dinsdag 1 maart 2011

DILEMMA



Op televisie zag ik een reclame waarbij ik een onbehaaglijk gevoel kreeg. Het is een spotje voor Milner-kaas. ‘In de ideale wereld,’ stelt een voice over, ‘ziet iedereen er zo uit als boer ...’.
We zien een vitale blonde knaap, met een gezond gevormde, stralende blonde deerne, in een gul en grazig akkerland. De ideale mens. Waar doet me dit aan denken? Even later verschijnt in het kader van de verkiezingen Geert Wilders in beeld. Ook iemand met de hardnekkige overtuiging dat blond beter is dan zwart.
Een beeld vormt zich op mijn netvlies van lang geleden.
Mijn moeder had een schilderende oom. Koos G., telg van een kunstenaarsfamilie waarvan de jongste broer John, bronsgieter, de beroemdste was. Bij ons in huis hing in mijn vroege jeugd een flamboyant portret van een zigeunerin van zijn hand, dat me tegelijk aantrok en afstootte, zoals souvenirs uit Spanje dat deden. Sherryromantiek. Maar mooi geschilderd was het wel. Veel later verdween de zigeunerin van de muur omdat het doek in steeds slechtere staat was gaan verkeren. Koos G. raakte vergeten, tot op zekere dag mijn moeder uit een legaat een ander doek van hem kreeg. Dit schilderij dat tot mijn schrik opeens in mijn ouderlijk huis hing stelde een knappe, sterke Germaanse vrouw voor, met korenschoven in de weer op een vruchtbaar akker. Waarom zeg ik Germaanse, en niet blonde? Omdat de maker, wisten wij, fout was geweest in de oorlog. Hij was, zoals veel kleine kunstschilders, uit romantische motieven lid geworden van de NSB, iets wat mijn opa voor een eeuwig dilemma plaatste. Mijn opa was een rassocialist en een verbeten hater van het Duitse volk, dat hij onder de verzamelnaam ‘de mof’ op één hoop gooide. Koos heulde met het verkeerde kamp, en was dus fout. Toch was Koos een vriend, met wie het goed schaken en lachen was, en bovendien naaste familie. Mijn opa moest kiezen tussen twee loyaliteiten, en koos voor het hemd, niet voor de rok. Koos bleef een huisvriend, nadat er een aantal jaren over zijn faux pas waren heengegaan. Maar zonder een wrang trekje om de mond sprak hij nooit over de schilder, die in alles, maar vooral in zijn ruimhartige levenswijze het tegendeel was van mijn puriteinse opa.
Als ik op bezoek was bij mijn ouders en er flink in de wijn was gehapt, ging ik steevast voor het monstrueuze Germaanse schilderij staan, klakte met mijn tong en zei: ‘Mam, dit is toch echt wel een héél erg fout schilderij. Wanneer doe je het weg?’
Mijn moeder raakte dan geïrriteerd, want zij geloofde niet in het bestaan van slechte bedoelingen, had de gave in iedereen het goede te zien en was politiek totaal onbewust: ze stemde alleen PVDA omdat mijn opa dat altijd gedaan had. Wat ik in Amsterdam voor libertijnse onzin uitkraaide moest ik zelf weten, maar van familie moest ik afblijven. Mijn aanhoudende aanklacht tegen dit toonbeeld van slechte smaak, dat mijn eigen nest ontsierde, prikkelde haar bovenmate: misschien voelde ze diep in haar hart ook wel dat er iets niet deugde aan het ideologische doek van de voormalige sherrykunstenaar.
Gisteravond googelde ik mijn reeds lang gestorven familielid. Ik vond een foto van Koos. Hij rookte pijp, ziet er uit als iemand die ik wel zou willen kennen. Nu zit ik met een soortgelijk dilemma als mijn opa.

1 opmerking:

Unknown zei

Zou je mij willen bellen over Koos Grosman? 06-29532783