dinsdag 13 december 2011

DROOM

Vannacht heb ik iets uitzonderlijks meegemaakt. We mogen gerust van een mirakel spreken. Ik heb fijn gedroomd.
Het ging over liefde. Ik was verliefd en zij was verliefd op mij. Natuurlijk waren er wel wat haken en ogen: zij was dertig jaar jonger, een beeldschoon zangeresje, druk bezig met furore maken. Ze werd gestalkt en achtervolgd, maar dat liep goed af, want we vluchtten op de fiets naar een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad, en de boeven bleken goedbedoelende multiculturele buren te zijn; het dreigende gezaag onder de vloer van het huis bleek afkomstig van vrienden die een verrassingsentree wilden maken.
Er gebeurden wel meer gekke dingen. Alle vertrouwde archetypische elementen waren aanwezig. Ik was verdwaald en ontheemd, bijvoorbeeld. Maar het verdwalen was op een wandelweg rond Breda die door een weids herfstbos ging, en ik kon de weg terug vinden door een lang lint te volgen dat ik gaandeweg uit de bosvloer had geknipt, vraag me niet hoe. De slotscène speelde in een enorme burcht met talloze zalen. Mijn vrienden hadden veertig duizend euro vergooid in een soort casino, onder meer door geld in een jukebox te gooien die onbekende liedjes van Frank Zappa speelde à honderdtien euro per keer. Ik dronk een glas van iets sterks. Dat mocht eigenlijk niet, maar ik kwam er mee weg. Ik zeulde met een reusachtige antieken eiken deur, op zoek naar het vertrek waarop die paste.
Het was dus zeker niet allemaal koek en ei in deze droom. Ik zou willen zeggen: natuurlijk niet, want ik droom eigenlijk altijd, onveranderlijk, naar en ellendig. Ook deze editie van Rookzangers Nachtelijke Avonturen had zijn elementen van angst en verdrukking. Maar die waren minpuntjes in een verder vlekkeloze vertolking van een mooi lied, vlekjes van schaduw in een arcadisch panorama van gelukzaligheid. Ik was verliefd en zij op mij! Niets van de gebruikelijke therapeutische en traumatische troep dit keer. Ook mijn ex kwam er niet in voor. De liefde was puur en onbezoedeld. Ik voelde me weer twaalf jaar.
Voordat de droom kon bederven en om kon slaan in een macabere parodie werd de deur van mijn slaapkamer geforceerd en kwamen de katten binnen, een voor een. De regen sloeg gezellig tegen het raam. Het stormde. Ik wentelde me nog even in het gevoel van alles overspoelend geluk. Ik wist niet dat ik het nog in me had. Voor dromen ben je blijkbaar nooit te oud.

Geen opmerkingen: