vrijdag 29 juni 2018

ZOMERBOEKEN


Toen de drukte en de euforie van De Meermin, het Monster en de Maan achter de rug waren kon ik niet meteen de rust vinden waarnaar ik had verlangd. Mijn huis stond vol zonnebloemen en aan de hemel scheen de vollemaan waarover we hadden gezongen, maar ik was rusteloos, stond nog op scherp voor iets dat al voorbij was.

‘Niks nieuws - dat wist je toch van tevoren?’ zei rietblazer Lucas bemoedigend door de telefoon.
Jawel, zéker wist ik dat. Maar niet dat het dit keer zo hevig zou zijn.
Ik probeerde te lezen, maar vond geen boek dat mijn aandacht vast wilde houden. Ik bladerde ’s avonds in de Bommeltjes van mijn jeugd in de hoop daarin wat houvast te vinden, amuseerde me met een alinea of wat van de nieuwste Stephen Fry, maar noch de verhalen uit Mythos, noch de legenden van Rommeldam konden me lang boeien. Mijn hoofd was nog vol van het sprookje dat we zo mooi op de planken hadden gebracht. Voor andere illusies was geen plaats.

Na een paar dagen ging het beter. De voorstelling begon een beetje te vervagen en ik begon weer om me heen te kijken. Niks doen ging niet, maar ik gebruikte mijn overtollige energie voor nieuwe composities voor mijn koren: het gevreesde Zwarte Gat wilde ik voor blijven.
Op de derde avond sloeg ik een boek open dat ik van straat had meegenomen. Het Gouden Paviljoen van Yukio Mishima. Een passage in het begin trof me recht in het gezicht. Als kind heb ik hevig gestotterd (eerste klas lagere, en eerste klas middelbare school - de perioden van verandering en grote onzekerheid) en dit was de beste beschrijving van het stotteren die ik ooit had gelezen. Ik citeer de passage in zijn geheel:

Het behoeft geen betoog, dat het stotteren een muur optrok tussen mij en de buitenwereld. Vooral de eerste klank kost me moeite en die beginklank is als de sleutel van de deur, die van mijn eigen innerlijk toegang geeft tot de wereld om mij heen. Ik heb die sleutel nooit gemakkelijk om kunnen draaien. Omdat ze de vrije beschikking over hun woorden hebben, kunnen de meeste mensen de deur tussen hun innerlijk en de buitenwereld wijd openhouden zodat er een goede ventilatie mogelijk is, maar voor mij is dat uitgesloten. De sleutel is met een dikke laag roest bedekt.
Bij zijn verwoede pogingen om de eerste klank uit te stoten, lijkt de stotteraar zich los te willen rukken van de dikke, kleverige substantie van zijn innerlijk, zoals een vogeltje zich van de lijmstok los wil rukken. Maar als het dan eindelijk lukt, is het al te laat. Zeker, soms lijkt het of de werkelijkheid van de wereld buiten als het ware met gevouwen armen mijn pogingen afwacht. Maar die wachtende werkelijkheid is dan al niet nieuw meer. Als ik na al mijn pogingen ten slotte de buitenwereld bereik, is hij inmiddels verkleurd en van bedoeling veranderd; er ligt alleen maar een werkelijkheid voor mij, die zijn frisheid heeft verloren, die een reuk van verrotting begint af te geven. […]

Maar helaas, zoals de aangehaalde tekst nét te wijdlopig is en te zwaar met metaforen is aangezet, zo bleek het boek me ook te literair. De personages bleven abstracties en bovendien waren ze me onsympathiek; de hele schrijver was me onsympathiek, hoe mooi hij ook schreef. Nee, dit boek zou ik niet uitlezen, het ging terug naar de kist aan straat waar het vandaan kwam.

Vandaag kwam ik opnieuw langs het van wrakhout getimmerde bibliotheekje. Ik koos er een boek uit en las de eerste alinea. Ja, dit zou wel wat zijn, om luie julidagen mee te vullen: The Angel’s Game van Carlos Ruiz Zafón. Hij schijnt een bestsellerauteur te zijn maar tot mij is dat niet doorgedrongen. Niet dat ik onder een steen leef, maar ik heb niet zoveel vertrouwen in bestsellers. Ik had het boek opgepakt en opengeslagen omdat ik de schrijver verwarde met die van een heel plezante literaire thriller die ik ooit in soortgelijke zomerse omstandigheden had verslonden, over een schaker die betrokken raakt in de wereld van zwarte magie, bibliofilie en kunstroof. Zijn naam ben ik vergeten, maar Zafón was het niet.

Ik slofte door de hete zon naar de schaduw van de kade. Op het bankje onder mijn dierbare boom las ik het eerste hoofdstuk. Het stond stijf van de genreclichés en de verwijzingen naar filmische of literaire voorbeelden, maar het was goed, slank, sfeervol en grappig leesvoer. En het boek was lekker dik. Ik had gezien dat er nog een boek van Zafón in het kastje lag, De schaduw van de wind, en besloot dat ook op te halen.
Ik benijd mijn vriend De dwarse man altijd om de trefzekerheid waarmee hij zijn zomers met boeken vult. Hij weet wat hij zoekt en waar hij het moet vinden. Koffers vol essef voor gevorderden en knipogende Angelsaksische krimi’s gaan mee, als ouderwets papier of op E-reader, naar zijn Griekse of Iberische stranden.
Met een beetje geluk heb ik nu ook een paar echte zomerboeken te pakken.


(Vertaling Yukio Mishima: dr. C. Ouwehand)

donderdag 14 juni 2018

DOORNROOSJE


Het meisje van de boekwinkel had een blozend, rond en open gezicht. Ze zag eruit alsof ze net was ontwaakt na jaren diepe slaap en de wereld met blijde verbazing op zich af liet komen.
Ik vertelde haar over mijn boek. Ze scheen geabsorbeerd door wat ik zei, geen enkele gedachte leek haar aandacht te verstoren. Als er ooit iemand volledig in het 'nu' leefde dan was het Doornroosje hier. Ze keek met me mee terwijl ik de bladzijden omsloeg en haar op de tekeningen wees. Haar ogen bleven even groot en helder - veraf en dichtbij maakten voor haar geen verschil.
Maar nadat ik mijn verhaal had gedaan en tot de hamvraag kwam zei ze zonder enige aarzeling: 'Wij verkopen alleen prentenboeken. Dit heeft best veel tekst. Het is meer een leesboek.'
Ik rondde ons gesprek af, vertelde haar over de theatervoorstelling die we naar aanleiding van het boek gemaakt hadden. Mocht ik de flyers dan tenminste achterlaten?
Dat mocht. Glimlachend namen we afscheid.

Buiten ging ik op een bankje aan de kade zitten, pakte mijn telefoon en stuurde een berichtje aan mijn compagnon: Ze verkopen alleen prentenboeken. Grmpf.
Ik stond op en liep terug, mijn schoudertas nog even zwaar. In de Kinkerstraat passeerde ik het straatje dat naar de Hallen en de bibliotheek leidt. Ik vermande me, keerde op mijn schreden terug en ging de voormalige tramremise binnen. Toen ik mijn flyers wilde pakken bleek ik er nog precies één over te hebben. Ik zocht er een mooi plekje voor. Daarna dwaalde ik een beetje besluiteloos door de zaal met boeken. Bij de S zag ik een vertrouwd ruggetje. Rookzanger. Ik bladerde in het hard-gekafte bibliotheekexemplaar en las een alinea. Met weemoed dacht ik terug aan de tijd waarin die beschouwende stukjes geschreven waren: als een vroegtijdige pensionado had ik door de straten gedwaald, goed om me heen kijkend, filosoferend over wat ik zag. Misschien niet zo onbevangen als Doornroosje van Boycott Books, maar toch veel onthechter dan ik er nu aan toe was.
In leescafé Belcampo bestelde ik een cappuccino. Ik had een uur verkwist, vond ik. En wat moest ik met dat opgerolde affiche doen, dat ik in de veelbelovende boekwinkel had willen achterlaten?
Ik schepte het restje schuim uit mijn kopje en besloot dat, áls ik ooit nog eens een voorstelling zou maken, er in het budget plaats moest zijn voor professionele PR. Schrijven en componeren kan ik wel, acteurs en muzikanten regelen ook, maar mijn waren aanprijzen en publiek ronselen, daarvoor mis ik iets; noem het zelfvertrouwen, noem het brutaliteit, noem het gewiekstheid.
Ik dacht aan mijn held Schubert, wiens meesterwerken voor het grote publiek tijdens zijn leven volkomen onzichtbaar bleven. Een handvol vrienden en bekenden hoorde zijn liederen in de salons en tijdens de soirees. Het kon altijd erger. Terwijl ik terug naar huis wandelde neuriede ik het eerste lied van Winterreise. Het begon een beetje te regenen en ik voelde me getroost.


De Meermin, het Monster en de Maan speelt in de Meervaart op 22, 23 en 24 juni. www.meervaart.nl


(Illustratie Edward Burne-Jones)

maandag 4 juni 2018

ZEEMEERMINNEN III


Ze vragen me soms hoe je dat doet, componeren. Ik zeg dan altijd dat het in mijn hoofd een grabbelton is. Een grabbelton vol met al die muziek die ik in mijn hele leven heb gehoord, die ik heb gezongen, waarvan ik heb gehouden. Als ik iets schrijf doe ik een greep daaruit en combineer de stukjes die opduiken op een nieuwe manier. Dat is geen plagiaat: het proces gaat helemaal onbewust, en meestal weet ik niet eens wat de herkomst is van de nootjes die uit de ton in mijn hoofd tevoorschijn kwamen.
Met schrijven gaat het al net zo, hoewel ik dan meestal wel weet wat mijn voorbeelden zijn. Schrijven is minder intuïtief dan componeren.
Toch word ik weleens verrast als ik de bron ontdek waaruit ik al schrijvende blijkbaar heb geput. 

Nu De Meermin, het Monster en de Maan al mijn tijd in beslag neemt, gaan mijn gedachten vaak uit naar zeemeerminnen. En naar alle literaire zeemeerminnen die ik heb gekend. De bedwelmende, oud-Grieks sprekende Lighea van Tomasi di Lampedusa die in de novelle La Sirena de hoofdpersoon in het zoete verderf van de vergetelheid stort: 'Ze was een dier maar tegelijkertijd ook een onsterfelijk wezen'. De kokette en grillige meerminnen van Peter Pan uit Never Never Land
Maar eentje was ik er vergeten. Gisteren dook ze op uit de nevel van mijn kinderjaren: Siekeltje. Ze is de dochter van Koning Mario de Meerman. En ze speelt een venijnige rol in Arretje Nof op het windeiland, een boekje dat gratis bij de Calvé pindakaas werd verstrekt in de jaren vijftig, Ik heb alle Arretje Nofs, in mijn la met dierbare jeugdherinneringen. De oorspronkelijke reeks van Johan Fabricius, vergeeld, liefdevol geïllustreerd met prachtige aquarellen, en de latere, commerciële reeks die door de Toonder Studio's werd gemaakt. Ik koester die boekjes, al sla ik ze nooit meer open.
Maar gisteren deed ik dat dan toch. En wat bleek? Net als in mijn boek is er sprake van een oude bebaarde tovenaar, die de winden bedwingt met zijn toverspreuken; zijn Latijn is niet zo goed als dat van mijn Waterbaljuw, maar de overeenkomst is treffend. 
Ik had blijkbaar geblinddoekt in de grabbelton gegraaid. 


De Meermin, het Monster en de Maan (naar het gelijknamige boek) speelt op 22, 23 en 24 juni in Theater de Meervaart te Amsterdam. Zie: www.meervaart.nl