maandag 15 november 2010

LECTORI SALUTEM!

Beste lezers, Rookzanger is 'op cursus', 'in retraite', 'op vakantie', of hoe alle eufemismen ook luiden, en de trommel voorgeprogrammeerde stukjes is nu leeg. Ik heb geen idee wie dit allemaal leest, dit blog, behalve familie, vrienden en collega's (die zeven hits uit Rusland beschouw ik maar als missers of toevalstreffers), maar voor jullie allemaal: de komende weken zwijg ik. Ik hoop begin december weer verder te schrijven. Overigens, om een eind te maken aan allerlei speculaties over mijn huidige gemoedstoestand: de stukjes onder het hoofdje 'Bankjeszomer' zijn niet actueel, het zijn fragmenten uit een roman in wording, spelend in en om de Jellinekkliniek te Amsterdam. Een hartelijke groet, Jan-Paul van Spaendonck

zaterdag 13 november 2010

HET TEKEN VAN DE VIS

[dinsdag 13 maart 2007] 
 Ik ben geboren in het Teken van de Vis. Een omineus teken. Vochtig, slijmerig. Dit voorop: ik geloof niet in astrologie. Hoewel ik net als mijn vader een romanticus ben, of was, pur sang, heeft het verband tussen iemands geboortedag onder de stand van de sterren en zijn zogenaamde karakter me altijd bizar geleken. Volgens de Chinezen ben ik, als geboortige uit het jaar 1956 een Aap. En ja, ik heb me vaak een aap gevoeld. Als een aap tenminste symbool staat, zoals het moderne spraakgebruik het wil, voor een idioot. Dat bén ik niet. Maar zo heb ik me wel vaak gedragen. 
Maar... maar... ondanks mijn scepsis: liever een Vis dan een Aap Apen vind ik vooral vieze beesten. Sinds ik in Artis een chimpansee (de gedoodverfde neef van de mens, toch?) zijn eigen kak zag uitpeuteren, bestuderen en opeten, met veel smaak, als een gourmet, een dierlijke Johannes van Dam, om zo te zeggen, heb ik een beetje de pest aan die beesten gekregen. Het Teken van de Vis. Een waterteken. Het waterteken bij uitstek. Ooit heeft het me zo geïnspireerd dat ik op aandringen van Roos het symbool op mijn linkerarm heb laten tatoeëren. Twee vissen, naar Japans model, die elkaar in de staart bijten. Want de mensen die onder dit teken zijn geboren weten niet wat ze willen, en hebben twee, elkaar tegenstrevende kanten. Een vis blijf ik altijd, ondanks mijn weerzin tegen astrologie, droog of nat. Als ik er op mijn verjaardag aan denk is dat niet zonder symboliek. Sterker. Het is dwingend. Ik heb ooit een liedje zo genoemd en op cd gezet. En liedjes kunnen door je hoofd spoken. Door het mijne wroet vandaag als een oorwurm: 

Geboren in een waterteken hou je het niet droog 
Al streef je ook naar Zen en zuiverheid 
Het leven leek niet op je eerste voorstelling: het loog 
Met hoongelach ontglipte je de tijd 
Dus dan maar weer een glas inschenken, 
Hoewel het onverstandig is 
Want de roes die doet me denken 
Aan warme natte duisternis 
En dat is wat ik toch het meeste mis 
Geboren in het teken van de Vis 

(Uit: Dorst, een leven met en zonder drank)

woensdag 10 november 2010

TREURIGHEID

Wat gisteren nog gloeide, 
is nu de dood gewijd, 
bloesems na bloesems vallen 
van de Boom der Treurigheid. 

Ik zie ze langzaam zinken 
als sneeuw op koude grond, 
geen stappen meer weerklinken, 
het lange zwijgen komt. 

De nacht verloor haar sterren, 
het hart is leeg en koud, 
grijs en stil de verten, 
de wereld arm en oud. 

Wie kan zijn hart behoeden 
in deze boze tijd? 
Bloesems na bloesems vallen 
van de Boom der Treurigheid. 

(Traurigkeit, Hermann Hesse, november 1944) 

Wie een betere oplossing weet voor het (overigens wel vrij Hesse-achtige) kreupelrijm: grond/komt, krijgt van mij een cd naar keuze met eigen werk. Voor de puzzelaars, - het origineel luidt: 

Die mir noch gestern glühten, 
Sind heut dem Tod geweiht, 
Blüten fallen um Blüten 
Vom Baum der Traurigkeit. 

Ich seh sie fallen, fallen 
Wie Schnee auf meinem Pfad, 
Die Schritte nicht mehr hallen, 
Das lange Schweigen naht. 

Der Himmel hat nicht Sterne, 
Das Herz nicht Liebe mehr. 
Es schweigt die graue Ferne, 
Die Welt ward alt und leer. 

Wer kann sein Herz behüten 
In dieser bösen Zeit? 
Es fallen Blüten um Blüten 
Vom Baum der Traurigkeit.

zaterdag 6 november 2010

GSM

Op het verder verlaten terras van Grand Café W. zat tegenover me een man in zichzelf te praten.
Althans, zo leek het.
Een kleine, artistiek ogende man, met warrig zwart haar met een flinke scheut grijs erdoorheen. Grijze sweater, vale spijkerbroek. Hippe sportschoenen. Expressieve bruine ogen, beweeglijke, zuidelijke handen. Vast een collega, die ook de weg kwijtgeraakt was, scheen me toe. Vóór hem op het tafeltje stonden twee glazen Calvados, waarvan de ene nog niet leeg. Twee wél lege koppen koffie, een vol glas water.
Was dit iemand die zich het romantische 'dubbelgangersmotief', middels een magisch alcoholisme, tot werkelijkheid had gemaakt? Had hij een rendez-vous met een verzonnen vriend? Ik begon het bijna te geloven, tot ik besefte dat tegenwoordig veel mensen zo’n mobieltje hebben, dat in één van hun oren is ingeplugd, zodat het net lijkt of ze in zichzelf praten. Hands free.

Het gesprek met zichzelf of met een verzonnen ander eindigde, dat kon ik duidelijk horen ondanks de voorbij razende trams, in felle verwijten en grove beledigingen. De deal met de galeriehouder of concertorganisator was slecht verlopen. Ze hadden hem belazerd.
Hij sloeg zijn bodempje Calvados naar binnen en stond driftig op. ‘Fuck the fucking bastard’, riep hij gefrustreerd, in het niets, met woeste blik.
Ik zag nu zijn andere, eerst van mij afgewende oor. Geen oordopje. Dus toch een schizofreen?
Zo leek het wel. Ik prees mijn mensenkennis.
Maar toen pakte hij, imiddels gekalmeerd, zijn gsm uit zijn colbertje, tikte een nummer in, en begon in vloeiend Frans een vloeiend gesprek. Elegant, vleiend, suave, welbespraakt, en met een toon die het volledig tegenovergestelde was van het agressieve fortissimo waarmee hij zojuist nog had gesproken.

Het onderwerp was zonder twijfel hetzelfde. Maar de eraan verbonden ergernis had hij vóór het gesprek van zich af gemompeld en geschreeuwd.

donderdag 4 november 2010

LENTEZON

Dronken van voorjaarslicht 
tuimelt een gele vlinder. 
Grijsaard aan ‘t vensterzicht 
sluimert, hij ziet steeds minder. 

Zingend door heg en steg 
ging hij ooit, opgetogen. 
Stof van menige weg 
is in zijn haar gevlogen. 

Wel zijn bloeiende boom 
en de vlinder, die gouden, 
als een dierbare droom 
onveranderd behouden. 

Maar traag is nu vlindervlucht, 
geuren zijn dunner en lichter. 
Koeler het licht en de lucht 
zwaarder te ademen en dichter. 

Lente zoemt als een bij, 
liedjes, zo lief, zo geurig. 
Hemel is blauw en vrij, 
vlinder ontvouwt zich kleurig. 

 (Märzsonne, Hermann Hesse, maart 1948)