dinsdag 30 december 2014

Post Zuid (12)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De komende tijd doet hij daarvan verslag.


Dag 14.

De geest van het oude jaar is ten dode gedoemd maar geeft het nog niet op, lijkt zich integendeel breed te maken en de stad te overspannen met een lage loden hemel.

Op het depot ontmoet ik Rob. Hij houdt met glunderend enthousiasme een lezing over de beste methode om post te sorteren. Je moet het in je vingers hebben, zegt hij, sommige mensen leren het nooit. Ik probeer hem te volgen maar mijn geestdrift schiet vandaag tekort.

Op straat word ik vaak aangesproken. De saamhorigheid van december: wij tegen die loden hemel.

Tijdens mijn rookpauze zit ik op een bankje aan de Pieter Lastmankade. Een stel met een kinderwagen passeert, ik trek mijn karretje terug om hun vrije doorgang te verlenen. Ze glimlachen en groeten me respectvol. Ik zit veel op bankjes en zou dan net zo goed tot het stadsmeubilair kunnen behoren – niemand ziet me, of men veinst me niet te zien. Die anonimiteit geef je op als postbode.

De vrouw van nummer zes huis opent haar raam net als ik haar reclame in de bus heb geschoven. Ze beklaagt zich een beetje over de feestdagen. Een beetje ironisch, een beetje stoer. Maar gelukkig ligt er geen sneeuw, ze kan er tenminste met de Canta op uit. En verder heeft ze schatten van buren, ‘iedereen is goed voor oma’. Van haar vaste post heeft ze een kaartje gehad. ‘Nou lieverd, goed uiteinde!’

In de Bernard Kochstraat kijkt een gesoigneerde vrouw zorgelijk naar binnen bij nr. … Het ziet er raar uit in huis, zegt ze, en de vaste bewoner heeft ze al een paar dagen niet gezien. Ik zeg met postbode-expertise dat de bus keurig geleegd is. Dat lucht haar een beetje op.

Als ik terug ben is de postbode met het anarchistische gebit net bezig zijn fietstassen vol te proppen voor zijn tweede wijk van die dag. Of het een beetje bevalt, wil hij weten. Ik zeg ja, het is een mooie overzichtelijke klus: je hebt een volle kar en die moet aan het eind van een vast omschreven traject leeg zijn. Hij grinnikt en zegt dat het vooral in de zomer mooi werk is, al verdient het dan ook weinig. Ik moet de teamleider maar eens bellen, er is vast wel plaats voor me als zaterdaghulp, als mijn decemberbaantje erop zit. Ik knik en zeg dat ik erover zal denken.

Maar dan schiet me te binnen dat ik binnenkort op zaterdag weer aan de slag moet met mijn zingende acteurs in Nieuw-West, mijn échte werk. Ik vind het bijna jammer.

Geen opmerkingen: