vrijdag 29 november 2019

DRAMA

'Politie!' zei mijn gespreksgenoot. Hij keek over mijn schouder. Ik draaide me om en zag wat hij zag.
Enige agenten in fluorescerende kledij stonden bij de grote tafel in het midden. Daaraan zaten een rustige man en een opgewonden vrouwtje, beide op leeftijd. Het zag er allemaal niet alarmerend uit en we hervatten ons gesprek, dat ging over onze wederzijdse vriend de Schrijver. Het was alweer een paar jaar geleden dat we zo bijeen gezeten hadden. Vroeger kwam dat vaker voor - we kwamen bij elkaar om samen te proberen (door onze ervaringen en meningen naast elkaar te leggen) iets meer te begrijpen van het altijd verontrustende leven van onze vriend; we losten samen een puzzel op, met rode koppen, maar de uitkomst was steeds ongewis, want waar we dachten een raadsel verklaard te hebben kwamen er weer nieuwe bij - zo was en is het leven van de Schrijver.
Er klonk een schreeuw. Brekend glas vloog onze kant op. Opnieuw draaide ik me om. De agenten waren nu vergezeld van een ambulancebroeder, ook in lichtgevend tenue. Ze vatten het vrouwtje onder de arm. Zij verzette zich grommend en half huilend, sloeg van zich af. De agenten bleven vreemd kalm. Ik dacht aan openbare dronkenschap en verstoring van de orde, het personeel van het café zou wel alarm geslagen hebben. Maar de man stond op, raapte het gebroken wijnglas op dat bij onze tafel lag, en zei verontschuldigend dat hij de vrouw op straat had gevonden. Ze was ontsnapt uit het verpleegtehuis en hij had haar uit de neergutsende regen gehaald en hier mee naartoe genomen om samen de komst van de instanties af te wachten.
Dit raadsel was snel opgelost. Dat van onze vriend nog lang niet. Toen we uiteindelijk moe werden van onze speculaties (zou het Grote Boek er nog komen?) zakte de opgewonden toon naar een huiselijk niveau. We praatten over onze kinderen. De tafel naast ons was inmiddels verlaten, het glas opgeveegd, het drama uit de lucht.


dinsdag 26 november 2019

KRACHTVELD

Ik was op een feest waar ik vrijwel niemand kende. Ik houd toch al niet zo van feesten, maar als je er in je eentje ronddoolt, terwijl je vriendin met oude bekenden bijpraat is het dubbel zo erg. Nadat ik de art-deco lampen van het restaurant waar het middagfeest plaatsvond een tijdje had lopen inspecteren en het uitzicht op het zonnige Alkmaarder Hout verlangend had staan bewonderen, besloot ik tot een andere aanpak. Ik ging rustig zitten aan een ronde tafel, ademde eens diep, en hulde me in een cocon. Niet echt een cocon, meer een krachtveld. Ik stelde me voor dat ik hier aan die tafel gewoon helemaal mezelf mocht zijn. Vriendelijk blikte ik om me heen, zo zou het wel gaan.
Er kwam een vrouw op me af. Ze keek eens naar me, gaf me een hand, stelde zich voor, en zei: 'Jij zit daar maar zo alleen, zullen we eens praten? Of zit je liever alleen?'
Ik schrok van haar directe aanpak en ontkende uit beleefdheid. Ze had een buitenlands accent. Tijdens het moeizame gesprekje dat volgde bleek dat ze uit Polen kwam, waaruit ze op haar twintigste was weggegaan, inmiddels moest ze midden vijftig zijn, schatte ik. Ik deed mijn best interesse te tonen en door te vragen, hoewel de vrouw me op het eerste gezicht niet echt boeide - dat lag waarschijnlijk niet zozeer aan haar als wel aan mijn eigen soms gebrekkige interesse in andere mensen, die op dit moment wel op een erg laag pitje stond. Ze liet zich door mijn weinig toeschietelijke houding niet ontmoedigen, maar toen na een minuut of tien het gesprek nog steeds niet lekker op gang was gekomen keken haar ogen, in de eerste de beste stilte, toch weg. 'Ik zie daar een kennis, vind je het erg?' Nee, dat vond ik niet. Ik had alles wat ik over Polen wist nu wel uitgeput en tot iets diepers was ik niet in staat.
's Avonds zag ik op tv hoe Ruben Terlou in een woest berglandschap met een totaal vreemde, bijna middeleeuwse cultuur, empathische gesprekken voerde met kleine Chineesjes. Hoe doet die man dat toch, dacht ik; hoe vind hij de woorden, hoe bedenkt hij de vragen, hoe treft hij de goede, persoonlijke toon? Ik bewonderde hem zeer, hij zag er zo op zijn gemak uit daar onder die vreemde lieden in die barre landschappen. Als troost zei ik tot mezelf, dat het moeilijk is je in anderen te verdiepen als je niet in harmonie bent met jezelf. Grote groepen mensen om me heen ontregelen me, al die herrie, al die stemmen, al die gezichten, al die gesprekken, al die indrukken - ze verstoren mijn gemoedsrust. Een op een ben ik op m'n best.
Bij het afscheid had de Poolse me nogmaals een hand gegeven en me bedankt voor het gesprekje. Ik had 'wederzijds' gezegd. Halfhartig, want ik voelde dat ik tekortgeschoten had. Aan dat krachtveld moest ik duidelijk nog werken.


vrijdag 22 november 2019

CLARA


We repeteerden voor ons concert Van Heine en verre. Spreekstalmeester Nico las een tekst voor uit de Memoires en bekentenissen die als tamelijk vrouwonvriendelijk opgevat kon worden. Een van de sopranen snoof verontwaardigd - wat was dit in godsnaam voor rare tekst? - en zei dat ze de zaal zou verlaten als dit voorgedragen werd. 'Hij is van Heine, niet van mij!' zei Nico geschrokken. Ik suste, dat de tekst uit 18-zoveel kwam, ver voor de vrouwenemancipatie. Toegegeven, de woorden waren heftig: voor gevoelige oren van nu net zo kwetsend als een sinterklaasliedje waaruit het Z-woord niet is weggegumd. Op dit punt in het programma aanbeland zou pianist Vaughan een romance van Clara Schumann spelen. 'Wacht maar tot je leest wat de kranten destijds over Clara schreven,' zei ik tegen de verontwaardigde sopraan, 'daar is Heine niks bij.' 

In 1835 ging haar pianoconcert in a mineur in première. Felix Mendelssohn dirigeerde, Clara zelf zat achter de toetsen. Muziekrecensent Carl Ferdinand Becker vond daags erna, dat er natuurlijk geen sprake kon zijn van een serieuze recensie over deze compositie, 'omdat men hier met het werk van een dame van doen had.' En de beroemde dirigent en pianist Hans von Bülow meende:
'Reproductief genie kan men toeschrijven aan het schone geslacht, creatief genie echter met zekerheid niet … Een componiste zal nooit bestaan, enkel een abusievelijk gepubliceerde kopiiste …Ik geloof niet aan de feminiene vorm van het woord schepper.'

Clara's echtgenoot Robert Schumann (in hun tijd de minst beroemde van de twee) wilde aanvankelijk een componistenduo met haar vormen: 'eine musikalische Zweisamkeit in Einheit'. In 1841 brachten ze inderdaad een gezamenlijke liederencyclus uit die de critici voor problemen stelde: wìe had wàt geschreven? Robert, meester van de intieme liedvorm, had wel bedenkingen tegen haar virtuoze stijl, die het als wonderkind opgevoede pianotalent verried. Hij vond dat ze soberder moest schrijven, met minder show, en meer op inhoud en structuur moest focussen. (Als ik Die Loreley beluister in Clara's versie kan ik hem geen ongelijk geven. Ik hoor een razendknappe rapsodie waarin pas na enige keren luisteren een patroon valt te herkennen. En, o ja - er staat iemand bij te zingen.) Toch toont Robert naast compassie ook begrip voor de lastige situatie waarin Clara haar stukken moet schrijven:
'Clara heeft een aantal kleinere stukken geschreven, zo breekbaar en rijk aan muzikale inventiviteit als het haar vroeger niet lukte. Maar het hebben van kinderen en een fantast als man gaat niet samen met componeren. Het ontbreekt haar aan aanhoudende oefening. Dat raakt me vaak omdat op deze manier zo menige mooie ingeving verloren gaat die ze niet kan verwezenlijken.'
(Acht kinderen heeft ze gebaard, Clara, acht! En ze moest stil zijn en niet te veel oefenen, want daar had de geniale en overgevoelige echtgenoot last van.)
Zelf zei ze over haar bijzonder geslaagde pianotrio opus 17, te deemoedig naar onze smaak: 'Natuurlijk is en blijft het het werk van een vrouw, waarbij het aan kracht en hier en daar aan inventiviteit ontbreekt.'

Over die sneer van Von Bülow (net als Clara een leerling van haar strenge vader Friedrich Wieck) moet ik even nadenken. Ik heb zelf ook altijd gedacht dat er typisch mannelijke en typisch vrouwelijke talenten bestonden, en dat analytisch denken (schaken!) en het scheppen van structuren (componeren!) eerder tot de mannelijke dan tot de vrouwelijke fort behoorden. Maar als onze tijd van transgenderisme één ding duidelijk heeft gemaakt, is het wel dit: dat het 'mannelijke' en het 'vrouwelijke' vrij lukraak over de seksen is verdeeld.

Vanavond zingen en spelen we tamelijk vrouwelijke composities van Robert en van mijzelf, en een uitgesproken mannelijk werk van Clara. De spreekstalmeester heeft beloofd de tekst 'in zijn historische context' te zullen plaatsen. Als u benieuwd bent of er nog sopranen de zaal zullen verlaten, komt u dan om 20.15 uur luisteren in de bovenzaal van leescafé Belcampo, de OBA in de Hallen, Amsterdam. Entree 10 euro.


(Afbeelding: Franz von Lenbach, pastel van Clara Schumann (1878))


dinsdag 19 november 2019

MAREDOES

Het was koud, zonnig en onbewolkt. Een vleugje winter kruidde de lucht.
'Echt weer om de lege landen van het Hoge Noorden op te zoeken,' zei ik, terwijl ik mijn handen wreef. 'Met die pleinvrees moet het maar eens afgelopen zijn.'
Op de Afsluitdijk haalde ik mijn boeken tevoorschijn. Dapper probeerde ik te genieten van het glinsterende uitzicht, maar toen al die imposante weidsheid van lucht en ruimte en water me te machtig dreigde te worden sloeg ik Bomans open. Ik moest tenslotte een beetje oefenen. Ik las voor. Mijn vriendin lachte. 'Niet te oubollig?' wilde ik weten. 'Nee hoor, erg leuk.'
In Steenwijk waren ze al helemaal in kerstsfeer. Het koor van dertig vrouwen zong meerstemmig, onbegeleid en mooi zuiver. O Holy Night, Rudolph The Red-nosed Reindeer. Als verteller moest ik voor passende intermezzi zorgen, ik had voor de gelegenheid mijn hertjestrui aangetrokken. Ik las eerst een stukje Dickens, druipend van punch, kaars- en ganzenvet, en later mijn Bomans-verhaaltje. Het was muisstil. Pas aan het eind werd er zachtjes gegrinnikt. Een beetje onzeker over mijn keus vroeg ik de dirigente of ik niet beter iets moderners kon lezen, maar ze verzekerde me dat iedereen het prachtig had gevonden. Het taalgebruik van Bomans is misschien te ouderwets voor een directe respons: er is eerst de verwondering om de taal zelf, de betovering door de cadans van de woorden, en pas later de lach om de scènes en de beelden die door de woorden ('Rakker! Schavuit!') worden opgeroepen.
Na de repetitie reden we het stadje in. Volgens Google Maps waren de restaurants 'nu gesloten' maar gelukkig zijn we nog van een generatie die zijn ogen eerder vertrouwt dan zijn telefoon. Er was genoeg keus in het fraaie vestingsstadje in de kop van Overijssel, en alles was open. We kozen voor de Heren van de Rechter, aangetrokken door een schoolbord dat parelhoen als dagschotel aankondigde.
Er kwam een alleraardigst meisje naar ons tafeltje, met een vlijtig notitieblokje in haar hand. Ja, tripel had ze wel. 'Maredoes'. Ik dacht even na en begreep dat ze Maredsous bedoelde. Mogelijk was ze dyslectisch - mijn dochter zei als kind pasghetti met hakgebal.
Achter ons op het verlaten middeleeuwse plein murmelde een fontein dat paars aangelicht was. Het was warm en gezellig in het grand café in het voormalige gerechtsgebouw. Maredoes en parelhoen smaakten uitstekend. Alleen de cranberry-appelstroopsaus die er zo mooi traditioneel uitzag op papier deed in de praktijk denken aan limonade van gesmolten zuurtjes.
In het donker reden we terug. Bomans bleef dicht: van het weidse water was nu niets meer te zien.


vrijdag 15 november 2019

GAMBA'S

Een kleine tien jaar geleden ben ik gestopt met het geven van etentjes. Na een tijd werd ik ook niet meer aan andermans dis uitgenodigd. Men haalde zijn schouders op -  zelf weten! Ik heb in de jaren daarna heus weleens gasten aan tafel gehad, maar een uitzondering daargelaten was dat meer 'mee-eten' dan iets anders - niet de tot diep in de nacht uitlopende vijfgangendiners van vroeger.
Het gebeurde niet van de ene op de andere dag en er waren meerdere redenen voor mijn asociale gedrag, maar de aanleiding was zonder meer mijn abstinentie. Ik kwam net uit de kliniek na jaren van zorgwekkend drankgebruik. Mijn vrienden boden heel lief aan om het ook bij Spa te houden maar dat wilde ik niet hebben. Aan tafel prees men mijn moed en doorzettingsvermogen. Maar halverwege de maaltijd zag ik de drank toeslaan bij mijn tafelgenoten. Het algemene gesprek verwasemde tot een soort continuüm van gebabbel en herhalingen, hier en daar gemarkeerd door harde lachbuien. Zelf bleef ik in de alerte toestand van het eerste voorgerechtje steken. Langzaam dreven mijn vrienden weg, ik zag ze ontspannen wegzakken in een zachte nevel die ze zelf geschapen hadden. En ik zat daar op die harde stoel, als op een rots in een zee. In die spirituele eenzaamheid en spiritualiënloze verveling had ik geen zin meer.
De jaren gingen voorbij. Deze zomer zat ik met mijn oude vriend Gaston in het café. Het was gezellig. Bij het afscheid zei ik spontaan: 'Waarom komen jullie binnenkort niet weer eens bij me eten?'
Dat kon weer wat mij betrof, ik dronk weer gezellig mee, babbelde en herhaalde weer gezellig mee. Het móest ook weer, vond ik, want ik was hard op weg een kluizenaar te worden. Bovendien was alles anders dan toen. Gaston had een ziekte en zware operatie overleefd. Alle beladenheid waarmee ik die vroegere etentjes was gaan associëren: de verplichte uitnodigingen om en om, de overvolle boodschappenlijstjes, de zorgvuldig samengestelde menu's, de torenhoge drankrekening, de middagen achter het fornuis, de katers de volgende dag - dat was voorbij. In deze nieuwe tijd, de 'verlenging', zouden we het allemaal heel relaxt doen. Simpel voer. Kleine porties. Geen gedoe, gewoon met goede vrienden een beetje eten en praten.
Dat voornemen hield stand tot de dag dichtbij kwam. Ik begon er alsnog tegenop te zien, legde de lat in gedachten steeds hoger tot die het vroegere niveau bereikt had. U voelt hem al aankomen: eergisteren droomde ik van een totaal mislukt diner - ik kreeg mijn vette pannen niet schoon en iemand moest thuis een fles witte wijn gaan halen - en sinds gisteren blader ik besluiteloos in kookboeken, kijk naar Jamy Oliver en de Hairy Bikers, noteer steeds nieuwe ingrediënten op een velletje papier.
Om niet machteloos te staan tegenover oude gewoonten heb ik vanmorgen rigoureus het tweede voorgerecht geschrapt. Dat luchtte op, en sinds dat dappere besluit heb ik er weer zin in. Wat nou gamba's? Ik houd helemaal niet van gamba's. Zelfs niet op zijn Baskisch.


dinsdag 12 november 2019

SUBTEKST

Het was gezellig tijdens het etentje dat volgde op de laatste voorstelling. Een tripel had me over mijn vermoeidheid heen getild en ik deed van harte mee aan de kakofonie om me heen. Nadat ik met de oude tenor tegenover me de verdiensten van een aantal zangers van nu had besproken en wat anekdotes had uitgewisseld over de helden van toen raakte ik in gesprek met de jonge tenor naast me. Het register wisselde. Over Heine ging het. Over zijn voorganger Wilhelm Müller. En over de subtekst onder de verzen, die we als interpreten moeten zien aan te boren. Hoe zorg je ervoor dat Schubert nog krachtig spreekt tot onze tijd? Ik hoorde mezelf op zeker moment lebensbejahend zeggen. Zelf was hij bezig, de jonge tenor, met een theatrale vormgeving van Die schöne Müllerin. Ik fronste mijn grijzende wenkbrauwen. Zijn muziek en tekst soms niet genoeg? Maar ach, de jeugd wil altijd meer. Zelf wil ik steeds minder. Minder indrukken, minder drukte in mijn hoofd. De liederen van Schubert hoef ik eigenlijk niet eens meer te zingen of te horen: in mijn hoofd bestaan er ideale versies van, samengesteld uit alle uitvoeringen die ik ooit hoorde, alle subteksten die er ooit bij heb bedacht.
De volgende morgen was datzelfde hoofd waarin op goede dagen zo prachtig wordt gezongen behoorlijk getergd. Het was dan ook een lange dag geweest, met een vroege repetitie in de kerk, een mis, een operettevoorstelling, en die opgewonden nazit. Ik had moeite met slapen gehad: te veel adrenaline, alcohol en nicotine - en ook nog eens volle maan. Ik ging naar buiten om de auto op te halen, die ik om logistieke redenen bij het theater had achtergelaten. De lucht was vuil grijs en er viel een confettiregen van dorre blaadjes. Flink voortstappen maar door de kou, dat hielp. Er schoten beelden en stemmen door me heen, onuitgenodigd, bliksemschichten in het doffe zwart, maar de suizende wind overstemde ze langzamerhand en uiteindelijk gaven ze het op.
Toch brachten zelfs een meditatiesessie en een middagdutje de harmonie nog niet terug. Ik kon me niet concentreren en werd al moe als ik aan lezen, schrijven en formuleren dacht. Het zou een kwestie van tijd worden, vermoedde ik, voor het geplaagde innerlijk geheeld was.
's Avonds had ik weer een repetitie. Buiten was het druk, zo druk als het in mijn hoofd was geweest, overal auto's, schitterend licht, beweging, lawaai. Een laat spitsuur. Sint Maarten, bovendien. Liedjes verwaaiden, de regen sabelde wreed op lampionnetjes neer, ouders probeerden de vlammetjes met hun paraplu's te beschermen.
Net toen ik in de auto stapte kwam er een appje binnen van mijn vriendin.
Succes en doe je das om!
Ja mevrouw Maigret, appte ik terug. Ik dacht aan een vergeeld pocketboekje en een leeslampje. Nog een paar uurtjes maar! Ik gaf gas, stuurde iets naar rechts en scheurde lebensbejahend door hoog opspattende plassen.

vrijdag 8 november 2019

ZINGEN

Om allerlei redenen, sommige tijdelijk, andere meer structureel, voelde ik me niet al te goed. Nerveus en bedrukt. En dan: het regende en het was november, leest u er Bloem maar op na. In zo'n toestand is het altijd prettig als je door de werkelijkheid wordt meegesleurd - als je iets moet. Voor het blok gezet blijk je best te kunnen werken en knap je daar zelfs van op. Werk is houvast, een droog pad dat uit het moeras leidt waarin je dreigde weg te zakken.
Ik moest die middag lesgeven en zat achter de vleugel. Ik hoorde mijn stem, bedachtzaam, quasi alwetend, oreren over de balans tussen spanning en ontspanning, die wezenlijk is voor goed zingen.
Mijn leerling knikte waarderend. Ze begon opnieuw, nu met minder geforceerde toon. Toen gebeurde er iets. Ik hoorde haar vastlopen in een hoge passage, het geluid klonk gesmoord en hees. Ik dacht eerst nog aan de resten van een koutje, maar algauw barstte ze in snikken uit en stroomden de tranen over haar wangen.
Ze had veel voor haar kiezen gehad, vertelde ze, de laatste tijd, en die weggedrukte spanning kwam er nu uit. Ik voelde me een beetje verlegen en probeerde vaderlijk en bemoedigend te kijken. En ik stelde haar gerust: 'Ach, je moest eens weten hoeveel huilende leerlingen ik hier aan de piano heb gehad in al die jaren. Dat is wat zingen met je doet. Het maakt emoties los. Niks om je voor te schamen, het is juist gezond, een uitlaatklep.'
Ze nipte dankbaar van het glaasje water dat ik haar had aangereikt.
'Kun je nog verder?' vroeg ik. 'Jawel hoor,' zei ze, 'ik voel me nu stukken beter.'
En daar ging ze, zonder probleem nam ze de hoge noten.
Toen ze weg was pakte ik mijn favoriete albums, de liederen van Schubert en Schumann. Ik sloeg ze open bij mijn lievelingsliederen en zong wat. Maar er gebeurde niks. Ik ergerde me lichtjes aan mijn matige stemconditie, dat was alles, van een catharsis was geen sprake.
Ik heb het vaak horen zeggen: wat is het toch fijn als je van je hobby je beroep kunt maken. De waarheid is helaas eerder, dat je een hobby verliest zodra die je professie wordt.


dinsdag 5 november 2019

LA PAZ

In de supermarkt in Oker kocht ik na enig wikken en wegen een klein doosje cigarillo's. Vijf stuks. Het lag in een rekje bij de kassa en het wachten daar duurde net lang genoeg om de drieste stap te nemen. Voor in de vakantie, iedere avond eentje. Daarna onverbiddelijk schluss. Mijn vriendin keek bedenkelijk maar gunde me het voordeel van de twijfel.
Teruggekomen in Nederland dook ik meteen in de drukke, spannende voorbereidingen voor De klokken van Corneville. Doorlopen, orkestrepetities. Ik was nerveus. In een tankstation kocht ik een tweede doosje. Het kleinste model. Dat moest de week uitdienen, en na de première zou alles weer gewoon worden, ik beloofde het mezelf en suste daarmee mijn schuldgevoel.
Zondag had ik nog één sprietje over. Ondanks mijn planning (ná de voorstelling, als beloning) sneuvelde dat voortijdig. Het applaus was verklonken, en ik voelde me onvoldaan, hoewel alles heel goed was verlopen. De adrenaline joeg nog door mijn bloed. Ik was niet lekker moe, zoals de vorige avond na de generale, maar tamelijk opgefokt. Ik voelde me ook een beetje eenzaam. Als dirigent sta je te zweten om alles onder controle te houden, maar je staat niet in de schijnwerpers en deelt nauwelijks in de complimenten -  die geef je, aan de zangers en muzikanten. Waar was de tijd van de opgewonden, lacherige verbroedering na een voorstelling? Vroeger was dat altijd zo feestelijk geweest... Ik stond nog op scherp en reed iets te hard door de regen naar huis. Ik had met mijn vriendin in Wildschut afgesproken - ik zou haar weleens een aantal complimenten ontfutselen! Een duiveltje sprong op mijn schouder en dwong me te stoppen bij de Albert Heijn. Een blikje was zo gekocht, en ik was slechts iets later dan mijn vriendin bij het café.
Ze mopperde wat toen ze mijn nieuwe doosje La Paz zag. Ze was ook wel wat teleurgesteld. En ik ook.
Na volgend weekend is het weer afgelopen. Heus! Beloofd! Want echt lekker vind ik het niet en het huis begint alweer te stinken, terwijl het de afgelopen tien maanden zo fris rook, als ik er tenminste aan dacht de kattenbak tijdig te verschonen. Ik beschouw het maar als een terugval, of liever, een iets geprolongeerde uitglijder. Dat 'voorheen' in de titel van dit blog, dat laat ik daarom gewoon staan.