zaterdag 13 januari 2024

REIGER

De reünie vond plaats in een deftig verzorgingshuis in Amsterdam-Zuid. We parkeerden in de eigen garage. Het zaaltje - parket, glas en hardsteen stonden borg voor een prima akoestiek - bood uitzicht op een overdekte cours met een weelde aan exotische planten waarvoor geen hortus zich zou hoeven schamen. Terwijl we onze instrumenten uitpakten en die ieder in een eigen hoek van het podium neerzetten werden de stoeltjes opgesteld. Comfortabele stoeltjes met donzige bekleding in smaakvolle tinten.
We hadden in jaren geen concert gegeven. Hooguit een handvol liedjes bij gelegenheid, wat in het artiestenvak een schnabbeltje heet. Ik wilde dat ook niet meer. Na twintig jaar intensief samenwerken was het wat mij betreft op. Te veel oud zeer, te veel stress; noem het een selectieve burn out. Maar nu en dan voelen dat we het nog kunnen is fijn. Kortstondig vlammen en wegwezen voor het oude zeer (een soort ingegroeide teennagel waaraan niemand schuld heeft) weer opspeelt. Daar zijn die schnabbels goed voor. Een, hooguit twee keer per jaar. Meer moet het niet worden. 

Mijn collega had me voorgesteld om weer eens een langer programma te spelen. Het zou een kerstconcertje worden in een tehuis waar hij al vaker had opgetreden. Goede daden zouden we ermee doen. Zie het als een reünie. Een feestje waarvan anderen mogen meegenieten. Ik was al in feeststemming en zei zonder veel nadenken ja.
Helaas bleek de datum in december toch niet te schikken en zo kwam het dat we midden in Dry January op een vrijdagmiddag rond Fantatijd de koffers uit de auto tilden en elkaar hartelijk begroetten. Strijdmakkers, dertig jaar ouder dan toen we op veldtocht trokken om stormenderhand de zaak van het Napolitaanse Lied te bepleiten.
We stemden zorgvuldig maar minder pietluttig dan vroeger, sleutelden wat aan de volgorde en speelden een paar lastige passages door. Iemand kwam ons halen, net als in een echt theater. We werden in de aankondiging flink in het zonnetje gezet, glimlachend hoorden we het aan.
Tegen mijn verwachting was de zaal muisstil. Na elk nummer hief een grote grijze man twee armen in de lucht en riep hartgrondig: 'Prachtig!' Dat deed goed. Ik kreeg er echt plezier in en zelfs laaide nu en dan dat echte oude vuur, dat van die Mission from God, weer op. 
Na afloop was er een Italiaanse vrouw die vond dat we de dubbele medeklinkers beter moesten uitspreken, maar verder: complimenti, bravi! We trokken in gedachten onze schouders op. Dat van die dubbele medeklinkers hadden we al eens gehoord, in Napels, back when we was fab.
Kwamen we nog wat drinken, wilde de activiteitenbegeleidster weten. Nee, op huis aan, wat eten en dan voor de tv. Zo gaat dat met bedaagde artiesten. De dagen van sigaren en kopstoten grappa en bier om de adrenaline te dempen zijn voorbij.

De volgende dag was er toch iets niet helemaal zoals het hoorde te zijn. Ik was kalm gaan slapen met een hoofdstukje Little Dorrit en als toetje een paar bladzijden Kapellekensbaan. Maar nu knaagden er allerlei nare gedachten aan die rust. Ik had de dag ervoor naar mijn idee gewoon plezier gehad. Nu kwamen alsnog de twijfels. Sommige stukken waren slordig geweest en ik had weleens naar een akkoord moeten zoeken, herinnerde ik me spijtig. Mijn innerlijke criticus zwaaide beschuldigend met zijn vinger. Als we de bühne weer op wilden, zei het spook, moesten we toch echt weer gaan repeteren.
Maar... ho!, sprak ik mezelf toe: dat is toch juist wat je niet meer wilt, die bühne op? Dit was het toch voorlopig weer: een warme, spontane reünie, voor een warm, dankbaar publiek - alles precies goed, iedereen blij? Ik trok mijn jas aan en ging de deur uit.

In het park ging ik zitten op het bankje tegenover het ooievaarswiel. Ik had het een beetje benauwd en lette een tijdje goed op mijn adem. Een ooievaar kwam aanzeilen en daalde neer op het nest. Volgens mij niet de rechtmatige bewoner, Manke Nelis. Zouden er kapers op de kust zijn? Dat beloofde territoriumschermutselingen als de lente kwam.
Een paar Italiaanse jongens liepen langs. Ze zagen de vogel en pakten hun telefoontjes.
È un airone, meende de een. De ander was het met hem eens. Ja, een reiger.
Ik wilde zeggen dat het een cicogna was. Maar de rust was terug in mijn hoofd en ik liet het maar zo.

1 opmerking:

Maudy Kruiswijk zei

Mooi verwoord weer Jan-Paul 👍