woensdag 31 december 2014

Post Zuid (13)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.



Dag 15.

Ik vecht al een paar dagen met iets, een virus, een ziektekiem, zeker weet ik het niet. Het zal wel weer psychosomatisch zijn. Vandaag, de laatste dag van een moeizaam jaar, dreig ik het onderspit te delven. Ik voel me grieperig, somber en nerveus op de koop toe.
Terwijl ik mijn ronde begin drenst er een deuntje door mijn koortsige hoofd dat me de hele nacht uit mijn slaap heeft gehouden. Mijn eerste bestelling: de cijfers op de envelop en die op de brievenbus lijken net als ik de brief los wil laten niet te corresponderen en één angstig moment lang trek ik mijn hand terug; dan valt alles weer op zijn plek, en de brief in de bus.
Maar het weer is mooi en op onvoorspelbare momenten trekt de wolk in mijn hoofd op en zie ik met een plotseling geluksgevoel hoe scherp en strak de Amsterdamse School gebouwen tegen de blauwe lucht staan getekend waarin vrolijke wolkjes voorbij vlieten. Dan schrik ik op van een harde knal en de harmonie is net zo snel weer verdwenen als zij was opgekomen.
Ik loop snel vandaag, op de vlucht voor iets, op weg naar iets, ik zou het niet kunnen zeggen.
Maar eenmaal op de fiets brom ik zorgeloos een liedje, een ander dan dat in mijn hoofd, dat nu stil is.

dinsdag 30 december 2014

Post Zuid (12)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 14.

De geest van het oude jaar is ten dode gedoemd maar geeft het nog niet op, lijkt zich integendeel breed te maken en de stad te overspannen met een lage loden hemel.

Op het depot ontmoet ik Rob. Hij houdt met glunderend enthousiasme een lezing over de beste methode om post te sorteren. Je moet het in je vingers hebben, zegt hij, sommige mensen leren het nooit. Ik probeer hem te volgen maar mijn geestdrift schiet vandaag tekort.

Op straat word ik vaak aangesproken. De saamhorigheid van december: wij tegen die loden hemel.

Tijdens mijn rookpauze zit ik op een bankje aan de Pieter Lastmankade. Een stel met een kinderwagen passeert, ik trek mijn karretje terug om hun vrije doorgang te verlenen. Ze glimlachen en groeten me respectvol. Ik zit veel op bankjes en zou dan net zo goed tot het stadsmeubilair kunnen behoren – niemand ziet me, of men veinst me niet te zien. Die anonimiteit geef je op als postbode.

De vrouw van nummer zes huis opent haar raam net als ik haar reclame in de bus heb geschoven. Ze beklaagt zich een beetje over de feestdagen. Een beetje ironisch, een beetje stoer. Maar gelukkig ligt er geen sneeuw, ze kan er tenminste met de Canta op uit. En verder heeft ze schatten van buren, ‘iedereen is goed voor oma’. Van haar vaste post heeft ze een kaartje gehad. ‘Nou lieverd, goed uiteinde!’

In de Bernard Kochstraat kijkt een gesoigneerde vrouw zorgelijk naar binnen bij nr. … Het ziet er raar uit in huis, zegt ze, en de vaste bewoner heeft ze al een paar dagen niet gezien. Ik zeg met postbode-expertise dat de bus keurig geleegd is. Dat lucht haar een beetje op.

Als ik terug ben is de postbode met het anarchistische gebit net bezig zijn fietstassen vol te proppen voor zijn tweede wijk van die dag. Of het een beetje bevalt, wil hij weten. Ik zeg ja, het is een mooie overzichtelijke klus: je hebt een volle kar en die moet aan het eind van een vast omschreven traject leeg zijn. Hij grinnikt en zegt dat het vooral in de zomer mooi werk is, al verdient het dan ook weinig. Ik moet de teamleider maar eens bellen, er is vast wel plaats voor me als zaterdaghulp, als mijn decemberbaantje erop zit. Ik knik en zeg dat ik erover zal denken.

Maar dan schiet me te binnen dat ik binnenkort op zaterdag weer aan de slag moet met mijn zingende acteurs in Nieuw-West, mijn échte werk. Ik vind het bijna jammer.

zaterdag 27 december 2014

Post Zuid (11)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 13.

Omdat ik ’s nachts om half twee nog in diepe gesprekken over onderwijs, neurologisch onderzoek en wetenschapsfilosofie was verwikkeld met mijn levenslange vrienden Saphier en Gaston (we waren het hartstochtelijk maar goedmoedig met elkaar oneens) en omdat de kat die gisteren met een huis vol indringers niet durfde te eten me al om zeven uur indringend wakker gemiauwd heeft - ben ik niet erg uitgeslapen.
Het sneeuwt. Nou ja, de regen gaat over in iets dat met enige fantasie sneeuw genoemd kan worden. Een fantasie waar ik op deze derde kerstdag graag aan toegeef.
Ik gun me de luxe om met de auto naar het depot te gaan. De deur staat open, een collega gaat huiverend op weg met een zwaar beladen kar, maar mijn postzakken zijn gelukkig niet zo vol. Een tas briefpost, een paar pakjes, een tas reclame. Ik loop mijn sufheid eruit en krijg ondanks mijn handschoenen (waarvan de rechterduim en -wijsvinger zijn weggeknipt) tintelende vingers en bovendien een zeurend pijntje op de plek waar mijn recent getrokken kies heeft gezeten. Maar ik word op straat meelevend gegroet en kom in een uitstekend humeur thuis. Daar zak ik met een kop koffie weg in een stoel die wegens de tijdelijke reorganisatie van het huis op een ongewone plaats staat, kijk naar de horizontaal langs suizende sneeuwvlokjes, prijs me gelukkig dat ik er niet meer uit hoef (er zijn restjes genoeg om te eten) en ben al snel vergeten dat ik zojuist een paar uur door de kou heb gelopen. Wel voelt het hernieuwde binnen zitten als een beloning.
De postbezorging was vandaag niet meer dan een tussendoortje om reliëf te geven aan de hervonden huiselijkheid. Ik was zelfs mijn oranje jasje vergeten.

woensdag 24 december 2014

Post Zuid (10)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.



Dag 12.

Donker zijn ze zeker, deze dagen voor kerstmis; de ochtenden en de avonden in elk geval – ‘s middags heerst er een bleek licht dat alles lelijk maakt: een ander soort duisternis.
Ik hang rond op het depot en dood de tijd omdat niemand me heeft verteld dat er vandaag een afwijkend schema geldt en mijn post nog niet gearriveerd is.
Een postbode met vooruitstekende, los in hun pockets staande tanden spreekt me aan. ‘Ik heb een fles wijn gekregen,’ lacht hij, ‘maar ik drink niet meer.’
Ik toon belangstelling.
‘Op mijn veertigste merkte ik plotseling dat ik niet meer kon slapen als ik gedronken had,’ legt hij uit. ‘En ik dronk graag en veel. Bovendien ben ik vegetariër, en dan komt het als een mokerslag binnen, die drank.’
Ik zeg dat ik ook al vier jaar van de fles af ben maar hij luistert niet.
‘Ik mis het geen moment,’ zegt hij beslist.
‘Ook niet met de feestdagen?’
‘Ook niet met de feestdagen.’
Zoals altijd benijd ik de bekeerling zijn rotsvaste overtuiging, zelf zou ik deze dagen best eens lekker in een roes willen wegzakken en ik verheug me op de wijn die ik bij het kerstdiner mag drinken, een versoepeling van het regime die vorig jaar van kracht is gegaan.
Als ik terugkom van een stille, vreugdeloze ronde waarin de fleurige kerstkaarten nog enigszins kleur aanbrachten, is de abstinente postbode er ook weer.
‘En, was je wijk goed gezet?’
‘Gezet’ is jargon voor ‘gesorteerd’, ‘op volgorde gelegd’.
‘Uitstekend,’ zeg ik. ‘Fijne feestdagen!’
En ik fiets voor de duur van het kerstfeest de wereld van de posterijen uit.

dinsdag 23 december 2014

Post Zuid (9)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.



Dag 11.

Om op gang te komen zoek ik op internet naar de postbode in de literatuur. Maar als ik besef dat de bedoeling van dit baantje juist was met beide benen op straat te staan en niet steeds met mijn hoofd in hogere sferen te vertoeven breek ik mijn speurtocht af. Wel leer ik nog dat Il postino gebaseerd is op de roman Ardiente paciencia die in latere edities, na het succes van de film, El cartero de Neruda (‘De postbode van Neruda’) werd hertiteld. Schrijver is de Chileen Antonio Skármeta en oorspronkelijk speelt het verhaal helemaal niet op de Eolische Eilanden boven Sicilië maar aan de Stille Oceaan. Van die film herinner ik me vooral het kostelijke gesprek over metaforen tijdens een strandwandeling. Metafori! Wat moet je in het gewone leven met dichterlijke beeldspraak? Vrouwen versieren natuurlijk!

Als ik op het punt sta te vertrekken belt de teamleider. Waarom was ik er gisteren niet? Er wacht nog een tas post op me. Ik vertel dat ik me ’s maandags niet beschikbaar had gemeld, tenzij in overleg. Een misverstand, zegt hij. Kan ik die tas dan vandaag alsnog bezorgen? Dan moet ik wel twee keer de ronde maken, want de volgorde van beide partijen is natuurlijk niet op elkaar afgestemd. Ik beloof dat ik een rondje na zal doen op de fiets. Maar onderweg zie ik tegen die dubbele actie op en ik besluit zo mogelijk alles in één keer te doen, maandag en dinsdag.

Terwijl ik al lopend steeds twee bundels post, een kleine van de maandag en een dikkere van de dinsdag, combineer, vergelijk en bezorg voel ik me als een jongleur. Het derde balletje is een stapel loterijreclame die ik er netjes tussendoor werp. Mijn meesterproef, deze dubbelloop, en hij slaagt wonderwel. Het is ordelijk in mijn hoofd en mijn handen zijn trefzeker.

Maar bij terugkomst in het depot blijkt er toch een kaartje achter te zijn gebleven onder in een van de tassen.

In het gouden namiddaglicht neem ik een andere route naar huis en fiets via het Bertelmanplein. Zwaaiend met één enkel rood envelopje voor Sylvia S. in mijn hand voel ik me toch een beetje als de postbode die hunkert naar liefde en metaforen.

zondag 21 december 2014

Post Zuid (8)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 10.

Meestal als ik op het depot aankom is er alleen een stille, humeurige Aziatische jongen die toezicht houdt op de aanvoer van de post en de inname van de lege tassen. Vandaag is het druk. Er liggen miniatuurkerstbroodjes op een tafel waarvan ik er, als tijdelijke kracht, geen durf te nemen. De teamleider geeft me een oranje jasje, om ‘herkenbaar’ te zijn. Ik vraag me af waarom dat pas na twee weken gebeurt. Ik trek het aan met een mengsel van ijdelheid en nederigheid. Tijd voor een selfie.

Mijn tassen zijn overvol en ik weet niet goed hoe ik de bundels reclame het handigst moet wegbergen. Eerst maar eens lopen en wat massa kwijtraken. Het stormt, de foldertjes dreigen weg te fladderen iedere keer als ik een nieuw pak post van onderop moet opgraven. Rob zou er wel iets op weten. Ik werk flink door, in hagel- en regenbuien, en na ruim drie uur is de kar leeg. Sommige mensen hebben misschien een Gall & Gall-flyer te veel gekregen of een folder van Deen gemist, maar alle kerstpost is keurig bezorgd. Ik weet nu in elk geval waarom ze in december extra mensen nodig hebben bij PostNL.

’s Avonds op een familiefeestje suggereert mijn jongste broer dat ik in deze stukjes van een mug een olifant maak. ‘Leuke verhaaltjes hoor, maar dát is nou werk – zo werken de meeste mensen.’ Ik ga de discussie niet aan over de aard van het kunstenaarschap (wij werken dag en nacht, of nooit, hoe je het maar wilt zien) want ik ben veel te blij vandaag een gewoon mens te zijn, die uitrust van zijn gewone werk, en zich verpoost te midden van dierbare, gewone medemensen.

vrijdag 19 december 2014

Post Zuid (7)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 8.

Regen en wind vandaag, lauwe, natte wind. Mijn muts houdt het hemelwater tegen maar eronder broeit mijn haar: het is met 12 graden te warm voor wol.
Het is spijtig dat de laatste brievenbussen van mijn ronde de treurigste zijn. De laatste post die ik bezorg voor ik de rotonde op de Amstelveenseweg oversteek (die in de volksmond nog steeds het Haarlemmermeerplein heet) gaat in naamloze of exotisch gelabelde en zelden geleegde gleuven van korrelig grijs steen. Er steken reclamefolders en huis-aan-huisbladen uit die door het herfstweer tot papier-maché zijn verworden. Daar moet je de post dan netjes tussen zien te wurmen: een hopeloze onderneming.
Gelukkig is de terugkomst op het depot vrolijker. Ik snap niet dat er collega’s zijn die alles zomaar neersmijten. Geen groter klein genoegen dan de overgebleven elastiekjes liefdevol op de daartoe bestemde plaats te leggen en de zorgvuldig geleegde tassen in het juiste rek te plaatsen (‘oranje tassen,’ ‘grijze tassen’ - het wordt ons voorgekauwd). Het lege karretje is het bewijs van een geslaagd corvee. Daarna talm ik nog even voor ik de deur achter me dichttrek om het moment van voldaanheid te rekken.

Dag 9.

Het regent aanhoudend maar als ik wegga klaart het op. De lucht wordt flets blauw en zelfs een zwartkijker als ik moet zien hoe de waterige zon het baksteen doet glanzen en probeert iets te maken van de schurftige platanen.
Vannacht had ik een inval. Ik heb al een paar dagen pijn achter mijn ogen, als ik ze ronddraai. Ik weet dat aan een virusje dat niet genoeg kracht heeft om me ziek te maken maar misschien kwam het wel, zo bedacht ik me, van het ingespannen turen op etiketten, dagelijks drie uur lang. Vandaag zet ik mijn leesbril erbij op. Dat voelt raar, een leesbril op straat; een beetje indecent, alsof je in pyjama loopt.
De ronde gaat fijn en snel. Geen rugpijn, geen reclame-ellende, alleen maar tijdschriften, belangrijke kennisgevingen, pakjes en mooi versierde envelopjes. Te veel voorspoed maakt me altijd wantrouwig, het voelt alsof ik het niet verdien en een beetje vals speel. Even doemt de gedachte in me op dat er in het depot wel een tweede portie op me zal liggen te wachten, dit kan het toch niet zijn? Maar ik ontmasker dat idee onmiddellijk als een manifestatie van een vaag schuldgevoel en laat het fluitend verdampen. Ook een postbode mag het wel eens meezitten.


(Illustratie: Jan Wiegers, 'Landschap met postbode')

*************************************************************************************************


Nu bestellen, nog net voor de kerst in huis: 'Bankjeszomer', verhalen en columns. Bankjeszomer is een uitgave van Uitgeverij Flanor.
U kunt het boek bestellen door 17,50 over te maken op NL85.INGB.0680.2522.15 van W.S. Huberts te Nijmegen onder vermelding van NR. 81, Bankjeszomer.
Vergeet niet uw naam en adres te vermelden.
U krijgt het dan zo spoedig mogelijk thuisgestuurd.

woensdag 17 december 2014

Post Zuid (6)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.



Dag 7.

Kun je als hulppostbode ook een identiteitscrisis hebben?
Ik antwoord maar meteen: ja hoor.
Ik zit om half tien aan de vergadertafel, in mijn hoedanigheid als componist. We spreken over een productie die volgend jaar herfst in première moet gaan. Maar ik denk aan de regen en aan mijn ronde straks, en hoe ik de tijd tussen de vergadering en mijn postloop moet doorbrengen, want naar huis gaan heeft geen zin, daar is het te kort voor. De penningmeester begint over mijn boek, dat hij heeft gelezen, maar die pet kan ik even niet vinden in mijn assortiment hoofddeksels en ik kom niet verder dan wat schutterige dankbetuigingen voor zijn complimenten en nee, je wordt er niet steeds vrolijk van, dat is waar.
In de auto gaat mijn telefoon. Het is Rob, vanuit het sorteercentrum, die me meldt dat hij mijn post met een eerdere zending kon meegeven, zodat ik al om elf uur kan starten. Ik ben hem innig dankbaar. Rob en ik zijn een geweldig team! Ik parkeer vlakbij het depot (het is mijn zone, dat had ik al gecheckt), koop een croissantje bij de bakker en haal mijn post op. Ik probeer mijn rug recht te houden terwijl ik het karretje met één hand door de dichte regen duw. Want wat is er nou precies misgegaan?

Gisteren, na mijn eerste echte postloop zonder toezicht, wachtte me niet de huiselijke en tevreden avond waarop ik me had verheugd. Hoe de kerstboom ook flonkerde, ik voelde me onbehaaglijk, bedreigd. Koortsig ook, mijn oren suisden en ik had behoorlijk veel last van mijn rug. Mijn dochter was naar een kerstborrel, dus ik warmde een rest pasta op, keek naar het journaal en ging vroeg slapen. In bed viel het me in dat ik van de ronde van die dag niets zou kunnen navertellen, behalve de ontmoeting met de eenzame mevrouw die ik gisteren optekende. Ik had als een bezetene mijn aandacht laten opzuigen door enveloppen, adressen en huisnummers. Als een idiot savant in spe was ik door de wijk geraasd. Dat was wel heel ver verwijderd van het beeld dat ik had gehad van het werk: een beetje meditatief wandelen en ondertussen lichtpuntjes verspreiden in de digitale deemstering van onze tijd.

Als ik merk dat ik weer zo gespannen en fanatiek begin te bestellen fluit ik mezelf terug. Mijn leven hangt er toch niet vanaf? Ik vertraag mijn pas en haal diep adem, zoom uit naar het grotere verband van bakstenen huizen. Het werkt. In het antiquariaat halverwege dwing ik mezelf rustig in de bakken te kijken om me eraan te herinneren dat ik nog niet zo heel lang geleden een kamergeleerde en Kammersänger was. Ik koop een paar boeken en maak een praatje met de eigenaar, een man met een ziekenfondsbril en een walrussnor. Even later spreekt een verregende vrouw me aan, het type warrige, weldenkende oudere dame dat ik van mijn eigen buurt zo goed ken. Oud-Zuid van voor de overname door yuppen en rijke provincialen. Ik heb u al een paar keer zien lopen, mijn neef heeft het ook gedaan, zegt ze. Het loopt zo lekker hè? Ik beaam dat, en neem het ter harte.
Op twee derde van mijn ronde, op de hoek van de Hendrik Jacobszstraat en de Pieter Lastmankade, stop ik voor een rookpauze. Dat wordt inmiddels al een gewoonte en dat is goed, ik houd van vaste gewoonten en vaar er wel bij.
Daarna is het zo gepiept. Ik loop kalm verder terwijl ik grote rookwolken blaas uit mijn natte pijp, een postbode zoals ik het bedoeld had. Identiteitscrisisje voorbij. Voorlopig.


(Illustratie: Vincent van Gogh, 'Portret van de postbode Joseph Roulin', 1888)

dinsdag 16 december 2014

Post Zuid (5)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 6.

Ik had een vette tegenzin. In het gedoe, in de kou. Te diep, te lekker geslapen - de dag leek me in contrast vijandig toe, leeg en bleek. Maar veel kouder dan het nu was kon het toch niet worden. Ik dacht aan mijn vriend Karl die me onlangs verteld had dat hij de rest van het jaar het liefst een dekentje over zich heen zou trekken. Een diep verlangen kwam in het kielzog van die herinnering mee. Een verlangen naar cocoonen, de kerstboom stond immers al.
Ik miste mijn vaste dinsdagmorgenblogroutine en deed ordeloos en nerveus klusjes tot het moment was aangebroken dat ik op de fiets kon stappen. Verloren uren, uren van wachten. Moest het dan echt, nog zo’n week? Ik had bewezen dat ik zoiets kon doen, nou was het wel weer genoeg.

Maar vanaf dat ik voet op de trappers zet klaart mijn stemming op. Een fijn regentje valt dat onmiddellijk lijkt op te lossen in het zonlicht.
Ik doe mijn ronde en bereid me mentaal voor op B.- straat 6 huis.

De vorige keer heeft ze me nog een standje gegeven. Ze sprak me aan terwijl ze vertrouwelijk uit het raam van haar erker leunde. ‘Die andere meneer geeft me de post altijd zo in handen. Nou moet ik helemaal naar de voordeur om het vak open te maken.’ Ik had juist de magere bestelling in haar bus gedaan en er was geen weg terug. Ik beloofde beterschap, ik zou het nog wel leren.
Vandaag manoeuvreer ik mijn karretje langs de Canta die haar stoep blokkeert en zwaai met het bundeltje voor haar raam, precies zoals mijn collega me heeft geleerd. Het gaat open en haar gezicht verschijnt. Ik geef haar de post.
‘Zo, een kerstkaart!’ Een brede lach, ze mist een paar tanden. ‘Lukt het een beetje?’ vraagt ze meelevend.
‘Ja hoor,’ zeg ik, terwijl ik aanstalten maak een reclamekrantje van de Blokker in haar brievenbus te duwen.
‘Waarom doe je dat nou, die heb je me net gegeven!’
O ja. Stom.
‘Ik wil ze wel, die blaadjes,’ zegt ze. ‘Ik pluis ze altijd na. Ik zit vierentwintig uur per dag thuis moet je weten. De buren hoeven ze niet, die zijn rijk. Nou lieverd, tot morgen maar weer!’ Het raam gaat dicht.

Ik ben er inmiddels aan gewend dat je als postbode vaak gegroet wordt op straat, vaker dan toen ik nog wel eens op tv kwam en mensen mijn kop ergens van dachten te kennen. Maar het is een tijd geleden dat ik ‘lieverd’ ben genoemd.

zaterdag 13 december 2014

Post Zuid (4)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 5.

Er is nog een andere reden waarom ik dit doe.
Een tijdje geleden ging ik met een reeks opgespaarde, vage klachten naar de dokter. Mijn huisarts is een rulle man, op het grove af, die tegen zijn pensioen aan zit en alles al een keer of wat te veel heeft gezien. Ik vind die rouwdouwerigheid wel prettig, het is of hij het lichaam en zijn kwalen niet helemaal serieus neemt en dat haalt de angel van dramatiek uit een doktersbezoek.
De meeste van mijn zorgen wuifde hij geruststellend boers weg.
‘Nou ik hier toch ben, vindt u die moedervlek op mijn rug ook niet….’
‘Nee! Dat is niks. Dat krijg je als je ouder wordt, heel gewoon.’
Mijn prostaat had ik tot een andere keer willen bewaren maar toen hij hoorde dat ik daar ook wat hypochondrische zorgen over had stelde hij monter voor er maar meteen even naar te kijken. Zo werd me een hoop gepieker bespaard want nu overviel het onderzoek me volledig. Voor ik het wist stond ik in mijn blote kont voorover gebukt. Het stelde niks voor - ik kan het alle angstige twijfelaars van mijn leeftijd aanbevelen. Geen pijn, zo gebeurd. En, belangrijker: ‘Een keurige prostaat!’ zei dokter terwijl hij zijn handen waste.

Het enige waar hij een moeilijk gezicht bij trok was mijn rechterknie. Toch maar een foto maken, besloot hij. Ik ging naar het laboratorium en een paar dagen later belde hij me met de uitslag: ‘Een heel klein beetje slijtage, niet noemenswaardig. Daar vond ik je ook nog wat jong voor. Eigenlijk niks aan de hand. Je moet het er maar mee doen.’

Ik moest het er maar mee doen, met dat lichaam. Maar erg goed ging ik er niet mee om, was mijn conclusie. Eigenlijk bracht ik mijn dagen toch vooral zittend door, achter beeldscherm en piano. Vaak in een slechte houding. Eén keer per week yoga was niet genoeg, blijkbaar, en mijn wandelingen waren ook te bezadigd. Sporten moest ik, maar ik heb de pest aan sport.
Dus toen het idee op mijn pad kwam om in december voor postbode te spelen speelde die overweging een rol: ik zou gedwongen worden elke dag een paar uur te lopen, te klimmen, te fietsen, te sjouwen en te slepen. Dat zou me goed doen.

Vandaag was er een hoop post, veel dom reclamedrukwerk, en ik deed er lang over. Na afloop had ik pijn in mijn rug en de bank lokte. Maar ik trok fluks de schoenen weer aan toen mijn dochter me eraan herinnerde dat we een kerstboom zouden gaan kopen. Die droeg ik zonder te klagen drie trappen op naar boven.
Dit was de vijfde dag, de eerste week, en ik geloof inderdaad dat het lichamelijke werk me goed doet. Het lijkt zelfs of mijn knie me minder last geeft. Maar misschien is dat omgekeerde hypochondrie.

vrijdag 12 december 2014

Post Zuid (3)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 4.

Die Post bringt keinen Brief für dich, was drängst du denn so wunderlich, mein Herz?

Er gaat veel Schubert door me heen deze dagen. Vandaag vooral: ‘Dem Schnee, dem Regen, dem Wind entgegen, immer zu, immer zu! Ohne Rast und Ruh!’
Als ik van huis ga, goed ingepakt, mept de wind woest om zich heen. Mijn broek is al gauw doorweekt. Dit zat er natuurlijk in, tot nu toe heb ik mazzel gehad. Wat zou erger zijn, deze kletsnatte wind, of sneeuw, ijs en kou? Ik denk het laatste. Als het een beetje ‘meezit’ krijg ik nog de kans beide weertypes te vergelijken op postonvriendelijkheid.
Tijdens mijn loop blijft het gelukkig droog. Ik start alleen en neem de tijd om het straatbeeld in me op te nemen, me rekenschap te geven van waar ik me bevind en waar ik nu eigenlijk mee bezig ben. Het is prettig zo in stilte te lopen, in mijn eigen tempo, en brief voor brief dichter bij mijn einddoel te komen.
Maar halverwege het traject voegt Rob zich toch nog bij me. Ik moet een opwelling van chagrijn bedwingen en de schakelaar in mijn hoofd omzetten. Maar de sociale stand doet het nog goed en we besluiten de ronde in een uitstekend humeur. Met een sierlijk gebaar werp ik de laatste brief in de laatste brievenbus. Zo.
Rob geeft me een hand. ‘Gefeliciteerd, je bent nu officieel postbode.’
Thuis kleed ik me om. Ik was vergeten hoe lekker warme en droge kleren kunnen zijn.

(PS: Osenga (de hr./mevr.), als u dit toevallig leest, – uw kerstkaarten liggen bij 50 hs.)

Post Zuid (2)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.



Dag 3.

In de B.-straat komt een man geïrriteerd zijn huis uit, zwaaiend met een zojuist door mij bestelde brief. Een lange man, scherpe donkere ogen, ascetisch gezicht. In het raampje van zijn voordeur had ik een bronzen Ierse harp en een foto van de Dalai Lama gezien.
‘Daar heb ik nou zo’n pesthekel aan, als er post voor 1 hoog bij mij bezorgd wordt!’ vaart hij uit.
Ik verontschuldig me en zeg dat ik hem volledig begrijp. Maar we praten niet gelijkvloers, hoewel de attributen bij zijn voordeur suggereren dat we het een en ander gemeen hebben. Ik ben hier een ‘mannetje’, anoniem vertegenwoordiger van een log apparaat. Ik mag geschoffeerd worden. Ik vertel dat ik nog in de leer ben, een beginnende hulpsinterklaas, en hij bindt een beetje in. Maar een lachje kan er niet af.
‘Voor een aanhanger van de Dalai Lama moet hij nog veel leren,’ zegt Rob.
Ik waardeer zijn steun maar besluit naam, huisnummer én etage van de gestreste boeddhist nooit meer te vergeten.

Het weer houdt zich goed vandaag, afgaande op buienradar had ik erger verwacht. Winderig, ja, maar geen regen; een hemel van blauw email met grote wolkenpartijen, vuil grijs en gelig wit als op oude landschappen. Rob waarschuwt me voor de scherpe brievenbussen in de Hendrik Jacobszstraat en raadt handschoenen aan. Hij blaast op zijn vingers, hij heeft het kouder dan ik. Als ik daar iets van zeg neemt hij dat hoog op. Hij is gekleed op magazijnwerk vandaag, ik zal behalve mijn leren jas wel trui en T-shirt aanhebben. Ja, geef ik toe. Twee shirts zelfs, waarvan één met col en lange mouwen. Én een das.
In een antiquariaat op de hoek van de Valeriusstraat gaat hij naar binnen om zelf de post aan te reiken. Hij blijft een tijdje weg en ik zie hem geconcentreerd in stapels boeken neuzen. Het neemt me voor hem in. Ik besluit morgen datzelfde te doen, ik ben al een tijd niet meer in die winkel geweest.

Als we bijna bij ons uitgangspunt terug zijn vertelt Rob dat een aantal jaar geleden een lading Polen werd ingevlogen om de kerstpost te doen. Ze kenden geen woord Nederlands maar redden zich heel behoorlijk. Ik vertel dat de moeilijkste boeken van mijn vriend Geerten Meijsing vroeger in Oost-Europa werden gezet, omdat de zetters daar minder fouten maakten dan de landgenoten die wél konden lezen wat ze drukten. Rob begrijpt wat ik bedoel. Hij is blij, zegt hij, om na een reeks kneusjes weer eens iemand op te leiden die er aardigheid in heeft en die het werk serieus neemt. Hij wijst op de klok van de Agneskerk. ‘Je hebt er een half uur korter over gedaan dan de vorige keer. Ik heb gelukkig niet voor niets lopen opscheppen vanochtend.’ Een getalenteerde jongen die hij vorig jaar opgeleid heeft is inmiddels van tijdelijke kracht gepromoveerd naar volwaardig postbode, legt hij uit. ‘Als je niet gillend gek wordt van mijn geouwehoer dan leer je het vak op een grondige manier.’
‘Ik zal na deze initiatie de posterijen mijn leven lang een warm hart toedragen,’ zeg ik.
Maar in weerwil van mijn ironie voel ik me gevleid.

woensdag 10 december 2014

Post Zuid (1)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 1.

Eerste verrassing, al had ik het kunnen weten: ook postbode blijkt een beroep te zijn, een ambacht zelfs, met de bijbehorende vaardigheden, do's and don'ts, handigheidjes en vuistregels. De man met wie ik deze eerste dag meeloop, Rob, een grijze vijftiger met een fris gezicht, is maar al te bereid mij deelgenoot te maken van zijn vaste gewoonten en me de redenen en voordelen daarvan uit te leggen. 'Hier loop ik altijd over het fietspad', 'je moet die bundel zo vast pakken, andersom, zoals jij het doet handigt niet'.
En zo kom ik mijn struikelblok in de omgang met mensen ongemerkt tegen, ook in deze bescheiden betrekking: het iedereen naar de zin willen maken, de beste leerling van de klas willen zijn. Het bezorgen van de post is ogenschijnlijk simpel, en zo had ik het ook graag gezien: je krijgt een stapel brieven en moet ervoor zorgen dat die in de juiste brievenbussen geschoven worden. Hoe je dat doet is jouw zaak. In de praktijk van deze eerste middag wordt het al gauw een mannending - de ervaren meester toont me zijn methode en ik doe die nederig na. Ik voel me een kleine jongen die schutterig een grote meneer imiteert. Hij glimlacht niet meewarig, daar is hij te aardig en te beschaafd voor, maar ik voel me alsof hij dat wél doet - als ik een fout maak, en bijna een envelop voor 2 hoog in de gleuf voor 3 hoog duw prikken zijn ogen in mijn rug.
De eerste tijd is het nog alsof ik een spelletje in de buitenlucht speel. Ik loop vrolijk mee en stel nieuwsgierige vragen over deze voor mij nieuwe wereld.
Maar na een uur of anderhalf (het licht mindert, we bevinden ons in een drukke winkelstraat) merk ik dat ik erin gezogen ben en mijn hoofd niet langer koel houd. Brievenbussen duizelen me, het is alsof ik hier altijd gelopen heb, gevangen in een eeuwig durende postloop 7508.
Thuis ben ik moe, ik heb hoofdpijn en pijnlijke voeten en ik krijg tijdens het mediteren mijn geest niet rustig. Nu de wereld van de postbezorger concreet voor me is geworden zijn er opeens talrijke zorgen. Hoe kom ik aan vingerloze handschoenen? Wat nou als het plenst, wordt dan de post niet zeiknat? Wat doe ik als de postkarretjes allemaal bezet zijn? Ik heb spijt dat ik eraan begonnen ben.

Dag 2.

Vandaag eerst gemediteerd, dan op de fiets voor de postronde, en niet andersom. Dat handigde niet zo.
In het kleine depot in de Veerstraat kijk ik eens rustig om me heen en alles lijkt een stuk overzichtelijker dan gisteren, ondanks de troep, zelfs met de enorme stapels Allerhande die vandaag bezorgd ('besteld') moeten worden. Ik kies een karretje, vul mijn tassen en ga alvast op pad; Rob had me gezegd om zonder hem te vertrekken als hij er nog niet was. Ik loop rustig naar mijn wijk, begin, daar aangekomen, met de bovenste poststukken, kijk goed uit en gebruik mijn gezond verstand, en zo gaat het eigenlijk allemaal probleemloos. Een vlaag regen verdrijft even de zon maar het deert me niet. Ik begin me nu werkelijk een beetje de Schubertiaanse brievenbesteller van mijn fantasie te voelen, onthecht en monter stappend door de oude straten van een ommuurde stad.
Maar daar is een stem achter me. Ik kijk om en groet Rob, kaarsrecht achter zijn fiets, vandaag van een zonnebril voorzien. Even later moet ik ('Ho! Time out!') luisteren naar uiteenzettingen over de handigste manier om huis-aan-huispost op te vouwen en de beste omgang met onwillige of zelfs kwaadaardige brievenbussen. Ik slaag erin aandachtig te luisteren, mijn sociale zelf geeft deemoedig complimenten om zoveel vernuft en zoveel ervaring, maar ondertussen blijf ik geconcentreerd op de bundel brieven in mijn linkerhand ('Je bestelt met rechts'), en schroom ik ook niet kritische en persoonlijke vragen te stellen. Niet ontevreden over mezelf vandaag.

Bij de bakker tegenover het depot koop ik een Waldkornbol met Old Amsterdam. Aan de nadrukkelijke manier waarop het meisje mijn bestelling herhaalt merk ik dat ze nieuw is. Terwijl ze begint te smeren doet een oudere collega haar voor hoe je een mes (aan je schort?) afveegt. Ik lach naar haar, we hebben iets gemeen, al weet zij dat niet.


(Illustratie: Carl Spitzweg, 'Briefbote im Rosenthal')

dinsdag 9 december 2014

Rookzangers notitieblog (16)


Vannacht werd ik wakker uit een heldere en prettige droom. Hoofdpersoon was een oud-leerling van me, die nu een antiekwinkel in de Nieuwe Spiegelstraat runt en regelmatig in Tussen kunst en kitsch te zien is als expert op het gebied van historisch glaswerk. In het huis dat zij bewoonde aan de rand van de stad, die in mijn droomversie een landelijke uitloper was, een kruising tussen de Plantage-buurt, het Spaarne en een zeventiende-eeuws schilderij, was de tuin omzoomd door een spelthaag. Dit type heg was woest krullerig en doornig, donkerbruin, bijna zwart van tint.
Op zeker moment ging het beleefde verhaal over in een geschreven verhaal. Zo duidelijk als ik nu de krant voor me zie las ik het vervolg, door mijn leerling opgeschreven. Ik las kritisch: ik vond dat er een witregel moest staan in plaats van een inspringing, bij de alinea waarmee het begon.

"Er was een jaar voorbijgegaan. Een jongen boog zich wat dieper over zijn fiets. Maar in Geul-Ruel, waar de 'vereniging tot behoud van de laurier' (die er inheems was) zich bevond........"

En dan volgde er een even verrassende als vanzelfsprekende mededeling, die ik meteen wilde noteren omdat ik haar verteltechnisch briljant vond, maar die ik me nu, in het heldere licht van deze blauwe dinsdag, op geen enkele wijze meer te binnen weet te brengen.

Misschien is er een meesterwerk verloren gegaan door mijn luie onwil om het bedlampje aan te knippen. Het zal haast wel niet, maar hoe mijn droom-ik de gebeurtenissen in Geul-Ruel kon koppelen aan die spelthaag, daar ben ik wel razend benieuwd naar.

vrijdag 5 december 2014

Rookzangers notitieblog (15)


O, de nachtelijke ruimten van de kindertijd! De stille, geheimzinnige kamers en gangen van een slapend huis in het donker, waaruit het dagelijks leven zich heeft teruggetrokken en die, aan zichzelf overgelaten, een eigen leven lijken te bezitten. Zo snel mogelijk liep ik erdoorheen, op weg van mijn bed naar de wc. Later, toen ik meer begreep en minder bang was, dwaalde ik er juist verwonderd in rond: de vage glans die de roerloze, onaangeraakte en onaanraakbare huisraad in het maanlicht had spiegelde me allerlei vormeloze fantasieën voor en riep gevoelens in me wakker waarvoor ik geen woorden had kunnen vinden. Complexe gevoelens van liefde, macht en mogelijkheden.
Een paar nachten geleden overkwam het me weer. Ik kwam van de wc en liep door mijn gangetje. Opeens was dat meer dan een neutrale ruimte. De muren leken te zwijgen. Echt, het was alsof ze zouden kunnen spreken, maar verkozen het niet te doen, en wat ze te zeggen hadden liever voor zich te hielden. Mijn voeten kleefden aan het zeil, dat geen zeil was zoals vroeger, maar imitatie hout. Warmer, minder koel. Het was een prettige, een beetje plechtige sensatie, waardoor die kleine, beperkte ruimte plotseling uitdijde (niet kromp!) en vol tot dan toe verborgen betekenis was. Er ging niets dreigends vanuit zoals in het geval van de bezielde kamer van Poe of de kwaadaardige lift van Dick Maas, maar toch was ik met z’n tweeën op dat moment, niet alleen: ik was er, en er was de gang, die om mij heen was, en zich bewust was van mij.
Het duurde maar even, toen was de betovering verbroken. Het zal wel geweest zijn omdat ik koortsig was, koorts veroorzaakt een soort kortsluiting in de geest die rare dwarsverbanden legt. De volgende dag werd ik één moment zielsgelukkig door het bekijken van de foto van een boomkikker.

dinsdag 2 december 2014

Rookzangers notitieblog (14)


Op de verjaardag van de kok ontmoette ik een studiegenoot, inmiddels was ze oma. We herinnerden ons hoe we Brahms hadden gespeeld, quatre-mains. De kok frituurde octopus voor in de vissoep, we moesten hard praten om boven het sissen uit te komen. Ze zei dat ze mijn boek had gelezen, een warme hand landde op mijn arm, kneep er even in. ‘Dapper,’ zei ze.
Eerst voelde ik me verlegen, ongemakkelijk. Als zanger word je op je prestatie aangesproken, nu werd ikzelf geprezen, om wie ik was, en dat was even wennen. Maar ik werd er ook rustig van: geen uitweg mogelijk, geen weg terug - quod scripsi, scripsi.
Iemand met mijn levenservaring zou jonge zangers moeten coachen, zei ze. De kok serveerde de vissoep uit. Ik kauwde peinzend op de inktvis. Coachen! Een grijze eminentie die het jonge spul de weg wijst. Maar waarnaartoe dan? Grijnzend lepelde ik de soep, die lekker hartig was. Ik had nog een hele toekomst voor me.


*************************************************************************************************

Pas verschenen: Bankjeszomer. Bankjeszomer is een uitgave van Uitgeverij Flanor.
U kunt het boek bestellen door 17,50 over te maken op NL85.INGB.0680.2522.15 van W.S. Huberts te Nijmegen onder vermelding van NR. 81, Bankjeszomer.
Vergeet niet uw naam en adres te vermelden.
U krijgt het dan zo spoedig mogelijk thuisgestuurd.