vrijdag 8 december 2023

PLEEGKIND


Er was gestommel in het trappenhuis. Moeten die Bulgaren nou ook al 's nachts komen werken, was mijn enige gedachte voor ik weer insliep. Als ik even langer wakker was gebleven had ik wel beseft dat het mijn dochter was die thuiskwam na een avondje uit.
Daarna bleef mijn slaap onrustig. Bij het gloren van de dag lag ik al een poos klaarwakker. Ik had een bijna vergeten herinnering opgevist en bekeek die nu van alle kanten; ik kon maar niet besluiten haar terug te gooien in het troebele water van mijn slaap. 

Voordat mijn moeder geboren was hadden mijn opa en oma een pleegdochtertje gehad. Het was het kind geweest van een meneer en een mevrouw die het zelf niet konden opvoeden. Uit de grootouderlijke uitspraak van dat meneer en mevrouw, met hoofdletters van ouderwets ontzag, leidde ik af dat het deftige mensen waren. Misschien lag de vrouw te kuren in een sanatorium in de bergen, dat gebeurde in die tijd, de vroege jaren twintig, nogal eens. De man was Belangrijk, die kon moeilijk de zorg voor zo'n meisje op zich nemen. Het onderwerp was niet echt taboe. Ik wist er als kind al van. Er was een foto van het meisje in een album, of misschien in een medaillon. Maar toch was het geen alledaags gespreksonderwerp. Ik voelde dat het verweven was met droeve herinneringen. Het meisje was teruggegaan naar de ouders maar al snel daarna gestorven, dat wist ik bijna zeker. Mogelijk was dat ook de reden dat deze zo oude jeugdherinnering (een foto, een medaillon, een paar besmuikte woorden) 's nachts in me opgekomen was: ik had weer twee Kindertotenlieder van Friedrich Rückert vertaald - niet zo'n goed idee in deze donkere tijden.

Ik vroeg me, van links op rechts draaiend en weer terug, af wie die Mevrouw en Meneer geweest waren. De katten keken me intens aan, die wisten het ook niet maar vroegen zich ongetwijfeld ook iets af, namelijk of er soms eerder dan anders zou worden opgestaan door de brokjesbrenger.

Mijn opa was als jongste bediende gaan werken bij Van Markens Drukkerij, Delft. Net na de lagere school, misschien dat hij een jaar of twee handelsschool heeft gedaan. Afgezien van de paar jaar waarin hij zijn dienstplicht vervulde, dapper de Zeeuwse grens bewakend tegen de Duitser, zou hij er zijn hele werkzame leven in dienst blijven. Eerst in Delft zelf, in geleidelijk klimmende positie, vanaf midden jaren dertig als enige vertegenwoordiger voor Amsterdam. Die stad leverde blijkbaar zoveel klanten op dat er een speciale dependance moest komen. Vanuit de logeerkamer in de Rijnstraat, waaraan een bureau met een Olivetti tikmachine en de nodige ordners, multomappen en visitekaartjes de status van kantoor verleenden, bezocht mijn opa dagelijks de afnemers van het Delftse drukwerk. Op de buitendeur prijkte onder zijn naam W. Wijnmaalen een tweede bordje, met Van Markens Drukkerij.

Zou het soms de directeur zelf zijn geweest, die mijn toen nog kinderloze grootouders om zo'n uitzonderlijke gunst had gevraagd? Een jonge, loyale werknemer, beleefd op het onderdanige af, van eenvoudige maar fatsoenlijke komaf (het grootste compliment dat mijn opa kon geven was "een nette vent") - het zou kunnen.
Ik woelde nog wat door. De kwestie werd urgent. Dit te weten! Ik kon het mijn moeder allang niet meer vragen. Er moest nog een plakboek in ringband zijn waarin opa de feestelijke receptie van zijn pensionering, bij welke gelegenheid hij ook een lintje kreeg wegens uitzonderlijk lang dienstverband, met foto's, menukaarten en getekende registers had geboekstaafd. Daar moest ik meteen de volgende morgen naar gaan zoeken. Of lag het bij mijn broer?
En misschien wist mijn zuster meer, die lette altijd beter op als mijn moeder over vroeger vertelde. Of... ik zou een mail sturen naar Jan van der Mast, een Facebookvriend die de biografie van Jacques van Marken had geschreven en nog onlangs een scheurkalender over Delft had gepubliceerd. Als iemand het wist dan was hij het wel.

Het kon natuurlijk ook heel goed zijn dat het pleegkind niets met de drukkerij te maken had. Mijn oma was als jong meisje uit werken gegaan bij een welgestelde famielje, misschien moest ik het daar eerder zoeken. Maar die weg verloor zich in nevelige legendes en liep bij voorbaat dood.
Morgen, ja morgen zou ik alles op alles zetten en duidelijkheid scheppen voor zover dat nog mogelijk was na al die vele jaren, een hele eeuw! Ik merkte dat mijn adem regelmatiger werd. In mijn hoofd werd het soms even heerlijk leeg en uiteindelijk drong er als een zoet bedwelmende rook de vergetelheid binnen. 

Een uur of wat later werd ik verkwikt wakker. Ik gaf de katten hun brokjes. De fascinatie voor het onkenbare verleden was verdwenen, en daarmee het gevoel van urgentie. Ik moest nodig orde gaan scheppen in mijn kerstliedjes, voor de kerstvieringen van mijn beide koren. Van Marken, mijn moederstad, mijn opa Wout en oma Bab en hun tragische pleegkindje, dat kwam later wel weer eens. 


Foto: Drukkerij van Marken Delft, 1895, twee jaar voordat mijn opa geboren werd in Hof van Delft (thans Delft)


Geen opmerkingen: