dinsdag 8 november 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (41)


Ik oefen mijn liedjes over Nieuw-West voor een optreden later deze week. Op het scherm van mijn computer toont de screensaver een hele reeks foto's van eerdere optredens in het stadsdeel van mijn jeugd. Was ik een wappie, ik zou geloven dat de laatste booster met Moderna me een vloeibare chip had ingespoten die zich met de algoritmen van mijn computer heeft verbonden. Toeval, lacht mijn dochter, die de kamer binnenloopt. Even later zet ik een lied van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot op de lessenaar. Wat geweest is is geweest. Terwijl ik zing en speel zie ik uit mijn ooghoek op het scherm een scène uit de Haarlemse Philharmonie verschijnen. Begin februari 2013, het festival ter herdenking van Nijghs tiende sterfdag. We zingen Malle Babbe met de hele cast. Mylou Frencken leidt de troep. Ik zwier onwennig met Josee Koning aan mijn arm. Toeval!

                                                                      ***

Hoewel ik erg van vogels houd heb ik iets tegen duiven. Die ergernis zullen vele stadsbewoners met me delen. Vliegende ratten, de ratten van de lucht, worden ze genoemd. Hoewel overtuigd boeddhist waar het respect voor alle leven betreft heb ik met het van gemeentewege afschieten ervan weinig moeite. Hun borst, rattig of niet, is erg lekker. Vooral sinds het huis naast me leeg staat irriteren ze me. Ze beschouwen het als hun persoonlijk bezit. Ze maken de katten gek met hun uitdagend gekoer en onrustig gefladder en schijten het verlaten balkon onder. 
Maar voor één stadsduif maakte ik een uitzondering. Hij is dagelijks bij de ingang van de bakker te vinden. Daar zit hij onder het bankje tegen de gevel. Eén poot houdt hij pijnlijk opgetrokken. Immobiel als hij blijkbaar is aast hij op kruimels die de klanten laten vallen. Een mager scharminkel, aan het eind van de weg, doormodderend zolang het nog gaat, ik had met hem te doen. Gisteren heb ik hem zelfs toen de bakker niet keek een stukje van mijn croissant toegeworpen.
Maar nu is dat voorbij. Bij terugkomst van mijn wandeling vandaag rondde ik de hoek bij de bakkerij en liep bijna tegen het beest op. Het trok zijn manke landingsgestel in en vloog met grote vitaliteit naar de dakgoot aan de overkant. Ik moest aan Silas Wegg denken, de quasi-litteraire straatventer uit Dickens' Our Mutual Friend, wiens houten been een doortrapte levenswandel bepaald niet in de weg staat. Onder mijn adem gromde ik het wegvliegende beest na: 'Simulant! Opportunist! Vuile bedelaar! Waar is mijn luchtbuks?'

(Foto: Jos Fielmich)


Geen opmerkingen: