woensdag 21 december 2022

IJzel, zang en warme wijn



De dichter kijkt vanuit zijn hemelse stamkroeg (of vanuit zijn wolkenschip) welgezind op ons neer. Dat moet haast wel. Op de openingsdag van het Lennaert Nijgh Festival in 2013 was Haarlem veranderd in een wintersprookje. Een sneeuwstorm joeg over de stad. Afgelopen zondag herdachten we zijn twintigste sterfdag met een intiem concert en ook nu waren de omstandigheden zeldzaam winters, zoals hij, ras-romanticus, het graag had. Schaatsers zwierden over de slootjes, rijp kleurde de polder wit. De ramen van het kleine kerkje gloeiden donkergeel in de bevroren namiddag. 
Ondanks de voorspelde ijzel, code zeker zo geel als de kerkvensters, was de Noordeinder Vermaning welgevuld. Er was zelfs een nicht of achternicht van Nijgh die via via van ons initiatief had gehoord. Erg warm was het er ondanks onverantwoord stoken niet. Vrienden, familie, bekenden en onbekenden hielden hun jassen aan en nipten dankbaar van de glühwein die mijn vriendin bereid had, met steranijs, kruidnagel, kaneel, een beetje kardemom, sinaasappels en honing. 
De fragmenten uit Lennaerts brieven die ik had uitgekozen om voor te lezen vielen in de smaak. De liedjes ook. De sfeer was uitstekend. Warm. We waren op dreef, Jenny, Maria, Martijn en ik. 
Thuis heb ik de boeken met teksten weer in de kast gezet, de brieven terug in de ordner gedaan, de cd's opgeborgen. Dit is alweer voorbij. En wat geweest is, is geweest.
Maar we doen het graag nog eens.

Voorheen Rookzanger wenst u allen goede en fijne feestdagen toe en hoopt u op deze plaats weer te zien eer het nieuwe jaar ver gevorderd is. Moge de bloemenwei leeg en groen zijn!



vrijdag 16 december 2022

ZWANENZANG


Ik wilde niet kijken maar deed het natuurlijk toch. Nieuwsgierigheid won het van huiver. Zoals je niet kunt wegkijken bij een verkeersongeluk ook al zou je dat graag willen, zo kon ik mijn hand niet beletten om te zappen naar Omroep Max, waar Rob de Nijs afscheid nam van zijn fans.
Kort en goed: het was droevig maar mooi.
Stem heeft Rob niet veel meer. De avond tevoren had ik bij toeval nog een aflevering van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? gezien, op YouTube. De Nijs sprong rond, struikelde over zijn woorden van vitaliteit, en als hij ging zingen was daar meteen de magie van dat zoete en toch mannelijke geluid. Nu kon zelfs de meest geavanceerde geluidsversterking de krachtige lyrische bariton van toen niet terugtoveren. Wat tegen het einde restte van een van de mooiste stemmen van de Nederlandse muziek was het zwakke, rasperige geluid van een oude man. Toonvast, dat nog wel. En qua inleving en tekstvoordracht was hij nog steeds een meester. Het leek zelfs of de fysieke onmacht die Parkinson bij hem heeft veroorzaakt hem dwong tot een uiterste economie. Net genoeg zingen om de suggestie te wekken, geen noot meer. In de overbekende en door het publiek meegebrulde refreinen van Malle Babbe gooide hij er af en toe een "lekkere kont" tussendoor. De rest liet hij aan achtergrondzangers en volkskoor. 
Maar, zelfs al was hij niet ziek: mag een mens van bijna tachtig misschien zijn stem kwijt zijn? We vinden het maar heel gewoon tegenwoordig dat we eeuwig jong blijven, hardlopen op een leeftijd waarop men vroeger de hele dag in de leunstoel bleef zitten en rondspringen op podia als onze alter ego's van zestig jaar geleden. Niet iedereen is Paul McCartney of Mick Jagger. Of Boudewijn de Groot. Rob heeft een zeer respectabele leeftijd en zijn afscheid is bepaald niet ontijdig. Hij is ziek, hij is oud, hij is op. Het is een godswonder dat hij daar nog zat, in het Ziggo Dome, en zich, rasperig of niet, door een heel concert heen zong. 

Nu is de vraag die misschien in u opkomt, als u niet gekeken hebt: was het gênant, was het pijnlijk? Want zo klinkt het wel. Antwoord, na het dubbend verwerken van gemengde gevoelens: Neen. Het was droevig, maar niet pijnlijk. Over het waarom van dat antwoord moest ik wederom weer even broeden. Ik geloof dat ik eruit ben.
Vroeger vond ik De Nijs ijdel. Zijn strakke leren broeken, zijn kokette gilletjes en sprongetjes tussen het zingen door, het befaamde spleetje tussen zijn tanden - alles riekte naar een man die veel tijd voor de spiegel doorbracht en vooral uit was op de bevrediging van de eigen behoeften. Maar de man is gelouterd door wat hij heeft doorgemaakt en ik heb stellig de indruk (u mag me sentimenteel vinden als u dat wilt) dat hij dat laatste moeizame optreden vooral deed voor zijn fans. Rob heeft een heel eigen achterban. Die bestaat vooral uit 'de gewone man', of liever gezegd, de gewone vrouw. Rob bedient een vooral vrouwelijk mainstream publiek dat Hazes te plat vindt maar Boudewijn te high brow. Bijna al die vrouwen zijn in hun jeugd verliefd geweest op leren broek en spleetje. En op die verleidelijke stem natuurlijk, die ook mij, norse fijnproever, altijd heeft gecharmeerd en ontroerd.
Heel Ziggo Dome hield van die man in zijn rolstoel, en hij gaf de zaal dankbaar en grootmoedig wat zij wilde: nog één keer meezingen met de geliefde liedjes. Als hij het niet meer kon deden de fans het wel. Zanger en zaal waren één. Ik vond dat ontroerend.


dinsdag 13 december 2022

ZONDE


Kun je menselijke emoties uitdrukken in verf of denken we dat maar? De maniëristen lieten geen twijfel bestaan aan de innerlijke stormen waaraan hun subjecten ten prooi waren. Die waren duidelijk te zien aan de bij die emoties horende grimassen en verwrongen lichaamshoudingen. Wil je het subtieler, dan werk je met symbolen. Een oude man en een zandloper en we weten genoeg. Doorgaans zijn wij kijkers het die interpreteren wat er omgaat in de afgebeelde figuren. De schilder reikt ons sleutels aan, bekende of minder bekende, om dat in olieverf en canvas gesuggereerde gemoed te ontsluiten.

Zaterdag waren we met de familie in het Van Gogh Museum. Nog ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van mijn schilderende broer. Broer is een groot liefhebber van Van Gogh en mijn zuster wilde graag haar held Klimt zien, aan wie een expositie is gewijd dezer dagen. Ik kuierde geboeid door de volle zalen. Net toen mijn aandacht voor al dat moois dreigde te verslappen bleef ik verrast, bijna geschrokken staan. Daar hing zomaar een oude favoriet: Die Sünde van de romantisch-decadente schilder en beeldhouwer Franz von Stuck. 

Drukken die ogen écht lust en schaamte uit, of is dat onze interpretatie, die ontstaat doordat de schilder het gezicht van de vrouw heel geraffineerd in diepe schaduw heeft gehuld: de schaduw van het verborgene, verbodene? Of door de zware, zwarte make-up? Het symbool van de slang? Haar blanke blote vlees op de voorgrond doet de rest. Ik keek lang naar het schilderij, dat kleiner en donkerder was dan ik had gedacht.
Toen onze ogen vol waren kochten we wat souvenirs en haalden jassen en mutsen uit de kluisjes. Buiten sneed de wind ijzig door iedere kier in onze kleding. 

Met familie loop ik anders door mijn stad. Ik meen die door hun ogen te zien en vind de straten en pleinen opeens zo weids, druk en prozaïsch, terwijl ik ze normaal als de gezellige steegjes van mijn eigen buurtje ervaar. Ook loop ik voorop terwijl ze de weg net zo goed kennen als ik. Ik leid mijn kleine kudde stalwaarts. Loods ze veilig langs een dampende oliebollenkraam. Niet doen, denk ik, ik heb niet voor niets gisteravond boven het fornuis gestaan.

Binnen is het warm, de kerstboom flonkert. Ik inspecteer mijn huis met die andere ogen. Steek kaarsen aan. Aai trots de katten en knijp een oogje toe voor die slijtageplekken in stoel en bank. Als iedereen zit vraag ik wat men wil drinken. Ik som op wat er is. Voorzichtig druppelen de verstandige bestellingen binnen. Appelsap, koffie, prikwater, Peroni zonder alcohol. Zelf neem ik toch alvast een bockbier mét. De quiche gaat in de oven, ik zet het vuur aan onder de soep. Ik open de ijskast en zie de feestelijke fles Cava die net zo goed op het balkon koud had kunnen worden. Geen nood, mijn jongste broer heeft grootmoedig beloofd om me daarmee straks een handje te helpen.


Zie: https://www.jettyvanspaendonck.com/2022/12/groene-soep.html


vrijdag 9 december 2022

ZWERVER


Aanstaande zondag doen we een doorloop van ons Nijgh-programma: Wat geweest is, is geweest. In hetzelfde kerkje waar ook het concert zal plaatsvinden, de week daarop. Mijn zoon had het over filmen voor een promovideo - we willen dit programma immers vaker gaan spelen. Ik keek in de spiegel. Daar grijnsde een verloederde kerstman me aan.
Lennaert had in de latere jaren van zijn leven vaak een verlopen kop. 'Wie is dát?' vroeg mijn moeder fluisterend op een feestje bij mij thuis, discreet wenkend naar een hoek van de kamer waarin zich een bleke en magere man met een rommelige baard en ongekamd haar had teruggetrokken. 'Mam, dat is Lennaert Nijgh,' antwoordde ik in hoofdletters. 'Ach,' zei ze, 'ik dacht dat je een zwerver van straat had meegenomen.'
Nee, zover hoefde mijn inleving niet te gaan. 

Bij de kapper was ik meteen aan de beurt. Al snel merkte ik dat het anders zou worden dan normaal. De jongeman met episch getatoeëerde biceps en een muzelmannenbaard keek indringend naar mijn spiegelbeeld. Neeg zijn hoofd naar links en naar rechts. Concentratie blonk uit zijn zwarte ogen. Nadat hij mijn wensen had aangehoord en op een paar punten om opheldering had gevraagd begon hij als een razende met een tondeuse de zijkanten van mijn hoofd te snoeien. Zo, dat gaat snel, dacht ik, waarom zijn je collega's altijd zo tergend langzaam met schaartjes in de weer?
De zijkant was algauw grofweg in orde. Nu pakte hij kleiner instrumentarium. Randjes werden o zo precies bijgewerkt. Tot slot kwam er een zacht zoemende reuzetondeuse die alleen leek te aaien en misschien een enkele úitstekende micrometer onthoofde. 
Al die tijd keek hij intens naar mijn haar. En naar mijn baard - hij popelde zichtbaar om daar iets aan te doen, maar dat had ik niet toegestaan. Soms kon hij zich niet bedwingen en vroeg toestemming om dat éne haartje weg te knippen. Ik zag nu dat zijn eigen zwarte baard eerder die van een hipster dan die van een religieuze moslim was.
Voor koetjes en kalfjes had hij geen tijd. Als hij al praatte was dat functioneel. We zaten hier om mijn kapsel te fixen. Zijn verantwoordelijkheid en die van mij. Een zwijgend pact hadden we samen. Heerlijk! Ik hoefde niet over mijn aanstaande kerstvakantie te babbelen of over het voetbal, de drukte in de winkel, het weer, enzovoorts.
Ter afronding pakte hij toch nog een schaartje of twee om het haar bovenop te fatsoeneren. En toen hij tevreden leek te zijn (er waren nog een stuk of drie precisie-instrumentjes aan te pas gekomen voor het zover was) vroeg hij of hij mijn profiel mocht fotograferen. Hij draaide zijn telefoon om mijn hoofd heen en filmde, knipte. Hij vroeg wat ik ervan vond. Mooi, antwoordde ik oprecht. Hij knikte lachend. Classic! zei hij.
Bij de kassa zei ik tegen hem dat hij een artiest was. Weer knikte hij. Dat vond hijzelf ongetwijfeld ook. Terwijl ik mijn jas aantrok veegde hij nederig de vloer. 


"Wat geweest is, is geweest"
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren gewenst: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang


(De foto van Lennaert is uit 1985. Tien jaar later zag hij er heel wat minder fris uit. Weer later verfde hij zijn haar en liet zich door de kapper kortwieken. Netter, maar ook ouder.)

woensdag 7 december 2022

LEK

Het lekte in de keuken. In het plafond was de bruine vochtkring al poreus geworden, als je erin porde zou het voze gips verbrokkelen en naar beneden komen. Toen er na veel bellen en lang wachten een loodgieter kwam kijken stelde die vast dat de lekkage niet van de plassen regenwater op het dak kwam, maar zijn oorsprong vond in de rookgas-afvoerpijp van de verwarmingsketel. Die sloot niet goed en lekte condenswater, aldus de expert. Het plafond moest opengebroken worden en er moest iets aan de buis gebeuren. Een ringetje worden vervangen wellicht. Zelf mocht hij dat helaas niet doen. Het onderhoud van de cv-ketel was contractueel ondergebracht bij een extern bedrijf. 
Het externe bedrijf kwam enige weken later. Als ik gehoopt had op een snelle oplossing kwam ik bedrogen uit. Deze monteur keek eens goed rond, stelde kien vast dat er een lekkage was, en dat de pijp de boosdoener was. Het plafond moest open. Ik zei dat ik dat al wist. Hij keek me glazig aan. Met een andere loodgieter had hij niets te maken, hij was door zijn moederbedrijf gestuurd om poolshoogte te nemen. Na zijn diagnose vertrok hij weer, mij achterlatend met een emmer vol lekwater. 
Weer een tijd later verscheen er een monteur met een koffertje en een trapleer. Deze man had anders dan zijn voorganger blijkbaar een boorbrevet want hij legde mijn gehavende plafond mooi vierkant open. Hij veegde zelfs de vloer aan. Maar daar hield het mee op. Voor het vervangen van dat ringetje had hij blijkbaar de juiste papieren weer niet. Ik zou spoedig gebeld worden voor een vervolgafspraak.
Ik wachtte een paar weken, hoorde niets. Het water liep ondertussen langs de muur, in het spoor ervan was de verf opgelost.
Op een maandagmorgen waarop ik toch nergens zin in had ging ik met koffie en telefoon in mijn fauteuil zitten en doorstond driekwartier pianogezeur van Einaudi, steeds hetzelfde temerige nummer, op repeat. Daarna vertelde een levende medewerker me dat ik een ander telefoonnummer moest hebben. Nog een half uur wachten, ditmaal een soort elektronisch liftmuziekje in het oor. De man die nu 'goedemorgen, waarmee kan ik u helpen' zei wist nergens van, er was blijkbaar iets niet doorgegeven. Maar als ik even geduld had plande hij alsnog een afspraak in.
Ik had geduld, tien minuten lang, en kon uiteindelijk woensdag 7 december noteren, tussen twaalf uur en half vijf.
Dat is vanmiddag. Als het goed is krijgt mijn buis dan een nieuw sluitringetje. Vervolgens komt er een ander extern bedrijf om het plafond te herstellen. Maar zo ver in de toekomst durf ik niet te kijken.

                                                                  ***

Naschrift. Daar was de monteur, of waterzijdige installateur, in zijn eigen woorden. Een praatgrage jongen die op een zoon van John Lennon leek. In eerste instantie verrast, want hij kwam om open te breken en dat was al gebeurd. Maar hij schrok van wat hij aantrof. Er waren twee soorten materiaal gebruikt, aluminium en pvc, voor verschillende gedeelten van de pijpleiding, en dat was tegen de regels. Daar kon hij even niks aan doen, excuses, want hij had die spullen niet bij zich. Dat verdomde 'ketelteam' ook, altijd hetzelfde! Hij moest eerst alles tot de bodem uitzoeken, rondbellen, opmeten, foto's maken. Dan zou hij zien of hij de lekkage provisorisch kon stelpen. Onderwijl kwam er een afspraak voor een grootscheepse actie: een hele nieuwe leiding, plafond moest daarvoor nog verder open. Vervelend voor mij, sorry, maar hij zou het met voorrang voor elkaar zien te krijgen.
Waarvan acte.

[Laatste update na veel bellen met superieuren en collega's: hij fixt de lekkage, het plafond gaat daarna dicht, het vervangen van de leiding gaat 'op projectmatige basis' - lees: ooit.]


vrijdag 2 december 2022

FILE


Alles viel op zijn plaats. De liedjes die ik als jongen had meegezongen met mijn held Boudewijn zong ik nu zelf. De woorden van Lennaert die ik al een leven lang kende kwamen gemakkelijk. Ik had geen behoefte om iets duidelijk te maken of over het voetlicht te brengen want de taal sprak, glashelder, voor zichzelf. Ik hoefde slechts haar spreekbuis te zijn, te veel expressie was eerder een handicap dan een hulpmiddel.
Bovendien was ik in vertrouwd gezelschap. Niet de eenzame troubadour op wie alle ogen gericht zijn maar één van een trio. Mijn zoon en zijn vriendin, de ouders van mijn kleinkinderen, speelden en zongen mee. Drie stemmen, drie gitaren. Ik had het gevoel dat ik veilig was, dat het welslagen niet van mij alleen afhing en dat ik liefdevol opgevangen zou worden als ik een fout maakte. 

Om kwart over twee waren we door ons repertoire heen. Naast jou had alleen nog een kampvuur nodig om een traditional te zijn, voor mij was het, ondanks de lappen tekst waar de jongere generatie wat moeite mee had, zoiets als The House of the Rising Sun.
Jenny ging Anna van school halen, ik pakte mijn gitaar in, praatte nog wat na met mijn zoon en maakte me op om in de gebruikelijke twintig minuten van Zaandam naar huis te zoeven.
Dat het verkeer compleet vastzat op de uitvalsweg weet ik nog aan het tijdstip. Tegen drieën, een vroeg spitsuur vandaag. Maar toen ik ruim een half uur later nog steeds op de Kolkweg stond, slechts een autolengte per keer vorderend richting de A10, begon ik me toch zorgen te maken. Mijn gedachten hadden dat half uur vaag en aangenaam spelend bij de repetitie vertoefd. Nu begonnen ze te verdampen en werd mijn aandacht ten volle ingenomen door de stroom van auto's en vrachtwagens waarin ik gevangen zat. Geen uitweg mogelijk, ik zat muurvast.
Daar verschenen twee lichtbakken, links en rechts: COENTUNNEL DICHT zeiden ze. Ik belde mijn zoon. Hoe kon ik het beste naar huis gaan via een andere route? Er was eigenlijk maar één optie: de noordelijke ringweg. Maar ook die zat potdicht, zag mijn zoon op internet. 

Wat te doen?
Niks. In muziek had ik geen zin, mijn oren waren nog zo lekker vol met die van onszelf. Ik schuifelde lijdzaam verder, telde iedere meter als winst, probeerde mijn ongeduld te bedwingen. Toen ik merkte dat er desondanks kleine paniekgedachten opborrelden ging ik in wat ik maar de zenstand zal noemen. Ik concentreerde me op mijn ademhaling. Diep en rustig in door de neus, krachtig en langzaam uit door de mond. Minuut na minuut na minuut verstreek zo. Mijn longen voeren er wel bij.
Eindelijk, eindelijk op de Ring beland genoot ik van elke kleine vordering. Soms mochten we even rijden, mijn weggenoten en ik. Dat maakte de taaie meters daarna (want onherroepelijk werden we teruggefloten en tot hernieuwde wandelpas gedwongen) draaglijk. Toen ik de begeerde afslag Buitenveldert naderde vond ik het bijna jammer, want mijn tocht had ondertussen iets heroïsch gekregen; ik wilde een record breken, een prestatie kunnen melden. 

Thuis appte ik mijn zoon: 'Twee en een half uur over gedaan. Pfft. De HEL! Een biertje heb ik nu wel verdiend.'
Hij was het daarmee eens. Maar terwijl ik me een bokje inschonk bedacht ik dat het eigenlijk niet zo heel erg geweest was. Het gevoel van veiligheid en verbinding tijdens de repetitie had me erdoorheen geloodst. Meer nog dan mijn ademoefeningen konden doen. 


***


"Wat geweest is, is geweest"
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren gewenst: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang

Foto: Paulien Kop

dinsdag 29 november 2022

DORPSPOMP

Een van de betere genoegens van het leven is dit: op een zondagmiddag in het najaar, als het begint te schemeren, aan een cafétafeltje zitten met een kelk trappist en mogelijk een schaaltje bitterballen, een goed maar rustig gesprek voeren met een dierbaar iemand, en af en toe eens naar buiten kijken door de gele raampjes; daar is het koud en guur, hierbinnen is het warm en goed. Het is wat ik het meest miste in de jaren dat ik niet dronk (want met Fanta is het genoegen toch niet helemaal hetzelfde) en het is het eerste dat ik weer invoerde toen het weer af en toe mocht. 
Afgelopen zondag hadden we een ommetje gemaakt. Het motregende en het was gemeen koud. Op de terugweg wees mijn vriendin op het café-restaurant aan het eind van het dorpje. 'Zullen we een drankje doen,' stelde ze voor. Even later hadden we ons geïnstalleerd aan een tafeltje bij het raam met uitzicht op het water. Ik nam een Gerardus tripel, zij een witte wijn, de bitterballen kwamen eraan. We betreurden het dat dit alles binnenkort zou verdwijnen en wie weet wat er voor deze herberg in de plaats zou komen, moderne herrie waarschijnlijk. Maar ja, de baas was ziek, een hartkwaal, en ze konden het niet meer bolwerken, zo'n goed draaiend bedrijf had veel aandacht en energie nodig. We hadden zicht op de keuken, waar een jongeman met een knotje en een gecoiffeerde baard aan de kachel stond. Zijn vervanger zeker.
Toen we afrekenden vroeg mijn vriendin meelevend aan de bazin: 'En hoe is het nu met je man?'
Ze keek verbaasd. 'Mijn man? Goed hoor, hoezo?'
Mijn vriendin had in het dorp gehoord van de hartkwaal.
'Hartkwaal?' Grote ronde ogen. 'Nee hoor. Ja, lang geleden, toen hij vijftig was. Hij is vandaag een beetje grieperig, maar verder is hij gelukkig kerngezond.'
Mijn vriendin lachte wat verlegen en legde uit dat ze het van deze of gene gehoord had, en het zelf helaas ook al had verder verteld. 'Zo komen de praatjes in de wereld,' zei ik afrondend. 'Maak er maar vijfentwintig van.'
Of de zaak toch verkocht ging worden durfden we niet meer te vragen. 


vrijdag 25 november 2022

SAMENWONEN

Het was een even grauwe als moeizame dag. Ik zag ergens tegenop en had nog niet voor mezelf helder kunnen maken hoe ik dat ging oplossen. Die beslissing zou nog die dag moeten vallen maar ik schoof hem telkens wat verder voor me uit. Daar klonk mijn telefoon, een appje.
'Ben je thuis?' Mijn vriendin, toevallig in de stad. 
'Jawel,' toetste ik terug. 'Maar ik sluit me op. Ben niks in orde.'
'Ik kom er toch aan,' was haar kordate reactie, gevolgd door een rijtje emoticons variërend van een kat met hartjes in zijn ogen, via een huilend gezichtje, tot volle kussende roze lippen. Even later ging de bel. Twee keer, zoals haar gewoonte is. Ze kwam boven. 'Als ik maar niet hoef te praten,' probeerde ik mat.
Maar natuurlijk deed ik dat tóch. Al gauw warmde mijn socialiteit op en toen ik haar had uitgelegd wat me dwarszat was dat al voor een deel opgelost, samen kwamen we er snel uit. Ik schreef de mail die ik moest schrijven, die moeilijke mail. Liet hem aan mijn vriendin lezen en stelde op haar aanwijzingen nog wat bij. Ik moest niet zo op mijn rug gaan liggen, vond ze. Dat geeft maar opening aan ongewenst aandringen. Duidelijk zijn! Nee is nee. Ik drukte hard op de verzendknop en stond nog wat onwennig opgelucht op. Tijd voor eten. Ik morde een beetje over mijn lege provisiekast, er was precies genoeg voor één persoon; maar ik wuifde haar grootmoedige aanbod om naar de Albert Heijn te gaan even grootmoedig weg. Ik zou wel iets verzinnen.
Ik improviseerde een verrassend lekkere pasta met spinazie, ui en tomaat en Beyond Meatballs. Daarna keken we tv. Ik gaf mijn gebruikelijke commentaar bij wat ik zag, alle zwaarte en zwijgzaamheid waren uit de dag geweken. Ik speelde zelfs een liedje voor haar dat ik had ingestudeerd - Eva, van Boudewijn de Groot. Om tien uur liet ik haar alleen met wat ze verder nog wilde zien en ging ik in bed liggen lezen. Nog voor ik het lampje uitknipte voegde ze zich bij me. Met twee katten op het dekbed en een vrouw eronder was het een lekker warme nacht. Ik sliep uitstekend. 
De volgende dag dronken we koffie. Ik roosterde brood. Daarna ging ze naar haar atelier. Ik deed mijn eigen dingen. In de namiddag was ze er weer. We aten de op woensdag traditionele potage van gepureerde courgette en aardappel, groene soep genoemd in de familie, en gingen naar de koorrepetitie. Thuis aten we een gevulde koek bij wijze van zondig toetje. Na Nieuwsuur was het tijd voor een hoofdstuk Dickens. Dit keer sliep ik al toen ze binnenkwam.
De volgende morgen zei ik bij het afscheid: 'Het was gezellig. Net alsof we samenwonen. Moeten we vaker doen.'
Mijn vriendin was het met me eens. Ze is met pensioen en we zijn niet meer aan de weekends gebonden. Maar de weekindeling draait nog op de routine van daarvoor. Een nieuw en vrij ritme vinden gaat niet vanzelf. Daar heb je kordate vrouwen voor nodig.


woensdag 23 november 2022

MATTHIJS


In mijn jonge jaren verdiende ik wat bij in het koor van het Nederlands Dans Theater. Terwijl op de bühne een ballet gaande was zongen wij beneden in de orkestbak het Requiem van Mozart of Les Noces van Stravinsky, dicht opeengepakt tegen het orkest aan. Het publiek in de zaal zag een lichtvoetig dansspel met schijnbaar gewichtsloze dansers. Wij hoorden boven ons een oorverdovend gestamp en gekreun en soms een hartgrondige vloek.
Iedere podiumkunstenaar weet het: achter of onder de coulissen is er altijd herrie, de illusie daar in de spotlights komt onder barensweeën tot stand. 
Wat voor het theater geldt is evenzo van toepassing op een live-talkshow. Of op directiekamer van een piekend bedrijf, of de keuken van een toprestaurant. Er wordt onder hoge druk een prestatie geleverd die niet meer terug te draaien is. Dat geeft een spanning waar je psychisch op gebouwd moet zijn. If you can't stand the heat, leave the kitchen, zoals ze zeggende chefkok, CEO of chef-dirigent zal niet zo gauw als eerste opstappen. 
En er wordt heel wat geschreeuwd, in die keukens, sportkleedkamers, tv-studio's en schouwburgen, als de zaken niet lekker lopen. Dat is niet netjes natuurlijk, maar is het ook erg? Altijd reuring. Tenzij er van een diep wortelend intern conflict sprake is duurt die vulkanische spanning meestal maar zolang als de uitzending, voorstelling of wedstrijd duurt. Daarna wordt er stoom afgeblazen, afgezoend en opgelucht op schouders geslagen.

Ooit bracht ik een brief op in een opera, zoals dat heet. De repetitie ging niet naar wens, de temperamentvolle Hongaarse maestro sloeg zich gefrustreerd door de partituur heen. Toen hij uiteindelijk ontplofte richtte hij zijn woede niet op zichzelf of op de gerenommeerde stersolisten maar op de kleine man die de bijrol zong. Hij tikte mijn passage af. In bijzijn van orkest, koor en collega's kreeg ik zijn opgekropte woede over me heen. Ik voelde me vernederd, dat begrijpt u. Maar de volgende dag riep hij me voor de première in zijn kleedkamer en verontschuldigde zich nederig voor zijn uitbarsting, die eigenlijk niet zozeer mijzelf als de hele situatie had gegolden, dat had ik toch ook wel begrepen? Ik kreeg een schouderklopje en een hand. Daarmee was voor mij de kous af, al blijft de herinnering onprettig.

Ik vind dat we aan iemand die ons vijftien jaar lang dagelijks op niveau heeft geamuseerd, geïnformeerd en geboeid wel enig begrip verschuldigd zijn. De keerzijde van gedrevenheid en enthousiasme is een licht ontvlambaar temperament. Aangehitst door een uit de hand gelopen wokisme (alleen volmaakte mensen mogen blijven, alle andere hoge koppen moeten rollen) wordt het een onder invloed van het andere gemakshalve vergeten.

Maar ook dit. Een beetje zelfkennis en bezinning doet wonderen. Als Matthijs bij de borrel na afloop van de gewraakte opnames eens goed in de spiegel had gekeken en zijn welgemeende excuses had aangeboden voor zijn driftbuien zou het zover niet zijn gekomen. 


vrijdag 18 november 2022

WINTERLIEDEREN

De nacht in de havens is vol van geluid
en de geuren van kruiden en gember.
Een ankerlicht dooft aan de horizon uit
en het water is koud in december...

"Aan het einde", Lennaert Nijgh (1945-2002)

Het was geen opzet geweest. De enige opzet die we hadden was een programma samen te stellen met onze favoriete liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. De eerste is gelukkig nog volop actief maar de laatste is alweer twintig jaar dood en dat was iets om bij stil te staan. En hoe Lennaert beter te gedenken dan door zijn onsterfelijke teksten te zingen?
Het concert werd gepland, de locatie gevonden. We stelden een lange verlanglijst op, schrapten wat niet zou werken in onze uitvoering. Malle Babbe, een mooi lied. Maar dat refrein? Lalalalala, lekkere kont... Wij zijn daar niet jolig genoeg voor.
De programmeur van het kerkje stelde de week voor kerstmis voor. Feestelijk, sfeervol.
En toen pas bleek dat het grootste deel van onze liedjes een winters thema hadden. Zelfs in teksten die over iets heel anders gingen dook de winter op. 

Toeval? Nee, zeker niet. Lennaert was een kind van de winter. Kerstmis was hem heilig. Ook de lente mocht er zijn met zijn jaarlijks opbloeien van hoop en verwachting ('er zullen andere tijden komen, daar blijf ik in geloven') maar het koude seizoen met zijn kinderlijke romantiek van sneeuw en ijs, van warme wijn, glinsterende sterren en lichtjes in het donker was hem het liefst. Hij kon dan de banaliteit van het leven vergeten en wegkruipen in zijn holletje van ongeschonden fantasie.

Niet voor niets was Schuberts Winterreise zijn lievelingsmuziek. Lennaert mengde de orgeldraaier uit het laatste lied (de liereman, in zijn woorden) met de hoofdfiguur uit het favoriete boek uit zijn kindertijd, Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen. Zo ontstond het mooiste lied over de jaarwisseling dat ik ken. Lennaerts Prikkebeen speldt geen vlinders op zijn hoed, maar dagen. Misschien is dat wel hetzelfde. Hij verzamelt de bonte beelden van het leven zonder er zelf aan deel te nemen. Hij is net als zijn geestelijke vader de eeuwige toeschouwer. Soms ontmoet hij een mager meisje van plezier maar ook dat zwaait hij vaarwel aan het einde. Vaarwel en tot ziens! Misschien tot ziens... Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen.


Wat geweest is, is geweest
Een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh

Zondag 18 december, 15.00 uur
De Noordeinder Vermaning, Noordeinde 18, 1485 EV, Noordeinde
Reserveren: 06 23342980
Entree: 15 euro

Jan-Paul van Spaendonck: zang en gitaar
Jenny van de Wateringen: zang, gitaar en dwarsfluit
Martijn van Spaendonck: zang, gitaar en mandoline

Met Maria van Spaendonck: zang
Tour des troubadours, Lennaert Nijgh Festival, Haarlem 2013


Illustratie: Piers Hayman


dinsdag 15 november 2022

DEVOTIE


We waren in Den Bosch en besloten even de Sint Jan binnen te gaan. Ik was daar in vele jaren niet geweest. We bewonderden het mooie interieur, sober en toch rijk. Ik herinnerde me dat ik destijds, toen de binnenkant pas opgefrist was, nogal teleurgesteld was geweest. De donkere gotische sfeer van mijn jeugd was verdwenen en alles was zo licht en nuchter - tegelijk met de rokerige aanslag was de geheimzinnigheid weggepoetst. Maar nu beviel die inmiddels al historische opknapbeurt me goed. De guirlandes kronkelden als groene en bloedrode slangen op het roomwitte plafond. De glas-in-loodramen fonkelden in de lage herfstzon. Ik wees mijn vriendin op het stralende Alziend Oog van God, hoog bovenin, en vertelde dat het van papier was en een gat in het midden had ter grootte van een twee-eurostuk. Je kon erdoorheen kijken, als je bovenop de kerk stond en je op je knieën waagde. Zelf had ik dat nooit gedaan, maar ik had het bij Bertus Aafjes gelezen. Dat bij de voltooiing van de restauratie in 2010 een verweerde dakruiter was vervangen door een moderne engel met een mobieltje, als grapje, zoals de middeleeuwse beeldhouwers zich hun eigen grapjes hadden veroorloofd, uit het zicht van de vrome en nietsvermoedende burgerij daar diep beneden, wist ze al. Ik stak een kaarsje aan voor De Zoete Lieve Vrouw, het iconische wonderbeeld dat in 1380 tussen het brandhout zou zijn gevonden. Mijn vriendin maakte een foto. Buitengekomen vroeg ze voor wie ik het kaarsje had aangestoken, kandidaten genoeg. 'Dat weet ik niet,' zei ik, 'ik was te veel bezig met poseren.'


vrijdag 11 november 2022

Mantelzorg, noedels en Napels


Ik had een schnabbel in Overtoomse Veld. Het was de Dag van de mantelzorg en ik zou de feestelijke bijeenkomst in het buurthuis opluisteren met muziek. Hoewel ik veel ervaring heb en heel wat gewend ben krijg ik voor zoiets altijd de zenuwen. En dat wordt erger naarmate ik ouder word en minder onder de mensen kom dan vroeger. Waarom zou je je druk maken om zoiets, jij die zoveel spannender concerten hebt gegeven, van het Concertgebouw tot in Napels? Dat vragen mijn dierbaren me, bevreemd, als ze me gereduceerd zien tot een nors, zwijgzaam hoopje ellende. Ik antwoord dan dat het niet de twijfel aan mijn eigen kunnen is, maar sociale onzekerheid die me parten speelt. Je weet nooit waar je terecht komt, hoe de situatie is, hoe de mensen zullen reageren. Flexibiliteit is vereist en die komt heus wel op het moment zelf, maar daarop te vertrouwen gaat mijn kracht te boven. Ik heb AOW en een Stadspas, een luit en kasten vol boeken, laat mij nou maar met rust, wereld!
Het is altijd een opluchting als de klok zegt dat ik op weg mag gaan. Realiteit neemt dan de plaats in van gefantaseerde scenario's. Ik reed naar West, parkeerde mijn auto vlak bij het voormalige schoolgebouw nabij het Allebéplein, nam gitaar en lessenaar op en betrad mijn aanstaande werkplek.
Die bleek twee mogelijke gezichten te hebben. Een lokaal waarin rustgevende massage werd gegeven aan vermoeide mantelzorgers die ook weleens verwend mochten worden, en een tent op het schoolplein waarin tafels met spelletjes waren opgesteld en een houtvuur werd ontstoken. Ik ademde de stilte in van de massagesalon. Er werd vooral sereen gezwegen. Ik stelde me voor hoe die genezende stilte doorbroken werd, wreed verstoord misschien wel, door mijn stem van oud-operazanger. Nee, dan liever in de tent, hoewel de wind het doek deed flapperen en er nu en dan een vrachtwagen langs raasde.
Ik maakte het me gemakkelijk in een hoekje, at een stukje cake en keek om me heen. Veel volk was er nog niet. De organisatie stelde voor wat later te beginnen. Twintig minuten verstreken en de situatie was niet veel veranderd. Er was een niet voorspeld buitje neergedaald uit de grijze novemberlucht en de sjoelbakken waren naar binnen gehaald. Vooruit dan maar! Ik werd aangekondigd door een spookachtig galmende stem, ze kregen de echo van de karaokeset niet uit. Ik zette mijn eerste lied in. Rieteiland, Vogeleiland, oase in 't beton... Van de zenuwen schoot ik zomaar in de hoge g die ik al jaren vervang door een lagere. 
Naast me was een man komen zitten die blijkbaar verstand van zaken had, hij bekeek bewonderend mijn gitaar en volgde mijn vingers, zodat ik minstens drie foute akkoorden speelde. Aan de andere kant werd ik geflankeerd door een forse dame in een scootmobiel die in een accordeon-bigband speelde, 'Duke Ellington enzo'. Mensen liepen in en uit, sommigen lachten verrast of maakten even een dansje. Ik kreeg wat applaus, nu en dan en een compliment. Mooie akkoorden, vond de gitaarkenner, mooie teksten, vond de vrouw in de scootmobiel, mooie stem, vond het dansende meisje. Iemand vroeg zich fronsend af waar de beloofde liedjes over Amsterdam bleven? Als ik had gedacht dat mijn thema er, met al die gezongen straatnamen en locaties in Slotermeer, Geuzenveld en Osdorp, vanaf droop, dan had ik het mis. Ik beloofde beterschap en zette Aan de Amsterdamse grachten in, in mijn eigen folky bewerking. Een Surinaamse dame die zojuist gratis geknipt was zong uit volle borst mee. 
Toen ik door de helft van mijn voorbereide liedjes heen was nam ik even pauze. Daar kwam de sympathieke organisatrice met de vraag of ik ook Napolitaanse liederen deed, ze wist dat die op mijn repertoire stonden. Haar vriend was een Napolitaan, ze wilde hem een filmpje sturen. De man naast me vroeg of hij mijn gitaar even mocht lenen, hij kende er wel een. Malafemmena, zong hij, met een begeleiding in dezelfde folky stijl als de mijne. Dat lied had ik ooit met La Passione gedaan en ik zong een beetje mee, voor zover de woorden de afstand van minstens twintig jaar konden overbruggen. Na mijn tweede set raakten we in gesprek. Hij bleek op Sicilië te hebben gewoond en in Rome op straat te hebben gezongen. 'Harde snaren, 012 of 013. En hárd zingen'. We deden samen een rommelige versie van 'O sole mio, in een comfortabel lage ligging want in hárd zingen had ik geen zin.
Tot slot was er Surinaamse bami, vegetarisch of met kip. Ik at mijn bordje leeg, pakte in en zocht de auto op. Ik had een beetje hoofdpijn gekregen van de rook van de niet goed trekkende houtkachel. 
Thuis bedacht ik, tamelijk uitgeput, dat mijn zenuwen volkomen terecht waren geweest, want dit had ik allemaal nooit kunnen voorzien. En ik bedacht, tamelijk opgetogen, dat mijn zenuwen volkomen ten onrechte waren geweest, want wat je niet kunt voorzien brengt vaak gedenkwaardige momenten en onverwachte ontmoetingen. 


dinsdag 8 november 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (41)


Ik oefen mijn liedjes over Nieuw-West voor een optreden later deze week. Op het scherm van mijn computer toont de screensaver een hele reeks foto's van eerdere optredens in het stadsdeel van mijn jeugd. Was ik een wappie, ik zou geloven dat de laatste booster met Moderna me een vloeibare chip had ingespoten die zich met de algoritmen van mijn computer heeft verbonden. Toeval, lacht mijn dochter, die de kamer binnenloopt. Even later zet ik een lied van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot op de lessenaar. Wat geweest is is geweest. Terwijl ik zing en speel zie ik uit mijn ooghoek op het scherm een scène uit de Haarlemse Philharmonie verschijnen. Begin februari 2013, het festival ter herdenking van Nijghs tiende sterfdag. We zingen Malle Babbe met de hele cast. Mylou Frencken leidt de troep. Ik zwier onwennig met Josee Koning aan mijn arm. Toeval!

                                                                      ***

Hoewel ik erg van vogels houd heb ik iets tegen duiven. Die ergernis zullen vele stadsbewoners met me delen. Vliegende ratten, de ratten van de lucht, worden ze genoemd. Hoewel overtuigd boeddhist waar het respect voor alle leven betreft heb ik met het van gemeentewege afschieten ervan weinig moeite. Hun borst, rattig of niet, is erg lekker. Vooral sinds het huis naast me leeg staat irriteren ze me. Ze beschouwen het als hun persoonlijk bezit. Ze maken de katten gek met hun uitdagend gekoer en onrustig gefladder en schijten het verlaten balkon onder. 
Maar voor één stadsduif maakte ik een uitzondering. Hij is dagelijks bij de ingang van de bakker te vinden. Daar zit hij onder het bankje tegen de gevel. Eén poot houdt hij pijnlijk opgetrokken. Immobiel als hij blijkbaar is aast hij op kruimels die de klanten laten vallen. Een mager scharminkel, aan het eind van de weg, doormodderend zolang het nog gaat, ik had met hem te doen. Gisteren heb ik hem zelfs toen de bakker niet keek een stukje van mijn croissant toegeworpen.
Maar nu is dat voorbij. Bij terugkomst van mijn wandeling vandaag rondde ik de hoek bij de bakkerij en liep bijna tegen het beest op. Het trok zijn manke landingsgestel in en vloog met grote vitaliteit naar de dakgoot aan de overkant. Ik moest aan Silas Wegg denken, de quasi-litteraire straatventer uit Dickens' Our Mutual Friend, wiens houten been een doortrapte levenswandel bepaald niet in de weg staat. Onder mijn adem gromde ik het wegvliegende beest na: 'Simulant! Opportunist! Vuile bedelaar! Waar is mijn luchtbuks?'

(Foto: Jos Fielmich)


vrijdag 4 november 2022

Nieuwe spullen


Midden in een repetitie met mijn zoon kwamen ze de een na de ander binnen, mijn luit en de wc-pot. De buzzer verstoorde ons meerstemmige getinkel. Ik legde mijn gitaar weg en deed de loodgieter open. Een tweede keer ging de bel en ik holde de drie trappen af. Beneden wachtte me een grote doos met fragile plakband eromheen, rood op wit. Ik had er al bijna niet meer op durven hopen. 

De trouwe lezers weten waarover ik het heb, voor de nieuwkomers of incidentele bezoekers van dit blog vat ik het even kort samen. Aan het begin van deze zomer kocht ik in een impuls een luit. Een oud, gebutst en opgelapt instrument, maar ik werd er algauw verliefd op. Ik verdiepte me in speltechniek en renaissancemuziek. Toen brak er een stemschroef af. Het stukje hout waarin de schroef stak was al eerder gelijmd geweest, met konijnenlijm. Ik liet het repareren. Twee weken later liet ook de nieuwe superlijm los. Ik had garantie bij de reparateur dus hij bracht een extra steunlatje aan en zette alles opnieuw vast, dit keer onwrikbaar, leek het. Maar toen er een tijdje later een snaar sprong en ik een nieuwe opzette kreeg ik de stemschroef niet losgedraaid. Muurvast in zijn diep uitgeboorde holletje. Ik wrikte o zo voorzichtig maar daar was het inmiddels gevreesde knappende geluid van losbrekend lijmvlak. Dat was op een regenachtige maandagmorgen.
Vreemd genoeg was ik niet boos, gefrustreerd of verdrietig. Gelaten, eerder. Ik trok de deur achter me dicht en ging een stevig eind lopen. Onderweg was me algauw duidelijk wat me te doen stond. Dit was een heilloos traject. Ik kon wel blijven investeren in reparaties maar tenzij ik het ding naar een luitbouwer bracht voor een grondige en kostbare restauratie zou het sukkelen blijven. En was een goedkope fabrieksluit van onduidelijke herkomst zo'n stap waard? Nee, het was duidelijk dat er een nieuwe luit moest komen. Deze kon ik misschien nog wel slijten aan een knutselende liefhebber. De nieuwe luit die ik mezelf al voor mijn verjaardag had beloofd moest vervroegd worden aangeschaft, het was niet anders. Ik spendeerde zoveel intensieve uren aan mijn nieuwe hobby dat het zeker geen onverantwoorde uitgave genoemd kon worden. Bovendien had ik net mijn eerste AOW binnen.
Thuis zocht ik voor de zoveelste maal de site op van een bouwer in Dublin. Ik aarzelde, dubde en vergeleek heel lang maar uiteindelijk hakte ik de knoop door. Deze moest het worden, deze mooie, 13-snarige, redelijk betaalbare renaissanceluit van walnotenhout. Ik haalde diep adem, maakte het geld over, feliciteerde mezelf, en het wachten begon. 

De wc-pot lekte al heel lang. De laatste tijd spoot het water aan alle kanten uit de buis als je doortrok. De terrazzovloer van de badcel was steevast drijfnat. Ook hier was flink gerepareerd want de woningbouwvereniging denkt drie keer na voor ze tot vervanging overgaat. Dat het ze ondertussen meer kost aan onderzoek, advies en lapwerk door extern ingehuurde monteurs schijnt ze niet te deren. De laatste loodgieter was overtuigd geraakt van het heilloze van dit traject toen hij de oude pot niet meer vastgeschroefd kreeg. En zo werd er een afspraak gemaakt voor het installeren van een nieuwe 'porseleinen troon', zoals lollige mensen weleens zeggen. 
De monteur bukte zich over de pot, dreef schroeven in, bekroonde hem met een gloednieuwe deksel. Ik sneed de doos open, haalde mijn nieuwe speeltje tevoorschijn dat verrassend teer en licht was en stemde de snaren. De knoppen draaiden luxueus soepel. 


dinsdag 1 november 2022

SNELWANDELEN

Omdat bepaalde noodzakelijke dingen op waren (wc-papier, kattenvoer) begaf ik me al vroeg naar de Albert Heijn. Of, was het wel vroeg? De eerste dagen van de wintertijd ben ik altijd van slag. Mijn ritme en dat van de klok sporen niet meer. En "begaf" is ook een oneigenlijke term voor wat ik deed; snelwandelen is een juistere omschrijving.
Het woei (of waaide, ik moet niet zo archaïsch doen, vinden mijn critici) hard. Een echte novemberwind, zij het dat de lucht nog altijd zacht en blauw was. Een zoele storm. Het woei of waaide ook in mijn hoofd, minder zoel. Door verschillende redenen, sommige buiten mijn schuld, andere op rekening van mijn eigen onverstandige levenswijze, was ik nerveus. Ik probeerde al snelwandelend tussen de super en mijn huis een sluitend verhaal te fabriceren waarin die nervositeit een begrijpelijke plaats had, zodat ik niet meer hoefde te piekeren over het waarom en rustig verder kon gaan met leven. 
Iets overkoepelends kon ik wel verzinnen, een lijst waarin alle wringende tegenstellingen pasten: de tijdgeest. Corona was vaak deprimerend, natuurlijk. Ik heb die periode vaak vervloekt. Maar het was ook rustig en overzichtelijk. Toen alles weer openging en het gewone leven weer door kon gaan brak de pleuris uit in de Oekraïne. We leefden al in een angstige tijd maar net nu dat voorbij leek te zijn werd alles op een andere manier angstig.  Angstiger, want hier was geen onverschillig virus in het spel maar de boosaardige demon in de mens zelf. Tegelijk met die wereldse woelingen brak voor mijzelf een periode aan waarnaar ik in andere tijden reikhalzend had uitgekeken. Mijn AOW-leeftijd kwam. Maar in plaats van dat het pensioen van mijn leeftijdgenoten en de ouderdomsvoorziening voor mij, sprokkelende zzp'r, me rustig maakte werd ik er onzeker van. Aan die nieuwe status was ik nog niet gewend en ik was er nog niet aan toe. Wat ik nog deed of wilde doen leek plotseling een laatste stuiptrekking van een tot dan toe vanzelfsprekend arbeidzaam leven. Niet oud, definitief niet meer jong. Natuurlijk was het fijn, dat extra, gratis geld dat plotseling door de staat op mijn rekening werd gestort, maar het stigma waarvoor het symbool stond, dat van bejaard-zijn, was dat minder. Net als mijn dierbaren in hetzelfde schuitje moet ik er gewoon nog aan wennen, denk ik. Maar door die zoele storm snelwandelend had ik die verzoenende gedachte niet paraat. De ene koortsachtige gedachte na de andere buitelde door mijn hoofd en hoe het verder moest was me niet duidelijk, in het tumult van de Van Baerlestraat om 9, of 10 uur 's ochtends. De zomer en het introverte luitspel waaraan ik me dagelijks laafde zijn voorbij. Ik maak weer afspraken met vrienden, te lang niet gezien, te lang niet gesproken. Aarzelend maak ik nieuwe plannen want stilzitten en tevreden zijn kan ik niet al koketteer ik al geruime tijd met de term "pensionado". Het is kort en goed een rommelige tijd.
Maar de katten waren blij met hun Purina Urinary Care, en mijn dochter zal straks, als ze laat opstaat na een Halloweenfeestje, vast ook blij zijn met het wc-papier. 


zaterdag 29 oktober 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (40)

Het was voorjaar in oktober. De bladeren vielen niet maar dansten naar beneden. We hadden de nacht doorgebracht in Hotel Wesseling in het brinkdorp Dwingeloo, met uitzicht op de uivormige toren van de Sint-Nicolaaskerk, de oudste gotische toren van Drenthe, waaromheen een zwerm kauwtjes speels aan het fladderen was, ik begreep nu waarom ze vroeger torenkraaien werden genoemd. We hadden het ontbijtbuffet overgeslagen met de bedoeling om na een eetlustopwekkende wandeling door het Dwingelderveld uitsmijters met koffie te gaan nuttigen in de Bospub. Ik heb nog nooit zoveel paddenstoelen gezien als die morgen in dat prachtige bos, een van de mooiste bossen waar ik ooit mijn wandelschoenen in heb geprent. Fluwelig eekhoorntjesbrood verleidde me bijna tot plukken. Na de uitsmijters met drie eieren, de dooier heel, die hier Strammer Max werden genoemd, reden we naar de A28. Ik had een cd van Cuby and the Blizzards meegenomen. Drenthe welgezind kraaide ik samen met Harry Muskee: 


I had a good girl,
but the woman was too blind to see.
Yes, I had a good girl,
but the woman was too blind to see.
We've been a long time together,
but now she's no longer with me.

                                                                        ***

De notitieblokken van About: blanks zijn gemaakt van oude afgeschreven boeken waarvan het binnenwerk wordt verwijderd en wordt vervangen door crèmekleurig blanco papier. Sympathiek, want duurzaam, nietwaar? Oude spullen een tweede leven geven. Dat dacht ik, tot ik in de winkel van het Drents Museum met een schokje een dichtbundeltje ontdekte dat bij mij thuis een ereplaats in de kast heeft. De chineesche fluit van Hans Bethge, vertaald door Hélène Swarth en uitgegeven in 1921. Ik dacht eerst nog: goh, wat leuk dat ze dat omslag hebben gebruikt, blijkbaar zijn er meer mensen die dat boekje koesteren, de wereld is nog niet verloren. Tot ik het notitieboekje oppakte, betastte en besefte dat het geen replica was, maar het boek zélf. Een latere, goedkopere druk zonder bladgoud in de belettering. Iemand had handmatig die mooie bladzijden met liefdevol vertaalde verzen, waarvoor ik destijds enkele tientjes had moeten overmaken aan Boekwinkeltjes.nl, uit de antieke band gerukt en in de prullenbak geworpen. Omdat het boekje 'afgeschreven' was. Door wie of wat? Zou het hier echt een bibliotheek-exemplaar betreffen? Of was de inhoud door waterschade onleesbaar geworden, hadden peuters er met viltstift in zitten krassen, zoals mijn kinderen met Hermann Hesse's Die späten Gedichte hadden gedaan? Zoiets hoopte ik dan maar. Mijn vriendin vond dat ik het boek moest kopen, al was twintig euro best veel voor een opschrijfboekje. Ik vond dat ook. Misschien zou ik het kunnen gebruiken om alle gedichten van Swarths bundel in over te schrijven en daarmee de geschiedenis te herstellen. 


dinsdag 25 oktober 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (39)


De edelrot van de herfst. Umami in de lucht. Op dood hout groepjes geelbruine paddenstoelen die mijn telefoon als Sombere Honingzwam determineert, een naam om blij van te worden. Er schiet iets door de bomen. Een wat haveloze specht. Vale kleuren, niet het scharlaken keppeltje en de felrode rok van een gezond dier. Een vrouw die mijn kant op komt heeft al lopend haar hoofd opgeheven. Zeker ook een vogelaar. We glimlachen even naar elkaar in het passeren. Vogelmensen zijn meestal nogal op zichzelf en beginnen zelden een gesprek. Heel anders dan de hondenmensen die hele middagen op de grote weide verderop in het park doorbrengen en om strijd de aandoenlijke eigenaardigheden van hun huisdier bespreken, waarbij ze er een speciaal genoegen in lijken te scheppen om de dieren tot de orde te roepen, niet alleen als ze een vreemde besnuffelen of aanblaffen, maar ook als ze volstrekt onschuldig lopen te kwispelen en te hijgen. Het noemen van de naam, de claim op het bezit, het trotse eigenaarschap, de baas van een ander schepsel te zijn. Deze hondenmensen zijn veelal verlegen typen die onder elkaar op hun weide in het park beter tot hun recht komen dan in de gewone wereld. Hier kun je zonder moeilijk te doen fijne gesprekken voeren met geestverwanten. Over Kwispelmans en zijn soortgenoten. Hun precieze ras of het ontbreken daarvan. Hun leeftijd, eetgewoontes, kwaaltjes en bijzondere talenten. Vooral die. Want niets zo bijzonder als je eigen hond.
Behalve je kat of kind natuurlijk. Maar die hebben deze hardcore hondenroepers meestal niet. 

                                                                     ***

                                                            Reclame:

Laatste kans! Nog enkele (3) exemplaren te koop van dit prachtige, luxe uitgegeven boek, rechtstreeks bij de vertaler. Daarna voorgoed en o voorgoed uitverkocht. Interesse? Terecht! Stuur een mail aan jpvanspaendonck@gmail.com, en alles komt in orde.



vrijdag 21 oktober 2022

Tolkien, hedendaags


In Lennaert Nijghs enige roman Tobia, of de ontdekking van het masturbariaat (1971) wordt de hoofdpersoon danig gekweld door geslachtsdrift. Op een feestje in het losbandige Amsterdam lijkt hij het eindelijk te kunnen gaan doen met ene Diertje B. Maar dat meisje is zo onder de indruk van zijn beroemde vrienden Jeroen en Bo (in wie we gemakkelijk de acteur Krabbé en de zanger De Groot herkennen) dat ze voor hem geen aandacht meer heeft. Tobia alias Lennaert trekt zich mokkend in de keuken terug met een fles jenever. Dan verschijnt Bo, die 'ongegeneerd uit de ijskast begint te vreten'. Tobia vraagt zijn vriend om advies. Wat vindt hij van Diertje B.?
'Bo keek hem aan, vatte zijn neus tussen duim en wijsvinger, dacht na en sprak, zeggende: "Trut!"'
Dat 'trut' staat midden op verder lege pagina. Wij vonden dat vroeger heel geestig. Kenmerkte het niet de zwijgzame, mysterieuze De Groot? In de heruitgave uit 1991 vond Lennaert het niet zo leuk meer, en is de witte bladzijde ingekrompen tot een lege alinea.

Ik heb samen met mijn dochter naar The Rings of Power gekeken. Gisteravond genoten we van deel 8, het laatste en stellig het beste van dit eerste seizoen. De serie heeft het een en ander losgemaakt (tongen vooral). De aanhangers van het wokism staan te juichen om zoveel inclusiviteit, de tegenstanders vinden zwarte Elven, Dwergen en Hobbits niet in Tolkiens Oer-Europese, Keltische wereldbeeld passen. Ik hoor niet graag bij een van die polariserende partijen en heb me al in een vroeg stadium voorgenomen om van de serie te genieten en wat me niet zint te negeren als (misschien noodzakelijke) waan van de dag. Desgevraagd spreek ik, zeggende:


"Tja."


Gelukkig IS er veel te genieten. De vormgeving is fenomenaal. De acteurs, wat voor achtergrond ze ook hebben, zijn goed. Of de reeks tegen herhaling bestand is valt nog te bezien, want er is wel érg veel tijd genomen om het verhaal op gang te brengen. En het onduidelijke gescharrel van de Iers babbelende voorlopers van de Hobbits is bij vlagen aandoenlijk maar niet al te spannend. Over de Elven zijn de meningen in de familie verdeeld. Mijn broer vindt ze te weinig Elfs, te gewoontjes. Ik heb me juist altijd geërgerd aan die op glamrock-gitaarhelden lijkende Elven uit de films met hun geföhnde blonde haar en verwelkom deze visie op het Oude Volk. Knap en onaards-geheimzinnig zijn ze misschien niet, maar ze zijn geloofwaardig, hebben mooi geprononceerde punt-oren en hun wereld vind ik fraaier verbeeld dan in de versie van Peter Jackson. Een triomfantelijke rol is weggelegd voor de Dwergen. Tolkien heeft ze geen vrouwen toebedacht. In de films wordt daar nog een grap over gemaakt, er wordt gesuggereerd dat ze baarden zouden hebben en dus niet van hun echtgenoten te onderscheiden zijn. Maar Durin en zijn vrouw (baardloos, mollig, zwart, Schots accent, ontdekker van het magische erts mithril) zijn een ontroerend stel. En als iedereen zo ruimdenkend was tegenover andere rassen als Durin en zijn mattie Elrond de Half-Elf, dan zag de wereld er een stuk beter uit. Alleen hadden we dan het vervolg moeten missen. Want het is dankzij het Kwaad en het bestrijden ervan dat de grote verhalen in de wereld komen. 


woensdag 19 oktober 2022

STADSVERNIEUWING

Ik was doelbewust op weg naar het Lambertus Zijlplein maar reed het glad voorbij. Op het moment dat ik de vertrouwde straat na de eindhalte van bus 21 moest inslaan aarzelde ik en voor ik het wist reed ik in de Aalbersestraat. In lichte verwarring keerde ik om. Wat had ik niet gezien? Of liever gezegd, wat had ik wél gezien?
Waar de Nolensstraat was geweest, met zijn drie gelijknamige zijstraatjes, was nu een omheinde zandvlakte. Op de schutting stonden ludieke suggesties van buurtkinderen voor verbetering van de woonomgeving. Mijn eerste gedachte gold mijn jeugdvriend Peter: wat zou hij daar wel van vinden, die altijd met zoveel liefde over zijn jeugd in die bakstenen woonblokken heeft gesproken en geschreven? Dijk, zandvlakte, bosjes en talud waren al zo lang verdwenen. De braakliggende ruimte, het speelterrein van onze kindertijd, was ingevuld met nieuwbouw toen Geuzenveld rond de eeuwwisseling op de schop ging. Dat nu ook zijn ouderlijk huis en de huizen van zijn vroegere buren geruimd en voorgoed verdwenen waren was slecht nieuws. Ik hoopte maar dat hij het al wist en dat ik de onheilstijding niet hoefde te brengen.
En zouden ze het stratenplan wel respecteren? Onderweg door de mooie herfstmorgen had ik met gemengde gevoelens het gebouw gezien dat de naam draagt van onze oude lagere school. Het kan nooit die vertrouwde H-vorm vervangen, maar het staat tenminste op dezelfde plaats. Het symboliseert of herdenkt als het ware de Pieter Jelles Troelstra-school van vroeger, je kunt het herinneringsplaatje leggen over het werkelijke beeld en de twee vallen min of meer samen. Wranger wordt het als ook de indeling van de ruimte bij sloop en nieuwbouw verandert. Dan morrel je aan de onderliggende structuur van een buurt. Het woord "blauwdruk" komt in me op. De idee achter een wijk wordt genegeerd en daarmee wordt het fysieke bewijs van je jeugd op losse schroeven gezet. De kaart van mijn kindertijd is al bijna uitgewist, heet het in het enige protestliedje dat ik ooit maakte, Stadsvernieuwing. 
Ik zette mijn sombere gedachten uit mijn hoofd, parkeerde mijn auto op het verminkte plein en liep naar het buurthuis aan de Albardakade. Daar ging ik een feestelijke bijeenkomst opluisteren met een handvol liedjes - eigen werk, wat Napolitaans, Aan de Amsterdamse grachten. Truus van de Telefooncirkel, 94 jaar oud, deed dat vrijwilligerswerk nu veertig jaar. Elke dag, stipt om negen uur 's ochtends, belde ze alleenstaande of hulpbehoevende ouderen om te checken of alles wel in orde met ze was.
Op de tweede verdieping van het frisse gebouw herkende ik mijn werkplek aan ballonnen met "40" erop. Binnen scheen de vrolijke herfstzon op schalen met koekjes, chocolaatjes, Tom Poezen en versierde boterhammen. Kannen koffie en thee werden binnengebracht. Rock 'n' roll zou het niet worden vanochtend. Ik pakte mijn gitaar uit, mijn nieuwe Eastman, deze gig was haar vuurdoop. 
Ik zong mijn repertoire, aanvaardde dankbaar het applaus en maakte een praatje met het feestvarken. Ik vroeg waar ze in Geuzenveld gewoond had. De straat in de Dudokbuurt, vlakbij de Sam van Houtenstraat, waar ze het grootste deel van haar jaren had doorgebracht kende ik niet. Ik besloot maar niet te vragen of hij nog bestond. 


vrijdag 14 oktober 2022

SCHRIJVERSBUURT


Ik parkeer in de J.A. Dèrmouwstraat in Slotermeer, de schrijversbuurt. Blauwe zone, een van de laatste in de stad. Parkeerschijf voor het raam, twee uur de tijd. Ik denk aan de regel waarmee Dèrmouw, die overigens veel meer in zijn mars had, beroemd is geworden: 'K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid. Aan de overkant van de Slotermeerlaan zie ik Bar Content, voorheen Café Larsen. Daar ligt een heel stuk geschiedenis. Mijn vader heeft er operettezangers begeleid toen het nog een pianobar was en niet veel later ben ik er bij een zuinig biertje (we waren zestien en arm) uit mijn groep Lotos gekieperd wegens gebrek aan motivatie. Op die leeftijd had ik nog geen discipline (waar was discipline immers voor nodig? De wereld was groot, grillig en gul...) en als ik ergens geen zin meer in had liet ik het, lafaard die ik was, doodbloeden tot een ander het initiatief nam. Dan haalde ik opgelucht adem.
Ik loop naar het plein. Rechts van me de Canarische Viswinkel met zijn mediterrane blauwe letters. Wat is dat eigenlijk, een Canarische Viswinkel, en hoe lang is die zaak hier eigenlijk al? Het lijkt iets vertrouwds van vroeger maar kan net zo goed een terloopse observatie van de laatste tien jaar zijn. Ik ben veel op de Slotermeerlaan geweest in die tijd, we repeteerden er wekelijks met het Tuinstadtheater. Ik moet die viszaak vaak hebben gezien. Ongemerkt is hij met winkels van vroeger verbonden. Valse herinnering, valse nostalgie?
Op Plein '40-'45 kijk ik om me heen op zoek naar de priklocatie. Borden wijzen me het Tuinstadhuis in. Ik doe een mondkapje voor en laat me leiden door de ggd'ers. De laatste keer dat ik hier zo nadrukkelijk ben geweest was in de vroege jaren zeventig. Het regende, net als nu. We schuilden onder de overkapping van wat toen nog het NVV-gebouw was en nipten aan een zakflacon rum, mijn vriend Karl en ik. Waarschijnlijk hadden we zojuist het boekenstalletje op de markt besnuffeld. Enthousiast door elk oud ruggetje, elk stoffig Duits deeltje. 
Boekenstalletjes zijn er allang niet meer op de markt van '40-'45. Wel heel veel kraampjes met kleding. Vooral djellaba's en kaftans in matte kleuren (vaal paars, bruin en groen) alsof de gebruikte verfstoffen al heel wat jaren op een zolder hebben gelegen. Ook veel groente en fruit. Twee Vietnamese loempia-verkopers. Het is er schoon sinds de actie Het schoonste plein van Nederland, waarvoor ik nog een liedje heb ingezonden. Maar de fleurige, exotische sfeer die Patrick van den Hanenberg in zijn songtekst oproept is ver te zoeken vandaag. Geen 'oergezellig plein', nee. Een schoon maar leeg en verregend plein.
Ik ga het overdekte winkelcentrum in. Nooit geweest, maar geen valse nostalgie hier. Loop terug zonder iets gekocht te hebben en besluit in de Jumbo mijn boodschappen te doen. Kan maar gebeurd zijn. Als ik last krijg van de prik heb ik alles in huis. Kattenvoer, een brood, een pizza met salami en ham en een fles mineraaldroge Riesling, dat moet het zijn. Ik heb honger. Bij de oliebollenkraam zie ik maar één bergje. Eerst schrikt me dat af, dan treft het me als gewetensvol. Ik word niet bedrogen in mijn vertrouwen: de bol is vers, knapperig en nog heet. Geen keus, geen verpieterende voorraad.
De nevel hangt nog over de gele bomen als ik terugga. Burgemeester van Tienhovengracht, Gerbrandypark, Slauerhoffstraat. Rustige straten met bescheiden huisjes in veel herfstig groen. Het is eerder november dan oktober hier in de Tuinstad.
Ik heb deze buurt nooit als heel literair ervaren maar nu knik ik goedkeurend bij elk straatnaambordje. Louis Couperusstraat. Daar valt weer een blad. Ik zou hier wel kunnen wonen, vind ik.
Ik overweeg even bij de Sloterplas te stoppen om aan de oever te gaan mijmeren over vroeger. Over het Monster misschien zelfs. Over een optreden dat ik binnenkort heb in Geuzenveld en waarvoor ik in de stemming moet komen. Maar mijmeren valt meestal tegen als het op bevel moet.
Ik rijd door en verheug me op een middag onder een dekentje, in een cocon. De prik is binnen, meer hoef ik vandaag niet. Ik heb allerlei kleine, overzichtelijke klusjes te doen als ik geen rust heb voor lezen en suffen met de katten. Hopelijk trekt de mist niet te snel op en blijft het nog een beetje regenen. 


dinsdag 11 oktober 2022

EXCURSIE



Het was een uitgelezen morgen. Zondags stil. Nauwelijks verkeer, er werd wat gejogd, meer niet. De lucht was zuiver blauw, een warme oktoberzon deed de gele blaadjes schitteren. De paddenstoelen-excursie op het Vogeleiland had niet beter gepland kunnen zijn.
Ik zeg Vogeleiland en had ook Rieteiland kunnen zeggen, maar dat zijn namen uit mijn jeugd. Toen waren er nog geen paddenstoelen-excursies. Toen was het ginds woest terrein zonder officiële status. De jeugd had er vrij spel, slechts een enkele hondenuitlater waagde zich tussen brandnetels, riet, wilgen en sporkehout en qua paddenstoelen waren het vooral reuzenbovisten en stuifzwammen die het braakliggende stuk grond in het najaar domineerden. Nu is dit bijzondere stukje Amsterdam onderdeel van het Sloterpark. Het in oorspronkelijke staat gelaten gedeelte heet het Ruige Riet. Sinds 1975 is er een Heemtuin. Daar begon onze excursie. 
Ik had de gids al uit haar autootje zien stappen. Kordate, wat oudere dame met strenge bril. Ze had een klein hondje bij zich maar ik had niet de indruk dat ze speciaal naar hier was gekomen om dat uit te laten, ze was hier duidelijk met een doel. Toen ze zich speurend over de struiken langs de weg boog wist ik het zeker, dit moest haar zijn. Ik bleef nog even op mijn vriendin wachten die van buiten de stad kwam, maar toen we stipt om elf uur naar de ingang van de Heemtuin wandelden zag ik haar staan, omringd door een flinke groep mensen, jong en oud. We meldden ons als deelnemers aan en volgden onze gids en haar hondje de rimboe in. 

Christiane Baethke kent alle circa 5000 soorten vaderlandse zwammen uit haar hoofd. Ze geeft eerlijk toe dat ze zich weleens vergist. Een zwavelkopje bleek bij inspectie een fluweelpootje te zijn - eetbaar, ik kreeg een hapje. Juist die eerlijkheid wekte de indruk van grote betrouwbaarheid. Misschien dat haar tamelijk zware Duitse accent ook meehielp, Duitsers hebben nu eenmaal die reputatie van degelijkheid in alles wat ze ondernemen. Scherp daarmee contrasteerde een levendige zwarte humor. Sommige soorten waren eetbaar maar smaakten naar natte washandjes. Een groene knolamaniet was goed tegen kwaadaardige schoonmoeders en een heel veld ervan, dat we bereikten via hertenzwam, Elfenbankje, franjehoedje, pantheramaniet, krulzoom, parasolzwam en vele andere soorten met ingewikkelde namen, kon het best naar de Russen worden gestuurd.
We verlieten het Eiland even via de Mary Wollstonecraftbrug voor een intermezzo in de Thomas van Aquinostraat. Op de plek waar ik haar over de struiken gebogen had zien staan toverde ze een heksenboleet tevoorschijn. Ze sneed hem met haar Opinelmes open ('Ik ben van de KNNV, ik mag dat') en liet ons de snelle indigoblauwe verkleuring zien die deze boleet onderscheidde van andere soorten. 'Dat is toch die paddenstoel die zich slecht verdraagt met alcohol?' vroeg ik. 'Klopt,' zei ze. 'Maar daar heb ik geen last van.'
Al die tijd was het gemengde groepje in een uitstekend humeur. Hoewel we elkaar niet kenden ontstond er al snel een lacherige saamhorigheid zo in het kielzog van de juf, op dit mooie zondagse uitje.


(Copyright foto's: Stichting Heemtuin Sloterpark en het Ruige Riet)


vrijdag 7 oktober 2022

WELLEVENDHEID


Ik zat op het Museumplein te kijken naar jongens die aan het skateboarden waren. Keer op keer bedwongen ze het aflopende dak van de Albert Heijn, alsof ze aan het surfen waren in een branding van gras en beton. Soms ging er één kopje onder. Het verontschuldigende maar stoere glimlachje dat daarbij hoorde kende ik van mezelf: één keer per jaar gaan we bowlen, op mijn broers verjaardag. Afgaan tijdens een spelletje doe je zo, met dat verlegen en toch coole glimlachje.
Plotseling stond er een jongen naast mijn bankje. Hij groette vriendelijk en wees glimlachend op de plek naast me. Daar lag, zag ik nu, een telefoon. Ik haalde mijn eigen telefoon uit mijn zak, liet die aan hem zien, zei iets als It's not mine, en nodigde hem met een gebaar uit het apparaatje mee te nemen. Hij pakte het op, bedankte me beleefd, nog net niet buigend, en liep met zijn buit naar het grasveld, waar hij naast een andere jongen ging zitten.
Maar ... zijn buit? Zijn manier van doen had me misleid. Het was natuurlijk zijn éigen telefoon die hij op de bank had laten liggen. Vanaf zijn plaats in het gras, tientallen meters verderop, had hij nooit kunnen zien dat er iets kostbaars naast mij lag. Waarom deed hij dan zo voorzichtig, alsof hij me om een gunst vroeg? En waarom bedankte hij me voor zoiets vanzelfsprekends, het terughalen van zijn eigen bezit?
Omdat, antwoordde ik mezelf, hij in mijn persoonlijke ruimte had moeten komen. Het bankje was mijn territorium zolang ik daar zat, daar binnengaan zonder kloppen was brutaal. De jongen had gewoon wellevendheid getoond. 

Ik keek weer naar het skateboarden en bedacht hoe ingewikkeld wellevendheid soms kan zijn. Een oude vriend van me deed het laatst voorkomen, tijdens een gezellig gesprek, alsof iemand anders, een derde persoon dus, verantwoordelijk was geweest voor iets dat mij had teleurgesteld, in plaats van hijzelf, mijn vriend. Ik voelde me geroepen om die verdraaiing van de feiten recht te zetten. Ik snapte niet dat mijn vriend de ware toedracht niet meer wist of die probeerde te ontkennen. Pas later, onderweg naar huis, begon ik te vermoeden dat hij met zijn nieuwe versie van de gang van zaken ons beiden een schone lei aanbood, een onbezoedelde werkelijkheid waarin hij me destijds wél die gunst had willen verlenen (uiteraard!) en een ander spelbreker was geweest. Zo konden we elkaar weer recht in de ogen kijken en de schuld op iemand anders schuiven. Met een beetje fantasie als retouche corrigeerde hij galant het verleden. Maar ik, hork die ik was, wilde er niet in meegaan. Waarheidsliefde en wellevendheid verdragen elkaar soms niet. 


dinsdag 4 oktober 2022

Mijn familie en andere beesten


Een familiedag, gepland ver voor we hoorden van het bestaan van de Nationale Broer- en Zusterdag. We maakten eerst een wandeling over de Liniedijk, mooi bebost met eikenbomen. Af en toe passeerden we een van de kazematten van de Grebbelinie. We haalden herinneringen op. De regen bleef uit, mijn paraplu diende me als wandelstok.
Daarna gingen strikt volgens plan de flessen open en was het tijd voor ouderwetse gezelligheid. Mijn vriend Robert maakte ooit een ollekebolleke over zo'n bijeenkomst. Zo herinner ik het me:

Spaendoncks familiefeest,
Luidkeels orerende
Zangers betogen dat
"Tauber is God".

's Anderendaags in een
Post-alcoholische
Matheid is iedereen
Hees en kapot.

Sinds mijn vader er niet meer is wordt er over Richard Tauber niet veel meer gesproken, maar luidkeels zijn onze bijeenkomsten nog wel. De volgende dag had ik wat last van al die verhitte gesprekken. De meesten van u zullen het kennen, als ze het geluk hebben broers en zusters te hebben. Oud zeer is nooit ver weg. Kinderachtige geldingsdrang die je allang dacht overwonnen te hebben steekt opeens zijn kop op. In de grotemensenwereld kun je een halve heilige zijn en je schouders ophalen over alles, binnen de familiekring zijn in de kindertijd gevormde patronen praktisch onuitwisbaar. Althans zo vergaat het mij. En steevast heb ik daar spijt van. Weer te hard en te druk gepraat! Weer zo koppig, gelijkhebberig gedaan, bah!
We zouden eigenlijk een lange wandeling gaan maken ergens tamelijk ver weg, maar ik had er de moed niet voor. 'Vind je het erg als we gewoon een beetje gaan uitwaaien bij het Kerkemeertje,' vroeg ik aan mijn vriendin. Ze vond het niet erg.
In de vogelhut bij het water was niet veel te zien. We liepen naar het Uilenbosje. Meertje en bosje liggen ver van de weg af midden in het laagveen van de Eilandspolder. Het is er stil. Alleen het suizen van de wind. Tussen de bomen van het beboste heuveltje zag ik iets bewegen. Ik richtte mijn kijker en tuurde ongelovig naar een mij volledig onbekend vogelsilhouet. Mijn brein bladerde door de bladzijden van de gids. De enige vogel die ik kende die zo'n roomwitte borst had was een waterspreeuw. Maar dit leek meer op een lijster. En die hebben spikkels! Het dier zat op zijn gemak besjes te eten. Ik was zo geabsorbeerd door mijn ontdekking dat ik nauwelijks merkte dat ik werd aangevallen door een hele zwerm hongerige muggen. Pas toen de vogel gevlogen was en wij terug naar de auto liepen voelde ik dat mijn handen onder de beten zaten.
Mijn waarneming was al snel geïdentificeerd. Die sikkelvormige witte band, als een slabbetje onder de merelkop: dit was zonder enige twijfel een beflijster geweest. In oktober een niet ongewone dwaalgast, op weg naar het zuiden. 
Ik was opgetogen over het stille zondagse uitje en over zoveel vogelaarsgeluk. Mijn humeur was weer op peil. Ik was niet meer hees en kapot. 'Ik ben blij in een wereld te leven waarin er oktobers zijn', zei ik tegen mijn vriendin. Dat had ik ergens op Facebook gelezen.
Ik wist toen nog niet dat ik 's nachts wakker zou liggen van het jeuken van mijn gezwollen handen.