donderdag 28 september 2023

Litanie van een brooddichter


Ik vreesde voor ontwijding
Van mijn intimiteit,
Toen ik aan haar verspreiding
Me vlijtig had gewijd;
In menig lied, gezongen
Vanuit mijn kinderkring,
Die als een snaar gesprongen
Onlangs aan stukken ging.  

En als om mij te honen,
Dat zij in stukken brak,
Komt mij met munt belonen
De nieuwste Almanak.
Die dertig zilverlingen
Die men de vader gaf,
Zijn zonder af te dingen
Genoeg voor ‘t kindergraf.

Heb ik misschien gezondigd,
Dat niet mijn hartenslag
Maar harpspel heeft verkondigd,
Wat op het hart mij lag?
Nooit heb ‘k mijzelf gehuldigd,
Maar wel het bloeiend lied
Met smaak vermenigvuldigd,
Dat mij nu doornen biedt.

De algemene zonde
Der dichtkunst moet wel zijn,
Het blootleggen der gronden
Van diepe vreugd en pijn.
Geen lust kon ik bedwingen
In ’t huiselijk refrein,
Laat nu het leed maar zingen,
Mocht het ook zonde zijn.


Ich fürcht', es war Entweihung, uit de Kindertotenlieder, Friedrich Rückert, 1833/34. 
© vertaling JPvS. Het origineel is zoals alle gedichten uit deze zeer uitgebreide verzameling klaagzangen en klaagliedjes, titelloos.

Illustratie: Luise Rückert (25 juni 1830 - 31 december 1833), net als haar oudere broertje Ernst gestorven aan roodvonk. 


Geen opmerkingen: