Het was koud, zonnig en onbewolkt. Een vleugje winter kruidde de lucht.
'Echt weer om de lege landen van het Hoge Noorden op te zoeken,' zei ik, terwijl ik mijn handen wreef. 'Met die pleinvrees moet het maar eens afgelopen zijn.'
Op de Afsluitdijk haalde ik mijn boeken tevoorschijn. Dapper probeerde ik te genieten van het glinsterende uitzicht, maar toen al die imposante weidsheid van lucht en ruimte en water me te machtig dreigde te worden sloeg ik Bomans open. Ik moest tenslotte een beetje oefenen. Ik las voor. Mijn vriendin lachte. 'Niet te oubollig?' wilde ik weten. 'Nee hoor, erg leuk.'
In Steenwijk waren ze al helemaal in kerstsfeer. Het koor van dertig vrouwen zong meerstemmig, onbegeleid en mooi zuiver. O Holy Night, Rudolph The Red-nosed Reindeer. Als verteller moest ik voor passende intermezzi zorgen, ik had voor de gelegenheid mijn hertjestrui aangetrokken. Ik las eerst een stukje Dickens, druipend van punch, kaars- en ganzenvet, en later mijn Bomans-verhaaltje. Het was muisstil. Pas aan het eind werd er zachtjes gegrinnikt. Een beetje onzeker over mijn keus vroeg ik de dirigente of ik niet beter iets moderners kon lezen, maar ze verzekerde me dat iedereen het prachtig had gevonden. Het taalgebruik van Bomans is misschien te ouderwets voor een directe respons: er is eerst de verwondering om de taal zelf, de betovering door de cadans van de woorden, en pas later de lach om de scènes en de beelden die door de woorden ('Rakker! Schavuit!') worden opgeroepen.
Na de repetitie reden we het stadje in. Volgens Google Maps waren de restaurants 'nu gesloten' maar gelukkig zijn we nog van een generatie die zijn ogen eerder vertrouwt dan zijn telefoon. Er was genoeg keus in het fraaie vestingsstadje in de kop van Overijssel, en alles was open. We kozen voor de Heren van de Rechter, aangetrokken door een schoolbord dat parelhoen als dagschotel aankondigde.
Er kwam een alleraardigst meisje naar ons tafeltje, met een vlijtig notitieblokje in haar hand. Ja, tripel had ze wel. 'Maredoes'. Ik dacht even na en begreep dat ze Maredsous bedoelde. Mogelijk was ze dyslectisch - mijn dochter zei als kind pasghetti met hakgebal.
Achter ons op het verlaten middeleeuwse plein murmelde een fontein dat paars aangelicht was. Het was warm en gezellig in het grand café in het voormalige gerechtsgebouw. Maredoes en parelhoen smaakten uitstekend. Alleen de cranberry-appelstroopsaus die er zo mooi traditioneel uitzag op papier deed in de praktijk denken aan limonade van gesmolten zuurtjes.
In het donker reden we terug. Bomans bleef dicht: van het weidse water was nu niets meer te zien.
'Echt weer om de lege landen van het Hoge Noorden op te zoeken,' zei ik, terwijl ik mijn handen wreef. 'Met die pleinvrees moet het maar eens afgelopen zijn.'
Op de Afsluitdijk haalde ik mijn boeken tevoorschijn. Dapper probeerde ik te genieten van het glinsterende uitzicht, maar toen al die imposante weidsheid van lucht en ruimte en water me te machtig dreigde te worden sloeg ik Bomans open. Ik moest tenslotte een beetje oefenen. Ik las voor. Mijn vriendin lachte. 'Niet te oubollig?' wilde ik weten. 'Nee hoor, erg leuk.'
In Steenwijk waren ze al helemaal in kerstsfeer. Het koor van dertig vrouwen zong meerstemmig, onbegeleid en mooi zuiver. O Holy Night, Rudolph The Red-nosed Reindeer. Als verteller moest ik voor passende intermezzi zorgen, ik had voor de gelegenheid mijn hertjestrui aangetrokken. Ik las eerst een stukje Dickens, druipend van punch, kaars- en ganzenvet, en later mijn Bomans-verhaaltje. Het was muisstil. Pas aan het eind werd er zachtjes gegrinnikt. Een beetje onzeker over mijn keus vroeg ik de dirigente of ik niet beter iets moderners kon lezen, maar ze verzekerde me dat iedereen het prachtig had gevonden. Het taalgebruik van Bomans is misschien te ouderwets voor een directe respons: er is eerst de verwondering om de taal zelf, de betovering door de cadans van de woorden, en pas later de lach om de scènes en de beelden die door de woorden ('Rakker! Schavuit!') worden opgeroepen.
Na de repetitie reden we het stadje in. Volgens Google Maps waren de restaurants 'nu gesloten' maar gelukkig zijn we nog van een generatie die zijn ogen eerder vertrouwt dan zijn telefoon. Er was genoeg keus in het fraaie vestingsstadje in de kop van Overijssel, en alles was open. We kozen voor de Heren van de Rechter, aangetrokken door een schoolbord dat parelhoen als dagschotel aankondigde.
Er kwam een alleraardigst meisje naar ons tafeltje, met een vlijtig notitieblokje in haar hand. Ja, tripel had ze wel. 'Maredoes'. Ik dacht even na en begreep dat ze Maredsous bedoelde. Mogelijk was ze dyslectisch - mijn dochter zei als kind pasghetti met hakgebal.
Achter ons op het verlaten middeleeuwse plein murmelde een fontein dat paars aangelicht was. Het was warm en gezellig in het grand café in het voormalige gerechtsgebouw. Maredoes en parelhoen smaakten uitstekend. Alleen de cranberry-appelstroopsaus die er zo mooi traditioneel uitzag op papier deed in de praktijk denken aan limonade van gesmolten zuurtjes.
In het donker reden we terug. Bomans bleef dicht: van het weidse water was nu niets meer te zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten