donderdag 31 mei 2018

ZEEMEERMINNEN II


Toen ze eenmaal een plaats in haar leven hadden gekregen bleven de zeemeerminnen mijn dochter achtervolgen. Als klein meisje maakte ze eindeloze reeksen tekeningen van de mythische schepsels, half vis, half vrouw. Later verdwenen ze wat uit het zicht, maar toen ze serieus begon te tekenen doken ze toch af en toe weer op - nu in een volwassen en soms wat donkere, dreigende vorm.
Een aantal jaar geleden was er een tentoonstelling in het Teylers Museum in Haarlem: Een zee vol meerminnen, met als passende ondertitel: Verleiding & bedreiging. We gingen er samen naartoe. De tentoonstelling was aardig, maar bescheiden - we hadden er ons iets meer van voorgesteld.
De meest levensechte zeemeermin liep even later door Haarlem: mijn dochter had destijds groen haar, dat als zeewier om haar hoofd slierde. In Amsterdam waren ze dat al een beetje gewend, maar in Haarlem was dat blijkbaar een opzienbarend nieuwtje. Op de Grote Markt viel een man bijna van zijn fiets toen hij haar zag. Hij herstelde zich, fietste slingerend verder en riep hartgrondig: 'Spook!'

Wie wil weten hoe Rosanne's zeemeerminnen er anno 2018 uitzien: kom naar de Meervaart, te Amsterdam, waar op 22, 23, en 24 juni de voorstelling De Meermin, het Monster en de Maan speelt. Muziek van mij, visual arts van Rosanne. In de hoofdrollen Peter Lusse en Eva Groenen.

www.meervaart.nl/theater/programma

zondag 27 mei 2018

ZEEMEERMINNEN


Als klein meisje speelde mijn dochter het liefst zeemeerminnetje. Ariel uit Disney's tekenfilm 'The Little Mermaid' was haar rolmodel. In het zwembad was ik de klos en moest ik Koning Triton zijn, Ariels vader, terwijl ik eigenlijk liever baantjes wilde trekken. Ook al haar tekeningen beeldden meisjes met vissenstaarten uit. Ik schreef een liedje voor haar: 'La Sirena e la Luna', 'De Zeemeermin en de Maan'. In het Italiaans, want het was bedoeld voor mijn duo La Passione (het belandde ook op een van onze cd's). Heel veel jaren later, toen er een plan kwam om het Monster van de Sloterplas nieuw leven in te blazen, dacht ik aan dat liedje. En, brainstormend met mijn beide dochters, ontstond er een sprookje. Dat sprookje werd een boek, en dat boek werd een theatervoorstelling. De cirkel is mooi rond, zogezegd. Toen ik vorige week met hoofdrolspeelster Eva Groenen repeteerde, vertelde ze, dat ook zij als kind eindeloos zeemeerminnetje had gespeeld. Met staart en al. De staart van onze theaterzeemeermin wordt helaas voor Eva virtueel, gesuggereerd met licht en projectie. Maar ik heb haar beloofd dat ze op de afterparty een echte meerminnenstaart aan mag.

Komt dat zien! 22, 23 en 24 juni in Theater de Meervaart, Amsterdam. www.meervaart.nl

zaterdag 26 mei 2018

CELLETJE

Het was de meest aangrijpende rouwkaart die ooit op mijn deurmat viel.
Dat hij gestorven was, mijn buurjongetje uit Geuzenveld, mijn jeugdvriendje, wist ik al via Messenger. Natuurlijk was ik geschokt en bedroefd. Maar niets bereidde me voor op die kaart. Ik opende de envelop en zag zijn vader. Mijn 'Oom' J., die helaas nog leeft: helaas, want hij moet dit op zijn tweeënnegentigste nog meemaken.
Natuurlijk was het zijn vader niet. Marcel was als volwassen man sterk op hem gaan lijken. De gelijkenis was bedrieglijk.
Ik vouwde de kaart open. Langs de bovenkant ervan liep een reeks chronologische portretten in zwart-wit. Marcel als kind, als jongeling en als man. De fotootjes aan de linkerkant brachten me meteen terug naar mijn kinderjaren. Op een ervan droeg hij het pedante strikje dat onze ouders ons omdeden als we op schoolfoto moesten. Netjes voor de dag komen, die schoffies uit Nieuw-West. De eerste klas moet het geweest zijn, onder het liefdevolle bewind van juffrouw Offenberg. 'Celletje' noemden we hem toen. Dit knappe jongetje, deze aardige jongen had ik zo goed gekend, hij was zo belangrijk voor me geweest.
De foto's rechts, eindigend met het 'portret van zijn vader' kende en herkende ik niet. Ik was hem na onze lagereschooltijd uit het oog verloren.
De kaart was een volmaakte vertaling in grafiek van het levensdrama dat tijd heet.
Ik keek naar de foto die ik een uur tevoren had gemaakt van mijn kleindochter en probeerde niet te ver vooruit te denken.

vrijdag 25 mei 2018

De Meermin gaat los

Vandaag precies over vier weken is de première van De meermin, het monster en de maan. In huize Van Spaendonck is alles in rep en roer. Reeds 's ochtends onder de douche galm ik 'Och arme kleine zeemeermin, hoe schoon is je gelaat!' en 's avonds laat wordt er nog driftig heen en weer gebeld en gemaild: moet maat 137 toch niet liever een vierkwartsmaat zijn in plaats van een driekwartsmaat? - een extra tel, want zelfs meerminnen moeten ademhalen. En die wringende Gis, moet die er wel of niet bij, boven dat mysterieuze Fis mineur akkoord?
Ik heb er lang naartoe geleefd. Het plan voor een vervolg op het Monster van de Sloterplas sluimerde al lang. Niet zo lang als het monster onder het water van die plas, maar toch. Toen kwam er eerst een boek, dat ik samen met mijn dochter maakte. Zij maakte de tekeningen duisterder en enger dan in de meeste kinderboeken: de recensente van Biblion sprak er schande van. En zo wordt ook het theaterstuk eigenlijk net zo boeiend voor volwassenen als voor kinderen. Een donker sprookje met een glanzend licht einde.
Het is mooi om te zien hoe een idee realiteit begint te worden. Wat begon achter de piano, tekentafel  en laptop is nu een levend project waaraan een hoop mensen tegelijk werken. Afgelopen maandag reed ik naar Brabant om de liedjes in te studeren met Eva Groenen, die de dubbelrol van het meisje Laura en Selena de Meermin gaat spelen en zingen. Ze was nerveus, bekende ze. Maar vast niet zo nerveus als ik.

Ik houd jullie de komende tijd op de hoogte, beste digitale vrienden. En hoop, dat jullie me willen helpen de zaal van De Meervaart te vullen. Vrijdag 22, zaterdag 23, en zondag 24 juni.
Toegang 12,50. Als je onder de 12 jaar bent slechts 5. www.meervaart.nl

vrijdag 18 mei 2018

ROUW

In de zaal van het buurthuis die iedere donderdagmorgen met simpele middelen tot zendo wordt omgetoverd stond een bosje witte rozen op een van de matjes. Daarachter, opengevouwen en rechtop, een rouwkaart. H., die ik ooit de Kraanvogel heb bijgenaamd wegens zijn magere maar sierlijke gestalte, was overleden. De juf deelde de bloemen uit. Tijdens het meditatieve lopen, de kinhin, legden we die op het matje waarop hij altijd had gezeten. Het matje naast het mijne. Ik legde mijn roos neer en dacht scherp aan hem - de herinnering condenseerde tot een enkel beeld: H., daar op dat matje naast mij. Tot slot stonden we in een kring. De juf sprak wat aardige woorden. De weduwe, even schraal als H. was geweest, knikte dankbaar, met betraande ogen.

Thuis dacht ik terug aan wat de leidster een 'klein ritueel' had genoemd. Het simpele, zelfverzonnen ritueel had de versnipperde herinnering aan een man die ik nauwelijks kende maar graag mocht, voor een moment solide en sterk gemaakt. Ik keek naar het portret van mijn vader. Er stond een kaarsje voor dat ik nog nooit had gebrand. Een kaarsje dat zich vermomde als een steen, alleen het pitje verraadde zijn ware aard.
De tijd waarin mijn vader leefde gaat steeds meer tot het verleden behoren. Of liever gezegd: die tijd verandert niet meer, maar ik blijf veranderen. Met iedere nieuwe dag stroom ik verder de ongewisse toekomst in en raak ik verder verwijderd van mijn vader en van zijn tijd. Alsof ik op een bootje zit dat de zee op vaart: het vasteland achter me wordt al kleiner en kleiner en zal uiteindelijk niet meer zichtbaar zijn en alleen nog als herinnering bestaan.

Ik vraag me vaak af waarom de lust tot schrijven me is vergaan. Misschien ben ik teleurgesteld in de ontvangst van mijn werk. Misschien heb ik gewoon te veel andere zaken aan mijn hoofd. Vroeger leidde ik een rustig leven dat ik rijker maakte en rechtvaardigde door er verslag van te doen. Tegenwoordig is het leven zelf rijk aan gebeurtenissen en bevredigend genoeg. Er hoeft niets aan toegevoegd te worden. Misschien ook heb ik gewoon te veel geschreven de afgelopen jaren. Allemaal redelijke verklaringen, die me toch geen van alle helemaal bevredigen.
Een verklaring die ik graag zou willen geloven is dat ik eindelijk beter word in onthechting, en het allemaal maar op z'n beloop laat. Verwant daaraan is deze, nieuwe uitleg: ik heb in de zeven jaar dat ik mijn kleine leventje tweemaal in de week boekstaafde geprobeerd, de tijd te bezweren. Wat vluchtig was wilde ik bestendigen. Ik nagelde mijn dagen vast opdat ik ze later nog eens rustig kon bekijken; zoals vlindervangers en dagboekschrijvers doen.
Juist dát wil ik niet meer. Zolang ik de dagen maar vloeibaar houd en licht, verdwijnt het verleden niet uit het zicht. Ik kan mijn vader niet uit de doden terugroepen, maar ik kan wel zorgen dat zijn tijd, die vertrouwde tijd van vroeger, niet helemaal wordt vervangen door een andere. Ik maak veel mooie en waardevolle nieuwe dingen mee (ik denk bijvoorbeeld aan mijn kleindochter) maar ik schrijf ze niet meer op, bespeur zelfs een soort onwil om ze op te schrijven. Ik denk soms dat het verslonzen van dit blog een vorm is van rouw.

vrijdag 4 mei 2018

TAPTOE


Op het journaal hoorde ik de woordvoerder van de schreeuwers. Geen 4 Mei Voor Mij heten ze officieel. Ik vond dat hij wel een punt had. Maar mijn overtuiging is dat je anderen langs diplomatieke weg tot je standpunt moet overhalen, en niet door provocatie of obstructie. Dat dacht ik, en ik ging met gerust hart naar Dokter Deen kijken.

De volgende dag werd ik wakker in een stralende meimorgen. Alles was zo groen en blauw, zo fris. Als een kind dat net in bad is geweest op zaterdagavond, als een kind dat feestelijk gekleed is voor zijn Eerste Communie, kon Simenon nog schrijven - nu weet bijna niemand meer wat dat wil zeggen, een bad op de vrije zaterdag of een Eerste Communie.
Voor de zoveelste keer bedacht ik hoe jammer het is dat uitgerekend deze mooie voorjaarsdagen worden overschaduwd door de wakker gehouden herinnering aan dood en verderf. Misschien heb ik daarom altijd een afkeer gehad van 4 mei. Het was zoiets als een bezoek aan je oma in het ziekenhuis, terwijl je buiten wilde spelen met je vriendjes, zoiets als het operaprogramma op de Belgische radio waar mijn ouders naar luisterden op zondagmiddag, als de maandag alweer akelig dichtbij kwam: deprimerend.
Heel wat keren heb ik geroepen dat ze maar eens moesten stoppen met dat herdenken, dat ze die oorlog maar eens achter zich moesten laten. We hadden toch het feest van Allerzielen al, dat alle doden herdacht? Ik gaf met die tirades lucht aan mijn instinctieve afkeer, niet aan een weloverwogen standpunt. Feitelijk was ik dus respectlozer dan die schreeuwers met hun luchtalarm. Maar ik riep het bij de borrel, niet op de Dam; een niet onbelangrijk verschil. Tegenwoordig heb ik me ermee verzoend, en ik draai alweer heel wat jaren volop mee in het herdenkingscircus, als componist van stemmige koorliederen en als dirigent. 4 mei betekent voor mij: een zwart pak aan en werken. Maar de gemengde gevoelens zijn gebleven.

Een ding wil daarbij maar niet uit mijn hoofd, als ik me verdiep in het geharrewar rondom de plechtigheid. 
Die trompet. 
Die eenzame trompet. 
Dat tenenkrommend treurige signaal dat taptoe wordt genoemd. Het is verwant aan de Britse Last Post en werd vroeger in kazernes geblazen om het einde van de dag af te kondigen. Het was een muzikaal commando. 'Tap toe!' De bierkraan moet dicht, de soldaten moeten gaan slapen, morgenvroeg weer op om te marcheren voor god en vaderland.
Want onze landelijke ceremonie is omkleed met militair vertoon. Zondags gesteven uniformen, medailles, insignes, petten met strepen, blinkend goud, een stram saluut volgens militair protocol. Een soort treurige kopermuziek, waarin de mars net niet te horen is. Het is vrijwel de enige gelegenheid waarbij ons losse landje het soort nationalisme vertoont dat we in Noord-Korea zo stuitend vinden. Onze gewoonlijk zo toffe koning recht zijn rug en meet zijn pas af. Hier wordt niet gekoekhapt en met wc-potten geworpen, geen tijd voor spelletjes nu. Nationale trots is bijna net zo voelbaar aanwezig als de rouw waarom het allemaal zou moeten gaan. 

Er was al eerder een kwestie rondom 4 mei. Toen ging het om om de vraag of ook 'foute' gevallenen mochten worden herdacht. De toenmalige Duitse ambassadeur Thomas Läufer zei destijds: 'Als we het met de verzoening serieus nemen, horen wij ook op de Dam te staan.' 
Ook hij had een punt, in mijn hart was ik het met hem eens. Vergeet wat ons scheidt, leek hij te zeggen, en gedenk samen de slachtoffers van ons uit de hand gelopen menselijk tekort. 
De gangbare teneur is anders maar niet minder loffelijk: 'We mogen niet vergeten, we moeten zorgen dat dit nooit meer gebeurt', is wat je in allerlei bewoordingen en toonzettingen hoort op 4 mei.
Maar die eenzame trompet zegt iets anders. Die zegt: Wij zijn een land. We hebben een leger. Er zijn andere landen, vijandige landen, met andere legers. Dit zal altijd blijven gebeuren.

Vanavond om 18.15 is er een herdenkingslezing, -concert in de Amstelkerk te Amsterdam. Met o.a. oud-politica Ina Brouwer, Hans Polak, bariton Mark Enthoven, dudukspeler Peshmerge Morad, pianist Laurens van Rooyen, violiste Serena van Heuverswijn en het Linnaeuskoor. Het laatste zingt, begeleid door Vaughan Schlepp, vijf liederen op teksten van Hanny Michaelis en Leo Vroman, door mij recent op muziek gezet.