vrijdag 18 maart 2011

POMPEN

Twee meisjes kwamen dramatisch de bus binnen. Ze waren allebei een jaar of dertien. De ene was lang, druk en snibbig, met een beugeltje, de ander klein, nog van basisschoolformaat. Ze droegen goedkope kleren, zwart en paars, met veel zilverkleurige versiersels, en nepbont aan de rand van hun plastic jack. De lange liet zich in een stoel vallen en zette een klaagzang voort die blijkbaar al buiten de bus was begonnen. De twee keken te veel Amerikaanse series. Even later vielen ze elkaar in de armen. ‘Sorry dat ik zo deed. Het komt door wat hij zei. Daarom reageerde ik zo. Vind je het niet erg?’
‘Nee hoor,’ zei het kleintje zacht. Ze had een verschrikte blik, die voortdurend ronddwaalde, op zoek naar iets of iemand. Ze was verkouden, haar mond hing open, ze was het zich niet bewust. Ze glimlachte lief. Ze leek me iemand die veel slaag te verduren kreeg. Van de lange was ze het pispaaltje, dat was duidelijk, maar nu was het weer goed. Ook dat accepteerde ze gelaten. ‘Nee hoor, helemaal niet erg’. Ze frummelde aan haar paarse mobieltje, dat maar niet af wilde gaan.
‘Hoe zou jij reageren als hij zei dat hij je ging pompen?’ vroeg de lange. ‘Weet je wat dat is, pompen?’ Het kleine meisje schudde haar hoofd met nauwelijks zichtbare bewegingen, ook daarin voorzichtig. ‘Dat is dat hij op je gaat liggen. Dat is heus niet leuk hoor!’ De ogen van de grote schoten vuur, zij zag niemand in de bus, die van haar vriendin bleven kort rusten op die van haar medepassagiers, met een dromerige, afwezige nieuwsgierigheid. Ook mij keek ze even aan. Ik keek even in haar ziel. Mijn hart brak. De jongen naast het grote meisje kon zijn glimlach niet meer bedwingen, een man van mijn leeftijd ertegenover glimlachte al een tijdje openlijk. De meisjes speelden hun scène en wij waren vertederd.
Het regende tegen de ruiten van de bus. Het paarse mobieltje ging eindelijk. Het kleine meisje zei met een verkouden stemmetje: ‘Mijn moeder is thuis. Wat zullen we gaan doen straks bij mij?’ ‘Weet ik niet. Je vindt het toch echt niet erg hè, van daarnet?’ De grote aaide het kleintje. ‘Maar hij zei dat hij me ging pompen. Dan reageer je zo.’
Op Station-Zuid stapten ze uit. Verloren in de grote wereld, samenvallend met die van hun tweetjes, zag ik ze op de tramhalte verder praten. De ogen van het kleine meisje zochten nog even de bus. De bus trok op.

1 opmerking:

Jan-Paul van Spaendonck zei

Reactie van Hans Valk op 'Sandy Denny':

Dit dreigt van alle Rookzanger-stukjes degene te worden met de meest reacties!
Vanzelfsprekend sluit ik me aan bij wat Jan-Paul schrijft. Dat troost zoeken en geven speelt een rol. vijf-en-dertig jaar geleden waren we verliefd op Sandy; nu zouden we graag haar vader willen zijn. Zoiets.

Wat zich hier verder openbaart is overigens onder FC-liefhebbers een klassieke scheiding der geesten; de Swarbrick-adepten en de Swarbrick-haters, die bijna per definitie Denny-liefhebbers zijn
Om meteen de druk van de ketel te halen: ik reken mezelf tot geen van deze categoriën.
De kritiek is bekend: Swarbrick zou na 1970 FC hebben omgevormd tot zijn persoonlijke vehikel; een folkrockmachine die een constante stroom van snelle fiddletunes uitbraakte. Afgewisseld met slappe liedjes, die niet in de schaduw konden staan van de songs die Richard Thompson en Sandy Denny daarvoor leverden.
Dat gezegd hebbende: het stemgeluid van Swarbrick is inderdaad uit duizenden te herkennen en hoe je het ook wendt of keert; hij is vanaf 1969 tot de 'opheffing' van de band in 1979 de constante factor geweest.
Ik heb hem in 1976 in Vlaardingen "The Bonny Bunch of Roses" horen zingen; zeer 'un-swarb-like' eigenlijk, want een lang en langzaam lied. Hij deed het prachtig. Het was de enige keer dat ik FC live heb gezien. Sandy leefde nog.

Om terug te keren naar Sandy Denny; de verhouding tussen haar en Swarbrick is er één van up's en down's geweest. Swarbrick heeft (ik geloof op het Talk a While-forum) op de vraag of de omgang met Denny plezant was geantwoord: "oh yes, many times". Desondanks heeft hij ook opgebiecht dat hij heden-ten-dage moeilijk naar de muziek van Denny kan luisteren. Dat roept teveel emoties op. Waarbij duidelijk is dat het niet om de emotie 'woede' gaat.
Die haat/liefde verhouding tussen leden en ex-leden van FC is één van de merkwaardige aspecten van de band. Men vertrok om wisselende redenen en velen keerden vroeg of laat toch weer terug. Het is een soort familie, met alle genegenheid en makkes van dien.
Richard Thompson heeft ook het een en ander gezegd over Denny's kwaliteiten en karakter. Zoek eens naar 'Folk Brittania' op YouTube, als het je interesseert. Veel leuke stukjes; niet alleen over FC. Ook Anne Briggs komt in beeld, bijvoorbeeld. In de jaren '60, maar ook als vrouw van middelbare leeftijd in de jaren 2000. In die laatste hoedanigheid prijst ze Denny als een van de weinige zangeressen die ballades uit het Britse volksrepertoire kon zingen in een folkrock-context zonder dat het verhaal en de oorspronkelijke zeggingskracht verloren gingen.
Geen gering compliment uit de mond van iemand die zelf koos voor een veel puristischer aanpak.

Wat dat 'hese' stemgeluid van SD betreft: ik herinner me dat ik begin jaren zeventig Maddy Prior een betere folkzangeres vond. Een krachtig, helder, ongecompliceerd (ook duidelijk ongeschoold) geluid, dat beter bij volksmuziek leek te passen. Denny's geluid was gevoileerder en haar timing was anders dan die van Prior, die veel meer op de tel zong. Met haar vergeleken klonk SD bijna als een jazz-zangeres. Die eerste voorkeur is, toen de soloplaten van SD begonnen te verschijnen, langzaam verschoven. Nu vind ik de zang van MP nogal hoekig, hard en ongenuanceerd.
Een zelfde soort probleem heb ik met Linde Nijland, die, zoals jullie misschien bekend is, een SD-'tribute'-plaat heeft gemaakt en ook met Denny's repertoire optreedt (ook in Cropredy en met backing van FC, overigens). Linde klinkt veel minder hard dan Maddy, maar voor het overige blijft mijn kritiek hetzelfde: een zingend schoolmeisje dat keurig op de tel zingt. Eigenlijk een beetje pijnlijk; zo moet je geen Denny willen zingen, naar mijn idee.

Nou, weer een lap tekst van heb ik jou daar. Maar hé; jullie hoeven het niet te lezen, natuurlijk..