vrijdag 19 april 2013

WATERBALLET


We hadden het over de vakantie. Mijn dochter zei dat ze nog niet wist wat ze zou gaan doen. Ze was al twintig, en hoewel ze het heus erg gezellig vond met ons, was het misschien tijd om haar eigen weg te gaan. De terloopse mededeling daalde langzaam in en verspreidde een dofheid die me van minuut tot minuut minder spraakzaam maakte. De avond tevoren hadden we nog een ijsje gegeten in de zoele schemering en naar de vleermuizen gekeken die boven Landgoed Frankendael fladderden. Ik verlangde naar de zomer en dacht aan onze laatste reizen. Het ijsje bracht me terug in het drukke Ventimiglia, de vleermuizen voerden me naar de landelijke stilte van Le Berry. Ik vroeg me af waar dit jaar ons zou brengen. Misschien wel nergens dus. Althans, niet ergens samen. De wijsgeer George Harrison zei het al: All Things Must Pass.
Ik besloot een eind te gaan lopen, hoewel wat ik uit mijn raam zag niet erg uitnodigend was. Wolken joegen voorbij door een kille blauwe hemel en de takken van de bomen zwaaiden korzelig heen en weer. Ik deed mijn winterjas maar weer aan.
Een uur lang marcheerde ik door Amsterdam-Zuid. Ademde diep, telde mijn passen, keek om me heen. Her en der lagen omgewaaide fietsen. De wind was fel maar minder koud dan gevreesd. De zon had kracht. De zwaaiende takken waren met lichtgroene knopjes bedekt.
Op een bankje aan de Reijnier Vinkeleskade ging ik zitten. Ik keek naar het voorbijstromende water en probeerde nergens aan te denken. Ik zag hoe de zon en de wind een spel speelden. Op het water fonkelden diamantjes, steeds op andere plekken schitterden ze op, ze vormden een uitwaaierend patroon van aan en uit flitsende lichtjes dat niet met de stroom meedreef maar er net boven leek te hangen, alsof de lichtjes van golf naar golf huppelden, altijd een andere kant uit, maar nooit met de stroom mee. Kwam er een windvlaag, dan verduizendvoudigden de sterretjes zich en ruiste er even een kralengordijn van licht over het water, dat even snel weer oploste en alleen de diamanten primadonna’s overliet. Het was een hypnotiserend gezicht dat ik goed in me op probeerde te nemen, al wist ik meteen dat ik er zelfs als het beeld op mijn netvlies zou beklijven geen woorden voor zou kunnen vinden, behalve tamelijk machteloze beeldspraak. Een waterballet kwam nog het dichtst in de buurt, maar dat had al een andere betekenis.
Toen ik me losmaakte van het feeërieke spel van licht, wind en water zag ik op mijn mobiel dat er een uur voorbijgegaan was sinds ik op het bankje was neergestreken. Als iemand me had gevraagd hoe lang ik daar gezeten had aan de kade, zou ik ‘een paar minuten, hooguit tien’ hebben geantwoord. Ik moest denken aan het oude Ierse verhaal over de man die danst met de fairies. Als hij zich losrukt uit de rondedans en terugkeert naar zijn dorp blijkt er niemand van zijn generatie meer in leven te zijn.
De weg naar huis legde ik opvallend lichtvoetig af. Het was of mijn benen voor mij liepen: ik hoefde alleen maar ontspannen achterover te leunen terwijl zij het zware werk deden. Ik werd vervoerd in de koets van mijn eigen lichaam. Ik keek omhoog naar de lucht, naar de zachte wolken en de lichtgroene knoppen aan de takken van de zwaaiende bomen en het denkbeeld kwam bij me op dat ik één was met de wind.
Maar dat verwierp ik onmiddellijk als een romantische gedachte.


(Illustratie: William Sullivan: 'Fairy Dance', 1882)

1 opmerking:

Hans Valk zei

Wat betreft het beschijven van de verlichtende ervaringen die de natuur je kan bezorgen zijn de haikudichters altijd mijn grote voorbeeld geweest. Niet zoeken naar metaforen, maar koel-zakelijke beschrijvingen van wat er te zien is in een combinatie of opvolging van beelden die samen die schoonheid tonen. Zoals de (tamelijk neurotische) filosoof Wittgenstein ooit schreef: over het onzegbare kan niet worden gesproken; het toont zich.
Je moet het dan wèl kunnen zien. Soms lukt dat buitengewoon goed, waarvan je stukje als bewijs mag dienen.

Het plaatje deed me inderdaad meteen aan Ierland denken. Niet alleen vanwege de fairies, maar ook door de doedelzak de die man met de 'three cornered hat' bespeelt. Zogenaamde 'uilleann pipes'. Een doedelzak die met een balgje wordt aangeblazen en een geluid produceert dat met een goed gespeelde reel of slow air eveneens het onzegbare kan laten klinken.