vrijdag 4 maart 2011

GROSMANIA


Soms is het beter, niet het naadje van de kous te willen weten. Voor je het weet raak je een familielid kwijt.
De kwestie waarover ik in mijn vorige stukje schreef liet me niet los. Ik zocht verder. Uit piëteit jegens eventuele nabestaanden had ik Koos’ achternaam uit mijn stukje verwijderd en het initiaal G. gebruikt, omdat googelen op zijn volledige naam als eerste hit een zin uit mijn blog opleverde, waarin ‘fout’ en ‘NSB’ meteen in het oog sprongen. Dat vond ik nou ook weer zo wat. Stel je googelt opa, en je krijgt dát. Koos G. derhalve. Maar het heeft niks geholpen: eenmaal op het wereldwijde web geplaatst kleefde de associatie erin vast. Dus die scrupules kan ik net zo goed achterwege laten: zijn echte, volledige naam is Jacobus Grosman.
En daarop, op de doopnaam Jacobus, had ik nog niet gezocht. Ik kende hem alleen als Koos. Het leverde een stortvloed aan hits op. De man blijkt een bekend tekenaar te zijn geweest. Tot aan Italiaanse sites toe worden antiquarische exemplaren van zijn werk aangeboden. Ik vond ook een biografie. Opgeleid in Arnhem, voor de oorlog populair door zijn strip Gijsje Goochem, een geducht concurrent van Marten Toonder, gevallen voor de verkeerde partij en daarvoor gestraft, na de oorlog succesvol als illustrator. In Almere is een straat naar zijn held Gijsje Goochem genoemd. Niet echt een sherryschilder dus. Dat deed hij blijkbaar voor de aardigheid.
Ik zocht verder, verloor me in link na link. Nergens familiegegevens te vinden, hoewel ik en passant wel de familie van mijn opa tot in de zestiende eeuw kon traceren. (Ik stam af van een tamboergezel, joechee!). Hoe zat dat dan met die bloedbanden?
Ik belde mijn vader. Die moest diep in zijn geheugen tasten. Familie? Nee, Koos was geen familie. Hij was een huisvriend, kwam in de jaren vijftig iedere avond op bezoek. Goedlachs, sanguinisch type, hield van wijn en van vrouwen.
Verder had mijn vader weinig te melden. Hij was toen twintig, vijfentwintig, en met andere dingen bezig.
Maar, vroeg ik me af, als Koos geen familie was, waarom is onze familieboedel dan vergeven van de werken van de gebroeders Grosman, van bronzen klokken tot gouaches en olieverfsels? Wat bond mijn opa, moffenhater, puritein en geheelonthouder, Paroolrondbrenger en Jodenhelper, aan de Bourgondische kunstenaar van de verkeerde partij? Kenden ze elkaar via de drukkerij waarbij mijn opa zijn hele leven heeft gewerkt? Waren ze jeugdvriendjes uit Delft? Ik herinner me mijn opa alleen als een stille, verbitterde, vervaagde man. Misschien moest ik ook dat beeld bijstellen. Was hij ooit een gezelligheidsmens geweest, een onderhoudend prater, iemand met humor, opinies en karakter, die zich staande kon houden in kunstenaarsmilieus?
Mijn moeder is allang dood, Ik zal het nooit weten.
Mijn beeld van het verleden was misschien vertekend maar wel een stuk simpeler toen ik nog naar volle overtuiging kon zeggen: ‘mijn moeder had een schilderende oom.’

1 opmerking:

sigrid zei

beste jean-paul, ik heb "opa" gegoogled en kwam bij jou terecht!