vrijdag 5 maart 2021

Winterreise, vertaald en herzien


Op 12 februari beloofde ik op deze plek, dat ik alle vierentwintig door mij vertaalde gedichten van Winterreise zou overtikken en op een aparte blogpagina zou zetten. Dat is inmiddels gebeurd. Bij overtikken bleef het natuurlijk niet. Ik heb ze ook een retouche gegeven. Nou ja, in sommige gevallen meer dan dat; ik ben een handiger vertaler dan in 2002 en problemen waarvoor ik destijds geen bevredigende oplossing kon vinden losten zich nu als vanzelf op. Ik heb er zogezegd een nachtje over geslapen. Misschien is er ergens een heel klein plekje in mijn brein speciaal gewijd aan Winterreis, en heeft daar het vertaalmasjientje al die jaren staan snorren. 
Dat renoveren van mijn oude vertaling was fijn werk. De fundamenten lagen er, de draagmuren van rijm en metrum waren degelijk. Ik kon fluitend op de steigers staan en lekker verven of prutsen aan details. En ach, als er een wandje toch wat zwak bleek te zijn, trok ik er rustig de tijd voor uit om het opnieuw te metselen, desnoods vanaf de grond.

Ik heb de befaamde cyclus van Schubert op teksten van Wilhelm Müller vele malen gezongen. Vaak met mijn vader aan de vleugel. Ook deze vertaalde versie hebben we samen uitgevoerd, op een mooie zondagmiddag in mei 2002. Het zou ons laatste concert worden. We hebben daarna bij gelegenheid nog wel muziek gemaakt, maar plannen om dat nog eens in het openbaar te doen bleven steken in de fase van het fantaseren bij de borrel.
Mijn vader was een volbloed romanticus. Winterreise was hem eigenlijk iets te klassiek, zijn muzikale wereld begon bij Chopin en Liszt. Hij hield van zwierig en smeuïg, rubato, sempre crescendo, groots en meeslepend. Schubert vond hij soms wel wat droog. 'Weer een Winterreise... Kunnen we niets eens iets anders doen?' verzuchtte hij dan. Maar hij schikte zich in zijn lot en verdiepte zich met gedisciplineerd perfectionisme in de wereld van kamermuziek en kunstlied, waarmee hij als operapianist nooit zoveel affiniteit had gevoeld.
Toen hij een jaar of zevenentachtig was hadden we nog één keer serieuze plannen. Ik was na een soort vervroegd pensioen weer begonnen klassiek te zingen. Ik maakte een telefonische afspraak en ging op een dinsdagmorgen naar Mierlo, de partituur onder mijn arm. Hij had hard gestudeerd en bleek de liederen weer perfect in zijn vingers te hebben. Zo stimuleerden we elkaar, de oude getemde klavierleeuw en de inmiddels tot een soort bas verdiepte lyrische bariton. Na het twaalfde lied, Einsamkeit, wilde ik een pauze nemen, zoals we dat bij concerten meestal ook hadden gedaan. Maar hij stelde voor om even door te bijten en pas daarna te ontspannen. Ik was verbaasd om die doortastendheid en dat uithoudingsvermogen en zette een tandje bij.
Ik koester de herinnering aan die ochtend want daarna was het toch echt voorbij; we deden nog weleens iets samen op een verjaardag, een lied of een duet met mijn broer erbij als tenor, maar over concerten werd niet meer gesproken. De vingers werden nu toch echt te stram en ook het hoofd wilde niet meer zo.

Ik draag deze vertaling op aan mijn vader, in liefdevolle herinnering. U kunt de gedichten HIER vinden.


Geen opmerkingen: