jones achter het orgel, in de befaamde scène van Monty Python. 

Ik had al om elf uur mijn licht uitgedaan en was me net lekker aan het voorbereiden op een diepe slaap toen het gedicht dat ik aan het vertalen was door mijn hoofd begon te spoken. Het draaide maar rond en rond om die ene zin, die ik nooit goed begrepen had. Ik had allerlei oplossingen bedacht, maar nu sloeg de twijfel weer toe. Wat nou, dacht ik, terwijl ik me van mijn ene zij op mijn andere draaide, wat nou als dat 'Qui' geen betrekkelijk voornaamwoord is, maar het begin van een nieuwe zin? Dat zou een heel andere betekenis geven. Louis Aragon gebruikte geen leestekens, en dat zorgt soms voor problemen. Na een tijdje te hebben gepiekerd en vruchteloos de slaap te hebben gezocht wierp ik het dekbed van me af en liep naar de computer. Ik zocht op YouTube en vond twee versies van het gedicht Vingt ans après, gedeclameerd door native speakers. Allebei mompelden ze op de schijnbaar onaangedane toon die bij het voordragen van Franse poëzie hoort. Ze walsten gladjes over de passage heen. Als er bij Qui al een nieuwe zin begon, dan hadden de beide Franse voorlezers dat ook niet begrepen. Ik was gerustgesteld, maar spoelde voor de zekerheid terug om nog eens te luisteren.
'Jezus, ben jij het,' hoorde ik achter me. Ik draaide me om en keek in de grote ogen van mijn dochter. Ik bedacht dat ik eruit moest zien als Terry Jones achter het orgel. Ik trok de bijbehorende grijns.


dinsdag 10 november 2020

WASBEURT

Ik ben geen impulsief iemand. Tussen aanvechting en daad ligt een heel niemandsland van aarzeling, bespiegeling, laksheid en moedeloosheid waardoor ik moet ploeteren voor ik tot actie kom. Meestal blijf ik steken in dat moeras en komt er niets terecht van die eerste vonk van dadendrang. Maar soms...

We zouden eigenlijk ergens gaan wandelen. Waar was nog onduidelijk, ergens bij mij in de buurt waarschijnlijk, dus ik zou opgepikt worden. Maar mijn vriendin had net haar haar in de henna gezet en dat moest, na het intrekken, nog uitgespoeld worden en daarna drogen. Ook moest er nog een pakje bij een dorpsgenoot bezorgd worden. En nog zo wat.
Ik zat al startklaar, schoenen aan, en keek op de klok. 'Ja maar,' sputterde ik, 'dan ben je pas om drie uur hier. Wat moet ik al die tijd doen? Ik heb al genoeg achter het scherm gezeten de afgelopen dagen. Mijn hoofd is beurs. Ik kom wel naar jou toe en dan zien we wel.'
Ik sloot mijn computer af, verzamelde wat ik mee moest nemen en ging de deur uit. Het was lekker fris, zonnig en windstil. De bomen waren geelgoud maar rafelig, de winter was niet heel ver meer. Zachtjes wiegde nu en dan een blad naar beneden. Een prachtige zondagmiddag.
Terwijl ik door de polders naar het noorden reed kreeg ik plotseling een dwaas idee. Ik zou mijn auto gaan wassen. Dat was precies waar ik na dagen van vertalen en teksten corrigeren behoefte aan had. Mijn auto wassen. Want die was erg vies, dat had ik gezien in die heldere novemberzon. Gewoontegetrouw hield ik er rekening mee dat deze briljante inval zou stranden nog voor ik mijn bestemming had bereikt.
Maar nadat ik mijn vriendin had begroet legde ik het voornemen vast. 'Ik dacht dat ik mijn auto maar eens moest gaan wassen.' Ze trok hoge wenkbrauwen op onder haar rood besmeurde plastic kapje. 'Jij? Je auto wassen?'
'Ja,' zei ik, 'is dat zo gek? Dat heb ik wel vaker gedaan toch?' Inderdaad had ik eens, misschien vijf jaar, misschien langer geleden, met haar hulp, mijn toenmalige Ford Focus een grondige schoonmaakbeurt gegeven. Maar verder dan een incidentele wasstraat kwam ik in de regel niet.
Mijn vriendin wist nog ergens een flesje Wash & Wax te liggen. Ze gaf me een emmer en wees op een grote ketel heet water die op het vuur stond. 'Meng daar wat van bij, dan krijg je niet zulke koude handen.'

Zo stond ik even later over mijn grijze auto gebogen met emmer, spons en doekje. De zon scheen, er kwetterde een naamloos zangvogeltje in de top van de boom alsof het lente was. Zes, zeven keer liep ik af en aan met de emmer. Mijn overhemd was al behoorlijk doorweekt. Steeds als ik meende dat de carrosserie nu toch echt brandschoon was zag ik door de genadeloze helderheid van de lage zon hoe er zanderige strepen op achtergebleven waren. Toen ik uiteindelijk voor het laatst een volle emmer over het dak plensde was met het vuil ook Louis Aragon verdwenen. Geen Alexandrijn dreunde nog na in mijn hoofd. Zelfs Trump, Biden en corona waren daaruit verjaagd.
Mijn vriendin kwam terug van het bezorgen van haar boodschap en was onder de indruk. 'Een enorm verschil,' zei ze prijzend. 'Hij is weer helder blauw.' Daarna nam ze het sponsje van me over om met geduldige precisie het ingesleten vuil van de motorkap weg te poetsen dat ik er niet af had gekregen.
We bekeken samen het resultaat. Als nieuw, mijn automobilofiele zoon zou trots op me zijn.
'Auto wassen in het weekend,' zei ik tegen mijn vriendin terwijl we naar binnen liepen. 'Ik ben dan toch eindelijk een echte man geworden. Tijd voor een biertje.'
Die man had de volgende morgen overal spierpijn.


dinsdag 3 november 2020

ALLERZIELEN


Mijn dochters zijn een week in Zeeland om eens lekker uit te waaien. In de loop van de komende stille dagen zal ik ze gaan missen, dat weet ik nu al. Maar voor een dag of twee is het wel fijn om het huis
helemaal voor je alleen te hebben, als je dat niet meer gewend bent. Gisteren was het Allerzielen. Ik besloot de feestdag in afzondering en contemplatie door te brengen en alle zorgen van onze tijd uit mijn agenda te schrappen. En ik wist precies hoe ik dat zou gaan doen.

Nadat ik 's middags boodschappen had gedaan sloot ik de deur met beide sloten. Ik verving mijn jeans door een oude pyjamabroek, stapte in mijn pantoffels en deed mijn schapenwollen vest aan. Ik trok de gordijnen dicht hoewel het nog schemerde. Nadat ik voorbereidingen voor het eten had getroffen zette ik een kaars op mijn bureau, stak die aan, schonk me een glas wijn in, stak een pijp op, gewoon binnen, tijd genoeg om te luchten, en toverde op mijn nieuwe iMac de gedichten van Louis Aragon tevoorschijn. Ik koos er een uit en begon te vertalen. Uit de keuken dreef de troostrijke geur van zachtjes pruttelende ragout. 

De liefdesverzen die Aragon in de jaren veertig voor zijn vrouw Elsa schreef passen perfect in deze sombere tijd. In de gedichten klinkt de oorlog mee en het verzet; de sfeer van angst en dreiging is nooit ver weg en de wereld is een gevaarlijke, onherbergzame plaats. Maar als een beschut en warm licht in die onherbergzaamheid is er de liefde voor Elsa, waarin de dichter de troost en veiligheid zoekt die in het openbare leven niet meer is te vinden.

Na een uur of twee stond een eerste versie van Les mains d'Elsa op het scherm. De geur van Bolognesesaus was inmiddels intens geworden. Ik blies de kaars uit en liet mijn computer sluimeren. Ruim op het tijd voor het achtuurjournaal, om toch nog even, van een veilige afstand en door een klein venstertje, naar het wereldgebeuren te gluren. Daarna lagen Mary Shelley's Frankenstein en Paulus en de eikelmannetjes op me te wachten.

ELSA’S HANDEN

Geef mij je handen om tot rust te komen

Geef mij je handen die ik in eenzaamheid

Zo vaak terugzag in benauwde dromen

Geef mij je handen tegen angst en spijt

 

Als ik ze veel te gretig heb omkneld

Mijn handpalm angstig haastig en beschroomd

Als ik ze vastpak als de sneeuw die smelt

En rondom van mijn koude handen stroomt

 

Zul jij ooit weten wat mijn rust verstoort

Wat mijn gemoed zo loodzwaar heeft beladen 

Zul jij ooit weten wat mijn hart doorboort

Wat ik toen ik versaagde heb verraden

 

En wat die diepe taal te zeggen heeft

Dat dierlijk stomme spreken van de zinnen

Zonder een blik die in weerspiegeling leeft

Dat woordeloze beven van het minnen

 

Zul jij ooit weten wat die vingers denken

Van hun maar even vastgehouden vangst

Zul jij ooit weten wat hun stille wenken

Herkennen wil van een verwante angst

 

Geef mij je handen voor mijn hart als wapen

Zodat de wereld stil is een moment

Geef mij je handen dat mijn ziel kan slapen

En dat mijn ziel een eeuwig slapen kent



vrijdag 30 oktober 2020

ARAGON


Het Heinrich-Heine-Institut uit Düsseldorf had mijn boekje De Lorelei en andere gedichten besteld. Drukker & uitgever Boris Rousseeuw stuurde me hun mail door en voegde er schertsend aan toe: 'Hoe voelt het om een succesauteur te zijn?'
'Heerlijk,' antwoordde ik. 'Ik ga gebloemde bloesjes dragen.' Met welk Reve-citaat ik bedoelde, dat ik naast mijn schoenen liep van trots. 'Over welke dichter zal ik me de volgende keer eens buigen?' voegde ik eraan toe, in dezelfde toon van scherts. Maar Boris ketste onmiddellijk terug, serieus nu: 'Louis Aragon. Volgens mij is die nog niet in het Nederlands vertaald.'

Met Heine leef ik al mijn hele leven, maar ik wist vrijwel niets van Louis Marie Alfred Antoine Aragon (1897-1982), behalve dat hij een surrealist was en zich later tot het communisme bekeerde. Ik bladerde wat in Wiki en pakte een oud schoolboek uit de kast waarin één gedicht van hem stond. Lastig, te meer daar Aragon geen leestekens gebruikt, maar te doen. Ik speelde enthousiast met de gedachte, verwierp hem even later moedeloos, pakte hem aarzelend weer op om hem van een andere kant te bezien. Waarom niet, dacht ik ten slotte, ik heb maar zo weinig te doen. Laat ik Aragon een kans geven, misschien weet hij me in te pakken en dan heb ik het nieuwe houvast waarnaar ik in deze onzekere tijden verlang.
Ik begon te vertalen, maar hield me daarbij streng voor, dat ik één proeve zou inleveren, en het daarna zou overlaten aan het oordeel van Boris. Tenslotte was die als Belg waarschijnlijk vertrouwder met het Franse idioom dan ik. Na een week stonden de twaalf coupletten van Vingt ans après op papier. Ik stuurde ze naar Boris met de vraag: 'Wat denk je, zal ik ermee doorgaan?'
'Mooi,' reageerde hij. 'Verder doen.'

Zo loop en zit en lig ik nu al twee weken cryptogrammen op te lossen. Want zo voelt het om poëzie te vertalen. Ik probeer te begrijpen wat de dichter wil zeggen met zijn soms vreemde metaforen, lees over de omstandigheden waarin het gedicht ontstond, vertaal eerst letterlijk, strofe voor strofe, verzamel dan geschikte rijmwoorden, en bouw steen voor steen het gedicht weer op in een andere taal, met behoud van ritme, rijm en zoveel mogelijk beelden en woorden uit het origineel. Dan begint het passen en meten, het schaven en polijsten. Te gekunstelde vertalingen moeten afgebikt, gladgestreken en gestuukt worden. Gemakzuchtige oplossingen moeten eruit. Het moet lekker lopen maar mag niet te veel jambisch dreunen, want dat doen het Frans ook niet. Ik word daarbij terzijde gestaan door twee boeken uit mijn vaders bibliotheek, en dat voelt goed. De dikke Franse Van Dale en Le Petit Robert liggen alwetend naast me, reusachtige boeken zijn dat. Aan bestaande vertalingen heb ik niet veel. Die zijn er nauwelijks, en de weinige die ik vind op internet (Engels, soms Spaans of Duits) zijn vaak vrij beroerd. Maar soms helpen ze me om een cryptische zin beter te begrijpen. En al die tijd scandeer ik Alexandrijnen in mijn hoofd. Als de puzzel eindelijk klaar is, voel ik bevrediging. Hoe letterlijker hoe beter. Totdat ik bij herlezing hevig ga twijfelen en terug naar het origineel moet gaan om een andere invalshoek te proberen. Volmaakte vertalingen zijn er niet. Het blijven benaderingen. Maar vertalen is zonder meer de meest indringende manier om poëzie te lezen. 


Geliefde o mijn liefde alleen jij bestaat
Dit trieste uur waarop de herfstzon ondergaat
Waarop ik evenzeer de draad van mijn gedicht
Ben kwijtgeraakt als die van ‘t leven zonder licht

Ik wilde nogmaals zeggen dat ik van je hou

Maar dat doet pijn als het gezegd wordt zonder jou


(Uit 'Vingt ans après')