dinsdag 1 december 2020

EINDSTREEP


Nu anderhalve maand geleden stelde boekdrukker Boris Rousseeuw me voor om gedichten van Louis Aragon te gaan vertalen. Het verzoek kwam als geroepen. De dagen waren lang, ik verveelde me, miste mijn koren, en verzuchtte meer dan eens dat ik verlangde naar een nieuw project om me op te storten. Dus ik zei, na enige aarzeling, want ik kende Aragon eigenlijk niet, 'ja'.
Dat heb ik geweten. 
Doordeweeks ging het nog wel. Van maandag tot vrijdag ben ik een gedisciplineerd mens die alleen water of koffie drinkt en ook verder een oppassend leven leidt. Ik werkte rustig aan mijn gedichten, af en toe een coupletje, en liet ze ook weleens een paar dagen liggen, als ik wakker had gelegen op zoek naar rijmwoorden. Maar als in het weekend de wijn erbij kwam kijken schoot ik door. Ik zat er dan zo lekker in dat ik pas laat begon met koken. En de volgende dag was mijn hoofd leeg en beurs - niet zozeer van die wijn, als wel van het fanatieke vertalen. 
De climax kwam afgelopen vrijdag. Ik had een paar dagen terug de eerste stanza van een lang gedicht vertaald dat de bundel zou moeten besluiten, en zette me nu achter het scherm om daarmee verder te gaan. Half vijf. Een roemer Elzasser riesling erbij, toastje met brie, kaarsje aan, gezellig. Twee uur later zag ik dat ik zo was opgeschoten dat ik nog maar drie kwatrijnen verwijderd was van de eindstreep. Vooruit jongen, nog even doorzetten, zei ik overmoedig tegen mezelf. Ik schonk nog eens in (ook de fles naderde de eindstreep) en beet me mompelend vast in taal, klank, ritme en rijm. Een uur later was het af. Ik schoof een pizza in de oven en las trots het eindresultaat voor aan mijn dochter en een vriend die op bezoek was. Die snapten er zo op het eerste gehoor niet zoveel van, maar vonden het mooi klinken. Ik was tevreden en haalde mijn iets te hard gebakken Margherita met buffelmozzarella uit de oven.

Beste lezer! Zou het daarbij zijn gebleven, dan was er nog niet zoveel aan de hand geweest. Maar toen de pizza op was ging ik - nog éven! - verder met een ander gedicht, voor een ander, toekomstig project. Tot ik moe en met pijnlijke staarogen mijn bed opzocht.
De volgende morgen was niet best. Niet alleen dreunden de verzen door mijn hoofd, maar ze leken zelfs een fysieke stem aan te nemen, ik kon ze niet wegduwen of negeren. Zoiets als een liedje dat als een oorwurm door je hoofd spookt, maar dan op vol volume. Het geluid belette me om helder te denken en helder waar te nemen, de wereld om me heen leek onwerkelijk vergeleken bij die taalspoken in mijn hoofd die luidkeels om aandacht vroegen. Ik vreesde even serieus voor mijn geestelijke gezondheid. Pas na een lange wandeling (niet denken, geen woorden, goed om je heen kijken!) werd ik weer een beetje normaal. 's Middags gunde ik mezelf nog één klein gedichtje, maar na het eten rukte ik me definitief los van mijn obsessie, zette de tv aan en ging een documentaire over mieren van David Attenborough kijken.
Zondag waaiden we uit in de duinen bij Bakkum. We marcheerden stevig door het vale glooiende novemberlandschap. Het was lekker koud. Ik probeerde onder woorden te brengen wat me dwars zat, of liever, wat ik mezelf had aangedaan. Mijn vriendin stelde me voor om voortaan een wekker te zetten. 'Je mag een uur vertalen, en dan moet je stoppen.'
Goed idee, maar helaas, zo werkt de verslaafde geest niet. Die is mateloos in alles. Je kunt een streepje halverwege de wijnfles zetten, maar als je die grens genaderd bent ga je er gegarandeerd overheen, tot de fles leeg is. Poëzie vertalen is net als drinken. Het maakt genotstofjes aan, met elk geslaagde rijm wat meer, en geeft een roes. En als je eenmaal in die stroom wordt meegezogen is het moeilijk je daaruit vrij te worstelen. Maar het kan, met een beetje hulp van David Attenborough. Luctor et emergo!


Geen opmerkingen: