vrijdag 7 oktober 2022

WELLEVENDHEID


Ik zat op het Museumplein te kijken naar jongens die aan het skateboarden waren. Keer op keer bedwongen ze het aflopende dak van de Albert Heijn, alsof ze aan het surfen waren in een branding van gras en beton. Soms ging er één kopje onder. Het verontschuldigende maar stoere glimlachje dat daarbij hoorde kende ik van mezelf: één keer per jaar gaan we bowlen, op mijn broers verjaardag. Afgaan tijdens een spelletje doe je zo, met dat verlegen en toch coole glimlachje.
Plotseling stond er een jongen naast mijn bankje. Hij groette vriendelijk en wees glimlachend op de plek naast me. Daar lag, zag ik nu, een telefoon. Ik haalde mijn eigen telefoon uit mijn zak, liet die aan hem zien, zei iets als It's not mine, en nodigde hem met een gebaar uit het apparaatje mee te nemen. Hij pakte het op, bedankte me beleefd, nog net niet buigend, en liep met zijn buit naar het grasveld, waar hij naast een andere jongen ging zitten.
Maar ... zijn buit? Zijn manier van doen had me misleid. Het was natuurlijk zijn éigen telefoon die hij op de bank had laten liggen. Vanaf zijn plaats in het gras, tientallen meters verderop, had hij nooit kunnen zien dat er iets kostbaars naast mij lag. Waarom deed hij dan zo voorzichtig, alsof hij me om een gunst vroeg? En waarom bedankte hij me voor zoiets vanzelfsprekends, het terughalen van zijn eigen bezit?
Omdat, antwoordde ik mezelf, hij in mijn persoonlijke ruimte had moeten komen. Het bankje was mijn territorium zolang ik daar zat, daar binnengaan zonder kloppen was brutaal. De jongen had gewoon wellevendheid getoond. 

Ik keek weer naar het skateboarden en bedacht hoe ingewikkeld wellevendheid soms kan zijn. Een oude vriend van me deed het laatst voorkomen, tijdens een gezellig gesprek, alsof iemand anders, een derde persoon dus, verantwoordelijk was geweest voor iets dat mij had teleurgesteld, in plaats van hijzelf, mijn vriend. Ik voelde me geroepen om die verdraaiing van de feiten recht te zetten. Ik snapte niet dat mijn vriend de ware toedracht niet meer wist of die probeerde te ontkennen. Pas later, onderweg naar huis, begon ik te vermoeden dat hij met zijn nieuwe versie van de gang van zaken ons beiden een schone lei aanbood, een onbezoedelde werkelijkheid waarin hij me destijds wél die gunst had willen verlenen (uiteraard!) en een ander spelbreker was geweest. Zo konden we elkaar weer recht in de ogen kijken en de schuld op iemand anders schuiven. Met een beetje fantasie als retouche corrigeerde hij galant het verleden. Maar ik, hork die ik was, wilde er niet in meegaan. Waarheidsliefde en wellevendheid verdragen elkaar soms niet. 


Geen opmerkingen: