woensdag 25 oktober 2023

BOON


'Het schijnt dat het, in deze vallende zondagavond, kermis is aan de 1e vuile huizen achter het niemandsbos. En de motregen die tegen de goesting langs uw venster zabbert, moet dan eveneens tegen de goesting de tentzeilen van de paardemolen en het schietkraam nat maken. Een avond dus waarin de wereld aan het nadenken is of zij nog moeite zou doen om verder te draaien.'

Ik was het experimentele proza van mijn jeugd vergeten of dacht dat die kunstvorm hopeloos achterhaald was door de tijd. Maar toen ik langs het weggeefkastje in mijn straat liep en daar De Kapellekesbaan van Louis Paul Boon zag staan sloeg ik het boek uit nieuwsgierigheid open. Boon is een grootheid in Vlaanderen, niet alleen daar trouwens. Het schijnt dat hij de Nobelprijs gekregen zou hebben, ware het niet dat hij de dag voordat hij naar Zweden zou afreizen achter zijn schrijftafel stierf. Boon is een grootheid, maar om de een of andere reden had ik nooit iets van hem gelezen, terwijl ik toch een zwak heb voor de twintigste-eeuwse literatuur van de zuiderburen, Claus niet meegerekend. Ik las de eerste bladzijde en een paar fragmenten van het vervolg, moest denken aan H. H. ter Balkts enige roman Zwijg en ook een beetje aan Mulisch voordat hij 'gewone' boeken ging schrijven en vermoedde dat Boon een grotere invloed moet hebben gehad op de literatuur van de jaren zestig en zeventig dan ik had gedacht. 

Thuis ging ik zitten in mijn fauteuil (vooral gebruikt voor televisiekijken, veel minder voor lezen, dat ik vooral in bed doe) en voor ik het wist had ik een bladzij of vijftien gelezen. Daarbij hielp het geweldig dat het boek bestaat uit heel korte hoofdstukjes. Je leest er een en denkt, vooruit, nog eentje dan, zoals je een pak koekjes leegeet. Maar ik merkte ook dat ik eraan toe was. Traditionele romans, met plot, solide opbouw en klassieke verteltrant vervelen me een beetje. Dickens, wiens laatste roman (na Little Dorritt heb ik ze allemaal gelezen) op mijn nachtkastje ligt boeit me vooral door de sfeer, de taal, de schildering van tijdgeest en personages, in het verhaal ben ik de draad regelmatig kwijt. Bij Dickens red ik nooit zomaar vijftien bladzijden ineens. Dickens heeft lange hoofdstukken, meestal zonder alinea's; als een passage me niet weet te boeien geef ik de moed vaak al snel op en knip het bedlampje uit.

Vanmorgen sloeg ik bij de eerste koffie het boek van Boon weer open. Maar de regen zabberde langs de ramen, de wereld was aan het nadenken of zij nog moeite zou doen om verder te draaien. Ik was moe en tegelijk onrustig. Voor ik me aan leesgenot mocht overgeven, vond ik, moest ik eerst een paar nuttige dingen doen. Mijn vriendin had geklaagd over het rode hoeslaken, dat te klein was en steeds loskwam. Een goedkoop ding, voor vijf euro gekocht op de markt in Le Tréport, een aantal jaar terug. Ik haalde het van mijn bed, gooide het in de wasmand, zette bij nader inzien meteen maar de wasmachine aan, want ik had te weinig presentabels meer om aan te trekken, speurde in de kast en vond zowaar meteen een degelijk, sober grijsblauw hoeslaken. Toen moest ook het dekbed in een schone hoes worden gestoken. Mijn vriendin zou verrast zijn. Ik haalde er een uit de kast, blauwwit gestreept, tweepersoons. Die om het dekbed krijgen was nog een hele kunst, maar toen ik met veel zwaaien en zwabberen de inhoud zover had weten te krijgen in de hoes te passen voelde ik een merkwaardige, kortstondige tevredenheid, bijna een huiselijk geluk. 
Nu mocht ik in mijn leunstoel gaan zitten snoepen van Boons korte hoofdstukjes, maar in plaats daarvan ben ik tot mijn verbazing en ondanks het herfsttij en de kwijlende regen, dit aan het tikken.


Geen opmerkingen: