vrijdag 27 oktober 2023

De tandarts is tevreden, de loodgieter niet


De loodgieter kwam mijn keuken en badkamer inspecteren in verband met een lekkage bij de kersverse onderbuurman. Het nieuwe plafond vertoonde alweer vochtplekken. Niet zo leuk als je net een huis hebt gekocht. Keurig op tijd klopte hij aan. Ik kreeg een stevige hand. Voor alles wat hij deed vroeg hij mijn toestemming ('Mag ik de kraan even openzetten?'), met een net zo stevige, zwaar doorrookte stem en een ouderwets soort Amsterdamse jovialiteit. Ook zijn accent was ouderwets Amsterdams, zoals je het niet vaak meer hoort. Mooi plat. Hoe het met de lekkage in de keuken zat had mijn jofele Mokumse loodgieter algauw door. Dat lossen we wel op, stelde hij vast. 'De leiding beneden moet zó...,' (hij legde zijn handen dakpansgewijs op elkaar en maakte een kantelende beweging naar rechts), '... maar hij gaat naar se reet.' 'Pardon?' vroeg ik, niet begrijpend. De handen gingen weer op elkaar en kantelden de andere kant op. 'Hij gaat naar z'n reet - naar achteren. En daar blijft het water hangen, met alle troep erin.' Ik begreep het.

De jonge parodontoloog (hij leek me nog geen dertig maar hij had zes jaar als tandarts gewerkt, dus iets ouder moest hij wel zijn) peilde in een razend tempo mijn pockets, de assistente kon hem nauwelijks bijhouden en vroeg een paar keer om een herhaling. Hij nam wat foto's om het 'ervóór en erna' aanschouwelijk te kunnen maken en één röntgenfoto van een twijfelachtig element. Daarna nodigde hij me uit om aan zijn bureautje te komen zitten. Op het scherm kon ik zien wat er in mijn mond had plaatsgevonden, in schema's van genummerde kleurige blokjes. Kort en goed: de toestand was enorm verbeterd sinds de behandeling van afgelopen zomer. De meeste pockets waren keurig ondiep, het tandvlees was lichtroze en gezond. Het bloeden was van bijna 100 naar slechts een paar procent teruggebracht. Hij complimenteerde me met mijn poetsgedrag en mijn verandering in levensstijl: niet roken was belangrijk, heel goed dat ik erin was geslaagd dat nu al vijf maanden vol te houden.
Er waren nog wel een paar probleempjes. Een niet goed uitgevoerde wortelkanaalbehandeling, wat cariës, een kroon linksachter met ouderwets diepe pockets. Daarop zou hij chirurgie kunnen loslaten, maar eerst moest ik met de tandarts overleggen of die kies nog wel gered kon worden. Een alternatief was een aaneengesloten rij van tanden en hoekkiezen te behouden, boven en onder, en daar alles op in te zetten, en die zwakke achterste kiezen maar op te geven. Boven de vijfenvijftig, zei hij, was dat een gewone strategie. Maar nogmaals, over het algemeen: goed gedaan! Eerste stap is succesvol gezet. Opgelucht ging ik de motregen weer in. Ik was bang geweest voor de dreigende flapoperatie, maar zover zou het niet hoeven komen. 

Nadat de loodgieter het water lang had laten stromen om er zeker van te zijn dat zijn diagnose over de lekkage onder de keukenafvoer de juiste was, vroeg hij met een wellevende buiging en toegevouwen handen of hij de badcel mocht betreden. Hij wrikte het afvoerputje los, was een tijd aan het prutsen en verzocht nederig of hij de douche mocht aanzetten. Toen ging hij beneden kijken naar het resultaat. Discrete klop op de deur. Daar was hij weer. Ja, dat putje was lek. Niet dat er sprake was van een échte lekkage beneden, maar het plafond zweette. Ik kon wel douchen, zo erg was het ook weer niet, maar er moest een nieuwe vloer komen. Nee, ik hoefde niet bang te zijn, terrazzo gebruikten ze nog steeds. Ik kreeg een joviale klap op de schouder. 'Heb je lekker een nieuwe badkamer, man!' Ik stelde me het drillen en breken voor en vroeg me af wat ik met de katten moest doen als ze die nieuwe douchevloer kwamen leggen. Enfin, dat was van later zorg. 

Achter een versleuteling met discrete codes, die me apart werden toegezonden, vond ik in mijn mail de brief die de jonge vakman aan zijn veel oudere confrater had geschreven. 'Na uw diagnose en behandeling stel ik graag in overleg met u een plan op voor verdere behandeling. Meneer wenst mogelijk een implantaat op locus 46 en mogelijk ook op locus 36, indien element 26 behouden kan blijven. Meneer is ook van het alternatief op de hoogte om niet te implanteren en te streven naar een verkorte tandenboog.'
Zo in vakjargon gevat leek het allemaal toch wel ernstig. Maar meneer hoeft pas weer in januari terug te komen voor mondhygiëne en die tandartsdingen moeten binnen een jaar, voorafgaand aan de volgende evaluatie met de jonge dokter. Dat duurt nog wel even.
En meneer heeft trouwens op zijn leeftijd niet veel bezwaar tegen een verkorte tandenboog.
Meneer schonk zich een bockbier in en proostte op de tandartsen en loodgieters van deze wereld. 


woensdag 25 oktober 2023

BOON


'Het schijnt dat het, in deze vallende zondagavond, kermis is aan de 1e vuile huizen achter het niemandsbos. En de motregen die tegen de goesting langs uw venster zabbert, moet dan eveneens tegen de goesting de tentzeilen van de paardemolen en het schietkraam nat maken. Een avond dus waarin de wereld aan het nadenken is of zij nog moeite zou doen om verder te draaien.'

Ik was het experimentele proza van mijn jeugd vergeten of dacht dat die kunstvorm hopeloos achterhaald was door de tijd. Maar toen ik langs het weggeefkastje in mijn straat liep en daar De Kapellekesbaan van Louis Paul Boon zag staan sloeg ik het boek uit nieuwsgierigheid open. Boon is een grootheid in Vlaanderen, niet alleen daar trouwens. Het schijnt dat hij de Nobelprijs gekregen zou hebben, ware het niet dat hij de dag voordat hij naar Zweden zou afreizen achter zijn schrijftafel stierf. Boon is een grootheid, maar om de een of andere reden had ik nooit iets van hem gelezen, terwijl ik toch een zwak heb voor de twintigste-eeuwse literatuur van de zuiderburen, Claus niet meegerekend. Ik las de eerste bladzijde en een paar fragmenten van het vervolg, moest denken aan H. H. ter Balkts enige roman Zwijg en ook een beetje aan Mulisch voordat hij 'gewone' boeken ging schrijven en vermoedde dat Boon een grotere invloed moet hebben gehad op de literatuur van de jaren zestig en zeventig dan ik had gedacht. 

Thuis ging ik zitten in mijn fauteuil (vooral gebruikt voor televisiekijken, veel minder voor lezen, dat ik vooral in bed doe) en voor ik het wist had ik een bladzij of vijftien gelezen. Daarbij hielp het geweldig dat het boek bestaat uit heel korte hoofdstukjes. Je leest er een en denkt, vooruit, nog eentje dan, zoals je een pak koekjes leegeet. Maar ik merkte ook dat ik eraan toe was. Traditionele romans, met plot, solide opbouw en klassieke verteltrant vervelen me een beetje. Dickens, wiens laatste roman (na Little Dorritt heb ik ze allemaal gelezen) op mijn nachtkastje ligt boeit me vooral door de sfeer, de taal, de schildering van tijdgeest en personages, in het verhaal ben ik de draad regelmatig kwijt. Bij Dickens red ik nooit zomaar vijftien bladzijden ineens. Dickens heeft lange hoofdstukken, meestal zonder alinea's; als een passage me niet weet te boeien geef ik de moed vaak al snel op en knip het bedlampje uit.

Vanmorgen sloeg ik bij de eerste koffie het boek van Boon weer open. Maar de regen zabberde langs de ramen, de wereld was aan het nadenken of zij nog moeite zou doen om verder te draaien. Ik was moe en tegelijk onrustig. Voor ik me aan leesgenot mocht overgeven, vond ik, moest ik eerst een paar nuttige dingen doen. Mijn vriendin had geklaagd over het rode hoeslaken, dat te klein was en steeds loskwam. Een goedkoop ding, voor vijf euro gekocht op de markt in Le Tréport, een aantal jaar terug. Ik haalde het van mijn bed, gooide het in de wasmand, zette bij nader inzien meteen maar de wasmachine aan, want ik had te weinig presentabels meer om aan te trekken, speurde in de kast en vond zowaar meteen een degelijk, sober grijsblauw hoeslaken. Toen moest ook het dekbed in een schone hoes worden gestoken. Mijn vriendin zou verrast zijn. Ik haalde er een uit de kast, blauwwit gestreept, tweepersoons. Die om het dekbed krijgen was nog een hele kunst, maar toen ik met veel zwaaien en zwabberen de inhoud zover had weten te krijgen in de hoes te passen voelde ik een merkwaardige, kortstondige tevredenheid, bijna een huiselijk geluk. 
Nu mocht ik in mijn leunstoel gaan zitten snoepen van Boons korte hoofdstukjes, maar in plaats daarvan ben ik tot mijn verbazing en ondanks het herfsttij en de kwijlende regen, dit aan het tikken.


vrijdag 20 oktober 2023

Wil de echte Annie van Ommeren opstaan?

Een tijd geleden, vermoedelijk vorig jaar, vond ik in een antiquariaat een vreemd boekje. Het was een in blauw-grijs linnenpapier gevatte verzameling liederen en pianostukken, in facsimile. Een niet meegebonden katern completeerde de bundel. Het werd voorafgegaan door een opdracht in handschrift gedateerd in het oorlogsjaar 1943. 
'Dat dit smartelijke medelijden het meest uitgaat naar de onschuldige moeders en kinderen, zal u begrijpelijk zijn...'
De auteur en componist was Johan J. Smit.
Ik had een van die buien waarin ik dwangmatig de wortels van de dingen moet opzoeken, het zal dus wel herfst zijn geweest, als de geest onrustig is. In elk geval moest ik weten wie die Johan J. Smit was.

Google was niet meteen coöperatief, maar na enig dieptespeurwerk vond ik een Amsterdamse diamantair van die naam. Een collega Sherlock, Paul van Capelleveen van de KB in Den Haag had, uit vergelijkbare nieuwsgierigheid, over hem geblogd. Deze Smit, een artistiek geneigde zakenman en filantroop, die in de oorlog zijn eigen verhalen liet drukken of zelf drukte (daar kwam Van Capelleveen niet helemaal uit) moest dezelfde zijn als de amateur componist wiens muziek ik nu aan de piano opnieuw liet klinken. In élk geval was het familie (een gelijknamige neef?) want een van de pianostukjes was opgedragen aan Jan Kors Smit, de vader van Johan Jacobus, en de oprichter van de aan de Sarphatistraat gevestigde diamantfirma. Ik was tevreden en formuleerde in gedachten een stukje over de goed verlopen speurtocht.
Maar de volgende dag was mijn interesse vervlogen. Want zo gaat het met die buien van weethonger: ze komen en gaan.

Deze week attendeerde Nico van Lieshout, mijn artistieke rechterhand in het Linnaeuskoor, me op het bestaan van de Hesse-liederen van Annie van Ommeren. Ik was niet de enige, zei hij, die Welkes Blatt ("Verwelkt blad") op muziek had gezet. Ik ging naar Lieder.net en vond inderdaad de Zeven gedichten van Hermann Hesse, door Annie van Ommeren (1913-1991).
Wie was Annie van Ommeren? Voor zover het de zoekmachine betrof kon dat maar één persoon zijn: de politica en verzetsstrijder Annie Averink-van Ommeren. Haar biografie is indrukwekkend. Een sleutelfiguur in de communistische beweging, een vol en avontuurlijk leven, dat begon in een lampenkappenatelier en eindigde met een positie in Eerste en Tweede Kamer. Nico en ik waren het erover eens dat het heel merkwaardig was dat zo'n drukbezette hardcore communiste tijd gevonden zou hebben om zich te ontwikkelen tot componiste. En dan nog wel de romantische zwijmelarij van Hesse! 'Het moet om een tweelingzuster gaan, die ook Annie heette,' grapte Nico.


Maar met die grap was de kous niet af. Ik was geïntrigeerd geraakt. Op Boekwinkeltjes.nl waren de liederen tweemaal te vinden. Voor een zacht prijsje, dus ik liet ze komen. 
Gisteren toen ik uitging om mijn griepprik te halen vond ik de envelop in het trappenhuis. Ongeduldig sloot ik me aan bij de rij bejaarden die in de regen op hun beurt stonden te wachten. Ik sloeg een voorgenomen bezoek aan de bakker over en haastte me terug naar huis.
Boven sneed ik het pakje open. Er kwam een officiële uitgave tevoorschijn, van Alsbach & Co. Niet de huisvlijt van Johan J. Smit. Verschijningsdatum was 1964. Ik ging naar de piano en begon de verzorgde partituur door te nemen. Al snel werd duidelijk dat dit geen amateurwerk was. De pianopartijen waren die van een meer dan gemiddeld geoefend pianist, de zanglijn was uitermate soepel en elegant. Overal klonk de echo van de grote Duitse romantische voorbeelden. Schumann voorop, maar ook de voortdurende modulaties van Richard Strauss doorwasemden de kwijnende walsjes. Waar was Eisler, waar was Weill, waar waren de mandolines en gitaarluiten van de kameraden? Als dit het werk van een communistische partijbons in de verloren uurtjes was, at ik mijn hoed op.
Ik zocht nog wat verder maar de enige aanvullende vangst die ik kon opdiepen was een affiche uit 1968. Het Rotterdams Mannenkoor zong werken van onder meer Hans Cox en Annie van Ommeren. Zou deze Annie soms familie van de Rotterdamse reder en "havenbaron" Philippus van Ommeren zijn? 
Alles is mogelijk, Van Ommeren is een algemene naam. Alleen de optie van de gelijknamige tweelingzuster, die sluit ik uit.


Blijft het feit dat de liederen online zijn toegeschreven aan Annie van Ommeren (1913-1991). Maar in de partituur staan geen biografische gegevens. Lieder.net heeft waarschijnlijk net zo gegoogeld als ik en bij gebrek aan alternatieven de liederen toegeschreven aan dé Annie van Ommeren, geboorte- en sterfdatum bekend. En Boekwinkeltjes.nl heeft die gegevens weer overgeschreven.

Nooit voetstoots vertrouwen op wat je op internet vindt. Het is ook maar mensenwerk. 




Het Linnaeuskoor zingt: Het Lied van de Liefde, Liederen op teksten van Hermann Hesse en J.R.R. Tolkien, muziek: Jan-Paul van Spaendonck, piano: Vaughan Schlepp, rieten: Lucas van Helsdingen, zondag 3 december 2023, bibliotheek De Hallen, Hannie Dankbaarpassage 10, Amsterdam Oud West, entree: € 12,50, aanvang: 11:00 uur.


woensdag 18 oktober 2023

Here comes the sun

Ook mijn Italiaanse vriend had last van de bouwwoede die in onze stad heerst. Het pand naast hem was gereduceerd tot een ommuurde kuil, een souterrain moest het voormalige huurhuis groter maken. We deelden, voor we tot de koffie en serieuze gesprekken overgingen, onze ergernis. 'Een huis is wat het is,' zei mijn vriend. 'Als je het anders wilt, groter of moderner, dan koop je toch een groter of moderner huis?'
'Ze kopen de locatie,' zei ik. Mijn vriendin zou eraan toegevoegd hebben: en een beleggingsobject. Kopen, oppimpen, verkopen, geld verdienen.
We mopperden wel meer. Ik vertelde dat ik sommige affiches niet meer begreep. Waar adverteerden ze voor, wat wilden ze mededelen? Mijn vriend werd ernstig gestemd. De ouderdom sleepte in haar kielzog vele ongemakken mee en van de wijsheid die ermee gepaard zou gaan merkte hij niet veel. Hij had zich dat vroeger heel anders voorgesteld. De man die hij zou zijn op de leeftijd die hij nu had zou een culminatie zijn van de verworvenheden van zijn jongere versie. Ik stelde me zoiets als oogsten voor. Alles wat je leert, doet, maakt en meemaakt blijft, stapelt zich op, en op je oude dag wentel je je in overvloed. Helaas leek het zo niet te gaan. Alles kalfde na een zekere leeftijd weer af. Hij bekende dat hij soms jaloers kon zijn op zijn eigen verleden. Daar was ik het dan weer niet mee eens. Er was wel degelijk iets als senioren-wijsheid, vond ik, als je die definieerde als empathie, mildheid en overzicht. Naar de onrust en het egocentrisme van the impatient years verlangde ik niet terug.

Op de terugwandeling naar huis overdacht ik ons gesprek. Zoals bij alle filosofisch getinte gesprekken had ik een tegenovergesteld standpunt ingenomen omwille van het discours. Met eensgezind tegen elkaars gelijk aanschurken kom je niet ver. In werkelijkheid vond ik die zogenaamde wijsheid die ik geprezen had lang niet altijd fijn. Een beetje brutaliteit en hardheid zou soms best handig zijn. Vroeger ging de wereld en haar gedoe me niet echt aan. Alleen mijn eigen leven en dat van de kring om mij heen was van belang. Voor het grote plaatje kon ik makkelijk oogkleppen opzetten. Nu was ik altijd deel van die grote wereld. Juist daarom trok ik me er fysiek steeds meer uit terug. Alle narigheid kwam te hard binnen. Schuw uit zelfbehoud.
De ellende op het journaal was de ellende van mijn buren, ze greep me bij de strot. Maar empathie kan verworden tot overgevoeligheid. Zelfs bij de dagfinale van De slimste mens loop ik de kamer uit. De zenuwen van de kandidaten kruipen onder mijn huid. Van onschatbare waarde kan ik alleen kalm uitzitten als ik de aspirant-verkoper niet sympathiek vind. Dan liever Tussen kunst en kitsch, waarin geen competitie meespeelt en iedereen blij en gelukkig is, hoogstens plaag je elkaar een beetje als de oude meester die je van Tante geërfd hebt een beschilderde foto blijkt te zijn.

Voor me liep een oma met haar kleinkind in een wagen. Gerimpeld, wit, glimlachend, een echte grootmoeder. Ze zong. Ze had een welluidende stem. De melodie kwam me bekend voor maar ik kon haar niet meteen thuisbrengen. Ik spitste mijn oren. Here comes the sun, van Abbey Road. Dat verraste me. Maar wat had ik dan verwacht, Altijd is Kortjakje ziek?
Tegenwoordig is een oma iemand van mijn leeftijd.
Je weet dat je oud wordt als oma's liedjes uit jouw jeugd voor hun kleinkinderen zingen.


vrijdag 13 oktober 2023

In piam memoriam

 

In liefdevolle herinnering, zoals dat heet. Ter zalige nagedachtenis. Vandaag zou hij 98 zijn geworden, mijn vader: de leeftijd die ik hem altijd had toegedacht. Zijn moeder, mijn oma Jet, werd het ook. Hij leek fysiek op zijn donkere en zuiderse moeder, veel meer dan op zijn blonde en blauwogige vader. Dus wat was er logischer dan dat hij ook precies zo oud zou worden? Vandaag is hij dus eigenlijk écht gestorven.

Hij bleef lang jong en ik had het zorgeloze gevoel dat hij er altijd zou zijn. Toen hij uiteindelijk ouder en ouder werd en ik me angstig afvroeg hoe dat moest gaan als ik het ooit zonder hem zou moeten stellen, troostte ik me met die gedachte: als hij net zo oud wordt als zijn moeder (en dat wordt hij!) heeft hij nog vijftien, veertien, dertien jaar (de teller ging steeds sneller omlaag). Genoeg tijd om dat ondenkbare - dat je vader er niet meer is - nog even voor je uit te schuiven.
Ik had geen rekening gehouden met de verschillen in levenswijze van die twee. Mijn oma had het sobere leven geleid van de generatie die twee wereldoorlogen meemaakte. Mijn vader was, nadat de naoorlogse welvaart de teugels had laten vieren, steeds genotzuchtiger gaan leven. Met roken stopte hij al vrij vroeg - voor die tijd tenminste - maar hij hield van een borrel, om dat eufemisme nog maar eens te misbruiken.
Met negentig was hij nog kranig, op zijn manier. Toen hij eenennegentig werd, zeven jaar jonger dan zijn oersterke moeder was geworden, was hij op. Hij kon zich op de piano nog slechts atonaal uitdrukken. En ook als er geen Alzheimer was gekomen zou er niet veel muziek meer in hem hebben gezeten.
Misschien maar goed, van dat lichamelijk 'op zijn'. De ontluistering van deze scherpzinnige, geestige, warmbloedige en ondanks al zijn melancholie toch veerkrachtige en levenslustige man heeft maar kort geduurd. 

Johannes Nicolaas Maria van Spaendonck, 13 oktober 1925 - 26 oktober 2016

(Foto: Jetty van Jan)


donderdag 12 oktober 2023

FREZEN

'Met het frezen heb je het ergste wel gehad,' zei een bouwkundige tenor uit mijn koor geruststellend. Ik had hem verteld over de door merg en been gaande herrie die het slopen van houtwerk, het gladmaken van een betegelde badkamer en het aanleggen van nieuwe leidingen blijkbaar met zich meebrengt. Daarbij wordt gedrild in de harde muur die beide woningen, de mijne en die van de nieuwe onderbuurman, verbindt, en die een perfecte geleider is van vooral onaangename geluiden.
Wat dat precies is, frezen, moest ik even opzoeken. Ik ben niet zo technisch. Een 'verspanende bewerking met een roterend gereedschap', las ik.
Dat verspanend moest ik ook weer opzoeken.

Ik merk dat ik een stap verder ben in acceptatie van de overlast dan vorige week. Zen wil ik niet zeggen, maar een zekere berusting is er wel degelijk. Sommige uren zijn verloren. Dinsdag was er zoveel herrie dat ik me nergens op kon concentreren en dan maar liever naar buiten ging. Niet te lang, want ik wilde de katten een beetje moreel steunen.
Katten hebben één ding voor op ons mensen. Is de ellende voorbij, dan genieten ze des te meer van de rust. Ik heb Snuf nog nooit zo vaak op zijn rug zien liggen, donzige buik omhoog, alle vier de poten uitgebreid, als de afgelopen dagen. De stilte werd gevierd, kracht bijgezet, en daarmee was de afgelopen ontregeling bezworen. Zo spreekt althans de kattenpsycholoog. 

Als ik de herrie niet ontvluchtte liet ik hem maar begaan. Gelukkig hoef ik niet zoveel meer te werken en ik kan me een verloren dag permitteren. Ik putte zelfs een zekere trots uit die houding. Ik lag op bed tussen de katten in, de te warme oktoberzon scheen plagend naar binnen. Ik genoot bewust van de luwte tussen twee mitrailleursalvo's door en wachtte gelaten op de volgende drilboor-episode. Daar was het citaat van Lin Yutang. Wie geleerd heeft een geheel zinloze middag op geheel zinloze wijze door te brengen, die heeft leren leven. Zoiets. Portee duidelijk. 

Ik word me ook steeds meer bewust van de psychologische component van geluidsoverlast. Op een bankje aan het Roelof Hartplein kijk ik geïnteresseerd naar het spitsverkeer en stoor me niet aan de brute potpourri van stadsgeluiden. Waarom is dat thuis dan zo anders? 
Thuis hoort veilig te zijn. Veilig en stil. Lawaai mag er alleen zijn als je er zelf voor kiest, bijvoorbeeld door een cd van Jethro Tull op te zetten en de volumeknop te ver naar rechts te draaien. Niet zelfgekozen herrie is bedreigend.

Geleidelijk vindt er een verandering plaats die ik niet had voorzien. Ik doe de deur op slot als ik binnen ben. Al jaren niet meer gedaan. Gestommel op de trap wil niet per se zeggen dat er aanstonds iemand op de deur zal komen bonzen. Ze hebben hun eigen dingen te doen hieronder en die man op driehoog zal ze worst wezen. 
Ik ben verwend door een toestand die niet meer bestaat. Onder me was het jarenlang vrijwel onbewoond. Het trappenhuis was van mij, slechts een of twee keer per jaar kwam de benedenbuurvrouw van de begane grond iets van zolder halen. Nu moet ik opnieuw wennen aan een situatie die ik vroeger heel normaal vond. Toen de zure Ottenhofs onder me woonden ('Kan het wat zachter, ik kan mijn tv niet horen!') en signor Dessi de eerste verdieping bewaakte ('Makkenie doen hè, pianospelen, ikke belle de politie!').  Het trappenhuis is buiten. Binnen begint pas achter mijn voordeur. Daar is het warm en veilig, ook als ze daar beneden hun hinderlijke dingen doen.  


vrijdag 6 oktober 2023

Teringherrie in Bouwput Damsko

Op een middag werd er geklopt. 'Ik ben uw nieuwe onderbuurman. Ik kom me even voorstellen.'
Aan jaren van leegstand was een eind gekomen.
Het was een aardige jongeman met een deftige naam, laat ik hem Diederik noemen. Opvallend open, iemand met wie je makkelijk praatte. Dat we een leuk gesprek hadden en ik aardig wat over mezelf vertelde was dan ook helemaal zijn verdienste. Bij het afscheid nemen zei ik dat we binnenkort maar eens uitgebreider kennis moesten maken. 'Zeker,' zei hij, 'eerst nog een beetje opknappen, en dan trek ik erin.' 

Toen ik maandagmorgen thuiskwam van een uitje naar de Achterhoek was ik verrast door een witte plastic loper die over de trap was uitgelegd. Ik was niet erg lekker en had me een middagje suffen op bed voorgesteld, de katten naast me, boekje op mijn borst. Maar daar kwam niet veel van. Een breken, boren en timmeren was losgebarsten alsof de renovatie van het pand, voor het in de verkoop was gegooid, niet had plaatsgevonden. Wat waren ze in godsnaam aan het doen onder me? Een beetje opknappen, dat had ik begrepen als een fris laagje verf, hoogstens een nieuw keukenblok erin.
De volgende morgen stond, toen ik naar buiten ging, de deur van mijn aanstaande onderbuurman open. Meteen zag ik wat er aan de hand was. Alle deuren, schuivend en gewoon, al het houtwerk, lijst en plint, was eruit gesloopt. Geschokt daalde ik de trap af. Op straat stond een busje geparkeerd met het kenteken BG. Het was volgeladen met de onlangs nog vers in de crème-witte lak gezette panelen met hun geometrische ornamenten, zo kenmerkend voor de periode waarin het huis was gebouwd. De huisbaas had er nog mee gegeurd, in de advertentie. 650.000 euro, zes-en-een-halve ton moest je neerleggen om onder mij te mogen wonen, maar dan kreeg je ook wat. Karaktervol interieur in een stijl op het scherp van de snede tussen Art Déco en Amsterdamse School. Zwart marmeren schouw, twee stuks zelfs, glas-in-lood.
Het glas-in-lood zit er nog in want dat is beschermd stadsgezicht. Maar alle andere sympathieke en kenmerkende sierelementen zijn in een busje met een bordje BG de straat uitgereden. 
Gisteren was de herrie zo erg dat Snuf, de liefste kat van de wereld (een lievere kat heb ik nooit gekend) getergd zijn nagels in mijn hand zette toen ik hem wilde aaien. De gekmakende drilboor stopte er rond vier mee en we haalden opgelucht adem. Ik probeerde te verzinnen wat er zoveel drillen moest kosten en kon alleen de badkamer en de keuken voor me zien. Iemand die authentieke houtpanelen wilde vervangen had natuurlijk ook geen boodschap aan al die truttige witte tegeltjes. Ik dacht aan de terrazzovloer in de badcel. Ik had de makers daarvan nog gekend. De gebroeders Scutigliani. Hun zuster Maria was getrouwd met Eddy, de beste vriend van mijn schoonvader. Eddy bliefde geen pasta dus voor hem kookte ze altijd aardappelen bij de Bolognesesaus. Ieder zijn smaak en het gaat me niet aan om te oordelen over mensen met een andere dan de mijne. Maar ik hoopte dat mijn aardige buurman dat gespikkelde marmergraniet in elk geval liet liggen. 

Vrijdagmiddag. Onder me zijn de Bulgaren nog wat aan het timmeren, een beetje lusteloos. De pianostemmer is zojuist gearriveerd. Voor straf heb ik de klep van de vleugel vol opengezet. 


maandag 2 oktober 2023

BAKKERTJE


De voortekenen waren slecht. Het was ook eigenlijk een ondoordachte actie geweest. Een impuls waaraan ik gehoorgegeven had zonder overleg met mijn vriendin te plegen.
Zondag 1 oktober wilde ze naar een biologische tuinmarkt die allang op haar verlanglijstje stond. Ik stond niet te springen maar toen ik hoorde dat de markt op een landgoed nabij Vorden werd gehouden riep ik uit: 'Hotel Bakker!' Ik reserveerde alvast een kamer. Waarom niet, kon altijd nog geannuleerd worden.
We maken er een uitje van, opperde ik per App. Mijn vriendin vond het wat overdreven. Je kunt toch best anderhalf uur rijden voor een tuinmarkt, zonder meteen te blijven slapen? Zo oud waren we toch nog niet?
We lieten het maar even zo. Ik rekende er half op, maar calculeerde in, dat mijn vriendin serieuze bezwaren zou gaan maken als de dag naderde.
De dag naderde en de reservering stond nog. Bakker mailde me, of ik wensen had, hoe laat ik dacht in te checken. 
Inmiddels waren er onvoorziene dingen aan de hand. Een schaap was door de veearts behandeld. Het verband moest van de zieke poot af en er moesten antibiotica ingespoten worden. Mijn vriendin hield vele slagen om de arm.
Ik had mijn eigen slagjes. Ik was verkouden, had verhoging. Een ontsteking onder mijn enige nog resterende kroon speelde op, de tandarts oordeelde, na een consult, dat de kies getrokken zou moeten worden.
En de tijd verstreek.
Op zondagmorgen ontwaakte ik uit zware dromen. Er was niets geannuleerd, noch door mij, noch door mijn vriendin. Ik hoopte half dat er alsnog besloten zou worden tot thuisblijven, ook al ging dat geld kosten, want ik voelde me niks lekker. Maar tegen twaalven kwam het verlossende bericht. Het schaap leefde nog. Ze moest eerst nog een muizenval zetten maar daarna kwam ze eraan. Ik was blij om de duidelijkheid. Slikte paracetamol, pakte mijn tas in. 
Een uur of drie later zat ik te mediteren op een geurig heuveltje van gras terwijl mijn vriendin de kraampjes met biologische tuinproducten afstruinde. 
Nog eens anderhalf uur later zat ik op het terras van Bakker achter een Westmalle Tripel en een portie bitterballen en had het hoogste woord.