dinsdag 27 oktober 2020

MEDUSA


Gisteravond was er weer eens fijne televisie. Harry Mulisch, schepper van zichzelf, een portret van de Schrijver samengesteld uit oud beeldmateriaal en interviews met intimi. De laatsten waren vooral leden van de Herenclub, een elitair gezelschap dat elke maandagavond bijeenkwam in Le Garage, het restaurant van televisiekok Joop Braakhekke, verderop bij mij in de straat - ik heb er Mulisch, goed gekleed en broodmager, menigmaal uit de tram zien stappen. Men kwam er samen om te eten en te drinken maar vooral om, onder leiding van voorzitter Mulisch, over Grote Kwesties te praten. Vrouwen waren er niet bij, want 'vrouwen is moeilijk': erotiek gaat een rol spelen, de mannen gaan zich als haantjes gedragen en dat leidt maar af. De grijze koppen die in hun eigen bibliotheek of in de sacrale werkkamer van Mulisch zelf werden ondervraagd door Coen Verbraak herinnerden zich die tijd van mannelijke suprematie met weemoed, dat kon je meteen zien, hoewel het romantische clair-obscur waarmee de documentaire is belicht misschien ook een rol speelde.
Ik smulde ervan, maar had na afloop toch een vreemd onbevredigd gevoel. Ik keek in mijn huis rond, liep mijn werkkamertje, mijn geliefde 'cockpit', binnen. Wat was het armoedig, rommelig! Niets van die serene, stijlvolle rust waarin Mulisch zijn oeuvre wrochtte. Want Mulisch 'wrochtte een oeuvre', daaraan liet hijzelf geen twijfel bestaan. Ik hoorde hem niet voor het eerst zeggen dat het schrijverschap nooit een bijbaantje kan zijn. Een schrijver moest alles opofferen voor zijn werk. Gezin, kinderen, vrouwen kwamen op de tweede plaats. Op de derde misschien zelfs, na de herenvrienden. 'Naar de Efteling? Natuurlijk ben ik daar nooit geweest. En mijn kinderen dus ook niet.' Mulisch, lacherig, tegen Sonja Barend. 
Onder invloed van de sfeer die hing rondom deze soevereine auteur, die in de geest van Goethe en Mann troonde over een intellectueel rijk van eigen makelij, dacht ik met minachting aan de schrijvende BN'ers van onze tijd, die het ernaast doen omdat het zo gekleed staat een roman te publiceren, of aan die modieuze veelschrijvers voor wie een roman het klokhuis is waaromheen een hele vrucht aan journalistieke of publicitaire bezigheden zwelt. Ik dacht aan die jonge onderzoeksjournalist die onlangs meldde geen tijd te hebben voor de beloofde bijdrage aan onze jaarlijkse bundel over Nieuw-West omdat hij met zijn debuutroman bezig was. Hij ook al, dacht ik meteen. Maar (en dat was de reden voor de ontevredenheid waarmee ik door mijn huisje dwaalde) ik dacht ook in diezelfde termen aan mijzelf. De artiest die geen metier kan kiezen, die zingend zwalkte van opera naar pop en terug en ook zo graag schrijver wil zijn, - was ik niet de eeuwige dilettant?
Om mezelf te troosten toverde ik het beeld van Charles Dickens tevoorschijn, die in tegenstelling tot Goethe nog steeds gelezen wordt. Dickens de familieman, organisator, workaholic en amateur-toneelspeler, die ongetwijfeld wél met zijn kinderen naar de Efteling zou zijn gegaan, als er in de negentiende eeuw zulk vermaak was geweest.
Maar echt helpen deed het niet en het is dan ook met enige moedeloosheid dat ik dit stukje tik. Mulisch is een soort Medusa: als je te lang in dat gezicht kijkt krijg je als vanzelf een writer's block. 


Illustratie: De herenclub, Marike Bok (1995)


3 opmerkingen:

Hans Valk zei

Is dat even lachen!
Dit moet, in de periode dat wij elkaar volgen, toch wel zo'n beetje de eerste keer zijn dat exact hetzelfde onderwerp, op vrijwel hetzelfde moment, aanleiding vormt tot het schrijven van een stukje.

Je was me ongeveer zes uur voor. Maar ik zweer dat ik jouw stukje nog niet had gezien, toen ik aan het mijne begon. Is ook geen punt; onze invalshoeken zijn totaal verschillend.

Leo zei

Nou Jan-Paul,niet zo somber! Mulisch was wel uitzonderlijk hoor, dat weet je ook wel, zowel in gedrag als in zijn vaak schitterende boeken. ik vindecht niet dat jij zo'n dilettant bent als die zg bekende Nederlanders die er een roman bijdoen, en, erger, dan ook nog eens bij DWDD etc langs mogen komen met hun door een redacteur verbeterde boek. Nee daar hoor jij niet bij!

Anoniem zei

Ach, zo negatief bedoelde ik het niet. Misschien had ik moeten zeggen 'amateur', in de oorspronkelijke betekenis. Iemand die liefhebbert in de kunst zolang als het hem zint en er niet van hoeft te leven - over het niveau zegt die term niets. In de muziek ken ik het harde beroepsleven maar al te goed, maar de literatuur is voor mij nog altijd 'liefhebberij'.