vrijdag 11 december 2020

ELSA


Er staat een ontroerend filmpje op YouTube waarop Louis Aragon en Elsa Triolet, zijn vrouw en muze, worden geportretteerd boven op de Eiffeltoren. Het is maart 1959. Aragon, een wat stille, maar montere oudere heer met dromerige ogen en zilvergrijs haar, leest een gedicht voor. De rijmwoorden rekt hij op, hij zingt ze bijna, met lyrische tenor. Elsa staat ernaast, een kleine vrouw met een schrandere, donkere blik. Haar haar is opgebonden in een fluwelen band, over haar voorhoofd draagt ze een gazen netje. Ze lijkt in een binnenwereld verzonken, ze zwijgt, met gefronste wenkbrauwen. Als Aragon leest lijken er wisselende emoties in haar ogen te zien. Ontroering, sympathie, intellectueel amusement. Even later vraagt de interviewer haar, hoe het is om de hoofdpersoon te zijn van die nieuwe roman in dichtvorm Elsa die haar man zojuist heeft gepubliceerd. Als ze haar zwijgen doorbreekt gaan haar ogen wijder open, je zou je kunnen voorstellen dat ze blauw zijn. Ze distantieert zich in enkele weloverwogen zinnen van die idee. In de klassieke traditie was het gangbaar dat poëzie werd opgedragen aan een Geliefde. Iedere lezer moest zich vooral zijn eigen Elsa denken. Zijzelf was nu een oude vrouw (ze was drieënzestig op dat moment) maar de Elsa van de gedichten moest ook jongemannen van dertig aanspreken. Aragon hoort het glimlachend aan en leest zingzeggend nog wat voor, een nieuw lied voor Elsa.

Het fragment is veelzeggend in meerdere opzichten. Aragon was met André Breton de oprichter geweest van de surrealistische beweging. Later distantieerde hij zich van zijn geesteskind en zocht hij toenadering tot oude Franse dichtvormen. Het filmpje toont hoorbaar aan dat Aragon zich, na zijn jeugdige periode als experimenteel dichter, met volle overgave heeft bekeerd tot die bijna vergeten hoofse poëzie. Dit is, zoveel is duidelijk, poëzie die gehoord moet worden, die hardop gelezen moet worden. De cadans van de Alexandrijnen, hoe grillig ook in de hedendaagse versie van Aragon, is bedwelmend. Het staccato en het verbale vuurwerk van de generatie van de jaren twintig is hier net zo ver weg als het introverte gebrom van de contemporaine existentialisten. Dit is niet het Frankrijk van Sartre en Juliette Gréco maar dat van Racine en Couperin.

Eveneens wordt verklaard waarom de Elsa uit Aragon's gedichten zo afwijkt van die strenge, gesoigneerde vrouw die we hier in levenden lijve zien. Zijn dit de ogen die blauwer zijn 'dan de hemel boven wuivend graan'? Is dit het 'blinkend goud' van haar haren? Met een beetje fantasie kunnen we van donkerblond spreken, maar mij lijkt zij eerder een brunette. Dat Aragon veel van Elsa hield staat buiten kijf. Niet voor niets is het paar in de traditie een icoon geworden van innige verknochtheid. Hun liefde sprak tot de verbeelding en doet dat nog steeds, zo blijkt uit de krantenartikelen, blogs, theaterstukken en films die aan het schrijversechtpaar zijn gewijd. Maar de indruk van dweepzucht die Aragon's monomane liefdespoëzie kan wekken bij een nuchtere lezer wordt weggenomen als je beseft dat Elsa behalve zijn geliefde partner en zielsverwante ook vooral zijn onderwerp was. Hij projecteerde zijn verlangen naar een ideale liefde en naar de geborgenheid in een relatie op zijn vrouw en goot die in de vorm van een even ambachtelijke als lyrische dichtkunst. Dante had zijn Beatrice, Petrarca had zijn Laura, Nijgh had zijn meisje uit Engeland, Aragon zijn Elsa. 


Geen opmerkingen: