'Politie!' zei mijn gespreksgenoot. Hij keek over mijn schouder. Ik draaide me om en zag wat hij zag.
Enige agenten in fluorescerende kledij stonden bij de grote tafel in het midden. Daaraan zaten een rustige man en een opgewonden vrouwtje, beide op leeftijd. Het zag er allemaal niet alarmerend uit en we hervatten ons gesprek, dat ging over onze wederzijdse vriend de Schrijver. Het was alweer een paar jaar geleden dat we zo bijeen gezeten hadden. Vroeger kwam dat vaker voor - we kwamen bij elkaar om samen te proberen (door onze ervaringen en meningen naast elkaar te leggen) iets meer te begrijpen van het altijd verontrustende leven van onze vriend; we losten samen een puzzel op, met rode koppen, maar de uitkomst was steeds ongewis, want waar we dachten een raadsel verklaard te hebben kwamen er weer nieuwe bij - zo was en is het leven van de Schrijver.
Er klonk een schreeuw. Brekend glas vloog onze kant op. Opnieuw draaide ik me om. De agenten waren nu vergezeld van een ambulancebroeder, ook in lichtgevend tenue. Ze vatten het vrouwtje onder de arm. Zij verzette zich grommend en half huilend, sloeg van zich af. De agenten bleven vreemd kalm. Ik dacht aan openbare dronkenschap en verstoring van de orde, het personeel van het café zou wel alarm geslagen hebben. Maar de man stond op, raapte het gebroken wijnglas op dat bij onze tafel lag, en zei verontschuldigend dat hij de vrouw op straat had gevonden. Ze was ontsnapt uit het verpleegtehuis en hij had haar uit de neergutsende regen gehaald en hier mee naartoe genomen om samen de komst van de instanties af te wachten.
Dit raadsel was snel opgelost. Dat van onze vriend nog lang niet. Toen we uiteindelijk moe werden van onze speculaties (zou het Grote Boek er nog komen?) zakte de opgewonden toon naar een huiselijk niveau. We praatten over onze kinderen. De tafel naast ons was inmiddels verlaten, het glas opgeveegd, het drama uit de lucht.
Enige agenten in fluorescerende kledij stonden bij de grote tafel in het midden. Daaraan zaten een rustige man en een opgewonden vrouwtje, beide op leeftijd. Het zag er allemaal niet alarmerend uit en we hervatten ons gesprek, dat ging over onze wederzijdse vriend de Schrijver. Het was alweer een paar jaar geleden dat we zo bijeen gezeten hadden. Vroeger kwam dat vaker voor - we kwamen bij elkaar om samen te proberen (door onze ervaringen en meningen naast elkaar te leggen) iets meer te begrijpen van het altijd verontrustende leven van onze vriend; we losten samen een puzzel op, met rode koppen, maar de uitkomst was steeds ongewis, want waar we dachten een raadsel verklaard te hebben kwamen er weer nieuwe bij - zo was en is het leven van de Schrijver.
Er klonk een schreeuw. Brekend glas vloog onze kant op. Opnieuw draaide ik me om. De agenten waren nu vergezeld van een ambulancebroeder, ook in lichtgevend tenue. Ze vatten het vrouwtje onder de arm. Zij verzette zich grommend en half huilend, sloeg van zich af. De agenten bleven vreemd kalm. Ik dacht aan openbare dronkenschap en verstoring van de orde, het personeel van het café zou wel alarm geslagen hebben. Maar de man stond op, raapte het gebroken wijnglas op dat bij onze tafel lag, en zei verontschuldigend dat hij de vrouw op straat had gevonden. Ze was ontsnapt uit het verpleegtehuis en hij had haar uit de neergutsende regen gehaald en hier mee naartoe genomen om samen de komst van de instanties af te wachten.
Dit raadsel was snel opgelost. Dat van onze vriend nog lang niet. Toen we uiteindelijk moe werden van onze speculaties (zou het Grote Boek er nog komen?) zakte de opgewonden toon naar een huiselijk niveau. We praatten over onze kinderen. De tafel naast ons was inmiddels verlaten, het glas opgeveegd, het drama uit de lucht.
1 opmerking:
Pff, wat een verhaal weer.
Een reactie posten