donderdag 28 juli 2022

Rijnlandse ontmoetingen, vervolg

Het was niet onze bedoeling om aan ramptoerisme te doen. Maar toen we de Rijn overgestoken waren met het veer en de vercommercialiseerde toeristenfuik die de befaamde abdij Maria Laach is geworden hadden bekeken, brachten een falende batterij en een te grove routekaart ons via schilderachtige bergweggetjes in het Ahrdal. De watersnoodramp, de Flutkatastrophe, waarbij 180 mensen omkwamen en duizenden dakloos werden was iets meer dan een jaar geleden. Bruggen, wegen en huizen werden toen verzwolgen door de gezwollen rivier. We zagen de beelden op tv en schudden bekommerd ons hoofd. Nu we hier rondreden kwam de realiteit pas echt binnen. De ooit aantrekkelijke dorpen en stadjes zijn nog lang niet bekomen van de ramp, overal ligt wrakhout, troep en modder, de gesloten hotels grijnsden ons als spookhuizen met lege oogkassen aan. Er wordt nog volop gewerkt aan herstel maar het herstel stagneert omdat de geldstromen stagneren. Vanuit Kreuzberg, waar nog één hotel in bedrijf leek, klommen we omhoog, weg uit deze misère. We kwamen in een stil gehucht waar ouderwets veel zwaluwen rondzwierden. Een uithangbord, "Alte Krähe". Stoppen, wat eten en drinken en advies vragen. 

In de cours van een voormalige boerenhof kwamen we in een andere wereld terecht. Een lange jonge vrouw met grootstedelijk opgeschoren haar en een Peaky Blinders-pet op kwam ons bedienen. De kaart zou in Amsterdam-Zuid geen indruk hebben gemaakt maar in deze streek van schnitzels en Saumagen was het aanbod opvallend. We aten heerlijke quiche en een salade met walnoten, vijgen en feta, wat couscous ernaast. Een jong verwend gezinnetje, zo te horen uit mijn stadsdeel, hing wat landerig aan een tafel verderop, ze hadden hier een appartement gehuurd. De vrouw met de pet noemde ons een paar hotels in Altenahr die het mogelijk nog deden. Ik belde een paar keer maar kreeg geen gehoor. Terug dan maar naar Kreuzberg via de slingerweggetjes omlaag, in de hoop dat dat onaanlokkelijke hotel pal langs de nu magere rivier inderdaad open was.

Een tanige man was in de tuin aan het werk. Ik vroeg hem of we een kamer konden krijgen. Hij legde zijn schop neer, wiste zich het zweet van zijn voorhoofd, nodigde ons uit in de schaduw te komen zitten, gaf ons bier en water uit een ijskastje, en begon te bellen. 'Ich habe hier zwei Gäste...'
Ik dacht dat hij de beheerder belde maar dat bleek hijzelf te zijn. Hij belde de schoonmaakster. Het hotel was bezet door mannen uit allerlei voormalige Oostbloklanden die glasvezel aan het aanleggen waren. Een vreemde prioriteit, leek me, in een dorp waar alles nog half kapot was.
De glasvezelmannen zouden de volgende middag pas terugkomen, legde hij met gruizige basstem uit, maar er moest een kamer worden schoongemaakt, een bed worden opgemaakt. Dat konden we eventueel zelf wel doen, opperde mijn vriendin behulpzaam, maar dat lachte hij weg. Maakten we het ons gemakkelijk, over een uur kwam de poetsvrouw. Hij bleef op zijn gemak bij ons zitten en begon een kromme pijp te stoppen.
Dat brak bij Voorheen Rookzanger het ijs en we raakten in een goed gesprek. Natuurlijk vooral over de vloed - die lag nog voorin zijn conversatie, hij wees ons aan hoe hoog het water had gestaan - maar ook over pijproken, de jeugd van tegenwoordig die natuurlijk lui was maar vorig jaar waren ze wel met bussen tegelijk komen helpen, de falende en corrupte overheid, tuinieren, de schapen van mijn vriendin.
Vermakelijk misverstand: vroeger had ze er wel twintig gehad, vertelde mijn vriendin. De ogen van de man puilden uit, hij lachte ongelovig. Twintig schepen, echt? Schäfe, had ze gezegd en hij had Schiffe verstaan. Ach ja, Schafe! Die rottige umlaut ook - wanneer wel en wanneer niet, voor een Hollander altijd een probleem.
Na ruim een uur kwam een vrouw met een roze hanenkam, in haar kielzog een paar verlegen dochters. De man besloot toch ook maar een Feierabend-Bier te nemen terwijl zij onze kamer klaarmaakte. Toen alles geregeld was gaf hij ons de sleutels met het verzoek die morgen in de deur te laten, hij moest al heel vroeg naar Darmstadt voor een klus.

Toen de avond viel waren we alleen in een leeg hotel in een kapot dorp. De kamer rook sterk naar goedkope zeep. Alleen in de burcht aan de overkant, bovenop de heuvel, brandde licht. Daar woonde de baron, had de man verteld. Die was vorig jaar hoog en droog gebleven.




woensdag 27 juli 2022

Rijnlandse ontmoetingen


Weinhaus em-Wingert was het enige hotel in de buurt dat nog kamers vrij had. Zo toeristisch als Linz am Rhein is, zo stil is het tien kilometer stroomopwaarts gelegen Rheinbrohl. Pinnen kan je er niet. Pinnen kun je trouwens bijna nergens in die steek, behalve in de supermarkt. We zijn drie keer naar een bank moeten lopen om onze rekening te voldoen.
Em-Wingert had er veelbelovend uitgezien maar de praktijk bleek er een van vergane glorie. Een vriendelijke oude dame en haar nerveuze en wat dovige dochter probeerden te redden wat er te redden viel van het familiebedrijf. We kregen een mooie kamer met een balkon boven de tuin. Maar het boven de wijnkelders gelegen restaurant dat bij het wijngoed behoorde was gesloten, behalve voor het ontbijt. Op de tweede dag, bij het zondagse Frühstück, feestelijk uitgelegd met croissants, een eitje, fruit, yoghurt, ham en meloen, hoorden we het verhaal. Vier of vijf jaar terug had een verslaafde pyromaan er een brandbom naar binnen gegooid. De jongen, die in de hele streek een spoor van vernieling had achtergelaten, was niet lang daarna aan een overdosis bezweken. In 2019 was de zaak zorgvuldig gerestaureerd en gemoderniseerd. Toen kwam Corona. Inmiddels had de moeder met tachtig jaar de kracht niet meer en haar dochter die te hulp geschoten was bleek voor de horeca niet in de wieg gelegd. Er was geen personeel te krijgen, de jongelui wilden niet meer werken, die feestten liever. Het einde van een trotse traditie leek nabij.
We kochten een fles van hun eigen wijn, strak vormgegeven en met modern lollige ironie "Leider Geil" genoemd. De dochter vertelde hoe haar vader het allemaal zo heel anders had gedaan. Die had, niet zoals in de "fabriek" verderop (het wijngoed Schneidgen waar we de vorige dag hadden gewandeld) álle druiven van zijn 30.000 stokken gebruikt, ook wat op de grond was gevallen en "zogenaamd ziek" was, met als resultaat een complexe wijn die heel oud kon worden en niet zoals het moderne spul na twee jaar al zo plat als een dubbeltje was. Ik stopte Leider Geil in mijn tas en keek met heimwee naar de her en der als decoratie neergezette flessen van pa, die met hun bont gekleurde en rijk versierde etiketten vol wapens, zegels, kastelen en guirlandes getuigden van een andere tijd.

                                                                       ***

Het mannenkoor van Linz bestond tweehonderd jaar. Er was een foto-expositie ingericht en op het marktplein werd die feestelijk geopend. Natuurlijk gingen de in vrolijk rood gestoken heren wat zingen, maar eerst moest er flink gespeecht worden. De voorzitter opende. Hij las van blad en dankte alle talrijke aanwezigen voor hun komst. Ik keek om me heen. Hooguit twintig mensen stonden onder de partytent die hen tegen de brandende zon moest beschermen, minder dan het aantal zangers. Nadat iedereen die dit alles mogelijk had gemaakt was genoemd en bedankt, van de dirigenten en bestuursleden uit het verleden tot de geluidstechnicus aan toe, was het de beurt aan de burgemeester. Wie in Duitsland een beetje verder geleerd heeft is al gauw Herr Doktor of zelfs Herr Professor. En iedere Herr Doktor of Professor is een amateur-geleerde die zijn verworven eruditie graag met anderen deelt. Doktor Hans Georg Faust, want zo heette de burgemeester, was geen uitzondering. Met veel flair schetste de politicus met het grijze sikje de omstandigheden waaronder het mannenkoor was ontstaan, en en passant de wordingsgeschiedenis van de culturele stroming die Biedermeier heet. Het kwam allemaal door een vulkaanuitbarsting in Indonesië die een deken van as en roet over de wereld legde en door de naweeën van de Napoleontische oorlogen en het politieke klimaat van die jaren. Mensen meden wantrouwig de buitenwereld en moesten het binnen gezellig maken en zo begon het verenigingsleven te bloeien. Faust sprak boeiend en uit het hoofd maar was lang van stof. De zangers wiebelden en zweetten en de oudsten zochten een zitplaatsje. Eindelijk mochten ze een lied zingen, een ballade van Udo Jürgens. Maar daarna was er alweer een speech. Ik tikte mijn vriendin aan. Tijd om naar Dieter te gaan. 

"We namen hartelijk afscheid met het voornemen om nog eens terug te komen. Bij leven en welzijn, natuurlijk", schreef ik op 1 september 2017 op deze plaats. Zou de tengere en alcoholische uitbater van Wein im Hof nog leven, zou zijn lustpriëel Corona hebben overleefd? De poort stond open, met kloppend hart betraden we de binnenplaats. En ja, daar schuifelde hij kromgebogen rond, met zijn rek met flessen. 
Het was als vanouds. Dieter mengde met een geruststellend glimlachje de edele wijnen die hij zojuist had aangeprezen door elkaar. Een glas Weissburgunder op een onderlaag Elbling ... wat maakt het uit? Vlak voor we gingen werden we mee de branderij in genomen waar het pittig naar destillaten rook. Hij had een verrassing voor ons. Hij rommelde tussen de cd's en even later klonk het Wilhelmus. Ik ging in de houding staan en salueerde. Nu kwam de stemming goed los. Er werden kopiëen rondgedeeld van een lofzang op Dieter, acht coupletten lang, op de melodie van Wo die Nordseewellen schlagen. De Duitsers kenden het lied, ik zong op de tast mee. Tevreden om de geslaagde excursie naar het verleden torsten we een doos edele wijn naar de auto. Thuis maar eens goed proeven.


donderdag 21 juli 2022

HONING

Het weer sloeg drastisch om. Van een paar verfrissende druppels belandden we na een nog heel warme nacht in een winderige regen die meer dan alleen welkome koelte bracht. Ik zag het aan de katten. Die hadden twee dagen lang hun bestaan ontkend en nu probeerden ze de gaten in het gaas te vinden waardoor ze naar andere balkons en een avontuurlijker leven zouden kunnen ontsnappen. Onrust, plotseling, na lethargie. 
Ik had mijn dochter beloofd shampoo bij Holland en Barret te kopen en was naar de Ferdinand Bolstraat gelopen. Terug naar huis kwam ik langs de Aldi, waar ik zelden kom. Ik kocht er spullen voor het avondmaal en een fles beendroge Riesling. Aldi is Duits. We gaan morgen voor een paar dagen naar Duitsland en ik wilde in de reisstemming komen die me met die hitte maar niet wilde overvallen. 
De loomheid van de tropische dagen had me ondanks de weeromslag nog niet verlaten en ik voelde de behoefte aan een bankje om samen met mijn boodschappen op uit te rusten.
Aan de Jozef Israëlskade trof me een zoete geur. Verleidelijk, een vleugje bittere honing en anijs. Een geur uit mijn jeugd.  Geen liguster maar wel het aroma van bermen en kruidige belofte aan ... ja, aan wat? Ik ging op het bankje zitten en zette mijn paraplu op. Vanonder dat regenscherm keek ik naar het rimpelende water. In de begroeiing van de oever lag een gedeukt blik Heineken, halve liter. Eromheen waren wat peukjes filtersigaretten uitgestrooid, vertrapt. Ik nam alles goed in me op. Waar kwam die geur vandaan? Uit zijn krachten gegroeid en verwaaid onkruid schoot uit het vale gras op, wiegde in de natte wind. Kleine gele bloemetjes, deels verdord.
De regen ruiste zachtjes op mijn plu. Ik pakte mijn telefoon en opende de planten-App. Die was onzeker. Kleine honingklaver, was het eerst, melilotus indicus.  En bij een tweede poging, 'gewone raket'.  Gezien de geur, die fijne zoete, geheimzinnige geur van de zomer,  besloot ik dat het maar de honingklaver moest zijn. 
Ik sloot mijn telefoon en bleef nog even zitten mijmeren. Toen ik opstond besefte ik dat er al die tijd geen mens was gepasseerd. 

 

woensdag 20 juli 2022

KENNISGEVING

In 't land waar bruine knapen
Lummelend langs de weg
Het hete blauw aangapen,
Daar ken ik heg en steg.

Daar gloeien zwarte bomen
Met steile slanke piek,
Die maken al je dromen
Van zuiderse liefde ziek.

Als blauwe golven er spelen
Om bruinig gouden steen,
Dan gaan de mooiste delen
Van liederen door je heen.

En staan er drie bomen samen,
Dan noemen ze dat een woud,
Zo menig schone dame
Heb ik daarin aanschouwd.

En heeft er een je gegeven
Een kus met warme mond,
Dan ben je ziek voor ’t leven,
Wordt nimmer meer gezond.


Hermann Hesse: Auskunft, 1901
Vertaling © Jan-Paul van Spaendonck


vrijdag 15 juli 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog 36: Primum Fundamentum


De luit is mijn leraar. Als ik haar geduldig bespeel, met zachte aanslag, beloont ze me met een mooie, zuivere toon. Wil ik te veel en benader ik de snaren te gretig of te gespannen, dan ketsen de tonen, worden ze schel en vals. Zelfs kan er een lage bassnaar losschieten die net zo stabiel vastgepind leek door de eindelijk op zijn plaats gewrikte stemschroef. 

Ongeduld is mijn vijand. Als ik erin geslaagd ben een kwartier of langer heel aandachtig simpele toonladders te spelen met de voor de renaissanceluit vereiste techniek, die waarbij duim en wijsvinger elkaar afwisselen, en de duim onder de wijsvinger verdwijnt ('thumb under'), en als dat lukt, en als ik vervolgens ook andere oefeningen tot tevredenheid uitvoer, dan wil ik eigenlijk het liefst meteen losgaan op een virtuoos stukje. Het betreffende stukje eerst heel langzaam te spelen, en het niet als een renaissancistisch circuspaardje te laten draven, dat vereist zelfbeheersing. Als ik die niet opbreng en toch voor het snelle tempo kies struikelt het paardje nog voor de finish en word ik als berijder boos of ongelukkig. Dressuur kost nu eenmaal tijd. Het stuntwerk, zo dat er al ooit van komt, moet in de toekomst liggen, als een doel om naar te streven. Mijn ambitie verbijten, mijn geduld oefenen, dat is wat me nu te doen staat. De rest komt - of niet.

De gitaar is de advocaat van de duivel. Lukt het me niet een stukje te spelen met die nieuwe techniek, dan grijp ik al snel terug naar de manier van aanslaan die ik op de gitaar gewend ben. Ik bluf me dan door de muziek heen met een rommeltje van technieken. Dat heb ik in het verleden al te vaak gedaan. Er moet muziek gemaakt worden, nietwaar, welke vingers en hoe je die gebruikt, wat geeft het, als de noten er maar zijn en, vooral, als de ziel van de muziek maar geraakt wordt.
De muzikant in mij moet voorlopig zwijgen. Ik hoef niet, morgen of volgende week, op een podium te zitten om liedjes van Dowland gaan spelen, zeg ik tegen mezelf. Laat ik dit instrument nu eens grondig leren beheersen, mijn techniek vanaf het fundament opbouwen. Mijn bemoeienissen met de bouzouki en de mandoline hebben in het verleden tot niets geleid. Ik pingelde er wat op en ging voor het snelle resultaat. Daar had ik algauw genoeg van omdat er geen groei in zat. Ik speelde eigenlijk een stukje gitaar op een ander instrument. Dat verwante maar toch zo andere instrument belemmerde me meer dan het me tegemoet kwam en het verdween in de koffer zodra het niet meer nodig was voor de liedjes die ik erop wilde spelen. Het mooiste zou zijn als ik de gitaar nu in de koffer zou laten, omdat er in de luit toekomst zit, terwijl de gitaar het instrument van mijn verleden is.

Op mijn zeventiende werd ik, na een pop-, blues- en rockperiode, gegrepen door de klassieke gitaar. Ik liet me gewillig uit mijn band zetten en verkocht mijn elektrische. Ik luisterde eindeloos naar platen met Spaanse gitaarmuziek en ploeterde tot diep in de nacht om me een nieuwe wereld eigen te maken, die van notenschrift en nylon. Ik meende dat mijn handigheid in tokkelen wel voldoende basis moest zijn voor mijn zelfstudie - had niet ook Jan Akkerman het zichzelf geleerd? Mijn pogingen resulteerden in een Partita in a klein - vijf stukken bij het vertrek uit Amsterdam, helemaal in de stijl van mijn Spaanse voorbeelden, die ik allang niet meer kan spelen.
Maar ze leidden ook tot een krampachtige houding van vooral de rechterhand die ik naderhand nooit helemaal kon afleren. 
Tegenwoordig is er - als je zo eigenwijs bent om geen les te nemen - YouTube. Op vele instructievideo's doen luitisten voor hoe het moet. Je kunt hun vingers van dichtbij en op repeat bekijken, beter dan je die van een fysieke leraar zou kunnen volgen. Ik kijk graag naar Brandon Acker, een magnifieke speler die een kwart miljoen abonnees bedient met een schat aan tips en informatie en verbluffend mooi en gaaf spel op vele gitaar- en luitachtigen - wat hij noemt 'all things that go pluck'. Zijn videokanaal Arpeggiato is professioneel opgezet en hij neemt met zijn charmante glimlach en zijn verlegen gegrinnik om zijn eigen virtuositeit ('Wow!') makkelijk voor zich in.
Als zijn Amerikaanse perfectionisme en zijn koketterie me gaan tegenstaan zoek ik zijn norsere collega's op. Nuttiger dan Brandons briljante showcase zijn misschien de tergend trage lessen van de grijze Britse luitbouwer (met staartje) Martin Shepherd, die er ruim zeven minuten over doet om je de positie van de duim te demonstreren. Of die van de introverte Haagse luitist David van Ooijen die in close up heel geduldig dagelijkse basisoefeningen voordoet.
En als ik dan last krijg van mijn oude tegenzin in de stille en wat schimmelige wereld van de Oude Muziek kan ik altijd weer terug zappen naar de lief lachende Brandon, die als een shreddende rockheld een wervelende toonladder speelt en me het gevoel geeft dat luitspelen ook iets is van 2022. Want naar die eenzelvige jongenskamersfeer van de Partita in a klein uit 1973 wil ik niet meer terug.


woensdag 13 juli 2022

FIESOLE


Boven mij in ’t blauwe reizen
Wolken, die mij huiswaarts wijzen.

Huiswaarts naar het onbestemde verre,
Naar het land van vrede en van sterren.

Vaderland! Zal ik jouw blauwe
Schone kust dan nooit aanschouwen?

Toch lijkt alles in mijn dromend waken
Hier in ’t Zuiden dicht aan jou te raken.


Gedicht en aquarel: Hermann Hesse
Vertaling © Jan-Paul van Spaendonck


dinsdag 12 juli 2022

RECLAME


Nu verschenen: deel 3 van mijn verzamelde blogs. 2016 - 2018. Groot gebonden boek, 243 pagina's, harde kaft. Omslagtekening speciaal voor deze uitgave gemaakt door Rosanne van Spaendonck. Toch slechts 25 euro. Een absolute aanrader voor de volgers van dit blog. Interesse? Stuur me een bericht. Jpvanspaendonck@gmail.com.


vrijdag 8 juli 2022

LUIT



En zo bezat ik plotseling een luit.
Waar de aanvechting vandaan kwam weet ik niet meer, maar zaterdagavond zocht ik het net af naar een betaalbaar instrument. Ik aarzelde tussen een wat gebutst exemplaar op Marktplaats en een keurige fabrieksluit van Musikhaus Thomann. De rest van de avond bekeek ik video's op YouTube. Na een uur had ik veel geleerd over de geschiedenis, de stemming en de verschillende soorten. Zelfs mijn jeugdheld Jan Akkerman kwam voorbij: hij speelde in een Deens tv-programma uit 1974 een rommelige maar robuuste uitvoering van Dowland's Fantasia nr. 7. 'Im dying for a cold beer,' had hij eerst tegen de geamuseerde presentator gezegd. Pas na een slok of twee zette hij zich in positie voor een kleine vijf minuten ferm luitspel.
Zondag hakte ik de knoop door. Ik bood op het Marktplaats-instrument, kwam al snel tot een vergelijk met de verkoper en maakte een afspraak. Hij bleek in Terneuzen te wonen maar dinsdag moest hij op de Veluwe zijn. Als ik ergens langs de route woonde...? De parkeerplaats bij een restaurant aan de A27 leek een goede ontmoetingsplaats. Hij noemde type en kleur van zijn auto. 'Ik draag een Panama,' mailde ik hem. 
De dinsdag kwam, een winderige, half bewolkte dag, niks geen dag voor een strohoed, en mijn vriendin en ik reden naar Nieuwegein. De verkoper zag eruit als een folkie, vriendelijk, een beetje mollig, met een flinke baard. De kofferbak van zijn wijnrode Kangoo ging open. Hij haalde de luit uit het foedraal, ik inspecteerde hem zo'n beetje, wreef aarzelend met mijn vinger over een gelijmde barst, telde de briefjes uit. De verkoper reed na de transactie meteen verder, wij gingen het Hajé restaurant binnen en namen koffie en taart op de goede afloop, terwijl we uitkeken op de Lek en de weilanden van Tull en 't Waal.
Sedertdien bestaat mijn leven uit een worsteling met onwillige stempennen. Tussen de realisering van mijn oude droom, het minstreelschap, en deze eerste kennismaking met de weerbarstige werkelijkheid van dit instrument dat beslist geen gitaar is, zullen er nog heel wat uren gestoken moeten worden in technische zaken. Ik zal advies moeten vragen, misschien les moeten nemen. Maar ik kan al een paar stukjes magisch tinkelende renaissancemuziek spelen, als de dubbelkorige snaren het goed fatsoen hebben om eventjes op toon te willen blijven. 
Ondertussen verstrijkt de tijd op aangename wijze. Een mens moet een hobby hebben. 

Illustratie: Luitspeler, Theodoor Rombouts (1597-1637)



vrijdag 1 juli 2022

WEGGOOIEN


Een appje op maandagmorgen. Mijn zuster waarschuwde ons dat ze de familiewieg ging wegdoen. Hij stond te veel in de weg en was stuk bovendien.
We hebben allemaal als baby in die rieten wieg geslapen. Onze kinderen ook, en zelfs mijn kleindochter nog. Vandaar die waarschuwing, we konden haar nog onderscheppen onderweg naar de stort.
Mijn jongste broer reageerde eerst laconiek ('Sja. Eens gaat alles voorbij...') maar drong er bij nader inzien op aan dat ze tot vrijdag zou wachten, dan zou alles er misschien anders uitzien. Mijn zuster wierp tegen dat ze niet meer dronk en fris en fit was op maandagmorgen. We berustten er verder maar in en ons aller eerste bedje zal nu wel vermalen zijn. 
Gisteren kreeg ik opeens zin om op te ruimen. Een verlate voorjaarsschoonmaak, ontstoffen, schoon schip. Het zal wel met het naderende nieuwe tijdperk te maken hebben, dacht ik. Met zo weinig mogelijk ballast de AOW in. Maar waarschijnlijk werkte ook die rigoureuze actie van mijn zuster door. Ze had natuurlijk groot gelijk: we zeulen te veel spullen te lang met ons mee. Eerst nog uit sentiment, een goede reden, maar later puur uit gewoonte.
Voor de zoveelste keer haalde ik de doos met postzegelboeken van mijn opa tevoorschijn. Mijn broer had die ooit heel stoer weggedaan. Lees: de verantwoordelijkheid op mij afgeschoven. Wat is zo'n collectie nou helemaal waard? De boeken zien er wel goed uit, maar al die enveloppen die uitpuilen van de losse, gebruikte zegels? En wie doe ik er een plezier mee als ik ze bewaar, al die papieren bewijsjes van mijn opa's gepensioneerde verveling? Zijn nagedachtenis? Die is immaterieel.
Ik bladerde wat en opende een envelopje waarop stond: Van Markens Drukkerij, bijkantoor voor Amsterdam: Rijnstraat 222. Mijn geboortehuis.  Mijn opa was vertegenwoordiger van de Delftse drukker geweest en in de logeerkamer fungeerde een bureau met een Olivetti tikmachine als het Amsterdamse filiaal. 
Ze zagen er kleurrijk uit, al die zegels. En de collectie was oud, sommige ervan moesten best wat waard zijn voor een verzamelaar. Er heeft heel lang een filatelist gezeten in de Roelof Hartstraat. Een bordje in de etalage zei uitnodigend: "Wij kopen al uw postzegels". Een oude man in een stoffig pak zat er een denkbeeldige sigaar te roken en geduldig te wachten op klandizie. Ik heb er nooit durven binnengaan met die verhuisdoos en daar had ik nu spijt van. 
Ik besteedde een half uur aan een zoektocht op internet maar zag op tegen de moeite om naar Breda of Zeist te moeten rijden. Zou ik die doos niet liever keihard wegmieteren, samen met de lege flessen, het klein chemisch afval en andere troep? Of hem aan straat zetten bij het weggeefkastje, samen met een plastic feetje met gazen vleugels, een sculptuurtje van Winnie de Poe waarvan mijn kleindochter vindt dat het niet lijkt, en The Science of Harry Potter?
Wij bewaarders lijden aan een te groot verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van het verleden. Wij moeten de boel bewaken die ons in bewaring is gegeven door onze gestorven voorouders, want anders doet niemand het.
De doos, alles wat er van mijn opa's lange winteravonden over is, staat nu te wachten op de eettafel. Voor het einde van de dag moet ik een beslissing hebben genomen. Want ik wil hem niet nog eens  tegenkomen als ik in zo'n zeldzame opruimstemming ben.


Illustratie: Le Philatéliste, François Barraud (1899-1934)