zaterdag 31 december 2011

ANTWERPEN

Vroeger brachten we de laatste week van het jaar altijd met vrienden in de Ardennen door. Drie families waarvan de ouders elkaar sinds mensenheugenis kenden en de kinderen samen opgegroeid waren. Weken met een intense nestgeur waren dat, samengesteld uit slecht trekkend houtvuur, vers en verschaald Trappistenbier en het muffe aroma van oude hardstenen huizen. Een jaar of wat geleden bloedde die traditie dood. Alles gaat nu eenmaal voorbij. Maar dit jaar is de oudste zoon van een van ons in Antwerpen gaan studeren. Hij had de mazzel een verwaarloosd maar groot appartement te vinden in de Hoogstraat, pal in het historisch centrum. Met het grote gebaar dat ik zo goed ken van zijn vader nodigde hij ons allen uit eens te komen kijken. Slaapplaats genoeg voor de jeugd, de oude garde moest maar een hotel nemen. De Drie Families lieten hun bezigheden in Brabant, Parijs en Amsterdam in de steek en trokken per trein en per auto naar Antwerpen. En daar zaten we bij het vallen van de avond bij kaarslicht aan een lange tafel. De top 2000 klonk, achter het raam was het reuzenrad zichtbaar, dat vrolijk verlicht ronddraaide in de regen. De hoeveelheid drank was ouderwets imposant, maar er was ook zorg besteed aan de sapjes. Grote brokken wildpaté en Franse kaas stonden klaar. Er was goed vers brood. In de keuken werd driftig gesneden en gewokt. De conversatie van mensen die elkaar al heel lang kennen heeft een bijzondere klank: luidruchtig, maar zonder schrille stemmen die iets willen bewijzen. Toen later op de avond onze hoek van de tafel even stil viel keken we peinzend naar ons nageslacht. Ongelooflijk dat we nog niet zo heel lang geleden eindeloos bij schommeltjes in de sneeuw hadden gestaan, en onze bespiegelingen over het leven en de wereld alleen nu en dan moesten onderbreken om een van de meisjes een zetje te geven. Meiden die nu mooie jonge vrouwen waren en geen zetje meer nodig hadden. Om één uur werd het erg rumoerig en werden wij moe. Rustig en tevreden liepen we met zijn zessen door de stille winkelstraten naar ons hotel. Die kids moesten het verder zelf maar uitzoeken. Wij zouden morgen nog wel even helpen de rotzooi op te ruimen, daar waren we niet te beroerd voor.

Geen opmerkingen: