donderdag 12 oktober 2023

FREZEN

'Met het frezen heb je het ergste wel gehad,' zei een bouwkundige tenor uit mijn koor geruststellend. Ik had hem verteld over de door merg en been gaande herrie die het slopen van houtwerk, het gladmaken van een betegelde badkamer en het aanleggen van nieuwe leidingen blijkbaar met zich meebrengt. Daarbij wordt gedrild in de harde muur die beide woningen, de mijne en die van de nieuwe onderbuurman, verbindt, en die een perfecte geleider is van vooral onaangename geluiden.
Wat dat precies is, frezen, moest ik even opzoeken. Ik ben niet zo technisch. Een 'verspanende bewerking met een roterend gereedschap', las ik.
Dat verspanend moest ik ook weer opzoeken.

Ik merk dat ik een stap verder ben in acceptatie van de overlast dan vorige week. Zen wil ik niet zeggen, maar een zekere berusting is er wel degelijk. Sommige uren zijn verloren. Dinsdag was er zoveel herrie dat ik me nergens op kon concentreren en dan maar liever naar buiten ging. Niet te lang, want ik wilde de katten een beetje moreel steunen.
Katten hebben één ding voor op ons mensen. Is de ellende voorbij, dan genieten ze des te meer van de rust. Ik heb Snuf nog nooit zo vaak op zijn rug zien liggen, donzige buik omhoog, alle vier de poten uitgebreid, als de afgelopen dagen. De stilte werd gevierd, kracht bijgezet, en daarmee was de afgelopen ontregeling bezworen. Zo spreekt althans de kattenpsycholoog. 

Als ik de herrie niet ontvluchtte liet ik hem maar begaan. Gelukkig hoef ik niet zoveel meer te werken en ik kan me een verloren dag permitteren. Ik putte zelfs een zekere trots uit die houding. Ik lag op bed tussen de katten in, de te warme oktoberzon scheen plagend naar binnen. Ik genoot bewust van de luwte tussen twee mitrailleursalvo's door en wachtte gelaten op de volgende drilboor-episode. Daar was het citaat van Lin Yutang. Wie geleerd heeft een geheel zinloze middag op geheel zinloze wijze door te brengen, die heeft leren leven. Zoiets. Portee duidelijk. 

Ik word me ook steeds meer bewust van de psychologische component van geluidsoverlast. Op een bankje aan het Roelof Hartplein kijk ik geïnteresseerd naar het spitsverkeer en stoor me niet aan de brute potpourri van stadsgeluiden. Waarom is dat thuis dan zo anders? 
Thuis hoort veilig te zijn. Veilig en stil. Lawaai mag er alleen zijn als je er zelf voor kiest, bijvoorbeeld door een cd van Jethro Tull op te zetten en de volumeknop te ver naar rechts te draaien. Niet zelfgekozen herrie is bedreigend.

Geleidelijk vindt er een verandering plaats die ik niet had voorzien. Ik doe de deur op slot als ik binnen ben. Al jaren niet meer gedaan. Gestommel op de trap wil niet per se zeggen dat er aanstonds iemand op de deur zal komen bonzen. Ze hebben hun eigen dingen te doen hieronder en die man op driehoog zal ze worst wezen. 
Ik ben verwend door een toestand die niet meer bestaat. Onder me was het jarenlang vrijwel onbewoond. Het trappenhuis was van mij, slechts een of twee keer per jaar kwam de benedenbuurvrouw van de begane grond iets van zolder halen. Nu moet ik opnieuw wennen aan een situatie die ik vroeger heel normaal vond. Toen de zure Ottenhofs onder me woonden ('Kan het wat zachter, ik kan mijn tv niet horen!') en signor Dessi de eerste verdieping bewaakte ('Makkenie doen hè, pianospelen, ikke belle de politie!').  Het trappenhuis is buiten. Binnen begint pas achter mijn voordeur. Daar is het warm en veilig, ook als ze daar beneden hun hinderlijke dingen doen.  


Geen opmerkingen: