dinsdag 20 december 2011

LICHT

Sinds ik begin deze maand op zoek ben gegaan naar de positieve kant van het leven doe ik vreemde ontdekkingen. Zoals: weemoed is vaak niets anders dan ijdele gemakzucht. Ik zal dat uitleggen. Ik voel me veilig en op mijn gemak onder een donkere, onheilszwangere lucht. En ik zag die lucht voor prachtig, stemmig en betekenisvol aan, heel wat anders dan de schrale, platte blauwe hemel waar gewone mensen mee weglopen. ‘Als het maar niet regent,’ hoor je vaak zeggen. Als het maar niet regent? Als het regent heb je tenminste iets, dacht ik. Sfeer, karakter, niet die laffe niksigheid van een neutrale, droge dag. Mijn schrikbeeld: beetje zon, beetje wind, niet te koud, niet te warm, in elk geval droog: het weer van alle mensen, waar Gerard Reve het zovaak met afkeer over had.
Maar was mijn voorliefde voor slecht weer niet vooral zelfingenomen en lui? Iedereen heeft er de pest aan; ik niet, dus ik ben bijzonder. Een sombere instelling en een voorliefde voor een somber zwerk duiden op individualiteit en diepgang. Houen zo dus maar! Ik mag dan een hoop dingen missen, dàt heb ik tenminste, diepgang!
Zo was ik artistiek en ongelukkig; beter dan de rest, maar slechter af.
Op zoek naar de zonzijde en naar de gouden randjes om de regenwolken krijg ik soms heel andere invallen. Als een andere inval van het licht, een plotselinge zonnestraal die het beschenen object een fris en ongezien aanzien verleent. Zoals: je kunt iemand met een aanleg voor Weltschmerz zien als een geboren pessimist, maar je kunt het ook omdraaien. Wie weemoedig en teleurgesteld in het leven is, heeft er zich blijkbaar ooit meer van voorgesteld. Hij heeft er wel degelijk grote verwachtingen van gehad, die niet zijn uitgekomen. Wie geen weemoed kent en het leven neemt zoals het is, heeft die verwachtingen nooit gehad. In feite is dus de somberaar een afvallige gelovige in het goede, een gefrustreerde optimist. Vanuit deze optiek is het volgende idee maar een kleine stap: melancholici hebben een groter potentieel aan geluk in zich dan ‘gewone’ mensen. Het moet daar nog ergens liggen, onder het stof en allang vergeten, in de kelders van ons gemoed. Kunnen we de krakende trap afdalen en uit die muffe krochten de restjes van ons vroegere hoopvolle wereldbeeld naar boven brengen? Met andere woorden, is geluk maakbaar?
Op dit moment, in de allerdonkerste dagen van het jaar, vlak voor het omineuze kerstfeest (omineus, alleen omdat het ooit zo stralend was!) neig ik er heel voorzichtig toe, om op die vraag met een schuchter ‘ja’ te antwoorden. Onder voorbehoud, natuurlijk. Helemaal goed komt het nooit meer, maar zo ellendig als ik het in mijn romantische zwartgalligheid voorstelde is het leven toch zeker niet. Er gloort licht. En niet alleen aan de kerstboom, die ik overigens nog moet optuigen.

2 opmerkingen:

Geerten Meijsing zei

Erg mooi verwoord en helemaal mee eens. Dank je, Rookzanger!

Hans Valk zei

Mooi gezegd.
Gelukkig zijn is niet alleen weggelegd voor mensen zonder diepgang of culturele bagage; dat klopt. En het grotere potentieel van melancholici, dat zou ook best eens een kern van waarheid kunnen hebben.
Of geluk maakbaar is, weet ik niet. Het ìs er op zeker moment. Of het komt voorbij. Dan moet je het voelen en pakken en vasthouden, zolang het houdbaar is. Maar niet dooddrukken, natuurlijk. En op tijd weer loslaten.