Posts tonen met het label Lennaert Nijgh. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Lennaert Nijgh. Alle posts tonen

vrijdag 9 mei 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (61)


Van die grauwe grijze dagen naar de meimaand zoals die moet zijn - het is nogal een overgang. Im wunderschönen Monat Mai, als alle Knospen sprangen - ik neuriede het vanmorgen spontaan in het Vondelpark. Mijn stemming was niet optimaal maar de entourage van mijn wandeling was dat wel. Daarbij realiseerde ik me terdege dat in Heines tijd het ontluiken van de natuur een maand later plaatsvond dan nu, en dat wat hij mei noemt, met die vogelzang en berstende knoppen, nu april is. 

Ik besteed veel tijd aan het redigeren van mijn Frost-vertalingen. Ik was er erg tevreden over. Maar bij het herzien vind ik veel oplossingen te gekunsteld. Het moet allemaal net zo naturel en soepel klinken als het origineel. Desnoods sneuvelt er het een en ander aan rijkdom, aan nuance. Prioriteiten verschuiven, bij het vertalen van Robert Lee Frost. Het beoogde eindresultaat is een gedicht in spreektaal dat berst van betekenis. Een soort Heine voor geletterden.

Ik weet niet wie dit allemaal leest. Soms valt het tegen (als ik reactie op een mijns inziens briljant stukje had verwacht), soms valt het weer enorm mee. Dan krijg ik op mijn kop wegens zelfmedelijden of gebrek aan een bredere blik dan die ik bezit. 

Ik schreef de laatste tijd het een en ander over mijn poezen. Katers, moet ik zeggen, al zijn ze gesneden. Dat verhaal is nog niet voltooid. Snuitje heeft na het laatste dierenartsbezoek tien geheel zorgeloze dagen doorgebracht. Maar uitgerekend nu, met nog twee dagen antibiotica te gaan, en een druk weekend voor de boeg van zijn baas, waardoor die niet heen en weer kan pendelen van huis naar dierenarts, vindt hij het nodig weer veel te vaak de bak te zoeken voor kleine, verdachte plasjes. Misschien is er toch meer aan de hand, blaasstenen?, en dreigt een operatie. Ik las een hulproep van een oude schoolvriend. Zijn kat was vergiftigd. De kosten van de kliniek waren astronomisch. Ik leefde mee en doneerde wat.
De eerste zeurderige miauwtjes en herhaalde bezoeken aan de plee vonden plaats terwijl ik op het punt stond naar mijn zoon en schoondochter in Zaandam te gaan. Want zondag starten we een nieuwe reeks optredens van ons programma Wat geweest is, is geweest. Liederen van Boudewijn en Lennaert. Ditmaal in De Waag, de legendarische taveerne, de aan volksmuziek gewijde tempel in hartje Haarlem, waar het ooit allemaal begonnen is. Waar Lennaert rode wijn dronk en in knoflook gesudderde gerechten at in ruil voor teksten voor Coby Schreier, de beheerder, oermoeder van de Nederlandse folkscene. Zelfs Paul Simon speelde er destijds, in de sixties. En nu ik. 

Lieve lezers, ik houd het hierbij. Magertjes, ik weet het. Ik hoop volgende week weer iets substantiëlers te plaatsen.


maandag 17 maart 2025

In memoriam Rob de Nijs (1942-2025)


Het zat eraan te komen maar het was toch een naar bericht. Rob de Nijs stierf gisteren. Ik vierde luidruchtig mijn verjaardag en wist van niks.
Rob de Nijs had een warme, soepele, onmiskenbaar eigen getimbreerde stem en hij paste in mijn wereld. De fantasievolle romantiek van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (kortweg: Hamelen) en van de eerste, door Boudewijn en Lennaert geschreven liedjes van zijn 'comeback', evenals Hamelen gedrenkt in middeleeuwse sfeer, sloten naadloos aan bij mijn eigen romantische aard. Het was de tijd dat ik minstreel wilde worden en droomde van de luit die ik nu eindelijk bezit.
En toen hij later andere, meer wereldse paden insloeg (leren broek, kokette kreetjes) bleef ik een fan. Want die stem, die raakte me nog steeds. Hij mocht honderd keer Banger hart zingen of dat hij een Harley onder zijn kont had, mij bedroog hij niet: hij bleef voor altijd Bertram Bierenbroodspot, amant van Loeki Knol alias Lidwientje Walg, die andere eenmalige prachtstem.

Ik heb hem gelukkig nog live gezien, rijkelijk laat in mijn leven. Een of twee keer, dat weet ik niet precies. Ik genoot ervan.
Maar ik heb hem ook een keer ontmoet. 
Het was bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, december 2002. Ik zong twee liederen uit Winterreise van Schubert, omdat dat Lennaerts favoriete muziek was. Rob was er ook. Toen ik achter de kist aan liep passeerde ik hem. Hij knikte me toe en zei zacht: 'Mooi gezongen.' Ik zei: 'Dank je Rob.'
Fijner compliment heb ik nooit gehad.


dinsdag 21 januari 2025

Lennaert ... 80?!

 

In december 2022 brachten we voor het eerst de theatrale ode aan Boudewijn de Groot en vooral Lennaert Nijgh die we Wat geweest is, is geweest hadden gedoopt. De aanleiding was toen de twintigste sterfdag van Lennaert. We zongen en speelden een dik uur prachtige liedjes en ik las voor uit de soms hilarische, soms ontroerende brieven die Lennaert me schreef van 1991 tot aan zijn dood in 2002.

In de tijd daarna hebben we het programma nog een aantal keer uitgevoerd, nu ook in grotere zalen. Het moest daarvoor aan iets andere eisen voldoen, er moest een pauze in, bijvoorbeeld. De consequentie daarvan was dat we het uitgebreid hebben met een paar feitelijk onmisbare klassiekers, zoals Meisje van zestien, Malle Babbe en Apocalyps. 

Onze uitvoering van het geliefde en nog steeds bladfrisse repertoire bleek in de smaak te vallen. De laatste keren speelden we voor een uitverkocht huis, waarvan de Cultuurkoepel in Heiloo met 500 bezette stoelen het voorlopige hoogtepunt was.

Inmiddels heeft ook Boudewijn zelf zijn waardering voor ons initiatief (én onze uitvoering) uitgesproken en daar zijn we natuurlijk best trots op. 

Op 29 januari zou Lennaert Nijgh 80 jaar zijn geworden. Om dat te vieren spelen we Wat geweest is, is geweest nogmaals in het kerkje waar het in 2022 begon - nu in de uitgebreide versie.

Jan-Paul van Spaendonck - zang en gitaar, voordracht
Martijn van Spaendonck - zang, gitaar, mandoline en percussie
Jenny van de Wateringen - zang, gitaar, fluit en percussie

Zondag 26 januari 2025
15.00 uur
Noordeinder Vermaning
Noordeinde 18
1485 EV Noordeinde

Toegang 15 euro

Foto: ⓒ Gijsbert Hanekroot, 1971


vrijdag 6 december 2024

SPELWISSELAAR


Mogelijk is er iets blijvend veranderd. Ik weet het nog niet zeker. Mijn zoon ruikt het in de lucht. Ahnt het, zou ik vroeger gezegd hebben. Was dit optreden in Heiloo een game changer


Dit zijn de feiten: in december 2022 gaven we een eenmalig concert in een mini-kerkje in het Noord-Hollandse mini-dorpje Noordeinde. We herdachten de dood van mijn dierbare pennenvriend Lennaert Nijgh, op dat moment twintig jaar geleden. Kaarsen, glühwein, meerstemmige zang, het getinkel van akoestische gitaren, poëzie en warme woorden. Het publiek hield de winterjas aan want de stookkosten waren bezwaarlijk hoog voor het organiserende comité en buiten had de natuur de goede smaak om uit te pakken met ijzel en een vorstige oranje en groene zonsondergang.

De eenmaligheid sneuvelde - een ander kerkje, iets groter, wilde ook.
We kregen de smaak te pakken, maakten een filmpje en stuurden een wervende brief aan soortgelijke voormalige godshuizen die tot concertzaal zijn getransformeerd. Het leverde nog een paar optredens op, met als kers op de taart een voorstelling in de Cultuurkoepel in Heiloo. Geen kattenpis, dit neoromaanse rijksmonument: vijfhonderd stoelen, een volle agenda met gerenommeerde artiesten.

Een vriendin van me die daar woont in Heiloo (mijn eerste vriendinnetje in feite) wilde een kaartje reserveren. Ze meldde me via Messenger 'het is uitverkocht'. Met nog maanden te gaan kon ik dat nauwelijks geloven. Maar waarachtig - de site van de concertzaal toonde een wit bordje "uitverkocht" dat schuin over onze foto was geplaatst. 
De datum naderde en kwam. Ik zal u de finesses van mijn psychische toestand besparen.
Kort samengevat: ik zag er vreselijk tegenop en had een paar moeizame dagen.
Het concert zelf ging uitstekend en ik had zoals altijd plezier in het musiceren met mijn dierbaren. Maar het was eeuwen geleden dat ik voor zoveel mensen had opgetreden en anders dan vroeger werden de zenuwen niet gecompenseerd door de euforie achteraf. En waar was die kick van vroeger? Het torenhoog gestegen adrenaline-niveau daalde maar langzaam tot een normaal peil. Pas op woensdag kon ik mijn aandacht weer bij een boek houden.

Nu over het ahnen van mijn zoon, en over die spelwisselaar, zoals Google game changer vertaalt. 
Ik correspondeer met Boudewijns vrouw en manager over het afdragen van auteursrechten. 
Boudewijn vindt het fijn dat we dit doen, schrijft hij. We hebben zijn fiat. Hij heeft me vroeger Schuberts Winterreise horen zingen en vertrouwt me blijkbaar voldoende. Hij oppert zelfs dat hij misschien eens komt luisteren, als we hiermee doorgaan.
Dus... Ja, dus wát? Ik had gedacht met pensioen te gaan, elk jaar een beetje meer, en alleen nog rustige, aangename dingen in de buitenwereld te doen. Kleine, vriendelijke dingen, zonder ambitie en vooral zonder stress. 
Schoondochter is in gesprek met een impresariaat. Zij en mijn zoon staan te trappelen. 
En ik? Ik heb nachtmerries over Carré. Het Sportpaleis, Antwerpen. Pinkpop. De Scala, nadat een Italiaanse vertaling Lennaert en Boudewijn spaghettifähig heeft gemaakt. Carnegie Hall.
Ik zal in therapie moeten voor mijn mensenvrees. Ik zal moeten professionaliseren. Geen rommelige map met teksten meer maar een strakke Apple tablet, of, beter nog: een verjongd geheugen dat al die lappen teksten probleemloos ophoest. 
Wie weet valt het mee.
Of tegen, net hoe je het ziet.


vrijdag 29 november 2024

KEEK


Mijn zoon speelt een gelikt jazzakkoord dat plagerig vloekt met de sobere harmonieën van vroege, vintage Boudewijn de Groot. Ik kijk hem streng aan, maak een gebaar van kokhalzen. 'Dat verpest alles,' zeg ik door de muziek heen. We worden een beetje melig. De tijd van repeteren is voorbij, we moeten de bühne op. 

Dat was vanmiddag, een mooie heldere, bijna winterse middag in Zaandam.
De laatste tijd hebben we op de VPRO mogen kijken naar oude opnames van Het Simplisties Verbond, soms wat gedateerd maar over het algemeen nog verrassend goed te pruimen. Hoe zou mijn Keek op de week eruit zien? Geheel afgezien van alle actualiteit, die het leeuwendeel van het satirische programma van Kees van Kooten en de betreurde Wim de Bie uitmaakte - want de actualiteit stemt mondiaal érg treurig, en op binnenlands niveau ook, op een andere manier -, de actualiteit laat ik het liefst zoveel als mogelijk is aan me voorbijgaan. Dat lukt slecht want de uitvinding van de smartphone heeft het afsluiten van de buitenwereld zowat onmogelijk gemaakt. Onwillekeurig gluur je toch 's ochtends vroeg al naar het nieuws. FOMO. Je zou toch niet willen dat Poetin een Oreshnik op Kyiv afvuurde zonder dat jij het wist. Dat je alleen maar ongelukkig wordt van dat dwangmatig volgen van wat er in de boze buitenwereld plaatsgrijpt snap je wel maar dat inzicht is blijkbaar niet opgewassen tegen de keiharde verslaving die telefoon heet.

Wat dus, afgezien van Gaza, Libanon, Poetin en alle andere ellende (vergeet de stormen niet), kan ik in retrospectief over de afgelopen week zeggen? Welke nu verstreken uren en stemmingen leidden tot het verdwaalde jazzakkoord in Verdronken vlinder?

Maandag kwam ik, ontregeld door de zondagse lauwe, harde wind die korte metten maakte met de veilige winterse sfeer van de dagen ervoor, terug uit de polder. Maandag is nooit fijn maar betekende nu ook het blote uitzicht op wat een mijlpaal kon worden, het allang uitverkochte concert in de Cultuurkoepel aan het einde van de nu aangebroken week. 500 kaartjes. Ik had een beetje verhoging.
Mijn straat is opgebroken wegens werkzaamheden aan leidingen en bestrating maar dat heeft als voordeel dat er geen doorgaand verkeer is. Het is stiller dan normaal.
Ik zocht en ordende de muziek voor de kerkdienst van 6 december. Twee repetities. Daarna deed ik een dutje met de katten. Prrrr. 
Na een troostrijke spaghetti was ik extra vroeg op de eerste van de twee repetities want de gastvoorganger wilde een stuk op zijn dwarsfluit spelen, dat ik op de piano zou begeleiden. Dat moest natuurlijk geoefend worden. 
Dinsdagmorgen waren er drie leerlingen. Daarna had ik honger. Ik bezocht de bakker en at, op weg naar het park, een saucijzenbroodje, niet helemaal door en door verwarmd. 's Avonds stond er pasta met pancetta en gehakt op het menu. Mogelijk door al dat vet rommelde mijn buik 's nachts. Die verhoging had ik ook nog. En een verontrustend scherp randje bij het slikken. Naast natuurlijk de moeilijke rug, de muisarm en de pijnlijke vingers. Ik begon me zorgen te maken over die mogelijke mijlpaal.

Duistere dagen, laat opstaan omdat nog even in bed blijven liggen té verleidelijk is. Dat brengt een risico met zich mee dat ik niet heb weten te vermijden. De katten willen vroeg eten en laten dat duidelijk merken - vocaal, maar vooral fysiek: springen en rennen en quasi per ongeluk mijn slapende torso in hun wilde gedoe betrekken. Boink! Na het voederen doe ik de gordijnen open en zet de thermostaat hoger. En ga nog even liggen. Niet met de bedoeling om nog serieus te slapen maar dat gebeurt natuurlijk tóch in dit seizoen.
En een zware slaap is die afgedwongen toegift op de nacht, vol bedrukkende dromen die de halve dag blijven hangen. Beter de discipline opbrengen om samen met de katten de dag in te gaan. Maar... wat moet je in die wakkere wereld, eind november, regen en mist, als je quasi gepensioneerd bent? 

Woensdag was een stormachtige dag, nat, onstuimig en zeer, zeer grijs. Op het koor waren er absenties, onder wie mijn vriendin, die net als ik niet lekker was en terecht opzag tegen de verwachte extreme avondspits.
Ik had een enorme tegenzin. In praten, sociaal doen, muziek maken. Ik hoop dat mijn trouwe zangers er niet veel van gemerkt hebben. Eens te meer bleek hoe belangrijk het is om verplichtingen te hebben. Al werkend knapte ik zienderogen op. Bloed ging stromen. Plezier dook op waar ik het niet meer had verwacht. Ach man, maak je toch niet zo druk! Wees blij dat je dit kan en mag doen. Ik hoor het vaak en voelde het nu ook. 
Donderdag was er Zen. Dat is altijd prettig. Nu was het meer dan dat. Het was lang geleden dat ik al mediterend een moment van verlichting had. Groots was het niet, dat moment, maar onmiskenbaar: opeens, midden in het zitten, stopten mijn analyserende gedachten en glimlachte ik breed om al het zinloze getob dat me doorgaans zo belangrijk lijkt.
Gehoor gevend aan een impuls liep ik naar de kapper in de Ferdinand Bolstraat. Die was sinds mijn vorige bezoek, ruim een half jaar geleden, weer enige euro's duurder geworden. Dat brengt het totaal op een verdubbeling in prijs sinds de zaak door Covid moest sluiten.
Het was er opvallend rustig.
Maar voor het eerst in tijden was ik helemaal tevreden over de coupe - niet te kort, niet te lang.

Buiten beschouwing gelaten de lees- en luituurtjes, en de avonden (een uurtje James Bond op tv, een hoofdstuk of twee in een Donna Leon die ik nog niet kende) was dat mijn week. Mogelijk vergeet ik iets, misschien wel iets belangrijks. 
De ziekte die het naderende concert onmogelijk zou kunnen maken is vooralsnog niet doorgebroken. Je weet het nooit, maar het lijkt allemaal goed te komen in Heiloo.


Illustratie: 'Erlkönig', Julius Sergius von Klever (1850-1924)


vrijdag 27 september 2024

VICTORIA


'Hier was ik muzikaal even de weg kwijt. [...] Ik heb Liesbeth echt tekortgedaan op deze plaat.'
Aan het woord is Boudewijn de Groot. In het prachtig uitgegeven Boudewijn de Groot Oeuvreboek becommentarieert hij elk liedje waar hij als zanger, auteur of producer voor tekende. Ik kreeg het boek van mijn broers voor mijn verjaardag en nu we binnenkort weer voorstellingen van Wat geweest is, is geweest gaan doen, studeer ik er vlijtig in. Een ware bijbel voor de De Groot-vorser.
Nieuwsgierig geworden door deze harde zelfkritiek van de meester zocht ik de plaat waarvan hier sprake is, Victoria van Liesbeth List, op Youtube. Ik was verrast door wat ik even later hoorde en luisterde hem helemaal af.

Ik weet nog, of kan me levendig voorstellen, wat ik er destijds in 1970 van vond, of van zou hebben gevonden. Een drukke, bonte chaos, in mijn jongensoren gelikt en commercieel zonder pakkend of suggestief te zijn. Muziek van Boudewijn, een tekst van Lennaert in het titelnummer, gedichten van Campert, Claus en Nooteboom, covers van contemporaine hits, amusement, chanson, jazz, arty-farty. Men heeft waarschijnlijk gedacht: als we alles wat naam en faam heeft laten samenwerken moet er vanzelf iets goeds ontstaan. Bekende misvatting.
En Boudewijn had wel gelijk: zijn melodieën klinken als een ongeïnspireerd voortborduren op het succesvolle flowerpower album Picknick. Ook Lennaerts tekst is een verzameling Nijghse clichés. Er heit een klok, een nachtwacht met een uilenkop doet zijn ronde, we kennen het van Boudewijns single De nachtwacht.

Maar! Wat toen een nadeel was, is nu een voordeel. Het album klinkt anno 2024 als een concentraat, zeg maar een muzikaal bouillonblokje, van de tijdgeest van toen. Wat modieuze psychedelica, een voorzichtige gooi naar symfonische rock, een handvol literaire allure. Kosten noch moeite zijn gespaard. De toen razend populaire Buffoons doen mee als achtergrondkoor, Rick van der Linden van Exception gaat los op orgel en piano en dirigeert, Thijs van Leer speelt fluit en componeert het titelnummer.
Maar vooral is de plaat een monument voor de Vlaamse meesterarrangeur Albert Lepage alias Bert Paige (Voor de overlevenden, Picknick, Nacht en Ontij). Ik ken zijn bewonderde en geliefde partituren te goed. Nu een onbekende of vergeten plaat te ontdekken met zijn meteen herkenbare geraffineerde en romantische arrangementen (hij dirigeert ze ook zelf) is een toegift op die tijd. Je verlangt altijd naar meer, als je vroeger een favoriete plaat had. Meestal moet je het doen met alternatieve versies, demo's en andere extra's. Nu komt een verwaarloosd magnum opus zomaar mijn kant op.
Victoria is een rijke, volle plaat. Misschien té rijk en vol om honderd procent geslaagd te zijn. Ware het niet om Paige en om de mooie stem van de jonge Liesbeth, ik zou hem misschien geen tweede keer beluisteren.
Jammer dat er voor de zekerheid nog wel een opzichtige knieval voor de commercie werd gedaan. Brug over troebel water sluit de plaat slapjes en melig af. 

Enthousiast geworden bestelde ik een gaaf (mint) exemplaar via internet. Vijf euro, 7.50 verzendkosten.
De plaat kwam een paar dagen later, stevig in karton verpakt. Als bonus kwamen er twee niet bestelde platen mee. Een curieuze keuze van de handelaar. Had hij of zij een willekeurige greep gedaan uit de bak "onverkoopbaar", of bestaat er een algoritme dat zegt: Wie van Liesbeth List houdt, houdt ook van de cantates van Jean-Baptiste Morin (1677-1745) en van de Japanse New-Age componist en synthesizertovenaar Masanori Takahashi oftewel Kitaro (1953)? 
Ik ga allebei de platen beluisteren. Want je weet maar nooit.


Post scriptum - Om de plaat recht te doen: De eerste beluistering thuis viel tegen. Was ik niet te enthousiast geweest? Maar een paar dagen later luisterde ik nog eens. Mijn bevindingen waren anders dan bij de eerste kennismaking. Ik vind nu dat Boudewijn zichzelf tekortgedaan heeft, een of twee van zijn liedjes zijn wel degelijk van bij hem passend niveau. En wat dat 'melige' einde betreft: dat hyperactieve pianospel van Rick gecombineerd met het warme, trekkerige legato zingen van Liesbeth levert een fascinerend contrast op.

zaterdag 10 augustus 2024

BABYLON


Vanaf oktober doen we weer een aantal voorstellingen van Wat geweest is, is geweest, het liedjesprogramma rondom Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. In die volgorde, want het draait vooral om Lennaert - ik lees onder meer brieffragmenten van hem voor. Over een van die voorstellingen (in het kerkje 'De Stompe Toren' van Spaarnwoude, op zondagmiddag 27 oktober) ga ik morgen iets vertellen op regionale radio.
Ik zat juist, op het balkon met een eerste koffie, te denken dat ik me maar eens moest gaan inleven in de materie toen er een mail binnenkwam. Ene Richard Ranson uit Brugge vroeg mijn mening over een anekdote die hem ter ore was gekomen. Kort samengevat gaat die als volgt: Boudewijn trad in 1967 op in de Stadsschouwburg van Brugge. Tijdens zijn verblijf daar bezocht hij het artiestencafé Babylon. Dat zou de inspiratie zijn geweest voor het gelijknamige lied op de langspeelplaat Nacht en Ontij. [U kunt HIER het gehele verhaal lezen, in de commentaren bij het blog.] De entourage van Boudewijn vond het desgevraagd een broodje aap. Wat was mijn mening?

Het was een mooie, ouderwets stille morgen. Het was bouwvak dus de gierende schuurmachines zwegen zoals het hoort op zaterdag. Ik maakte een tweede koffie, beklom een stoel om er een paar boeken bij te halen, en nam er mijn tijd voor.

Beste Richard,

Dank voor je mail, die ervoor zorgde dat ik een uurtje aangenaam doorbracht met het speuren naar historische informatie in verschillende boeken, van Boudewijn en van Lennaert.
Om met de eerste vraag te beginnen: Babylon zoals het op Nacht en Ontij staat, is op naam van Boudewijn gecrediteerd. Maar, uit Hoogtevrees in Babylon, het boek uit 2007 waarin Boudewijn commentaar geeft bij zijn liedteksten tot dan toe, leren we dat het Lennaert was die de oorspronkelijke tekst had geschreven. Boudewijn vond die evenwel niet geschikt om te zingen en herschreef de gehele tekst, met behoud van steeds de eerste twee verzen van ieder couplet. Feitelijk had Lennaert dus als co-auteur genoemd moeten worden.

Dan de anekdote. Ik weet niet wie die persoon uit Boudewijns omgeving is, maar ik kan niet anders dan hem of haar gelijk geven: Boudewijn alleen in een café? Zeer, zeer onwaarschijnlijk. Hij is een verlegen man die zich slecht op zijn gemak voelt in openbare gelegenheden. Tenzij er een dwingende reden voor was, lijkt het me niet aannemelijk dat hij de veilige ruimte van zijn kleedkamer zou hebben verlaten. 

Maar je zegt dat de toenmalige kroegbaas bekendstond als een man met een sterk geheugen en een voorliefde voor de waarheid. Mogelijk heeft zijn geheugen hem toch parten gespeeld. Of (en dat kan heel goed) hij heeft de waarheid een beetje verdraaid om haar mooier te maken.
Want wat nou als het niet Boudewijn maar Lennaert was, die in café Babylon kwam, tot tweemaal toe? Dan wordt het een ander verhaal. Lennaert was een echte kroegtijger. Nee, dat klinkt te stoer - hij voelde zich thuis in de kroeg, waar hij vooral veel zweeg en alles las wat maar leesbaar was. Een stamcafé was voor hem een tweede huis waarin hij zijn vaste plek en zijn vaste gewoontes had. In elke plaats waar hij vaak kwam had hij zo'n geliefde plek, in Amsterdam bijvoorbeeld café Schumich aan de, of zoals Amsterdammers zeggen, het Singel.
Boudewijn toerde in 1967 vaak door Vlaanderen. Of hij ook motor reed weet ik niet, dat lijkt me helemaal niks voor hem. Wat ik weet, is dat hij tijdens die reisjes de auto bestuurde waarin ook Lennaert zat, want die trad in die tijd op als zijn manager; eerder voor de gezelligheid, heb ik de indruk, dan uit talent voor het zakelijke. Over die tochten in de hevig naar wierook geurende auto van Boudewijn staat een mooie passage in Tekst en Uitleg van Lennaert (uitgeverij Conserve) - ik sluit een foto bij.

Ik kan me heel goed voorstellen dat het zó gegaan is:
Boudewijn bleef na aankomst in Brugge in de schouwburg. Voorafgaand aan een concert is er altijd genoeg te doen. Ik kan me moeilijk voorstellen dat Lennaert, áls hij al ieder optreden bijwoonde, ook bij de soundcheck bleef. Hij zal, zoals hij graag deed, door de oude stad gedwaald hebben en een café zijn binnengelopen dat hem aantrok om daar in zijn eentje aan de toog, mijmerend en observerend, een glas te drinken. Thuis in Haarlem was dat steevast Beerenburg, in Brugge zal het een lokaal bier of misschien een genever zijn geweest. Het detail dat hij bij het tweede bezoek op exact dezelfde plaats ging zitten is tekenend. Zo was Lennaert.
Hij zal daarbij niet herkend zijn, want hij bleef nogal op de achtergrond. Maar het was een stil uur, zeg je - hij kan heel goed een praatje met de kastelein hebben gemaakt, waarin hij vertelde wie hij was en waarom hij in Brugge was.
Hou me ten goede, dit is allemaal fantasie, feiten heb ik niet.
Cafébaas Ward van de "kroegste der kroegen" had nu een mooi verhaal te vertellen, ware het niet, dat weinig mensen (dat geldt nog steeds overigens) wisten wie Nijgh was. De zanger trekt de aandacht, de net zo belangrijke dichter blijft in de schaduw, de veilige schaduw van een schemerige staminee. Wat ligt meer voor de hand dan dat hij, Ward, de waarheid een klein slagje draaide, en Nijgh veranderde in zijn beroemde vriend Bo? Het verhaal blijft in essentie waar, en het spreekt meer aan. Je hoeft niet eerst uit te gaan leggen wie Lennaert Nijgh was.
En ja, het zou heel goed kunnen, als dit allemaal waar is, dat Lennaert, die een voorliefde voor het oudtestamentische had, geïnspireerd raakte door de naam van de kroeg en er zijn door Boudewijn afgekeurde tekst op baseerde, die begint met: 

Tempelgoud glanst helder
in de stralen van de zon
daar rijst de toristis Helion
advenitur laborantes
kaischwarzedis melanchton
epahebris et stalakton
mundus vocans lousytermes
decameron quasi spermes
in balantes Babylon

Een fraaie schildering van een Babylonische spraakverwarring, en, nee: dat glazuur komt er niet in voor. Dat is van de hand van Boudewijn, die erover schrijft: 'Glazuur heb ik altijd een magisch woord gevonden, als klein jongetje al. Ik heb geen idee waarom. Maar het moest een keer in een liedtekst verwerkt worden [...].' 

Meer weet ik er niet over te zeggen. Ik hoop dat ik je hiermee van dienst kon zijn.

Hartelijks,

Jan-Paul


(Illustratie Pieter Bruegel de Oude, 1563)

vrijdag 24 mei 2024

The Road Not Taken


Lennaert Nijgh schreef me eens dat wat aanvankelijk een zijweggetje lijkt in je loopbaan soms je belangrijkste werk blijkt te zijn. Je kunt wel kiezen maar het lot kiest toch vooral voor jou.
Hij zei dat naar aanleiding van mijn destijds uit de hand lopende liefde voor Napolitaanse liedjes. Het was mijn bedoeling geweest om een beroemd Schubert-vertolker of operazanger te worden maar met mijn uit aardigheid begonnen samenwerking met Vincent en onze eigengereide interpretatie van 'O sole mio kreeg ik succes. Ik worstelde daar soms mee: moest ik me niet herpakken en vol inzetten op mijn oorspronkelijke doel? Lennaert had cineast willen worden. Hij zat op de filmacademie toen hij zijn eerste teksten voor jeugdvriend Boudy schreef. De rest is - ja, geschiedenis. Het loopt soms anders dan je denkt. Spijt is niet op zijn plaats. Die hoofdroute is al zo vaak betreden, jouw kracht is het onverwachte zijpad.
Ik denk dat het zoiets is waar het beroemde gedicht van Robert Frost over gaat. Ik heb het de afgelopen dagen proberen te vertalen. Toppenvers, vier heffingen. Rijmschema identiek aan het origineel, ritme zoveel mogelijk nagevolgd. Het was een hele puzzel maar uiteindelijk is het aardig gelukt. Toch vind ik het lastig om de essentie van Frost te pakken te krijgen. Frost gebruikt metaforen die romantisch aandoen maar houdt, door zijn spreektaal en zijn lichte, ongrijpbare ironie, een slag om de arm: Pas op, ik kán ook iets anders bedoelen, lijkt hij te suggereren. Misschien is dat een van de redenen waarom zijn poëzie nog steeds zo tot de verbeelding spreekt. Wijze woorden, mooie beelden, klassieke en toegankelijke uitstraling, maar er blijft iets van een raadsel.

Het niet gekozen pad

Er was een tweesprong in ’t gele woud,
En daar ik maar één paar voeten had
Als reiziger in enkelvoud,
Tuurde ik lang naar het kreupelhout
Aan ’t verre eind van het eerste pad;

Nam toen het andere, mooi evenzeer,
Dat nét misschien iets meer bezat,
Omdat het verwilderder was van sfeer;
Ofschoon het reizigersverkeer
Beide gelijk geëffend had,

En elk die morgen badend lag
In groen, door voetstap onverlet.
O, dat ene kwam wel een andere dag!
Maar wetend dat omkeren soms niet mag,
Heb ik daar vraagtekens bij gezet.

Ik zal verzuchten over een poos,
Ergens eeuwen en eeuwen nadien:
Er was een tweesprong in ’t woud - ik koos
De stilste weg, haast argeloos,
En dat heeft mijn levenslot herzien.

Robert Frost, © vertaling JPvS

***

The Road Not Taken

Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveler, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;

Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for that the passing there
Had worn them really about the same,

And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.

I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I—
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.


[Naschrift: een week later maakte ik na enig tobben en ruggespraak met een collega een - wie weet? - definitieve versie van deze vertaling. Zie HIER.]


dinsdag 23 januari 2024

Voorheen Rookzangers Notitieblog 51: De Wilde Jager

Van mijn vriendin mocht ik gerust een weekje overslaan. Waarom was ik zo streng voor mijzelf? Er zou toch zeker niet geklaagd worden? Natuurlijk was ik het theoretisch met haar eens. Maar ik was bang dat het eind zoek was, of juist in het zicht zou komen, net hoe je de uitdrukking interpreteert, als ik toe zou geven aan mijn tegenzin. Dat tegenzin zou uitmonden in writer's block. Want ik had wel degelijk voor het scherm gezeten, afgelopen vrijdag, en zitten staren naar een leegte die zich niet wilde laten vullen. 

Inmiddels is het dinsdag, ook een disciplinair baken in het leven van deze blogger. Zin heb ik nog steeds niet maar vooruit - dan maak je maar zin, zei mijn moeder dat niet?
Het is niet, mocht u dat soms denken, dat ik niet creatief ben geweest, de afgelopen tijd. Ik heb koorliederen geschreven voor de aanstaande Dodenherdenking. Muzikale scheppingsroes gaat niet samen met literaire inspiratie, is dat het? Het is het een of het ander. Ik merkte het toen ik probeerde een gedicht van Rückert te vertalen, want die aanstaande bundel is bijna gevuld: zelden heb ik slechtere verzen getikt, ik heb ze walgend uitgewist-  ruk, was het.
Ik heb woelige dagen gehad, ook daar heeft het gebrek aan schrijflust mee te maken. Twee concerten, een met het ruim dertig jaar oude duo La Passione en een met wat mogelijk mijn laatste ensemble zal zijn, het Lennaert en Boudewijn-project "Wat geweest is, is geweest".  Mooi en goed gelukt, maar heel trubbelig allemaal, voor een quasi-gepensioneerde die de schijnwerpers niet meer zoekt. De nacht na het Nijgh-concert in een uitverkochte Groene Zwaan in De Rijp deed de ether er nog een schepje opwinding bovenop. De storm genaamd Isha raasde over het land en deed de dakpannen klepperen. De Wilde Jager waart rond, wist ik te vertellen. Januari is zijn tijd, het lege hemelruim zijn jachtterrein. 
Gisteren verjaarde mijn dochter, net als Lennaert een januarikind. Ik was te vroeg uit de tram gestapt omdat ik de Jan van Galenstraat verward had met de Bos en Lommerweg, waar ik in de Albert Heijn nog een paar bosjes rode rozen wilde scoren. De koude wind, het staartje van Isha, blies door de kale straten. De lucht was fletsblauw, het zonlicht schel. Het buurtje van mijn dochter, de zeeslagen- ofwel Gibraltarbuurt, is gezellig genoeg, naar menselijke maat ontworpen, met onregelmatige hoeken en verspringende woonblokken en plantsoentjes met mooie bomen, maar hier, in de ellenlange Bestevaerstraat deden de strakke woonkazernes me bijna fysiek pijn, in dit onherbergzame januariweer. Ik was blij toen bij mijn dochter de gordijnen dicht gingen.

PS: Ik zat voor mijn Mac mijn liedjes te oefenen en was aanbeland bij De Wilde Jager. De screensaver sprong op een prent van Wodan, die, vergezeld door de Walkuren, een huilende wolf en zijn trouwe raven Huginn en Muninn op zijn achtbenige ros Sleipnir door de hemel jaagt. Die prent had nog nooit eerder deel uitgemaakt van de roulerende afbeeldingen. Ik vond dat een heel vreemd toeval.


woensdag 17 januari 2024

Ode aan Lennaert en Boudewijn


Voor wie onze vorige optredens gemist heeft, of het programma misschien wel nóg een keer wil zien: aanstaande zaterdag brengen we Wat geweest is, is geweest, onze ode aan Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot, in het intieme theater De Groene Zwaan, in De Rijp. Aanvang 20.30 uur, toegang 15 euro.

Via de link hieronder kun je kaarten reserveren. Ik hoop je daar te begroeten!

RESERVEREN



maandag 24 april 2023

REUNIE


Kuikie was er, en Paultje. En natuurlijk Marijke, mijn prille jeugdliefde, jaarlijks van de partij. Boontje liet helaas verstek gaan, maar met de Dwarse Man Robert hadden we toch maar liefst vijf klasgenoten uit de klas van Meester Panken bij elkaar. Het was bijna een reünie. Meester Panken zelf is in het eerste coronajaar overleden, onlangs had een routineuze googlesessie dat onthuld, en het was een schok. "De dag dat er rust en vrijheid kwam" stond er boven de rouwkaart, hij moet een zware tijd hebben doorgemaakt. We herinnerden ons de vrijdagmiddagen waarop hij voorlas uit Kees de jongen en zijn theatrale geschiedenislessen, de boterhammen die hij bij ons thuis at, want hij ging iedere dag lunchen bij een van zijn leerlingen, uit betrokkenheid - en konden het ons maar moeilijk voorstellen. 
Maya was er ook, uit de klas van mijn zuster. Ze had gehoopt dat ik Eva van Boudewijn de Groot ging zingen, en dat deed ik, liefdevol begeleid door mijn zoon Martijn. Helemaal toevallig was dat niet: ik had op dit blog ergens geschreven dat ik dat liedje voor mijn vriendin had gezongen en zij, Maya, had gereageerd met "was er maar iemand die Eva voor mij zong". Aanstaande zondag doen we een reprise van ons Boudewijn en Lennaert programma Wat geweest is, is geweest, dus het zat nog in mijn vingers. Het leek een goed idee om Eva op te nemen in het blokje liedjes over Nieuw-West, ter afwisseling, en als hommage aan mijn leermeesters. Ik dacht wel degelijk aan Maya, maar verzuimde het liedje aan haar op te dragen zoals ik van plan was geweest. 
De feestelijke bijeenkomst in Broedplaats De Vlugt, bij gelegenheid van de presentatie van ons achtste "literaire jaarboek" Tussen Andreasplein en Zwarte Pad én Robert Eksteens fantastische verhalenbundel Wormgaten in Nieuw-West, werd afgerond met een etentje aan de Sloterplas in Het Boothuis. Dat Italiaanse familierestaurant is er het levende bewijs van dat er schot zit in Nieuw-West. We hadden het op Nieuwjaarsdag bij onze traditionele wandeling rondom de Plas ontdekt en ons voorgenomen er eens te gaan eten; als het dan tenminste nog bestond, want vele veelbelovende initiatieven daar in de tuinsteden sneuvelen voortijdig. Het bestond nog en wat meer is, het floreerde. Het was er gezellig druk en het eten was uitstekend. De pappardelle met wildzwijn en cavolo nero stonden helaas, na het wildseizoen, niet meer op de kaart, maar de paccheri met ricotta en paddestoelen waren een voortreffelijk alternatief. Zelden dronk ik een betere espresso dan degene die mijn glaasje grappa begeleidde, en de limoncello aan de beregende Sloterplas waarmee we stemmig eindigden was eveneens van meer dan gemiddelde kwaliteit.
Dat ik, eenmaal thuis, mijn verleden, Nieuw-West en de hele wereld welgezind, nog wat oude plaatjes met mijn eigen liedjes draaide en daarbij iets te schielijk een geheel overbodige fles witte wijn bijna leeg dronk is er de reden van dat dit stukje warriger is geworden dan wanneer ik het tot morgen had uitgesteld. Maar morgen moet ik repeteren voor Wat geweest is, is geweest, en heb ik geen tijd om te bloggen.

Wat geweest is, is geweest
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 30 april, 15.00 uur

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline
Met Maria van Spaendonck: zang


vrijdag 21 april 2023

LAPPENMAND


Deze week vertoefde ik in de lappenmand. Volgens taalkundigen is die uitdrukking voor 'niet lekker zijn' ontstaan doordat in de lappenmand stukken stof lagen die niet in goede conditie waren maar nog wel bruikbaar konden zijn. Sokken die nog gestopt konden worden bijvoorbeeld. 
Ook de gaten in mijn ijzersterk gestel konden nog wel gedicht worden maar tijdelijk was ik niet erg gedisponeerd. Ik voelde me zo slap als een dweil. Ofwel een vaatdoek. Ook weer zo'n uitdrukking. Blijkbaar wordt rillerig zijn met lappen textiel geassocieerd. 
Gelukkig was ik anders dan mijn hoestende en proestende dochter nog wel in staat om mijn werk te doen. Gisteren was ik in Zaandam bij zoon en schoondochter om te oefenen voor ons programma Wat geweest is, is geweest. De ode aan Lennaert en Boudewijn die we in december ten doop hielden gaat op 30 april opnieuw klinken, in de Grote Kerk van Schermerhorn. Van harte aanbevolen. 
Zojuist maakte ik een vertaling van Falter im Wein van Hermann Hesse. Het veertigste en daarmee laatste gedicht van een bundel die deo volente later in dit jaar zal verschijnen. Ik dronk er een glaasje wijn bij en kon het niet laten om de titel aan te passen. 

Verdronken vlinder

Er is in mijn beker met wijn een vlinder gevlogen,
Dronken schikt hij zich in zijn zoete verderven,
Spartelt nog flauwtjes in ‘t nat en is willig te sterven,
Totdat mijn vinger hem optilt uit mededogen.

Zo is mijn hart, door jouw ogen verblind en gepijnigd,
Zalig in geurige bekers van liefde verzonken,
Klaar voor de dood, door de wijn van jouw charme bedronken,
Tenzij een wenk van jouw hand mijn noodlot voleindigt.

Falter im Wein, 1919


Illustratie: "De lappenmand" door Alexander Hugo Bakker Korff (1824-1882)

woensdag 21 december 2022

IJzel, zang en warme wijn



De dichter kijkt vanuit zijn hemelse stamkroeg (of vanuit zijn wolkenschip) welgezind op ons neer. Dat moet haast wel. Op de openingsdag van het Lennaert Nijgh Festival in 2013 was Haarlem veranderd in een wintersprookje. Een sneeuwstorm joeg over de stad. Afgelopen zondag herdachten we zijn twintigste sterfdag met een intiem concert en ook nu waren de omstandigheden zeldzaam winters, zoals hij, ras-romanticus, het graag had. Schaatsers zwierden over de slootjes, rijp kleurde de polder wit. De ramen van het kleine kerkje gloeiden donkergeel in de bevroren namiddag. 
Ondanks de voorspelde ijzel, code zeker zo geel als de kerkvensters, was de Noordeinder Vermaning welgevuld. Er was zelfs een nicht of achternicht van Nijgh die via via van ons initiatief had gehoord. Erg warm was het er ondanks onverantwoord stoken niet. Vrienden, familie, bekenden en onbekenden hielden hun jassen aan en nipten dankbaar van de glühwein die mijn vriendin bereid had, met steranijs, kruidnagel, kaneel, een beetje kardemom, sinaasappels en honing. 
De fragmenten uit Lennaerts brieven die ik had uitgekozen om voor te lezen vielen in de smaak. De liedjes ook. De sfeer was uitstekend. Warm. We waren op dreef, Jenny, Maria, Martijn en ik. 
Thuis heb ik de boeken met teksten weer in de kast gezet, de brieven terug in de ordner gedaan, de cd's opgeborgen. Dit is alweer voorbij. En wat geweest is, is geweest.
Maar we doen het graag nog eens.

Voorheen Rookzanger wenst u allen goede en fijne feestdagen toe en hoopt u op deze plaats weer te zien eer het nieuwe jaar ver gevorderd is. Moge de bloemenwei leeg en groen zijn!



vrijdag 9 december 2022

ZWERVER


Aanstaande zondag doen we een doorloop van ons Nijgh-programma: Wat geweest is, is geweest. In hetzelfde kerkje waar ook het concert zal plaatsvinden, de week daarop. Mijn zoon had het over filmen voor een promovideo - we willen dit programma immers vaker gaan spelen. Ik keek in de spiegel. Daar grijnsde een verloederde kerstman me aan.
Lennaert had in de latere jaren van zijn leven vaak een verlopen kop. 'Wie is dát?' vroeg mijn moeder fluisterend op een feestje bij mij thuis, discreet wenkend naar een hoek van de kamer waarin zich een bleke en magere man met een rommelige baard en ongekamd haar had teruggetrokken. 'Mam, dat is Lennaert Nijgh,' antwoordde ik in hoofdletters. 'Ach,' zei ze, 'ik dacht dat je een zwerver van straat had meegenomen.'
Nee, zover hoefde mijn inleving niet te gaan. 

Bij de kapper was ik meteen aan de beurt. Al snel merkte ik dat het anders zou worden dan normaal. De jongeman met episch getatoeëerde biceps en een muzelmannenbaard keek indringend naar mijn spiegelbeeld. Neeg zijn hoofd naar links en naar rechts. Concentratie blonk uit zijn zwarte ogen. Nadat hij mijn wensen had aangehoord en op een paar punten om opheldering had gevraagd begon hij als een razende met een tondeuse de zijkanten van mijn hoofd te snoeien. Zo, dat gaat snel, dacht ik, waarom zijn je collega's altijd zo tergend langzaam met schaartjes in de weer?
De zijkant was algauw grofweg in orde. Nu pakte hij kleiner instrumentarium. Randjes werden o zo precies bijgewerkt. Tot slot kwam er een zacht zoemende reuzetondeuse die alleen leek te aaien en misschien een enkele úitstekende micrometer onthoofde. 
Al die tijd keek hij intens naar mijn haar. En naar mijn baard - hij popelde zichtbaar om daar iets aan te doen, maar dat had ik niet toegestaan. Soms kon hij zich niet bedwingen en vroeg toestemming om dat éne haartje weg te knippen. Ik zag nu dat zijn eigen zwarte baard eerder die van een hipster dan die van een religieuze moslim was.
Voor koetjes en kalfjes had hij geen tijd. Als hij al praatte was dat functioneel. We zaten hier om mijn kapsel te fixen. Zijn verantwoordelijkheid en die van mij. Een zwijgend pact hadden we samen. Heerlijk! Ik hoefde niet over mijn aanstaande kerstvakantie te babbelen of over het voetbal, de drukte in de winkel, het weer, enzovoorts.
Ter afronding pakte hij toch nog een schaartje of twee om het haar bovenop te fatsoeneren. En toen hij tevreden leek te zijn (er waren nog een stuk of drie precisie-instrumentjes aan te pas gekomen voor het zover was) vroeg hij of hij mijn profiel mocht fotograferen. Hij draaide zijn telefoon om mijn hoofd heen en filmde, knipte. Hij vroeg wat ik ervan vond. Mooi, antwoordde ik oprecht. Hij knikte lachend. Classic! zei hij.
Bij de kassa zei ik tegen hem dat hij een artiest was. Weer knikte hij. Dat vond hijzelf ongetwijfeld ook. Terwijl ik mijn jas aantrok veegde hij nederig de vloer. 


"Wat geweest is, is geweest"
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren gewenst: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang


(De foto van Lennaert is uit 1985. Tien jaar later zag hij er heel wat minder fris uit. Weer later verfde hij zijn haar en liet zich door de kapper kortwieken. Netter, maar ook ouder.)

vrijdag 2 december 2022

FILE


Alles viel op zijn plaats. De liedjes die ik als jongen had meegezongen met mijn held Boudewijn zong ik nu zelf. De woorden van Lennaert die ik al een leven lang kende kwamen gemakkelijk. Ik had geen behoefte om iets duidelijk te maken of over het voetlicht te brengen want de taal sprak, glashelder, voor zichzelf. Ik hoefde slechts haar spreekbuis te zijn, te veel expressie was eerder een handicap dan een hulpmiddel.
Bovendien was ik in vertrouwd gezelschap. Niet de eenzame troubadour op wie alle ogen gericht zijn maar één van een trio. Mijn zoon en zijn vriendin, de ouders van mijn kleinkinderen, speelden en zongen mee. Drie stemmen, drie gitaren. Ik had het gevoel dat ik veilig was, dat het welslagen niet van mij alleen afhing en dat ik liefdevol opgevangen zou worden als ik een fout maakte. 

Om kwart over twee waren we door ons repertoire heen. Naast jou had alleen nog een kampvuur nodig om een traditional te zijn, voor mij was het, ondanks de lappen tekst waar de jongere generatie wat moeite mee had, zoiets als The House of the Rising Sun.
Jenny ging Anna van school halen, ik pakte mijn gitaar in, praatte nog wat na met mijn zoon en maakte me op om in de gebruikelijke twintig minuten van Zaandam naar huis te zoeven.
Dat het verkeer compleet vastzat op de uitvalsweg weet ik nog aan het tijdstip. Tegen drieën, een vroeg spitsuur vandaag. Maar toen ik ruim een half uur later nog steeds op de Kolkweg stond, slechts een autolengte per keer vorderend richting de A10, begon ik me toch zorgen te maken. Mijn gedachten hadden dat half uur vaag en aangenaam spelend bij de repetitie vertoefd. Nu begonnen ze te verdampen en werd mijn aandacht ten volle ingenomen door de stroom van auto's en vrachtwagens waarin ik gevangen zat. Geen uitweg mogelijk, ik zat muurvast.
Daar verschenen twee lichtbakken, links en rechts: COENTUNNEL DICHT zeiden ze. Ik belde mijn zoon. Hoe kon ik het beste naar huis gaan via een andere route? Er was eigenlijk maar één optie: de noordelijke ringweg. Maar ook die zat potdicht, zag mijn zoon op internet. 

Wat te doen?
Niks. In muziek had ik geen zin, mijn oren waren nog zo lekker vol met die van onszelf. Ik schuifelde lijdzaam verder, telde iedere meter als winst, probeerde mijn ongeduld te bedwingen. Toen ik merkte dat er desondanks kleine paniekgedachten opborrelden ging ik in wat ik maar de zenstand zal noemen. Ik concentreerde me op mijn ademhaling. Diep en rustig in door de neus, krachtig en langzaam uit door de mond. Minuut na minuut na minuut verstreek zo. Mijn longen voeren er wel bij.
Eindelijk, eindelijk op de Ring beland genoot ik van elke kleine vordering. Soms mochten we even rijden, mijn weggenoten en ik. Dat maakte de taaie meters daarna (want onherroepelijk werden we teruggefloten en tot hernieuwde wandelpas gedwongen) draaglijk. Toen ik de begeerde afslag Buitenveldert naderde vond ik het bijna jammer, want mijn tocht had ondertussen iets heroïsch gekregen; ik wilde een record breken, een prestatie kunnen melden. 

Thuis appte ik mijn zoon: 'Twee en een half uur over gedaan. Pfft. De HEL! Een biertje heb ik nu wel verdiend.'
Hij was het daarmee eens. Maar terwijl ik me een bokje inschonk bedacht ik dat het eigenlijk niet zo heel erg geweest was. Het gevoel van veiligheid en verbinding tijdens de repetitie had me erdoorheen geloodst. Meer nog dan mijn ademoefeningen konden doen. 


***


"Wat geweest is, is geweest"
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren gewenst: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang

Foto: Paulien Kop

vrijdag 18 november 2022

WINTERLIEDEREN

De nacht in de havens is vol van geluid
en de geuren van kruiden en gember.
Een ankerlicht dooft aan de horizon uit
en het water is koud in december...

"Aan het einde", Lennaert Nijgh (1945-2002)

Het was geen opzet geweest. De enige opzet die we hadden was een programma samen te stellen met onze favoriete liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. De eerste is gelukkig nog volop actief maar de laatste is alweer twintig jaar dood en dat was iets om bij stil te staan. En hoe Lennaert beter te gedenken dan door zijn onsterfelijke teksten te zingen?
Het concert werd gepland, de locatie gevonden. We stelden een lange verlanglijst op, schrapten wat niet zou werken in onze uitvoering. Malle Babbe, een mooi lied. Maar dat refrein? Lalalalala, lekkere kont... Wij zijn daar niet jolig genoeg voor.
De programmeur van het kerkje stelde de week voor kerstmis voor. Feestelijk, sfeervol.
En toen pas bleek dat het grootste deel van onze liedjes een winters thema hadden. Zelfs in teksten die over iets heel anders gingen dook de winter op. 

Toeval? Nee, zeker niet. Lennaert was een kind van de winter. Kerstmis was hem heilig. Ook de lente mocht er zijn met zijn jaarlijks opbloeien van hoop en verwachting ('er zullen andere tijden komen, daar blijf ik in geloven') maar het koude seizoen met zijn kinderlijke romantiek van sneeuw en ijs, van warme wijn, glinsterende sterren en lichtjes in het donker was hem het liefst. Hij kon dan de banaliteit van het leven vergeten en wegkruipen in zijn holletje van ongeschonden fantasie.

Niet voor niets was Schuberts Winterreise zijn lievelingsmuziek. Lennaert mengde de orgeldraaier uit het laatste lied (de liereman, in zijn woorden) met de hoofdfiguur uit het favoriete boek uit zijn kindertijd, Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen. Zo ontstond het mooiste lied over de jaarwisseling dat ik ken. Lennaerts Prikkebeen speldt geen vlinders op zijn hoed, maar dagen. Misschien is dat wel hetzelfde. Hij verzamelt de bonte beelden van het leven zonder er zelf aan deel te nemen. Hij is net als zijn geestelijke vader de eeuwige toeschouwer. Soms ontmoet hij een mager meisje van plezier maar ook dat zwaait hij vaarwel aan het einde. Vaarwel en tot ziens! Misschien tot ziens... Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen.


Wat geweest is, is geweest
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang
Tour des troubadours, Lennaert Nijgh Festival, Haarlem 2013


Illustratie: Piers Hayman


dinsdag 8 november 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (41)


Ik oefen mijn liedjes over Nieuw-West voor een optreden later deze week. Op het scherm van mijn computer toont de screensaver een hele reeks foto's van eerdere optredens in het stadsdeel van mijn jeugd. Was ik een wappie, ik zou geloven dat de laatste booster met Moderna me een vloeibare chip had ingespoten die zich met de algoritmen van mijn computer heeft verbonden. Toeval, lacht mijn dochter, die de kamer binnenloopt. Even later zet ik een lied van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot op de lessenaar. Wat geweest is is geweest. Terwijl ik zing en speel zie ik uit mijn ooghoek op het scherm een scène uit de Haarlemse Philharmonie verschijnen. Begin februari 2013, het festival ter herdenking van Nijghs tiende sterfdag. We zingen Malle Babbe met de hele cast. Mylou Frencken leidt de troep. Ik zwier onwennig met Josee Koning aan mijn arm. Toeval!

                                                                      ***

Hoewel ik erg van vogels houd heb ik iets tegen duiven. Die ergernis zullen vele stadsbewoners met me delen. Vliegende ratten, de ratten van de lucht, worden ze genoemd. Hoewel overtuigd boeddhist waar het respect voor alle leven betreft heb ik met het van gemeentewege afschieten ervan weinig moeite. Hun borst, rattig of niet, is erg lekker. Vooral sinds het huis naast me leeg staat irriteren ze me. Ze beschouwen het als hun persoonlijk bezit. Ze maken de katten gek met hun uitdagend gekoer en onrustig gefladder en schijten het verlaten balkon onder. 
Maar voor één stadsduif maakte ik een uitzondering. Hij is dagelijks bij de ingang van de bakker te vinden. Daar zit hij onder het bankje tegen de gevel. Eén poot houdt hij pijnlijk opgetrokken. Immobiel als hij blijkbaar is aast hij op kruimels die de klanten laten vallen. Een mager scharminkel, aan het eind van de weg, doormodderend zolang het nog gaat, ik had met hem te doen. Gisteren heb ik hem zelfs toen de bakker niet keek een stukje van mijn croissant toegeworpen.
Maar nu is dat voorbij. Bij terugkomst van mijn wandeling vandaag rondde ik de hoek bij de bakkerij en liep bijna tegen het beest op. Het trok zijn manke landingsgestel in en vloog met grote vitaliteit naar de dakgoot aan de overkant. Ik moest aan Silas Wegg denken, de quasi-litteraire straatventer uit Dickens' Our Mutual Friend, wiens houten been een doortrapte levenswandel bepaald niet in de weg staat. Onder mijn adem gromde ik het wegvliegende beest na: 'Simulant! Opportunist! Vuile bedelaar! Waar is mijn luchtbuks?'

(Foto: Jos Fielmich)


vrijdag 21 oktober 2022

Tolkien, hedendaags


In Lennaert Nijghs enige roman Tobia, of de ontdekking van het masturbariaat (1971) wordt de hoofdpersoon danig gekweld door geslachtsdrift. Op een feestje in het losbandige Amsterdam lijkt hij het eindelijk te kunnen gaan doen met ene Diertje B. Maar dat meisje is zo onder de indruk van zijn beroemde vrienden Jeroen en Bo (in wie we gemakkelijk de acteur Krabbé en de zanger De Groot herkennen) dat ze voor hem geen aandacht meer heeft. Tobia alias Lennaert trekt zich mokkend in de keuken terug met een fles jenever. Dan verschijnt Bo, die 'ongegeneerd uit de ijskast begint te vreten'. Tobia vraagt zijn vriend om advies. Wat vindt hij van Diertje B.?
'Bo keek hem aan, vatte zijn neus tussen duim en wijsvinger, dacht na en sprak, zeggende: "Trut!"'
Dat 'trut' staat midden op verder lege pagina. Wij vonden dat vroeger heel geestig. Kenmerkte het niet de zwijgzame, mysterieuze De Groot? In de heruitgave uit 1991 vond Lennaert het niet zo leuk meer, en is de witte bladzijde ingekrompen tot een lege alinea.

Ik heb samen met mijn dochter naar The Rings of Power gekeken. Gisteravond genoten we van deel 8, het laatste en stellig het beste van dit eerste seizoen. De serie heeft het een en ander losgemaakt (tongen vooral). De aanhangers van het wokism staan te juichen om zoveel inclusiviteit, de tegenstanders vinden zwarte Elven, Dwergen en Hobbits niet in Tolkiens Oer-Europese, Keltische wereldbeeld passen. Ik hoor niet graag bij een van die polariserende partijen en heb me al in een vroeg stadium voorgenomen om van de serie te genieten en wat me niet zint te negeren als (misschien noodzakelijke) waan van de dag. Desgevraagd spreek ik, zeggende:


"Tja."


Gelukkig IS er veel te genieten. De vormgeving is fenomenaal. De acteurs, wat voor achtergrond ze ook hebben, zijn goed. Of de reeks tegen herhaling bestand is valt nog te bezien, want er is wel érg veel tijd genomen om het verhaal op gang te brengen. En het onduidelijke gescharrel van de Iers babbelende voorlopers van de Hobbits is bij vlagen aandoenlijk maar niet al te spannend. Over de Elven zijn de meningen in de familie verdeeld. Mijn broer vindt ze te weinig Elfs, te gewoontjes. Ik heb me juist altijd geërgerd aan die op glamrock-gitaarhelden lijkende Elven uit de films met hun geföhnde blonde haar en verwelkom deze visie op het Oude Volk. Knap en onaards-geheimzinnig zijn ze misschien niet, maar ze zijn geloofwaardig, hebben mooi geprononceerde punt-oren en hun wereld vind ik fraaier verbeeld dan in de versie van Peter Jackson. Een triomfantelijke rol is weggelegd voor de Dwergen. Tolkien heeft ze geen vrouwen toebedacht. In de films wordt daar nog een grap over gemaakt, er wordt gesuggereerd dat ze baarden zouden hebben en dus niet van hun echtgenoten te onderscheiden zijn. Maar Durin en zijn vrouw (baardloos, mollig, zwart, Schots accent, ontdekker van het magische erts mithril) zijn een ontroerend stel. En als iedereen zo ruimdenkend was tegenover andere rassen als Durin en zijn mattie Elrond de Half-Elf, dan zag de wereld er een stuk beter uit. Alleen hadden we dan het vervolg moeten missen. Want het is dankzij het Kwaad en het bestrijden ervan dat de grote verhalen in de wereld komen. 


vrijdag 12 februari 2021

Wandelen, vertalen en zingen


Een kleine twintig jaar geleden kwam ik op het idee om Schuberts Winterreise te vertalen en met die gezongen vertaling de boer op te gaan. Destijds een tamelijk nieuw idee, maar het hing in de lucht, zoals dat vaak gaat. Ik had me door de vierentwintig gedichten van de cyclus heen geploeterd met min of meer bevredigend resultaat en ging met mijn toenmalige impresariaat praten. Daar kreeg ik te horen dat collega Maarten Koningsberger al een reeks concerten had staan met een vertaalde Winterreise. Jan Rot had zich erover gebogen. Thuis zou ik stoom afblazen door verschrikkelijke vloeken uit te roepen over die Rot, die eerder al een parodistische vertaling had gemaakt van Erlkönig, waarin de mythische spookruiter was getransformeerd tot een pedofiele 'Oom Harry' - maar ten burele van het concertagentschap kon ik niet anders dan mijn verlies accepteren. Koningsberger zowel als Rot waren bekender dan ik, mijn onderneming was bij voorbaat kansloos. Dat mijn vertaling getrouw aan het origineel was en zonder ironische ongein, mocht niet baten.

Omdat al die moeite toch niet voor niets mocht zijn geweest organiseerden we zelf maar een concert. In de Suite aan de Willemsparkweg was een select gezelschap vrienden, familie en collega's verzameld. Mijn vader en ik werkten ons met routineus plezier door de zo vertrouwde cyclus heen, die ik nu voor het eerst van een velletje papier moest lezen. Het was artistiek gezien een succes, hoewel de vleugel slecht gestemd was: een valse hoge D jankte hinderlijk door het eerste lied heen. Daarna gingen we gezellig met z'n allen wat drinken en op Jan Rot schelden, en dat was het. De vertaling ging de kast in en in de loop der jaren raakte ik haar kwijt. Ze dook pas weer op toen ik de nalatenschap van mijn vader ordende: hij bleek mijn moeizaam en liefdevol vertaalde verzen in een keurige map te hebben bewaard. 'Winterreis Jan-Paul' staat erop.

Deze winterse week moet ik veel aan die onderneming denken. De lente is nog ver weg maar ik zie het volkstuinhuisje weer voor me waar ik werkte aan de negentiende-eeuwse poëzie; hoe negentiende-eeuws mocht ik zélf zijn in mijn vertaling - mocht 'getogen' bijvoorbeeld, of kon dat niet? In het Vondelpark zwiert men op het ijs, dat angstaanjagend golft onder zoveel voeten, en ik denk aan de lierenman, zoals Lennaert Nijgh hem noemde, der Leiermann, die barrevoets zijn deuntjes speelt terwijl mooie jongelieden, hun handen in warme moffen gestoken, hem lachend voorbij schaatsen. Om mijn conditie op peil te houden (waarom eigenlijk, denk steeds vaker, naarmate de maatschappelijke ellende voortduurt) zing ik elke dag een uurtje, zoals ik elke dag een uurtje wandel. Winterreise, natuurlijk. In de lage ligging, want ik word vijfenzestig binnenkort en mijn stem doet niet meer precies wat ik wil. En doorleefd klinken is leuk en aardig, maar de hoge noten moeten er nog wel soepeltjes uitkomen zonder panikerend geloei.

Vertalen heeft me door de lockdowns heen geholpen. Na De Lorelei en andere gedichten van Heinrich Heine, en de bundel met liefdespoëzie van Louis Aragon die deo volente aanstaande lente verschijnt, heb ik me gestort op een nieuw vertaalproject. Ik berichtte er al over en zal er te zijner tijd uitgebreid op terugkomen. Het ligt dus, al met al, voor de hand dat ik de map met Winterreise-vertalingen weer eens opengeslagen heb. Glimlachend lees ik hoe mijn jongere zelf bepaalde valkuilen niet kon vermijden; hoe hij geen raad wist met de liefde waar die moest rijmen; hoe hij niet kon kiezen tussen idiomatisch archaïsch en vlot hedendaags; maar de ernst ervan en de toon bevalt me. Hier is het openingslied, licht geretoucheerd: inmiddels weet ik wel wat er op liefde rijmt.

Goede nacht

Vreemd ben ik hier gekomen,
Vreemd ga'k hier weer vandaan.
De meimaand reikte dromen
En lentebloemen aan.
Het meisje sprak van liefde,
Haar moeder zelfs van trouw.
Nu zoek ik, diep gegriefde,
Mijn weg door sneeuw en kou.

Ik heb op zulke reizen
De tijd niet in mijn macht.
Moet zelfs de weg me wijzen
Door menig donkere nacht.
Er gaat een schim van maanlicht
Als metgezel me voor,
En in het witte uitzicht
Volg ik van 't wild het spoor.

Wat zou ik langer dralen?
Ik raak hier toch nooit thuis!
Laat straathonden maar huilen
Rondom haar vaders huis!
De liefde is zwerflustig,
God heeft haar zo bedacht.
Op zoek en nimmer rustig,
Mijn liefste, goede nacht!

Ik wil je droom niet storen,
Je slaapt zo vlinderlicht.
Je mag mijn stap niet horen:
Zacht, zacht de deuren dicht!
Ik schrijf in het voorbijgaan
Aan jouw deur: 'goede nacht'.
Zo zul je erbij stilstaan:
Aan jou heb ik gedacht!

Gute Nacht, Wilhelm Müller


De komende tijd zal ik de overige gedichten overtikken en die op een aparte pagina plaatsen, die ik aan dit blog zal toevoegen.

Illustratie: Sporen in de sneeuw, van Hans Andersen Brendekilde (1857-1942)


vrijdag 14 december 2018

Vagen en bekenden


En? Hoe was het om Nacht en Ontij voor de tweede keer mee te maken?
Om de woorden van het lied aan te halen: het was een avond 'vol sagen en legenden, vol vagen en bekenden'.
Het geluid in Het Tolhuis (Paradiso-Noord) was helaas lang niet zo goed als in de Antwerpse concertzaal deSingel, waar ik Mauro Pawlowski en zijn Braaknoot Ensemble voor de eerste keer Boudewijn de Groots psychedelische cultklassieker uit 1969 hoorde uitvoeren. Het videoscherm was eigenlijk alleen geschikt voor vakantiekiekjes en ging ook nog eens grotendeels achter de muzikanten schuil, dus de wervelende en indringende projecties werden ons door de neus geboord. En ik wist wat me te wachten stond - dus de blijde verrassing van mijn eerste kennismaking bleef uit. Maar verder... Een feest! Ik deed in gedachten een woeste rondedans met de kollen en kobolten (die voor de gelegenheid tot kobolden zijn gecorrigeerd) en genoot wederom met volle teugen van deze sympathieke hommage aan een van de muzikale en poëtische ijkpunten van mijn jeugd.
'De Meester is in de zaal,' had Pawlowski met gedempte stem laten weten. En ja, daar stond hij, achterin, quasi onzichtbaar, De Groot. We komen elkaar zo eens in de paar jaar tegen, meestal bij gelegenheden waarbij Lennaert Nijgh wordt herdacht, en we maken dan een praatje, doorgaans op mijn initiatief. Ook dit keer stapte ik op hem af. Daar is enige moed voor nodig want zijn verlegenheid maakt dat hij iets onbenaderbaars heeft. Hij had het mooi gevonden, zei hij, hij was tevreden. En hij vertelde een anekdote over gitarist Eelco Gelling die ik gretig aanhoorde. Mauro, een aardige en eveneens bescheiden man, was erbij komen staan en onthulde dat de gitarist van zijn band Elko heette en wel degelijk vernoemd was naar ons beider idool.
Wat langer sprak ik met Boudewijns vrouw Anja, de tweede van Lennaerts drie vrouwen, die me bekende dat ze net als ik zo langzamerhand haar buik vol heeft van de manier waarop Haarlemse kringen de nagedachtenis van Lennaert uitmelken, meestal tot meerdere eer en glorie van zichzelf.
En kijk! Daar aan de bar stond Frans Grapperhaus, de cellist die ik in Antwerpen had gesproken. Ik had hem destijds gevraagd waarom de strijkers het opzwepende slotthema staccato speelden in plaats van legato, zoals op de plaat. Hij was verbaasd geweest, de plaat had hij nooit gehoord. Ik stak mijn duim op, nu hadden ze het mooi gebonden gespeeld, zoals het hoort. Had hij inmiddels dan toch de plaat beluisterd? Zijn ronde ogen twinkelden, een Boeddha-glimlach trok zijn mond breed. 'Nee,' zei hij verwonderd, 'maar jij had het toch gezegd?'
We praatten over Vincent, de zingende cellist met wie ik jarenlang La Passione heb gevormd. Grapperhaus vond dat geen sinecure, tegelijk zingen en cellospelen. Een lange, benige man met een choker luisterde mee en vertelde dat hij ons ooit had zien spelen in de grachtengordel. Wat hij ervan gevonden had liet hij in het midden. Er stond een volle vrouw met een pinnige bril bij die me bekend voorkwam. En ik haar. Vage bekenden van lang geleden.
Eenmaal buiten op de IJ-oever met zijn flonkerende lichtjes vroeg een bleke vrouw met donker haar me om een sigaret. Ik offreerde haar een Camel. 'Ik ken jou ergens van,' zei ik voor de tweede keer die avond. 'Caya,' stelde ze zich voor. De dochter van Boudewijn! Oeps, deed het in mijn hoofd. Ik improviseerde dat ik haar natuurlijk van Flikken Maastricht kende, onder andere, maar dat ik bedoelde, dat we elkaar ook persoonlijk ergens hadden ontmoet. 'Zal wel bij een van die Lennaert-dingen zijn geweest,' rommelde ik. Ze lachte en bedankte nogmaals voor de sigaret. Zij scheen er niet mee te zitten maar ik voelde me een beetje lullig. Ik vind het sowieso altijd moeilijk om met beroemdheden om te gaan. Ik voel me algauw opdringerig en sterbelust. Zelfs als ik het volste recht heb om ze te benaderen omdat we een gedeeld verleden hebben voelt het alsof ik iets onoorbaars doe. Eigenlijk ben ik net zo verlegen als Boudewijn de Groot. Nu alleen nog zien, net zo beroemd te worden.

(Maar, alle psychologie terzijde -  al met al, als gezegd: een feestelijke avond. Toen de pont aanmeerde gingen we opgetogen aan boord om het donker kolkende IJ over te steken. Mijn broer (die er ook in Antwerpen bij was) had de volgende dag vrij genomen. Zijn twee vrienden (eveneens grote fans) ook. Ze moesten nog een trein zien te halen. Maar terwijl mijn vriendin en ik naar de tram liepen zagen we ze doelbewust Hotel Victoria in marcheren om, desnoods voor tien euro het glas, nog een laatste biertje te gaan drinken.)