Schubert was nerveus en somber gestemd en zong met geëmotioneerde tenor. De vrienden wisten niet goed wat ze van deze grausame muziek moesten denken. Schober sprak waarschijnlijk uit wat iedereen dacht toen hij zei, dat van al deze nieuwe liederen er maar één hem was bevallen: Der Lindenbaum. Schubert zei profetisch, dat ze allemaal nog van deze cyclus zouden gaan houden.
Dat gebeurde inderdaad, lang na zijn vroegtijdige dood. Langzamerhand ging de hele wereld van Winterreise houden. Maar voor het zover was bleven de liederen vooral een zaak voor liefhebbers. Een van de eerste beroemde zangers die zich waagden aan de volledige reeks was de bariton Julius Stockhausen (1826-1906), Clara Schumann begeleidde. Tussen de dood van Schubert in 1828 en de jaren zestig van de negentiende eeuw waarin Stockhausen furore maakte had Schubert steeds meer pleitbezorgers. Onder hen Franz Liszt, die met zijn pianotranscripties van de liederen van zijn naamgenoot voor grotere bekendheid van het repertoire zorgde: Liszt was immers een superster die uitgebreid toerde met zijn eigen composities.
Friedrich Silcher (1789-1860) hoorde daar niet bij, bij die pleitbezorgers. Deze in zijn tijd zeer gerespecteerde en succesvolle volksliedverzamelaar, componist, arrangeur en koorleider maakte in 1846 een vierstemmig mannenkoor a cappella van Schuberts Lindenbaum, getiteld, naar de eerste zin: Am Brunnen vor dem Tore.
Wat deed de brave man? Hij verwijderde alle gelaagdheid en complexiteit uit het lied waarin juist de piano zo'n dominante rol speelt, en hield over wat inderdaad op een volksliedje lijkt. Het mineurgedeelte verdween, de duistere, jachtige passage over de afgewaaide hoed... Een gezapig biedermeierdeuntje bleef over, genoeglijk te zingen met een roemer wijn aan de wekelijkse Liedertafel met de mannenbroeders.
En wat gebeurde? De Duitstalige wereld omarmde het nieuwe volkslied. Het kwam terecht in verzamelbundels, werd op scholen onderwezen. Silcher (ook bekend van Die Loreley) werd zo beroemd dat er een planetoïde en een druivensoort naar hem genoemd zijn. Voor de gemiddelde Duitser was tot diep in de twintigste eeuw Der Lindenbaum eerst en vooral het bekende lied van Silcher. De Duitser die Winterreise voor het eerst hoorde moet hebben gedacht: Ach, der Schubert heeft een volksliedje verwerkt in zijn cyclus...
De Engelstalige Wikipedia denkt dat nog steeds: Am Brunnen vor dem Tore: Also set by Franz Schubert, but popular in Silcher's version.
In het Derde Rijk werd Friedrich Silcher omarmd door het regime - de Nazi's waren dol op volkstümlich mannengezang. Marcheren en zingen. Goed voor de moraal.
Silcher kon daar uiteraard niks aan doen. Hij kon er ook niks aan doen dat het volk liever zijn rechttoe-rechtaan versie had dan de subtiele, duistere kunst van de ongelukkige, geniale jonge Wener.
Silcher had overigens wel de goede smaak om bij zijn koorzetting eerlijk te vermelden dat het een bewerking betrof van een origineel van Schubert.
Maar hij had met zijn schoolmeesterspoten van dit meesterwerk moeten afblijven!
Gelukkig heeft de geschiedenis rechtgesproken. Druif en planeetje en monumenten ten spijt is Silcher vergeten. En Schubert...
***
Pauze
Moegezongen hing ik mijn luit aan de wand,
Heb haar omwikkeld met een groene band -
Ik kan niet meer zingen, ik ben te verward,
Vind geen bezwerende rijmen voor mijn hart.
Mijn verlangen, zelfs mijn brandende pijn
Kon ik verklanken in speels refrein,
En als ik klaagde zo zoet en fijn,
Meende ik toch: mijn leed was heus niet klein.
Ach, hoe groot is van dit geluk de last,
Dat geen klank op aarde er echt bij past?
Nu, lieve luit, rust stil aan die spijker daar!
En strijkt er een briesje over een willige snaar,
En raakt er een bij met haar vleugels jou aan,
Dan voel ik een rilling langs mijn leden gaan.
Waarom liet ik dat lint zo lang onberoerd?
Vaak waait het langs jou met een zucht die vervoert.
Is het de naklank van mijn hartsverdriet?
Of toch het voorspel van mijn nieuwe lied?
Pause (Wilhelm Müller), door Franz Schubert opgenomen in Die Schöne Müllerin (1823), D795