vrijdag 21 mei 2021

FILMWEEK

Dit was de routine, deze week, zoals zoveel andere weken: 's ochtends bureauwerk, schrijven. 's Middags naar buiten, wandelen, vogeltjes kijken, mijmeren dan wel mediteren op een bankje en boodschappen doen. Daarna een dutje met de katten. Opgepept door koffie een uurtje zang studeren, koken. 's Avonds televisie en lezen. Normaal mijd ik films op de commerciëlen vanwege de reclameblokken maar deze week liep het anders. Ik zag er drie.


1. The Shape of Water (2017)

Ik ging ervoor zitten omdat ik een verfilming verwachtte van een gelijknamig boek van Andrea Camilleri: La forma dell' acqua. Toen ik mijn vergissing ontdekte wilde ik eigenlijk niet verder kijken want de bekendste film van regisseur Guillermo del Toro had me afgeschrikt. El laberinto del fauno uit 2006 is een fantasyfilm die speelt tegen het decor van het fascistische Spanje van generalissimo Franco. Wat ik ervan zag vond ik sprookjesachtig maar vooral duister en beklemmend.
Het viel gelukkig mee. In The Shape of Water is de Mexicaanse regisseur al behoorlijk geamerikaniseerd, en dat bedoel ik nu eens als compliment. Elisa Esposito (Sally Hawkins), een vondeling die niet kan spreken, woont bij een oudere, homoseksuele illustrator aan lagerwal (Richard Jenkins). Ze werkt als schoonmaakster in een overheidslaboratorium. Daar wordt een amfibisch wezen binnengebracht, in een watertank. Het is gevangen in de Amazone, waar het als een god vereerd werd. Het verhaal speelt in de Koude Oorlog. Russen en Amerikanen willen beiden hun voordeel met de wonderlijke meerman doen. Maar voordat die strijd tot de dood van het zowel met longen als met kieuwen uitgeruste wezen leidt, heeft Elisa vriendschap met hem gesloten en zet ze een reddingsactie op touw. De film bevat het nodige extreme geweld maar ook lichtvoetig absurdisme, humor, erotiek en romantiek, is fraai vormgegeven en doorspekt met talloze verwijzingen naar de cinematografische geschiedenis. Het zegevierende verbond tussen de drie eenzame, onaangepaste karakters: de meerman, Elisa en haar huisbaas, met een fraaie finale die aan La Sirena van Lampedusa doet denken, zorgt voor een goed gevoel. En de slechterik, Elisa's gewetenloze, wrede chef (Michael Shannon), komt gelukkig gruwelijk aan zijn eind. De menselijke amfibie ziet eruit als een operetteacteur in een carnavalskostuum maar dat geeft niks, aangezien de film geen moment mikt op feitelijke geloofwaardigheid. Een warm, donker sprookje, waarin de regen voortdurend met bakken uit de lucht valt. Zo overdadig, dat je de tuinslangen en waterkanonnen voor je ziet. Ik ga nu het Labyrint van de Faun ook maar eens proberen.

2. Gifted (2017)

Een klein meisje groeit op bij haar oom. De oom, een voormalig filosofiedocent, is een drop-out. Hij repareert boten aan de kust van Florida. Het meisje is hoogbegaafd, nee, meer: een wiskundig genie. De film draait om het getrouwtrek tussen de oma en de oom om de voogdij van het meisje. De eerste wil haar, in de voetsporen van haar tragisch gestorven dochter (de moeder van het meisje dus), klaarstomen voor een grootse rol in de wereld van de wiskunde. De tweede wil haar zo normaal mogelijk opvoeden. Albert Einstein heeft toch ook leren fietsen? Volgens de gids nam de film, met zijn ethische kwesties, drama en comedy, te veel hooi op zijn vork. Maar ik vond dat alles netjes op zijn plek viel en dat de problematiek zorgvuldig van alle kanten werd bekeken. Het eindigde, na een plotwending die tamelijk onvoorbereid kwam en die we gerust een deus ex machina mogen noemen, met een fraai compromis: het kleine blonde genie (opvallend natuurlijk gespeeld door de toen tienjarige McKenna Grace) gaat naar een school voor hoogbegaafden, maar mag ook thuis op Aretha Franklin blijven dansen met de zwarte oppas-buurvrouw. En de eenogige kat Fred wordt op het nippertje gered van een wisse dood in het dierenasiel. 

3. Grunch Match (2013)

De derde dag gaf niet veel alternatieven voor het songfestival. Een beetje tegen heug en meug zapte ik na de Keuringsdienst van Waarde toch maar naar deze boksfilm met twee Italo-Amerikaanse veteranen: Robert de Niro en Sylvester Stallone. Een komedie in de traditie van de method acting: veel geïmproviseerde dialogen en door-elkaar-heen-gepraat en snel, onverstaanbaar slang en grof taalgebruik en harde grappen. Het verhaal was tamelijk gewoontjes: twee vroegere rivalen, zowel in de liefde als in de sport, besluiten nog één keer een grote match te doen. Maar omdat de beide vechtersbazen naast een klein hartje ook een zekere aandoenlijkheid bezaten (ze waren passé en een beetje verdwaald in de moderne tijd, deze ooit beroemde zestigers) bleef ik toch kijken. En gaandeweg werden de personages me sympathiek. De afloop (een nipte overwinning voor Stallone op punten maar een psychologische verzoening tussen beide, volledig gerehabiliteerde mannen) was heel bevredigend. 


Geen opmerkingen: