vrijdag 30 oktober 2020

ARAGON


Het Heinrich-Heine-Institut uit Düsseldorf had mijn boekje De Lorelei en andere gedichten besteld. Drukker & uitgever Boris Rousseeuw stuurde me hun mail door en voegde er schertsend aan toe: 'Hoe voelt het om een succesauteur te zijn?'
'Heerlijk,' antwoordde ik. 'Ik ga gebloemde bloesjes dragen.' Met welk Reve-citaat ik bedoelde, dat ik naast mijn schoenen liep van trots. 'Over welke dichter zal ik me de volgende keer eens buigen?' voegde ik eraan toe, in dezelfde toon van scherts. Maar Boris ketste onmiddellijk terug, serieus nu: 'Louis Aragon. Volgens mij is die nog niet in het Nederlands vertaald.'

Met Heine leef ik al mijn hele leven, maar ik wist vrijwel niets van Louis Marie Alfred Antoine Aragon (1897-1982), behalve dat hij een surrealist was en zich later tot het communisme bekeerde. Ik bladerde wat in Wiki en pakte een oud schoolboek uit de kast waarin één gedicht van hem stond. Lastig, te meer daar Aragon geen leestekens gebruikt, maar te doen. Ik speelde enthousiast met de gedachte, verwierp hem even later moedeloos, pakte hem aarzelend weer op om hem van een andere kant te bezien. Waarom niet, dacht ik ten slotte, ik heb maar zo weinig te doen. Laat ik Aragon een kans geven, misschien weet hij me in te pakken en dan heb ik het nieuwe houvast waarnaar ik in deze onzekere tijden verlang.
Ik begon te vertalen, maar hield me daarbij streng voor, dat ik één proeve zou inleveren, en het daarna zou overlaten aan het oordeel van Boris. Tenslotte was die als Belg waarschijnlijk vertrouwder met het Franse idioom dan ik. Na een week stonden de twaalf coupletten van Vingt ans après op papier. Ik stuurde ze naar Boris met de vraag: 'Wat denk je, zal ik ermee doorgaan?'
'Mooi,' reageerde hij. 'Verder doen.'

Zo loop en zit en lig ik nu al twee weken cryptogrammen op te lossen. Want zo voelt het om poëzie te vertalen. Ik probeer te begrijpen wat de dichter wil zeggen met zijn soms vreemde metaforen, lees over de omstandigheden waarin het gedicht ontstond, vertaal eerst letterlijk, strofe voor strofe, verzamel dan geschikte rijmwoorden, en bouw steen voor steen het gedicht weer op in een andere taal, met behoud van ritme, rijm en zoveel mogelijk beelden en woorden uit het origineel. Dan begint het passen en meten, het schaven en polijsten. Te gekunstelde vertalingen moeten afgebikt, gladgestreken en gestuukt worden. Gemakzuchtige oplossingen moeten eruit. Het moet lekker lopen maar mag niet te veel jambisch dreunen, want dat doen het Frans ook niet. Ik word daarbij terzijde gestaan door twee boeken uit mijn vaders bibliotheek, en dat voelt goed. De dikke Franse Van Dale en Le Petit Robert liggen alwetend naast me, reusachtige boeken zijn dat. Aan bestaande vertalingen heb ik niet veel. Die zijn er nauwelijks, en de weinige die ik vind op internet (Engels, soms Spaans of Duits) zijn vaak vrij beroerd. Maar soms helpen ze me om een cryptische zin beter te begrijpen. En al die tijd scandeer ik Alexandrijnen in mijn hoofd. Als de puzzel eindelijk klaar is, voel ik bevrediging. Hoe letterlijker hoe beter. Totdat ik bij herlezing hevig ga twijfelen en terug naar het origineel moet gaan om een andere invalshoek te proberen. Volmaakte vertalingen zijn er niet. Het blijven benaderingen. Maar vertalen is zonder meer de meest indringende manier om poëzie te lezen. 


Geliefde o mijn liefde alleen jij bestaat
Dit trieste uur waarop de herfstzon ondergaat
Waarop ik evenzeer de draad van mijn gedicht
Ben kwijtgeraakt als die van ‘t leven zonder licht

Ik wilde nogmaals zeggen dat ik van je hou

Maar dat doet pijn als het gezegd wordt zonder jou


(Uit 'Vingt ans après')



dinsdag 27 oktober 2020

MEDUSA


Gisteravond was er weer eens fijne televisie. Harry Mulisch, schepper van zichzelf, een portret van de Schrijver samengesteld uit oud beeldmateriaal en interviews met intimi. De laatsten waren vooral leden van de Herenclub, een elitair gezelschap dat elke maandagavond bijeenkwam in Le Garage, het restaurant van televisiekok Joop Braakhekke, verderop bij mij in de straat - ik heb er Mulisch, goed gekleed en broodmager, menigmaal uit de tram zien stappen. Men kwam er samen om te eten en te drinken maar vooral om, onder leiding van voorzitter Mulisch, over Grote Kwesties te praten. Vrouwen waren er niet bij, want 'vrouwen is moeilijk': erotiek gaat een rol spelen, de mannen gaan zich als haantjes gedragen en dat leidt maar af. De grijze koppen die in hun eigen bibliotheek of in de sacrale werkkamer van Mulisch zelf werden ondervraagd door Coen Verbraak herinnerden zich die tijd van mannelijke suprematie met weemoed, dat kon je meteen zien, hoewel het romantische clair-obscur waarmee de documentaire is belicht misschien ook een rol speelde.
Ik smulde ervan, maar had na afloop toch een vreemd onbevredigd gevoel. Ik keek in mijn huis rond, liep mijn werkkamertje, mijn geliefde 'cockpit', binnen. Wat was het armoedig, rommelig! Niets van die serene, stijlvolle rust waarin Mulisch zijn oeuvre wrochtte. Want Mulisch 'wrochtte een oeuvre', daaraan liet hijzelf geen twijfel bestaan. Ik hoorde hem niet voor het eerst zeggen dat het schrijverschap nooit een bijbaantje kan zijn. Een schrijver moest alles opofferen voor zijn werk. Gezin, kinderen, vrouwen kwamen op de tweede plaats. Op de derde misschien zelfs, na de herenvrienden. 'Naar de Efteling? Natuurlijk ben ik daar nooit geweest. En mijn kinderen dus ook niet.' Mulisch, lacherig, tegen Sonja Barend. 
Onder invloed van de sfeer die hing rondom deze soevereine auteur, die in de geest van Goethe en Mann troonde over een intellectueel rijk van eigen makelij, dacht ik met minachting aan de schrijvende BN'ers van onze tijd, die het ernaast doen omdat het zo gekleed staat een roman te publiceren, of aan die modieuze veelschrijvers voor wie een roman het klokhuis is waaromheen een hele vrucht aan journalistieke of publicitaire bezigheden zwelt. Ik dacht aan die jonge onderzoeksjournalist die onlangs meldde geen tijd te hebben voor de beloofde bijdrage aan onze jaarlijkse bundel over Nieuw-West omdat hij met zijn debuutroman bezig was. Hij ook al, dacht ik meteen. Maar (en dat was de reden voor de ontevredenheid waarmee ik door mijn huisje dwaalde) ik dacht ook in diezelfde termen aan mijzelf. De artiest die geen metier kan kiezen, die zingend zwalkte van opera naar pop en terug en ook zo graag schrijver wil zijn, - was ik niet de eeuwige dilettant?
Om mezelf te troosten toverde ik het beeld van Charles Dickens tevoorschijn, die in tegenstelling tot Goethe nog steeds gelezen wordt. Dickens de familieman, organisator, workaholic en amateur-toneelspeler, die ongetwijfeld wél met zijn kinderen naar de Efteling zou zijn gegaan, als er in de negentiende eeuw zulk vermaak was geweest.
Maar echt helpen deed het niet en het is dan ook met enige moedeloosheid dat ik dit stukje tik. Mulisch is een soort Medusa: als je te lang in dat gezicht kijkt krijg je als vanzelf een writer's block. 


Illustratie: De herenclub, Marike Bok (1995)


vrijdag 23 oktober 2020

EXTASE


'Dames en heren, mag ik even uw aandacht?'
Ze was vier, vijf jaar oud. Het gezelschap feestende volwassenen draaide zich glimlachend om naar het meisje. Ze zong een liedje, deed een dansje, genoot van de aandacht. Toen ze aan een volgend lied wilde beginnen zei haar vader, met een mengeling van trots en verlegenheid in zijn blik: 'Nou Lisa, ik denk dat het zo wel weer genoeg is.'
Het was niet genoeg. Lisa Loeb was een geboren podiumdier, dat was toen al duidelijk.
Ze deed conservatorium zang, maakte jarenlang furore met het cabaretduo Matroesjka. Gisteravond speelde ze in Bellevue haar eerste solovoorstelling Extase.

In een ademloze ruk van anderhalf uur overspoelde ze ons met een strak getimede en uitgekiend vormgegeven monoloog over angst en moed. Over de moed van haar voorvaderen en over haar eigen angst. De rode draad van haar verhaal dook telkens dwingend op als ze ons net als toen had vermaakt met een liedje en een dansje. Het was onmiskenbaar de Lisa die ik van kinds af aan kende die daar stond en ze sprak hetzelfde met Amerikaans doorspekte sociolect dat ik thuis van mijn dochters hoor. Alleen heb ik die nooit paradigma horen zeggen, ik moest het googelen. Maar een onderonsje voor millennials was het beslist niet. De liedteksten zijn slim en literair en doen geen knieval voor gemakkelijke toegankelijkheid. Door haar engagement en openhartigheid torent de voorstelling uit boven een avondje vermaak. Lisa Colette Loeb-Paarlberg, zoals ze voluit heet, heeft een goede hand van melodieën maken en zingt prachtig; ik had best nog zo'n introvert liedje willen horen als de ballad die ze liggend op de grond bracht, over depressie en burn-out (of toch over een kater?), maar ik ben dan ook een oude heer die algauw overprikkeld raakt door te veel en te snelle informatie, en van elektropop houd ik ook niet zo. Onder de indruk was ik van de razendknappe manier waarop ze een angstaanval in een lift verbeeldde. De omstanders (of waren het de stemmen in haar hoofd?) praatten op haar in, elk een eigen typetje, elk een eigen stem. We zagen vier, vijf personages die elkaar in moordend tempo afwisselden; als het licht van rood op wit sprong waren we terug bij de echte Lisa die hyperventilerend probeerde kalm te blijven in dat tumult - 'blijf in het nu!'. Extase eindigt met een ode aan Disney in een riante roze prinsessenjurk. Daarmee was ik weer terug in de tijd van het meisje tussen de schuifdeuren in Amsterdam-Zuid, het meisje dat nu een professionele, volwassen theatervrouw is geworden. Een theatervrouw met ballen en stamina, want het is niet niks om zo'n veeleisende voorstelling twee keer achter elkaar te moeten spelen, dankzij (in Lisa's woorden) Tante Corrie.

Op de Breitneriaanse Leidsekade bleven we even staan praten met haar vader. Over de voorstelling natuurlijk, en over een wederzijdse vriend met wie het niet goed gaat. Ik keek naar onze gemaskerde grijze koppen en herinnerde me hoeveel lol we vroeger hadden, in de tijd dat de roze jurkjes van onze dochters veel kleiner waren.
We namen afscheid en wandelden terug. Op het Museumplein volgden we de gedoofde lichtstrook. 
'Vroeger durfde ik hier niet te lopen,' zei ik. 'Pleinvrees. Lisa is niet de enige met een angststoornis. Halverwege kreeg ik gegarandeerd een paniekaanval. Maar over sommige angsten groei je heen.'
Maar mijn vriendin meende dat het plein vroeger onherbergzamer was geweest, toen het nog de kortste snelweg van Nederland werd genoemd. 

Extase toert tot en met april in vele theaters (alles onder voorlopig voorbehoud natuurlijk). Check www.lisaloeb.nl. Gaat dat zien!


dinsdag 20 oktober 2020

HEKSENBOTER

We wandelden door landgoed Wildrijk bij Sint Maartenszee maar er moest me nog iets van het hart voor ik me kon overgeven aan het speuren naar paddenstoelen. De gele slijmzwam was hier gesignaleerd, ook wel heksenboter genoemd - dier, plant noch schimmel, een geheimzinnig amorf organisme dat zich door het bos kan verplaatsen. 
'Ik kreeg donderdag een appje,' begon ik. 'Of ik wilde optreden op een verjaardagsfeestje, klein gezelschap. Daar moet ik even over nadenken, antwoordde ik. Natuurlijk was het fijn om weer eens te zingen en te spelen, maar in deze tijd... Ik sliep er slecht van maar de volgende morgen was ik eruit. Gewoon niet doen. Het was tegen de regels die op het moment ons enige houvast vormen. En het vooruitzicht in de ademstroom van mijn op windkracht negen zingende collega te staan nu we met zingen zo voorzichtig moeten zijn vond ik ook verontrustend. Dus ik antwoordde dat het me niet verstandig leek en dat ik me er niet prettig bij zou voelen. Daarmee was de kous af, dacht ik, en ik was trots op mijn eigen assertiviteit.'
Mijn vriendin raapte een paar eikels op en stopte ze in haar zak. 
'Maar de volgende avond bestookte de opdrachtgever, een man die ik al heel lang ken en aan wie we veel te danken hebben, me met appje, voicemailbericht en sms. Hij wou me er supergraag bij hebben. Ook daarop heb ik beleefd nee gezegd. Maar dat voelde al heel wat minder goed.'
'Je voelde je spelbreker?' vroeg mijn vriendin.
'Ja. Ik schoot tekort, ik verpestte het feestje, ik was niet aardig.'
'Wel leuk dat hij je zo hoog heeft zitten toch?'
'Tja, dat maakt het extra moeilijk natuurlijk. Ik voelde me moreel onder druk gezet. En daardoor zit het me nog steeds dwars. Eerst was ik trots op mezelf, en nu voel ik me schuldig en nerveus, alsof ik aan het spijbelen ben.'
'Vind je achteraf dat je het toch had moeten doen?'
'Nee. Ik begrijp wel dat hij dat verjaardagsfeestje wil vieren, de tijd is somber genoeg. Maar ik vind het ook getuigen van een mentaliteit die me niet zint. We moeten allemaal een hoop inleveren maar voor onze voormalige mecenas geldt dat blijkbaar niet. Die geeft zijn privileges niet zo gauw op. Wat daar in die villa gebeurt gaat niemand wat aan. Het zal best waar zijn dat het een klein gezelschap is en misschien til ik er te zwaar aan, maar ik zou denken: we slaan maar een jaartje over. Ik heb hem voorgesteld het volgend jaar dubbel en dwars over te doen als zijn vrouw eenenvijftig wordt.'
'Dan heb je toch je goede wil laten blijken,' vond mijn vriendin.
'Jawel. Ik vind die man ook sympathiek. Ik zou hem graag een plezier willen doen.'
We liepen even zwijgend verder. Als er al gele slijmzwammen door het bos bewogen dan moeten ze stilletjes achter ons aan geslopen hebben.
'Dus je bent niet boos?'
'Boos, ik?'
'Ik was wel een beetje bang voor je reactie. "Moet je doen man! Je moet muziek maken, onder de mensen zijn!" Ik hoorde je het in gedachten zeggen.'
'Dat kwam wel even in me op,' gaf mijn vriendin toe. 'Maar gezien de omstandigheden vind ik dat je groot gelijk hebt.'
'Dat vind ikzelf ook. Maar die pleaser in mij, die is moeilijk uit te roeien. Was ik maar wat meer zoals mijn vriend Karl. Je kunt pleiten wat je wilt, maar als die ergens geen zin in heeft zegt hij gewoon "nee", tout court. En het gekke is dat ik daar dan om moet lachen. Terwijl ik met mijn omslachtige excuses de mensen alleen maar een handvat aanreik om verder in discussie te gaan. En daardoor mijn uiteindelijke weigering alleen maar onaardiger maak.'
Er schemerde rood tussen de natte struiken. Een klein dozijn vliegenzwammen, aangevreten, soms waterig verkleurd tot een bleek oranje en uit hun krachten gegroeid. Verderop in het laantje zagen we er nog meer. We bleven er een tijdje naar staan kijken.
'Zou Anna weten wat eikelmannetjes zijn?' vroeg mijn vriendin.
We praatten verder over Paulus de Boskabouter. Heksenboter zagen we niet die middag.


vrijdag 16 oktober 2020

ONTSTOPPEN

De Opper Ontstopper kwam, al even na achten 's ochtends, een vrolijke blozende jongen met stekeltjeshaar. Hij zou, met een cameraonderzoek waarop we al een maand wachtten, voor eens en voor altijd een einde maken aan de voortdurende problemen met de afvoer. Al sinds het begin van de zomer moeten we, om een waterballet te voorkomen, de slang van de wasmachine in de gootsteen hangen - en dan maar hopen dat die niet overstroomt. Je went aan alles, dus ook hieraan, maar het zou toch wel fijn zijn om eens op de gewone manier een wasje te kunnen draaien.
Drie ontstoppers van mindere rang waren hem voorgegaan. Ze haalden de veer door de leidingen, lieten die een tijdje heen en weer schuren, en verklaarden zelfverzekerd, dat het zo goed moest zijn. Niet dus. De eerste had de reiniging beperkt tot het stuk pijp direct na de wasmachine, de tweede had het gedeelte onder de gootsteen erbij gepakt, en de derde was zelfs verder gegaan, helemaal tot aan de douche. Gediplomeerd cameraman nummer vier begon bij het begin, onder de verwarmingsketel.
'Hé,' zei ik, 'je collega's zijn niet op dat idee gekomen.'
'Het is meer werk, maar ik doe de dingen graag een beetje grondig,' zei de chef opgeruimd. Hij joeg zijn veer diep het buiswerk in. Op het schermpje dat aan zijn apparaat bevestigd was, was een groezelig expressionistisch schilderij te zien, vergelijkbaar met de eerste echo van een ongeboren baby. Hier en daar waren er witte plekken.
'Er zit heel veel vet in,' oordeelde de loodgieter.
'Maar hoe kan het,' vroeg ik me hardop af, 'dat je voorgangers dat hebben gemist? Die hebben toch een hele tijd staan ragen.'
'Daar heb ik dat cameraatje voor,' zei hij. 'Ik kan precies zien waar ik moet zijn.'
Het zou een hoop tijd en moeite besparen, dacht ik, als alle monteurs van de Amsterdamse Ontstoppings Centrale zo'n gadget hadden. Maar misschien waren deze herhaalde bezoekjes wel een structurele manier om geld te maken, de woningbouwvereniging betaalt immers. Ging het soms altijd zo, in oplopende sessies, beginnend met een humeurige, onwetende onderknuppel en eindigend in een triomferende schoonmaakbeurt door de Meester, die op camera wordt vastgelegd? Geen wonder dat stekeltjeshaar zo'n goed humeur had.
Hij dweilde ook nog eens fluitend de keukenvloer schoon toen hij klaar was, als het keurmerk van een geslaagde klus.


dinsdag 13 oktober 2020

MINDER



Vandaag precies vijfennegentig jaar geleden werd mijn vader geboren. Ik moet dezer dagen vaak aan hem denken. Hoe zou hij deze tijd hebben ervaren? Kan ik postuum nog iets van hem leren?
Ik heb me al meerdere malen vruchteloos voorgenomen, sinds het vallen van de herfst, om de wereld maar de wereld te laten en me terug te trekken in mijn eigen cocon. Niet uit desinteresse of uit gebrek aan begaanheid met mijn medemens, maar simpel omdat de toestand aan me begint te vreten. Ik word angstig en nerveus van alle onzekerheid, misselijk van het gelul op de media en somber van het voortdurende hameren op ziekte, dood en verderf. En aangezien ik niet in de positie ben om iets nuttigs bij te dragen aan het debat of om het zwabberende beleid met een verrassend inzicht en een goedgemikte opmerking bij te sturen is het verstandig, voor mijn eigen geestelijke gezondheid, om dan maar de gordijnen dicht te trekken en me te concentreren op de onvergankelijke wereld van mijn dromen, mijn interesses en mijn fantasieën. Maar dat is nog knap lastig, want ik ben geen zestien meer.

Mijn vader woonde niet op driehoog in de grote stad maar in een ruime bungalow die verscholen lag in de uitlopers van een bos. Daar bracht hij zijn dagen door met zijn vleugel, zijn boeken, zijn schaakspel, zijn glas wijn en zijn mijmeringen. Aan tv had hij een hekel. Het apparaat was verbannen naar een zijkamer, waar zijn vrouw haar favoriete programma's bekeek terwijl hij een boek uitzocht en zich voorbereidde op een vroeg bed. Het wereldgebeuren drong wel tot hem door, vanuit de kolommen van het Eindhovens Dagblad, maar meer dan een dreigend gerommel aan de horizon was dat niet. Hij had een computer ('kompjóééter') en was ingevoerd in de geheimen van het internet, maar dat gebruikte hij uitsluitend om YouTube-filmpjes van geliefde zangers en pianisten af te spelen en om veelbelovende boeken te bestellen waarover hij in de kunstrubriek van de krant had gelezen. Hij kwam niet veel meer buiten, hoewel hij vroeger een fanatiek wandelaar was geweest. Een zondags loopje naar een plaatselijk café nu en dan, soms een autoritje naar het dorp van zijn jeugd, en dat was het. Het leven van een oude man. Hij zei nooit: 'Het zal mijn tijd wel uit duren,' maar je zag het hem denken.

Nee, mijn vader zou met een lockdown geen moeite hebben gehad. Er zou niets wezenlijks veranderd zijn in zijn leven. Café De Cuijt dicht? Och, dat kon er ook nog wel bij. Ouder worden was geen pretje. 'Alles wordt alleen maar minder', citeerde hij graag zijn favoriete komiek Ton van Duinhoven, met een bitterzoet lachje.
Ik vraag hem in gedachten wat hij vindt van de dreigende nieuwe restricties. Ik had me voorgenomen allerlei leuke dingen te gaan doen buitenshuis als remedie tegen de somberheid. Stedenreisjes, musea, concerten, etentjes. 
Hij schudt zijn hoofd een beetje weemoedig. Ik vraag me af of hij me wel begrepen heeft.
'Tja,' zegt hij dan. 'Het is me wat.' En, oplevend: 'Zeg, die cd van Jonas Kaufmann die ik van je gekregen heb, nou, die is geweldig hoor. Geen Mario del Monaco natuurlijk, daar kan niemand aan tippen, maar tjongejonge - een stém, wat een stém!'


(Afbeelding: Branch Hill Pond, Hampstead, door John Constable)


vrijdag 9 oktober 2020

LOTR

Je kunt het ook omdraaien. Soms biedt deze tijd ongekende kansen. In de eerste voorjaarsmaanden heb ik de mooiste stadswandelingen van mijn leven gemaakt. Ik had de straten en pleinen praktisch voor mezelf. En gisteren had ik de luxe om met zo'n twintig andere waaghalzen de grote zaal van de waarschijnlijk mooiste bioscoop van Nederland, Tuschinsky, te delen. Spettertjes mens die de rode harmonie van het sierlijke en sfeervolle theater nauwelijks konden bederven. Ik was er met mijn dochter om de vertoning van The Lord of the Rings in de ongeknipte versie te zien. Vijfenveertig kilometer verderop deed mijn broer hetzelfde. Hij stuurde een foto. Zijn zaal was lang niet zo mooi, maar in zijn stoel kon je desgewenst slapen. Ik rekende op een fikse houten kont na vier uur kijkgenot.

Geen bier, had ik bedacht. Want ik wilde niet het naar de wc gaan steeds maar uitstellen om allerlei gemaskerd gewurm langs Andere Mensen te vermijden. In de praktijk bleek dat een onnodige voorzorg want onze rij was verder leeg. Mijn dochter snoepte van een medium pak popcorn. Ik stelde me tevreden met een reep chocola.
Natuurlijk kenden we de film goed. Zo goed als het boek, in mijn geval. Maar ik verheugde me erop om de talloze scènes die in de eerste versie waren gesneuveld (om het publiek niet onnodig op de proef te stellen) nu in het echt te zien - toch iets anders dan op dvd thuis. En, dat moet gezegd,  die vielen niet tegen. Wat moeten al die figuranten gebaald hebben, dacht ik meelevend, toen destijds bleek dat hun Grote Momenten, de feest- en kroegscènes in de Gouw of in Breeg, de eindmontage niet gehaald hadden. Goeie, doorleefde koppen zijn daarbij. En wat wordt er ouderwets veel pijp gerookt! Een Nieuw-Zeelandse pijpenmaker moet daar goed geld aan hebben verdiend. Want - ervanuit gaande dat de tabaksrook niet digitaal is gesimuleerd - ze deden het allemaal prima, die fantasiemodellen. Voor iedere roker een ander, van geblakerde neuswarmertjes, krom of recht, tot lange houten Gouwenaren. Zelfs die brave Frodo wordt in deze extended version betrapt op het smoren van een pijpje. Ook de overvloedige landschappen en sfeervolle decors zijn een lust voor het oog. We mochten ons langer laven aan Hobbitstee, Breeg, elvenstad Rivendel, de dwergenmijnen van Moria en het betoverde woud van Lothlorien dan in de oorspronkelijke bioscoopversie. Dat was fijn.

Over de film zelf bleef mijn oordeel ongewijzigd. De Orcs zijn het probleem. Wij liefhebbers mogen blij zijn dat iemand het überhaupt aandurfde (en de ambitie en de ondernemingszin had) om zo'n onverfilmbaar geacht epos te realiseren, maar het zou fijn zijn geweest als Peter Jackson iets meer goede smaak had gehad. Hij heeft een serieuze acteursfilm willen maken maar kon geen weerstand bieden aan zijn voorliefde voor splatter movies. Zo wordt er op topniveau geacteerd door met name het Britse trio sirs: Ian Holm, Ian McKellen en Christopher Lee, en ook een aantal van de jongere collega's leveren goede prestaties. Maar hun psychologische uitdieping contrasteert opvallend met de pulp fiction en de visuele herrie van de vele, zwaar op computeranimatie leunende spektakelscènes. Dat wringt, en dat maakt de film als geheel onevenwichtig. En ook ongeloofwaardig: we zien die menselijke helden, met al hun zwakheden, het opnemen tegen onverslaanbare CGI vechtmachines, en, geloof het of niet, die tengere Viggo Mortensen (Aragorn, zoon van Arathorn) kan wel dertig van die afgrijselijke Uruk-Hai tegelijk aan! In een stripverhaal dondert dat niet, maar in een serieus heldenepos (wat de Lord of the Rings wel degelijk is) komt het storend over; het belemmert identificatie met de personages en zit de ontroering over hun lot in de weg. Als het gecompliceerde karakter Boromir uiteindelijk sterft (een worstelend en over-ambitieus, maar in wezen integer persoon) nadat hij door vele pijlen is doorboord, zou dat aangrijpend kunnen zijn. Want we mochten hem ondanks alles. Maar ik kijk naar die horror-aap die de bovenmaatse pijlen heeft afgeschoten en word afgeleid door zijn lachwekkend enge, blauwgeverfde kop.
Het gebrek aan smaak van Jackson werkt ook de andere kant op negatief: de elven laten hun paleizen blijkbaar decoreren door een weinig getalenteerd navolger van Carel Willink die de klassieke oudheid verkeerd heeft begrepen. Tuincentrum-sculptuur in plaats van hoog-renaissance. En, belangrijker: vriendschap en loyaliteit (een belangrijk thema bij Tolkien) ontaarden als vanzelf in dweepzucht. De kameraadschappelijke liefde tussen Frodo en Sam, de eigenlijke helden van het verhaal, druipt van het sentiment. Het huilerige slot van deel III is niet om aan te zien, maar dat is voorlopig nog niet aan de beurt in Tuschinsky.

En toch, en toch: de gevreesde vier uur vlogen voorbij, ook zonder bier. Ik liep door de spookachtig stille stad naar huis met het gegil van de ringgeesten nog vers in mijn oren. En thuisgekomen bedacht ik dat al die passages die uit de boeken zijn weggelaten óók best verfilmd hadden mogen worden. Ik had de capriolen van Tom Bombadil gemist, het Oude Woud, de paddenstoelenmaaltijd bij boer Van der Made, en nog zo wat. Waarom niet zes uur, als je toch al zo'n end op weg bent? 
Een goede film dus. Magistraal zelfs, als dat betekent dat je met kloeke meesterhand een groot werk schept zonder al te veel op subtiele nuances te letten.


dinsdag 6 oktober 2020

SCHIEDAM

Ik had geleerd van een eerdere ervaring in het Westfries Museum en dit keer wel netjes de tickets uitgeprint. Maar het ging er ontspannen aan toe in de monumentale hal van het Stedelijk Museum Schiedam. Er werd koffie en thee gedronken, je kon het zelf pakken, inclusief 'wat lekkers', en na afloop bepalen wat je het waard vond. Dat tijdsvak - ach, niemand stond hier te klokken. Dit was dan ook, in hun eigen woorden: het museum waar gelachen mag worden.
Ik ben normaal niet zo'n voorstander van 'leuk', zeker niet in museale sfeer, maar dit sympathieke museum, gevestigd in het voormalige Sint Jacobs Gasthuis, geeft er een subtiele invulling aan. Eigenlijk is het ook niet zozeer 'leuk' als wel 'los' dat hier de sfeer kenmerkt. Geen wandelroutes en plastic stroken, maar bordjes in vette letters met een asterisk na elke zin (blijkbaar hun huisstijl) die ons de weg wijzen. 'Toch naar beneden? Heb je al in de spiegel gekeken?' En inderdaad, in verkeersspiegels kun je zien of er een tegenligger aankomt. Normaal zou ik afgehaakt hebben bij het bordje: 'En wat vond je er tot nu toe van?', maar op dat moment had het museum me al ingepakt, en ik passeerde het met een toegeeflijke grijns.
We kwamen er voor een zaalvullend werk van de 'kinetische' kunstenaar Zoro Feigl (Amsterdam, 1983) getiteld Zwermen. In een ronddraaiende, aan het plafond bevestigde vliegende schotel liggen honderden metalen balletjes. Door het bewegen van de schijf rollen die alle kanten op, onvoorspelbaar, en vormen daarbij altijd variërende patronen die inderdaad verrassend veel op zwermen spreeuwen lijken. Het ruisen van de installatie vervult het hele gebouw - op de trap onderweg ernaartoe meende ik dat er een stevige regenbui op het dak ratelde. Je mag er gerust onder gaan liggen en dat is dan ook precies wat ik deed. De suizende zwerm in het lichte wit boven mijn hoofd had een prettig hypnotiserend effect.
Daarna een zaal vol kleurig en vitalistisch werk van CoBrA, en ik was eigenlijk al tevreden. De grote, knappe maar tamelijk lege doeken van het hyperrealisme die volgden bezag ik onaangedaan. 
En toen was er toch nog een verrassing. Een paar kleine doekjes van Beth Namenwirth (1969). Trump die naar de Guernica van Picasso staat te kijken, de dikke brede brug naar ons toegekeerd, met aan weerszijden twee gehelmde bewakers met machinegeweer. Geschilderd als een impressionistisch miniatuurtje. En vooral Nudes with Smartphones, de titel spreekt voor zich. Ik las eerst 'Nymphs' en dat was eigenlijk nog mooier geweest.  
Na precies anderhalf uur, de duur van de tijdssleuf, begon mijn mondmasker me te benauwen en verlangde ik naar frisse buitenlucht. Het jenevermuseum sloegen we maar over. We dwaalden door de lekker rommelige historische binnenstad en streken neer in een eetcafé dat met de naam Záálig ook al een gooi naar 'leuk' deed. 


Stedelijk Museum Schiedam is voorlopig gesloten wegens renovatie.


vrijdag 2 oktober 2020

HARD

Ik wandelde door de regen en probeerde te verklaren waarom ik me sinds de nieuwe maatregelen zoveel beter voelde. Wel bezorgd, maar dat ben ik bijna altijd. Er was een gevoel van opluchting geweest. Iets van "ik haak af, ze zoeken het allemaal maar uit". Ik zou toeschouwer worden de komende winter en me uit het debat terugtrekken, in woord en gedachten. Ik liep naar de Albert Heijn. Dit bevrijdende voornemen wilde ik vieren met paddenstoelen en een mooie fles rood.
Een jongen met een blond baardje versperde me de weg. 'Mag ik een foto van u maken?' vroeg hij.
'Waarom?' vroeg ik verbaasd.
'Ik maak foto's van mensen. En u ziet er zo hard uit, met die stijl en zo.' 

Even was ik totaal in de war, tot ik begreep dat 'hard' de nieuwste versie van mieters, tof of cool moest zijn. Hard is het nieuwe vet. Ik knikte mijn goedkeuring.
De jongen tilde een reusachtige polaroidcamera omhoog, drukte af, stak het plaatje in zijn zak, groette en liep verder. Ik zou later op de dag wel op de een of andere Insta account voorbijkomen. Wat had die jongen in mij gezien? Ik keek in de spiegelende ramen van de super.
Een gedeukte hoed met ijzerbeslag die slap was van vele regens. De wollen shawl van mijn schoonvader die eruitzag als een Burberry die jaren had liggen rijpen in de vochtige kelders van een vervallen herenhuis, slordig om mijn keel gewikkeld. Een grijs vakantiejack met vele overvolle zakken, waarvan de rits niet meer sloot. Een mosgroen V-hals truitje van een duur merk. Voeg daarbij een flinke witte baard, een modderige spijkerbroek en dito stappers van Ecco. Als wandelstok gebruikte ik een bovenmaatse plu met oranje en groene blokjes. 
Als 'hard' betekende dat ik maling had aan mode of goede smaak dan had de jongen helemaal gelijk.
Nu nog zien diezelfde onverschilligheid vol te houden jegens de komende winter.