zaterdag 10 augustus 2024

BABYLON


Vanaf oktober doen we weer een aantal voorstellingen van Wat geweest is, is geweest, het liedjesprogramma rondom Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. In die volgorde, want het draait vooral om Lennaert - ik lees onder meer brieffragmenten van hem voor. Over een van die voorstellingen (in het kerkje 'De Stompe Toren' van Spaarnwoude, op zondagmiddag 27 oktober) ga ik morgen iets vertellen op regionale radio.
Ik zat juist, op het balkon met een eerste koffie, te denken dat ik me maar eens moest gaan inleven in de materie toen er een mail binnenkwam. Ene Richard Ranson uit Brugge vroeg mijn mening over een anekdote die hem ter ore was gekomen. Kort samengevat gaat die als volgt: Boudewijn trad in 1967 op in de Stadsschouwburg van Brugge. Tijdens zijn verblijf daar bezocht hij het artiestencafé Babylon. Dat zou de inspiratie zijn geweest voor het gelijknamige lied op de langspeelplaat Nacht en Ontij. [U kunt HIER het gehele verhaal lezen, in de commentaren bij het blog.] De entourage van Boudewijn vond het desgevraagd een broodje aap. Wat was mijn mening?

Het was een mooie, ouderwets stille morgen. Het was bouwvak dus de gierende schuurmachines zwegen zoals het hoort op zaterdag. Ik maakte een tweede koffie, beklom een stoel om er een paar boeken bij te halen, en nam er mijn tijd voor.

Beste Richard,

Dank voor je mail, die ervoor zorgde dat ik een uurtje aangenaam doorbracht met het speuren naar historische informatie in verschillende boeken, van Boudewijn en van Lennaert.
Om met de eerste vraag te beginnen: Babylon zoals het op Nacht en Ontij staat, is op naam van Boudewijn gecrediteerd. Maar, uit Hoogtevrees in Babylon, het boek uit 2007 waarin Boudewijn commentaar geeft bij zijn liedteksten tot dan toe, leren we dat het Lennaert was die de oorspronkelijke tekst had geschreven. Boudewijn vond die evenwel niet geschikt om te zingen en herschreef de gehele tekst, met behoud van steeds de eerste twee verzen van ieder couplet. Feitelijk had Lennaert dus als co-auteur genoemd moeten worden.

Dan de anekdote. Ik weet niet wie die persoon uit Boudewijns omgeving is, maar ik kan niet anders dan hem of haar gelijk geven: Boudewijn alleen in een café? Zeer, zeer onwaarschijnlijk. Hij is een verlegen man die zich slecht op zijn gemak voelt in openbare gelegenheden. Tenzij er een dwingende reden voor was, lijkt het me niet aannemelijk dat hij de veilige ruimte van zijn kleedkamer zou hebben verlaten. 

Maar je zegt dat de toenmalige kroegbaas bekendstond als een man met een sterk geheugen en een voorliefde voor de waarheid. Mogelijk heeft zijn geheugen hem toch parten gespeeld. Of (en dat kan heel goed) hij heeft de waarheid een beetje verdraaid om haar mooier te maken.
Want wat nou als het niet Boudewijn maar Lennaert was, die in café Babylon kwam, tot tweemaal toe? Dan wordt het een ander verhaal. Lennaert was een echte kroegtijger. Nee, dat klinkt te stoer - hij voelde zich thuis in de kroeg, waar hij vooral veel zweeg en alles las wat maar leesbaar was. Een stamcafé was voor hem een tweede huis waarin hij zijn vaste plek en zijn vaste gewoontes had. In elke plaats waar hij vaak kwam had hij zo'n geliefde plek, in Amsterdam bijvoorbeeld café Schumich aan de, of zoals Amsterdammers zeggen, het Singel.
Boudewijn toerde in 1967 vaak door Vlaanderen. Of hij ook motor reed weet ik niet, dat lijkt me helemaal niks voor hem. Wat ik weet, is dat hij tijdens die reisjes de auto bestuurde waarin ook Lennaert zat, want die trad in die tijd op als zijn manager; eerder voor de gezelligheid, heb ik de indruk, dan uit talent voor het zakelijke. Over die tochten in de hevig naar wierook geurende auto van Boudewijn staat een mooie passage in Tekst en Uitleg van Lennaert (uitgeverij Conserve) - ik sluit een foto bij.

Ik kan me heel goed voorstellen dat het zó gegaan is:
Boudewijn bleef na aankomst in Brugge in de schouwburg. Voorafgaand aan een concert is er altijd genoeg te doen. Ik kan me moeilijk voorstellen dat Lennaert, áls hij al ieder optreden bijwoonde, ook bij de soundcheck bleef. Hij zal, zoals hij graag deed, door de oude stad gedwaald hebben en een café zijn binnengelopen dat hem aantrok om daar in zijn eentje aan de toog, mijmerend en observerend, een glas te drinken. Thuis in Haarlem was dat steevast Beerenburg, in Brugge zal het een lokaal bier of misschien een genever zijn geweest. Het detail dat hij bij het tweede bezoek op exact dezelfde plaats ging zitten is tekenend. Zo was Lennaert.
Hij zal daarbij niet herkend zijn, want hij bleef nogal op de achtergrond. Maar het was een stil uur, zeg je - hij kan heel goed een praatje met de kastelein hebben gemaakt, waarin hij vertelde wie hij was en waarom hij in Brugge was.
Hou me ten goede, dit is allemaal fantasie, feiten heb ik niet.
Cafébaas Ward van de "kroegste der kroegen" had nu een mooi verhaal te vertellen, ware het niet, dat weinig mensen (dat geldt nog steeds overigens) wisten wie Nijgh was. De zanger trekt de aandacht, de net zo belangrijke dichter blijft in de schaduw, de veilige schaduw van een schemerige staminee. Wat ligt meer voor de hand dan dat hij, Ward, de waarheid een klein slagje draaide, en Nijgh veranderde in zijn beroemde vriend Bo? Het verhaal blijft in essentie waar, en het spreekt meer aan. Je hoeft niet eerst uit te gaan leggen wie Lennaert Nijgh was.
En ja, het zou heel goed kunnen, als dit allemaal waar is, dat Lennaert, die een voorliefde voor het oudtestamentische had, geïnspireerd raakte door de naam van de kroeg en er zijn door Boudewijn afgekeurde tekst op baseerde, die begint met: 

Tempelgoud glanst helder
in de stralen van de zon
daar rijst de toristis Helion
advenitur laborantes
kaischwarzedis melanchton
epahebris et stalakton
mundus vocans lousytermes
decameron quasi spermes
in balantes Babylon

Een fraaie schildering van een Babylonische spraakverwarring, en, nee: dat glazuur komt er niet in voor. Dat is van de hand van Boudewijn, die erover schrijft: 'Glazuur heb ik altijd een magisch woord gevonden, als klein jongetje al. Ik heb geen idee waarom. Maar het moest een keer in een liedtekst verwerkt worden [...].' 

Meer weet ik er niet over te zeggen. Ik hoop dat ik je hiermee van dienst kon zijn.

Hartelijks,

Jan-Paul


(Illustratie Pieter Bruegel de Oude, 1563)

Geen opmerkingen: