Louis Aragon: Mijn prachtig ongeluk


Louis Aragon

MIJN PRACHTIG ONGELUK

Gedichten voor Elsa Triolet

vertaald door Jan-Paul van Spaendonck
en met illustraties van Rosanne van Spaendonck




Twintig jaar later


Het najaar heeft allengs zijn slome gang hervonden
Een span van trage ossen voor zijn kar gebonden
De kille lucht graaft gaten in de gouden bomen
Oktober sidderde maar is tot rust gekomen

De dagen van verval waarin wij mat verkwijnen
Met dromen die als koeien sjokken en verdwijnen
Onwetend dat men sterft aan verre horizon 
Want wat de morgen doet ontgaat de avondzon

We dwalen doelloos door verlaten holle zalen
Geen ketens witte lakens om geen spookverhalen
Fantomen in het klare licht van overdag
De geesten van een leven dat nog liefde zag

We redden de gewoonten van vervlogen jaren
Van de vergetelheid en duizend martelaren
Hervatten het misbaar van vroeger in hun cel
Maar niemand wordt er warm of koud van lijkt het wel

Opnieuw zien we het tijdperk van de lege frasen
De mens laat trots en liefde onverschillig razen 
Wat in zijn oren rest is een banaal akkoord
Dankzij de radio zoveel te vaak gehoord

Twintig jaar Nauwelijks de duur van onze jeugd
En is het niet de straf voor onze oudervreugd
Om na die tijd het kind terug te zien van toen
In de onschuldigen van weer een garnizoen

Twintig jaar later Titel vol van ironie
Die deze tijd typeert en onze fantasie
Dwaalt af op die drie woorden van Dumas vol spot
En zoekt de schaduw op van liefde en genot

Er is maar een de liefste en slechts zij blijft over
Zoals van deze maand het schone rosse lover
Zij alleen is mijn angst mijn hoop mijn welbehagen
En ik wacht af totdat zij schrijft en tel de dagen

Jouw leven was dat van de rijpe echtgenote 
O mijn vrouw de jaren die wij samen genoten
Zijn mondjesmaat geteld maar telden dubbel mee
De mensen spraken over ons toen als Die twee

Maar ach treur niet te veel om die verloren waaghals
Die als een teken in de mist oplost of zoals
Een brief gevonden aan de rand van de oceaan
Je hebt hem nooit gekend die schim van mijn bestaan

Een mens is onbestendig als de wolkenlucht
Jij streelde mijn gezicht met een ontroerde zucht
Mijn zorgelijk gefronst gezicht met groef en lijn
Talmend waar mijn haren grijs aan het worden zijn

Geliefde o mijn liefde alleen jij bestaat
Dit trieste uur waarop de herfstzon ondergaat
Waarop ik evenzeer de draad van mijn gedicht
Ben kwijtgeraakt als die van ‘t leven zonder licht

Ik wilde nogmaals zeggen dat ik van je hou
Maar dat doet pijn als het gezegd wordt zonder jou


Ik wacht op haar brief in de schemering

Onder een lucht van linnen
Dat weelderig wiegt
Laveert een kleine auto
En de echo liegt 

Welk lied wil nu beginnen
Hier in het herfstig woud
Waar uitgedoofd van zinnen
De troep zich slapend houdt
Voor even veilig binnen
Nabij het bladergoud

Hoe moeilijk sterven uren
In oorlog doorgebracht
Jij laat me ze verduren
Mijn ziel op haviksjacht
Mijn camion met kuren
Mijn liefde die nooit lacht

Vervolg de lange wegen
Verlaat de woelige grond
En eenmaal opgestegen
Kijk dan eens speurend rond
Zie jij daar mijn beminde
Verdrietig en gewond

En is dat blinkend goud
De schat die ik wil vinden
Haar kapsel zo vertrouwd
Wat hoort de wind haar klagen
Wat zegt haar verre mond
Blijf bij me als in de dagen
Van voor het oostelijk front

De post herstart zijn wagen 



Elsa’s ogen


Jouw ogen zijn zo diep dat bukkend om te drinken
Ik alle zonneschijn erin weerspiegeld zag
Verdronken wanhoop vond die op de bodem lag
Zo diep dat mijn herinneringen erin zinken

Ze zijn zo wild en donker als de oceaan
Maar lichten op zodra de zomerzon ze raakt
En van de wolken schortjes voor de engelen maakt
De lucht is nooit zo blauw als boven wuivend graan

De wind verjaagt vergeefs de smet van het azuur
Jouw ogen blinken mooier in hun tranenfloers
Maken de hemel na een regenbui jaloers
Het glas dat breekt was nooit daarvoor zo blauw en puur

Moeder van Zeven Smarten o mijn glans van dauw
Met zeven zwaarden wordt de regenboog doorboord
De dag is schrijnender als hij in tranen gloort
De zwartgevlekte iris blauwer in zijn rouw 

Jouw ogen zijn twee vensters in de schemering
Waarin ik het mirakel van de Wijzen zie
Toen zij met kloppend hart ontdekten alle drie
Dat in de stal de mantel van Maria hing

Eén mond volstaat in deze meimaand van het rijm
Voor alle liederen van vreugde en misère
Te weinig firmament voor die miljoenen sterren
Ze missen jouw twee ogen en hun diep geheim

Een kind voor wie alleen nog wonderen bestaan
Zet minder grote ogen op als ’t naar ze kijkt
Ik weet niet of je liegt met open blik maar ‘t lijkt
Of na een stortbui wilde bloemen opengaan

Draag jij de bliksem soms in jouw lavendel mee
Waar de insecten paren met een bruut verlangen
Een sterrenregen heeft mij in zijn net gevangen
Als een matroos die in augustus sterft op zee

Ik heb uit ruwe erts dit radium gewonnen
En aan verboden vuur mijn vingers vaak gebrand
O mijn verloren en hervonden dromenland
Jouw ogen zijn mijn Incagoud mijn tropenzonnen

‘t Was op een mooie avond dat de hemelbogen
Ter aarde stortend braken op een brandend rif
En ik zag stralen boven die gevreesde klif
Mijn Elsa’s ogen Elsa’s ogen Elsa’s ogen


Lied voor Elsa: Ouverture

Ik raak je aan en zie je lijf Je ademt zacht
Dit zijn niet meer de dagen van gescheiden leven
Jij komt of gaat naar wens en ik ben in jouw macht
    Goed of slecht het is om het even
Maar nooit heb ik indringender naar jou gesmacht

Samen vinden wij hier in dit betoverd land
Een kinderlijk plezier puur als de zomerlucht
Maar als ik wakker schrik en weer bij ons beland
   En in jouw oor iets teders zucht
Hoor jij me niet en wend je naar de andere kant

Ze slaapt Ik luister lange tijd maar zij blijft stom
Ze ligt hier naast me maar is nooit zo weg geweest
En ik was nooit eerder zo eenzaam juist daarom
    Dat ik nu heel dicht bij haar kom
Zoals een speler een verliezend cijfer leest

De nieuwe morgen die nu schijnbaar zal beginnen
Maakt haar alleen maar mooier en nog eens zo zacht
Van sluimer houdt zij geur en smaak nog even binnen
   Want zij is als een droom der zinnen
De dag die haar terugbrengt is nog steeds een nacht

Het braambos van het leven met zijn scherpe klauw
Zal snel bedwongen zijn door een bezwerend lied
Dat eeuwig hongert naar die ogen tergend blauw
    Mijn pijn mijn paradijs mijn vrouw
Al dertien jaar heb ik jouw stille slaap bespied

Zoals een schelp de zee over zich heen voelt gaan
Ben ik bedwelmd door jou al dertien jaren lang
Ik blijf hier bevend op de drempel van de waan
    Vol bitterzoete angsten staan
Al dertien jaren lang voor spookgevaren bang 

Mijn lief de tijd is niet op onze maat gesneden
Voorbij zijn Duizend-en-een-nacht voordat je ’t weet
Die dertien jaar van ons zijn vliegensvlug vergleden
   Die dertien jaren dat we reden
Op ons te snel verslijtend vliegend toverkleed


Wat Elsa zegt

Je noemt mijn verzen vaag en zegt dat zij wellicht
Toch minder cryptisch zijn dan ik ze had bedoeld 
Voor heimelijk geluk doen wij de ramen dicht
    Het blijft maar beter uit het zicht
Dek nooit die foto af waar jij je goed bij voelt

Je zegt Als onze liefde een wereld scheppen kan
Is het er een van klare taal en klare aard
Die Lancelot en Ronde Tafel laat die dan
   Vergeet Isolde en Tristan
En wie zich spiegelde in een misvormend zwaard 

Lees de liefde in mijn blik en niet meer in getallen
Bedwelm je hart niet met hun oude liefdesdrank
Kastelen blijken in de zon tot puin vervallen
   Laat magiërs hun spreuken lallen 
Wij hebben een bestaan in ‘t volle licht goddank

De nacht heeft heus niet meer bekoring dan de dag
Jammer voor hen die een blauwe lucht niet kan verblijden
En pech voor wie niet smelten kan bij een kinderlach 
   En van zichzelf niet huilen mag
Om een liedje op straat een bloem in groene weide 

Je zegt Temper die trommels eens en die cimbalen
Dit is immers de tijd van de gewone man
Die echt zijn weg niet vinden kan in de Van Dale
    En houdt van simpele verhalen
Die hij al dromend voor zichzelf herhalen kan

Wil jij mijn liefde zien schenk mij dan water puur
Waaruit zij een verkwikkend drankje kunnen brouwen
Laat jouw gedicht het bloeden zijn van je blessuur 
  Zoals wie metselt aan een muur
Voor vogels zingt die nu geen nest meer kunnen bouwen

Laat jouw gedicht het hoopvol Wordt vervolgd hun geven
Dat ons sinister feuilleton altijd besloot
Laat menselijke stem voorbij het koper streven
    Geef hun een reden om te leven
Want alles lijkt hen te verleiden tot de dood

Laat jouw gedicht op plaatsen zonder liefde klinken
Waar men zwoegt hevig bloedt en crepeert van de kou
Een wandellied dat een gezwollen voet doet slinken
   Een ochtendkoffie om te drinken
Een goede vriend die je ontmoet in tijd van rouw

Voor wie zou het de moeite lonen om te zingen
Als niet voor hen die in gedachten bij je zijn
Wier nagedachtenis is als geslepen klingen
   Die in jouw dromen binnendringen
En spreken tot jouw hart van nooit geheelde pijn

Je zegt me Ik verlang van jou dit liefdespand
Dat dit portret van mij dat jij aan ’t dichten bent
Een slinkse worm herbergt die knaagt aan de chrysant
   Mijn signatuur aan de onderrand 
En dat de liefde weldra een zonsopgang kent



Elsa walst


Waar willen jullie heen gedachten eigenmachtig
De Sfinx knielt eeuwig neer in ’t zand van de woestijn
En is de Nikè uit het Louvre minder prachtig
   Haar schip en sokkel minder krachtig
Omdat haar stenen vleugels onbeweeglijk zijn

Welke wals onbekend meeslepend en mystiek
Voert mij zo willoos mee als ooit een dwaas idee
Al dansend vlucht de tijd van zorgen en tragiek
   Elsa wat is dat voor muziek
Ik ben mezelf niet meer Mijn pas volgt jou gedwee

Deze wals   is een wijn   die me prikt    op de tong
Deze wals   is de kus   waaraan ik   me verloor
Zij beroert   jou en mij    en het lied    dat ik zong
    Dans de wals    met een bokkensprong
Ik fluister je naam   Elsa walst   en walst maar door

      
Onze jeugd     resoneert     erin mee     als refrein
Net alsof    ik de klank    van Montmartre     weer hoor
Elke traan   werd verjaagd    door een wild    dansfestijn
    Vals belicht      door de gloed van wijn 
Liefde doet zo’n pijn   Elsa walst   en walst maar door 
    

Toen draaide ons bestaan een pirouette van dromen
Ik verloor veel vrienden De een aan ‘t tarokspel
De ander liet in slaap zijn dronken woorden stromen
    Zo murw was hij door zijn fantomen
Ze speelden blufferig de held het hele stel

Weet je nog     het chanson     dat alleen    voor ons twee
De chanteur     glanzend zwart     zong die nacht    dat het vroor
Voor een teug    frisse lucht     nam je mij    even mee
     Hoe ik toen     buiten met je vree
O tijd zonder wrok    Elsa walst     en walst maar door

Schrijfmachine   op krediet    aangeschaft    met factuur
Maakte dat     maandenlang    ik de moed    soms verloor
Want geen sou    hadden wij   en de liefde    is duur
     Zorgen zoet     eerder nog dan zuur
Toen ik zeggen kon    Elsa walst    en walst maar door


Toen draaide ons bestaan een pirouette van glas
De zigeuner van ‘t lot verruilde zijn cimbaal
We reisden door een land dat ontzagwekkend was
   En zich afwendde van ’t moeras 
Van onderdrukte snikken en immens kabaal

Jij verzon    een juweel    voor soirees      en vertier  
Je collier     straalde fel     maar was geen    Koh-i-Noor
Stukjes stof     scherven glas     ideaal    voor de sier
   Net als roem     was het waard geen zier
Arm maar puur plezier    Elsa walst    en walst maar door

Ik vertrok    naar de markt    van New York   als gezant   
En verkocht    van Milaan    zelfs tot aan    Singapore
Die bijous    uit het niets     geboetseerd   door jouw hand
   Elk juweel     als een bloem van kant
Droeg jouw eigen kleur      Elsa walst     en walst maar door


Toen draaide ons bestaan een pirouette van drift 
Een bliksemschicht die door de neonbuizen voer
De wolkenpaarden hinnikten in luid gekift
   Hun sporen in de storm gegrift
De jazz ruilde de accordeon voor een tamboer

En de dans    stokt en stopt    als op last    van de staf
Menig lam     zich ontpopt    tot een wreed    carnivoor
Maar een lied    wervelt toch    daar op    Lazarus’ graf
   Het verspringt     ritmisch op en af
In een bizar bal      Elsa walst    en walst maar door

‘t Lot heeft ons     een orkaan    en een vloed     aangereikt
Hel bestaat     Paradijs     is alleen     metafoor
Maar dan blijkt     dat de zon    zelfs in ‘t zwart    ons bereikt
    En dat dood      voor de liefde wijkt
Elsa walst nog steeds     Elsa walst     en walst maar door


En ons bestaan draaide een pirouette van hooi
Ziet u die ogen ’t Zijn de ogen van een kind
De aarde zal gaan slapen zonder wapentooi
    Verdwijnen moet het krijgskonvooi
Zodat aan ’t slot de mens het van de oorlog wint

Eén naam maar heeft mijn lief dat is het jeugdig hopen
Daarin klinkt telkens weer een nieuw en licht geluid
En u die in de schaduwen bent weggekropen
    Doe nu gerust uw ogen open 
Eén naam maar heeft mijn liefde En mijn lied is uit

 
Gelukkige liefde is er niet

Niets is er voor de mens ooit zeker Noch zijn kracht
Zijn zwakte of zijn hart en als hij per abuis
Zijn armen opent is zijn schaduw die van 't kruis
Geluk dat hij omarmen wil drukt hij tot gruis
Een vreemd en pijnlijk scheiden is het dat hem wacht 
Gelukkige liefde is er niet

Zijn leven lijkt op die ontwapende soldaten
Die men had aangekleed voor glorie en voor eer
Wat zouden ze nog opstaan elke morgen weer
De avond werpt ze doelloos op hun britsen neer
Zeg me dit na Mijn Lief Zonder een traan te laten 
Gelukkige liefde is er niet

Mijn mooie lief mijn zoete lief mijn diepe wond
Ik draag je als een zieke vogel in me mee
En zij die nietsvermoedend kijken naar ons twee
Herhalen dat mislukte vers van mij gedwee
Dat in jouw grote ogen geen genade vond 
Gelukkige liefde is er niet

Het is voor ons te laat om nog te leren leven
We huilen eensgezind wanneer het daglicht faalt
De spijt om ons te kort genot wordt duur betaald
En ook het kleinste lied wordt wreed op ons verhaald
Wat baten ons die snik en ons ontroerde beven
Gelukkige liefde is er niet

Er is geen liefde die niet aan de liefde lijdt
Er is geen liefde zonder bikkelharde kant
Er is geen liefde waaraan men zich niet verbrandt
Die voor elkaar zomin als die voor 't vaderland
Er is geen liefde die niet leeft van pijn en spijt
Gelukkige liefde is er niet
Maar zij is ons gedeeld verdriet



Elsa voor de spiegel


Het was in ’t midden van het drama van ons leven
Ze had de middag voor de spiegel doorgebracht
Met steeds maar kammen van haar gouden haar Ik dacht
Haar kalme handen worstelen om niet te beven
Het was in ’t midden van het drama van ons leven

En op die middag voor de spiegel doorgebracht
Met kammen van haar gouden haren dacht ik even
Dat dit het midden was van ‘t drama van ons leven
Dat zij een harplied zonder overtuiging bracht
Die hele middag voor de spiegel doorgebracht

Bij ‘t kammen van haar gouden haar vreesde ik even
Dat zij met wrang genoegen aan die bloemen dacht
Die hele middag voor de spiegel doorgebracht
Die vurig bloeiden in dat nauw bedwongen beven
Zonder me inzicht of verklaringen te geven

Dat zij met wrang genoegen aan die bloemen dacht
Was in het midden van het drama van ons leven
De wereld leek net als haar spiegelbeeld te beven
De kam deelde het vuur dat de reflectie bracht
In mijn geheugen brandde elke diepe schacht

Het was in ’t midden van het drama van ons leven
Zoals de week de donderdag heeft ingeweven

Die middag lang met haar geheugen doorgebracht
Zag zij hen sterven een voor een in verre nacht

De hoofdrolspelers in het drama van ons leven
Die ons alleen in het herdenken overbleven

Ik hoef u zeker toch hun namen niet te geven
En wat het late vuur voor onheilstijding bracht

En wat dat goud vertelt als zij in stilte wacht
En kammend de reflectie van het vuur doet leven


De liefde die meer dan een woord is

Mijn God tot aan het laatste uur
Met dit zwak hart dat nooit genas
Een schim van wie ik vroeger was
Hoe kan het dat ik dat verduur
Waarom verbrandde ’t niet tot as
En hoe benoem je die kwetsuur

Is dit voldoende dat mijn vreugd 
Opvlamt als jij schudt met je haar
Met dat ontroerende gebaar
En dat wat me van vroeger heugt
Ik weerzie na zo menig jaar
Elsa mijn lief Elsa mijn jeugd

O zacht en koppig als een wijn
Als vensterlicht van zon of maan
Geef jij me ’t zoet van het bestaan
Terug het altijd dorstig zijn
Naar leven en het verdergaan 
Van ons verhaal van ons refrein

Hoe wonderlijk dit samenleven
De wind omspeelt je als een veer
Het licht daalt op je wangen neer
Ik moet als ik jou zie weer beven
Zoals die allereerste keer 
Het kind dat ik weer ben voor even

Wen er maar aan wen er maar aan
Een schande als het zover kwam
Kun je dan wennen aan een vlam
Daarvoor ben je al doodgegaan
Ach maak mijn zinnen vleugellam
Voordat zij wennen aan ‘t vergaan

Je lippen voor het eerst gesmaakt
Je stem verrassend als weleer
Een vleugelslag die schijnbaar teer
De bladeren onrustig maakt
Het is altijd de eerste keer
Als jij me in ’t voorbijgaan raakt

Neem deze overrijpe vrucht
Wat wormstekig is mag je versmaden
Proef het gedeelte zonder maden
Dertig jaar weg in vloek en zucht
Dertig nog restend voor jouw gade
Die in jouw mooie tanden vlucht

Mijn leven is pas echt begonnen
De dag dat ik jou heb ontmoet
Je hand bezwoer de lange stoet
Van wreedheden door mij verzonnen
En leidde steevast naar een goed
Dat slechts door goedheid wordt ontgonnen

Je kwam toen alles chaos was
Om mijn koortsdromen weg te jagen
Ik brandde als op winterdagen
Een feestelijk flamberend glas
En om jouw lippen blijf ik vragen
Jij bent mijn anker mijn kompas


Elsa

Terwijl ik de bevlogen taal van verzen sprak
Zag ik haar zachtjes slaperig haar ogen luiken 
Als een gedempt licht tussen groene mirtenstruiken
Een huis vol schaduw in ons dal van ongemak

Haar wangen vonden lente en geluk terug 
O luchtig lichaam liggend in een droom van linnen
Haar ogen sterren die de avondhemel minnen
Het bloed onder haar warme huid stroomt jong en vlug

Zie haar de berg beklimmen van haar oude dromen 
Gehoorzamend aan God weet welk veraf appel
‘t Is sneeuw altijd en arrenslee en winterspel
Ze heeft de nacht in haar lieflijke arm genomen

Haar mond beweegt Haar handen En ik houd me voor
Dat zij me aan een stille ommegang doet denken
Ik wil het onschuldige kind in haar niet krenken
In dat voor mij verboden land mijd ik haar spoor 

Ik smeek je niet alleen voor mij maar voor ons beiden 
En voor mijn kwellende en dwaze jaloezie
Klim niet te hoog in die geliefde fantasie
Ik ben jouw wilg maar ook een wilg kan te veel lijden

Aan jouw gesloten ogen ga ik bijna stuk 
Mijn hart breekt door het hart dat ik in jou hoor kloppen
Mijn lief wil jij met dromen en met dwalen stoppen
Geef mij je dag terug mijn prachtig ongeluk



Elsa’s handen


Geef mij je handen om tot rust te komen
Geef mij je handen die ik in eenzaamheid
Zo vaak terugzag in benauwde dromen
Geef mij je handen tegen angst en spijt

Als ik ze veel te gretig heb omkneld
Mijn handpalm angstig haastig en beschroomd
Als ik ze vastpak als de sneeuw die smelt
En rondom van mijn koude handen stroomt

Zul jij ooit weten wat mijn rust verstoort
Wat mijn gemoed zo loodzwaar heeft beladen 
Zul jij ooit weten wat mijn hart doorboort
Wat ik toen ik versaagde heb verraden

En wat die diepe taal te zeggen heeft
Dat dierlijk stomme spreken van de zinnen
Zonder een blik die in weerspiegeling leeft
Dat woordeloze beven van het minnen

Zul jij ooit weten wat die vingers denken
Van hun maar even vastgehouden vangst
Zul jij ooit weten wat hun stille wenken
Herkennen wil van een verwante angst

Geef mij je handen voor mijn hart als wapen
Zodat de wereld stil is een moment
Geef mij je handen dat mijn ziel kan slapen
En dat mijn ziel een eeuwig slapen kent


Wij zullen samen slapen

Hoe fel ik ook de uren tel
Kalenders afscheur vel na vel
De hemel nader of de hel
De liefde blijft zichzelf na-apen
Vandaar dat ik je dit voorspel
Wij zullen samen slapen

De tijd gaat door wat ik ook zeg
Jij bent mijn lot mijn levensweg
Die ‘k veilig in jouw handen leg
En zij aan zij als makke schapen
Volgen wij onze smalle steg
Wij zullen samen slapen

Mijn liefje wat ooit was zal zijn
De hemel is ons bedgordijn
Omarmd vergeet ik grif mijn pijn
Wij hebben ons verbond als wapen
De tand des tijds krijgt ons niet klein
Wij zullen samen slapen



De mis van Elsa: Introïtus


Ik zal de mis van Elsa lezen op mijn avondwandeling
Wanneer de vogels wijken en zich mengen met de schemering
Als een acteur die tevergeefs zoekt naar de woorden van zijn rol
Mijn neus vol van de scherpe buxusgeur in deze trieste gaard
De verre piano van de regen op de daken ruist bedaard
En het kazuifel van de nacht omhult me straks met zwarte wol

Ik zal de mis van Elsa lezen als u allen nederig knielt
Gelijk het kindje naast zijn bed dat door het bidden wordt bezield
Ik zal de mis van Elsa lezen als pardon voor wat ‘k graag zie
Met woorden uit het nest gevallen woorden nat van droefenis
Met woorden zoet en dan weer wrang zoals ons leven samen is
Met woorden uit verloren tijd van fantasie en blasfemie

Ik zal de mis van Elsa lezen voor ik van de duivel spreek
Ik zal de mis van Elsa lezen als ik om genade smeek
Ik zal de mis van Elsa lezen in mijn pijn op het schavot
Ik zal de mis van Elsa lezen als men mij met distels slaat
Ik zal de mis van Elsa lezen tot mijn ziel me zelfs verlaat
Totdat mijn hart eraan zal breken en mijn vlees erdoor verrot

Ik zal de mis van Elsa lezen blind en doof en uitgeblust
Ik zal de mis van Elsa lezen tussen lippen nooit gekust
De martelgang van deze winter voor het sterven ons bevrijdt
Ik zal de mis van Elsa lezen in de klaarheid van mijn waan
In het besef van het vergeten als het laatste is gedaan
Tot aan de aarde in mijn mond waartoe de weg ten slotte leidt



Bronnen

“Twintig jaar later”: Vingt ans après, uit Le Crève-Coeur (1941)

“Ik wacht op haar brief in de schemering”: J’attends sa lettre au crépuscule, uit Le Crève-Coeur (1941)

“Elsa’s ogen”: Les yeux d’Elsa, uit Les Yeux d’Elsa (1942)

“Lied voor Elsa: Ouverture”: Ouverture, nr. 1 uit Cantique à Elsa, Les Yeux d’Elsa (1942)

“Wat Elsa zegt”: Ce que dit Elsa, nr. 4 uit Cantique à Elsa, Les Yeux d’Elsa (1942)

“Elsa walst”: Elsa - Valse, nr. 6 uit Cantique à Elsa, Les Yeux d’Elsa (1942)

“Gelukkige liefde is er niet”: Il n’y a pas d’amour heureux, uit La Diane française (1944)

“Elsa voor de spiegel”: Elsa au miroir, uit La Diane française (1944)

“De liefde die meer dan een woord is”: L’amour qui n’est pas un mot, uit Le Roman inachevé (1956)

“Elsa”:  Tandis que je parlais le langage des vers, gedicht zonder titel, uit Elsa (1959)

“Elsa’s handen”: Les mains d’Elsa, uit Le Fou d’Elsa (1963)

“Wij zullen samen slapen”: Nous dormirons ensemble, uit Le Fou d’Elsa (1963)

“De mis van Elsa: Introïtus”: Introït, nr. 1 uit La messe d’Elsa, Le Voyage de Hollande (1965)



Naschrift

In de jaren zestig zond de VPRO een muzikaal-literair programma uit dat Randfiguren heette. Telkens stond één auteur centraal, in een mengeling van poëzie, proza, zang en declamatie die werd samengesteld door vertaler Ernst van Altena. Op vrijdag 7 juni 1968 was Louis Aragon aan de beurt. Die paste in het profiel van de reeks, omdat zijn werk volgens de makers op de rand van chanson en poëzie balanceerde.
   Nu is het waar dat Aragon Franse chansonniers inspireerde. Onder meer Jean Ferrat, Léo Ferré en George Brassens zetten zijn gedichten op muziek. Aragon was daar verguld mee, al uitte hij zich kritisch over de eigenmachtige tekstveranderingen in de versies die de zangers op de plaat hadden gezet. 
   Maar al in 1942, in een uitgebreid voorwoord bij zijn bundel Les Yeux d’Elsa, distantieerde hij zich van de heersende opvatting dat zijn werk iets met folklore of chanson vandoen had, en verdedigde hij de ernst van zijn poëtica door te wijzen op de klassieke traditie waaruit die voortkwam. 
   En ook overigens is de omschrijving randfiguur op Aragon nauwelijks van toepassing - een Fransman zou er de wenkbrauwen bij optrekken. Welke randfiguur krijgt een plein en een avenue in hartje Parijs naar zich vernoemd?

Levensloop

Aragon is vaak omschreven als een mysterieuze auteur. En niet alleen vanwege zijn vele gedaanteverwisselingen. Hij werd in 1897 geboren in Neuilly-sur-Seine, als ‘zoon’ van oud politieprefect Louis Andrieux. Omdat hij het product was van een buitenechtelijke relatie van diens vrouw Marguerite Toucas-Massillon, liet men hem, bij inschrijving in de burgerlijke stand, doorgaan voor een adoptiefzoon van zijn grootmoeder. 
   Louis Marie Alfred Antoine, werd hij gedoopt. De naam Aragon werd erbij verzonnen, mogelijk omdat zijn ‘vader’ daar ambassadeur was geweest. Zo groeide de dichter op met een valse identiteit. Hij was een briljante leerling op het gymnasium en studeerde medicijnen. Zijn werkelijke afkomst werd hem pas door zijn moeder onthuld toen hij in 1918 als hospik naar het front vertrok. 
   Na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij wegens betoonde moed het Croix de guerre ontving, begon hij te schrijven. Hij stond met André Breton en Tristan Tzara aan de wieg van het surrealisme en het dadaïsme, en werd een beruchte nachtuil die de Parijse bars frequenteerde en daar onder meer in de scandaleuze roman Le con d’Irène (“De kut van Irene”) verslag van deed. In 1927 vertaalde zijn toenemende politieke engagement zich in een levenslang lidmaatschap van de communistische partij. Hij verruilde het surrealisme voor een sociaal realisme. Hij werd opnieuw soldaat in WO II (ditmaal won hij twéé onderscheidingen) en sloot zich vervolgens bij de illegaliteit aan. Zijn literaire en journalistieke carrière bloeide in oorlogstijd en bleef floreren nadien. Hij richtte een krant op (Ce Soir), was hoofdredacteur van een literair tijdschrift, won de Leninprijs voor de Vrede (het Russische antwoord op de Nobelprijs voor de Vrede) en schreef bundel na bundel, roman na roman. 
   
Elsa

Een keerpunt in zijn woelige leven én in zijn literaire stijl was zijn ontmoeting, in 1928, met Elsa Triolet. Triolet, in 1896 geboren in Moskou als Ella Yoerjevna Kagan, kwam uit een welgestelde en erudiete joodse familie. Ze leerde alles wat een welgesteld, erudiet meisje in die tijd moest leren, van Frans tot pianospelen, en studeerde architectuur. Zij en haar zuster Lili Brik waren innig bevriend met de futuristische dichter Vladimir Majakovski. 
   Na haar huwelijk met haar eerste man, de Franse officier André Triolet, zwierf ze over de wereld, van Tahiti tot Berlijn. In de jaren twintig pendelde ze, inmiddels gescheiden levend van haar echtgenoot (die haar wegens zijn geringe intellectuele capaciteiten ‘teleurgesteld’ had) heen en weer tussen de Moskouse intelligentsia en de Parijse bohème. Haar vriend Maxim Gorki herkende haar talent en moedigde haar aan om te gaan schrijven. 
   Ze vertaalde Russische romans in het Frans en andersom, en was als romanauteur onmiddellijk succesvol: ze zou de eerste vrouwelijke schrijver worden die, in 1944, de Prix Goncours won. In 1927 werd ze lid van de Franse Communistische Partij en daar ontmoette ze Aragon. 
   De twee werden verliefd, gingen samenwonen (en samenwerken) en trouwden in 1939. In 1934 had Aragon zijn roman Les Cloches de Bâle (“De klokken van Basel”) aan haar gewijd. Tot aan haar dood in 1970 zou zijn oeuvre in het teken staan van Elsa.

Elsa’s ogen

Er staat een ontroerend filmpje op YouTube waarop Louis en Elsa worden geportretteerd boven op de Eiffeltoren. Het is maart 1959. Aragon, een wat stille, maar montere oudere heer met dromerige ogen en zilvergrijs haar, leest een gedicht voor. De rijmwoorden rekt hij op, hij zingt ze bijna, met lyrische tenor.
   Elsa staat ernaast, een kleine vrouw met een schrandere, donkere blik. Haar haar is opgebonden in een fluwelen band, over haar voorhoofd draagt ze een gazen netje. Ze lijkt in een binnenwereld verzonken, ze zwijgt, met gefronste wenkbrauwen. Als Aragon leest lijken er wisselende emoties in haar ogen te spelen. Ontroering, sympathie, intellectueel amusement. Even later vraagt de interviewer haar, hoe het is om de hoofdpersoon te zijn van die nieuwe roman in dichtvorm Elsa die haar man zojuist heeft gepubliceerd. Als ze haar zwijgen doorbreekt gaan haar ogen wijder open, je zou je kunnen voorstellen dat ze blauw zijn. 
   Ze distantieert zich in enkele weloverwogen zinnen van de opvatting die uit die vraag blijkt. In de klassieke traditie was het gangbaar dat poëzie werd opgedragen aan een Geliefde. Iedere lezer moest zich vooral zijn eigen Elsa denken. Zijzelf was nu een oude vrouw (ze was drieënzestig op dat moment) maar de Elsa van de gedichten moest ook jongemannen van dertig aanspreken. Aragon hoort het glimlachend aan en leest zingzeggend nog wat voor, een nieuw lied voor Elsa.
   Het fragment is veelzeggend in meerdere opzichten. Aragon was zoals gezegd medeoprichter geweest van de surrealistische beweging, een echte nieuwlichter. Later distantieerde hij zich van zijn geesteskind en zocht hij toenadering tot oude Franse dichtvormen. Het filmpje toont hoorbaar aan dat Aragon zich, na zijn jeugdige periode als experimenteel dichter, met volle overgave heeft bekeerd tot die bijna vergeten hoofse poëzie. 
   Dit is poëzie die gehoord moet worden, die hardop gelezen moet worden. De cadans van de Alexandrijnen, hoe grillig ook in de hedendaagse versie van Aragon, is bedwelmend. Het staccato en het verbale vuurwerk van de generatie van de jaren twintig is hier net zo ver weg als het introverte gebrom van de contemporaine existentialisten. Dit is niet het Frankrijk van Sartre en Juliette Gréco maar dat van Racine en Couperin.
   
Eveneens wordt door Aragon’s voordracht verklaard waarom de Elsa uit zijn gedichten zo afwijkt van die strenge, gesoigneerde vrouw die we hier in levenden lijve zien. Zijn dit de ogen die blauwer zijn 'dan de hemel boven wuivend graan'? Is dit het 'blinkend goud' van haar haren? Met een beetje fantasie kunnen we van donkerblond spreken, maar mij lijkt zij eerder een brunette. 
   Dat Aragon veel van Elsa hield staat buiten kijf. Niet voor niets is het paar in de traditie een icoon geworden van innige verknochtheid. Hun liefde sprak tot de verbeelding en doet dat nog steeds, zo blijkt uit de krantenartikelen, blogs, theaterstukken en films die aan het schrijversechtpaar zijn gewijd. 
   Maar de indruk van dweepzucht die Aragon's monomane liefdespoëzie kan wekken bij een nuchtere lezer wordt weggenomen als je beseft dat Elsa behalve zijn geliefde partner en zielsverwante ook vooral zijn onderwerp was. Hij projecteerde zijn verlangen naar een ideale liefde en naar de geborgenheid in een relatie op zijn vrouw en goot die in de vorm van een even ambachtelijke als lyrische dichtkunst. Dante had zijn Beatrice, Petrarca had zijn Laura, Nijgh had zijn meisje uit Engeland, Aragon zijn Elsa. 

Gelukkige liefde is er niet

Waarom, vraagt de lezer van Aragon’s liefdespoëzie zich ongewild af, waarom is er zoveel sprake van de ongelukkige kant van de liefde tussen Elsa en Louis, die toch zo opgehemeld wordt in eindeloos veel gedichten, en die zo perfect lijkt? Niet voor niets heet deze bundel Mijn prachtig ongeluk
   Waarom obsedeerde het thema van het legendarisch ongelukkige liefdespaar Tristan en Isolde hem tot aan zijn dood, als de beide auteurs zo’n volmaakte relatie hadden? Waarom stelt de dichter, in zijn dankzij George Brassens wereldberoemd geworden gedicht: Il n’y a pas d’amour heureux? Is dat een van de mysteries die het leven van Aragon omhullen?
   Ja en nee. Het raadsel laat zich misschien gemakkelijk oplossen, als we er een beetje ‘psychologie van de koude grond’ op loslaten.
   Al in de jaren dertig werd melding gemaakt van Aragon’s biseksualiteit. Na de dood van Elsa kwam hij opvallend snel uit de kast. Een gedaanteverwisseling, groter dan die van sociaal-realist tot romanticus, had plaats. Hij liet zijn haar groeien, hij verruilde zijn keurige pak voor fleurige bloezen. 
   Een nieuw leven begon, een nieuwe, opvallend losse en zorgeloze Aragon begaf zich in de openbaarheid. Eerst nog besmuikt, met een soort Venetiaans masker op, maar algauw met open vizier. Hij mengde zich met jeugdig elan in de gay scene van de jaren zeventig. Hij tekende schetsboeken vol met mooie jongens in homo-erotische poses. Hij maakte zijn opwachting op de Gay Pride in een roze auto met open dak. Volgens een tijdgenoot was hij waarschijnlijk de eerste mens ooit, die een partijcongres van de communisten bezocht in een roze smoking.
   Over Elsa sprak hij nog steeds, misschien ook omdat zijn interviewers er steeds maar over wilden horen, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er een even weemoedige als ondeugende blik in zijn tachtigjarige ogen was, toen hij voor het laatst op nationale televisie over de liefde van zijn leven sprak.
   Louis Aragon stierf in 1982. Hij werd begraven naast zijn Elsa, in het park van de oude watermolen die ze samen bewoond hadden in Saint-Arnoult-en-Yvelines, nu een museum.

Iets over de vertaling

Aragon had een duidelijke voorkeur voor de klassieke Franse alexandrijn. Zes jamben met eventueel een extra onbeklemtoonde lettergreep aan het eind van de regel, en met een cesuur in het midden: 

Jouw ogen zijn zo diep / dat bukkend om te drinken

In de Nederlandse traditie is die cesuur in het midden minder gebruikelijk, en ik heb me dan ook vrij gevoeld om haar te negeren als me dat beter uitkwam.
   In acht van de hier opgenomen gedichten is de alexandrijn dominant. Bij de vijfregelige coupletten is de – inspringende - vierde regel vaak een tetrameter: vier jamben. Het tweede gedicht, Ik wacht op haar brief in de schemering, bestaat feitelijk uit opgesplitste alexandrijnen: hier kon de vertaling dus niet om de cesuur heen.

Rijm was voor Aragon heilig. Zelfs zijn vroege experimentele poëzie doet het zelden zonder. In de inleiding tot de bundel Les Yeux d’Elsa - Arma virumque cano getiteld naar de openingswoorden van Vergilius’ Aeneis – trakteert hij ons op een uitvoerige bespiegeling over het wezen van het rijm, waarin hij zich verdedigt tegen de kritiek die hem blijkbaar ten deel was gevallen, dat zijn rijmen niet zuiver zouden zijn. Aragon was niet van de strikte school van Drs P. Die kleinkunstenaar was van mening dat klein niet rijmt op fijn, omdat de klank weliswaar gelijk is, maar de spelling niet. Volgens Aragon rijmt séparés gewoon op gré. 
   Hij probeerde vooral, zegt hij in datzelfde voorwoord, om ongebruikelijke rijmwoorden te vinden. Machine à ecrire (schrijfmachine) rijmt in “Elsa walst” op chérir en sourires.

Het zal duidelijk zijn dat het vinden van geschikte rijmwoorden én de compactheid van het Frans vergeleken bij het omslachtige Nederlands, de grootste uitdaging vormen voor de vertaler. Omdat in deze lyrische poëzie aan rijm en metrum (m.a.w. aan structuur) niet getornd mag worden, moet je soms concessies doen aan de inhoud. Er gaat noodgedwongen weleens een idee of metafoor verloren, er sneuvelt een bijzin of een bijvoeglijk naamwoord. 
   En soms moet je er onder dwang van de gekozen rijmklank iets bij verzinnen. Dat laatste heb ik zoveel mogelijk proberen te vermijden, maar in een enkel geval ontkwam ik er niet aan. “Wij zullen samen slapen” is feitelijk een liedje, gebaseerd op klankspel. Heel korte zinnetjes, heel veel rijm. Ik moest er een nieuw klinkend chanson van maken, dat toch qua strekking hetzelfde is als het origineel.
   En in “Elsa walst” heb ik Louis en Elsa een vrijpartij in een vriesnacht laten beleven, die in het origineel niet terug te vinden is. Ook is Aragon nooit naar Singapore geweest om Elsa’s sieraden aan de man te brengen. 
   Ik hoop dat de dichter me dat postuum wil vergeven.

Jan-Paul van Spaendonck


Dit is de integrale tekst van de bibliofiele bundel die in de lente van 2021 te Kalmthout (België) verscheen bij de Carbolineum Pers van Boris Rousseeuw (1959-2024). 
De oplage van 35 met de hand gezette en gedrukte boekjes (harde kaft, gebonden, in een schuifdoosje) is uitverkocht. 
Het copyright van de vertalingen en de illustraties berust bij de auteur en de illustrator.