dinsdag 16 april 2013

PIJP


Op een dag brak ik een pijp. Niet zomaar een pijp, maar mijn eerste, de pijp die mijn dochters voor me hadden uitgezocht op de Gentse vlooienmarkt. Niet alleen om die reden mijn lievelingspijp: hij past tussen mijn kiezen alsof hij er speciaal voor gesneden is en hij bevalt me nog steeds beter dan al die andere, vaak heel dure pijpen die ik sindsdien heb gekocht. Het gebeurde in een oogwenk. Hij gleed uit mijn jaszak, kletterde op de harde vloer van een repetitielokaal en lag daar in twee stukken uiteen. Ik zag meteen dat het mis was. De tap, het verbindingsbuisje tussen steel en kop, was afgebroken. Geen reparateur die daar nog aan begint. Dan koop je toch een nieuwe? Om te rouwen was er geen tijd. Ik stopte de twee plotseling zinloos geworden stukken terug in mijn zak, zette mijn kiezen op elkaar en haalde mijn gitaar uit zijn foedraal.
Later op de dag herinnerde ik me het ongeluk. Ik liet de restanten van mijn pijp aan Lucas zien. Lucas bouwt zijn eigen instrumenten, prachtige, minutieus afgewerkte barokhobo’s. Hij draaide het ebonieten mondstuk en de wortelhouten kop in zijn hand rond, tuurde aandachtig naar het breukvlak en doorgrondde met kennersoog het wezen van een pijp. ‘Ik denk dat ik dat wel kan maken,’ zei hij. ‘Maar het wordt wel na Pasen.’
Ik gaf hem de stukken mee en sliep gerust. Op de draaibank van Lucas was mijn pijp in goede handen.
Na een tijdje belde hij me op. Hij had nog een paar ebbenhouten pianotoetsen liggen. Daarvan zou hij een busje maken dat hij in de steel zou lijmen. Het probleem was alleen het uitboren van de kop en de steel, waarin de resten van de gebroken tap nog zaten. Hij moest nog een manier vinden om die fijne dingetjes in zijn draaibank vast te zetten.
De volgende dag stuurde hij me een paar foto’s waarop ik kon zien dat hij daarin geslaagd was. Ik had weer een pijp. En nog wel één met een ebben tap! Die zou nooit meer kapot kunnen vallen.
Nu had ik een probleem. Hoe moest ik hem dit vergoeden? Het was een vriendendienst, en Lucas had me verzekerd dat hij het een leuke klus vond, een uitdaging voor zijn vindingrijkheid. Van geld kon geen sprake zijn. Een fles drank? Mwa, te gewoontjes. Deze bijzondere dienst moest met een bijzonder geschenk beloond worden.
Plotseling kreeg ik een lumineus idee. Lucas is een verstokt Bommellezer. Onze gesprekken zijn doorspekt met verwijzingen naar de Bommelsage. We zijn beiden groot geworden met Tom Poes en delen de wereld van Rommeldam zoals oud-Indiëgangers de Gordel van Smaragd: aan een half woord genoeg om een glimlach vol heimwee op te roepen.
Mijn oma was ooit, toen ik een jaar of twaalf was en mijn eerste Bezige Bij-reuzenpocket had gekocht, begonnen de strookjes Tom Poes voor me uit te knippen, uit het Brabants Dagblad. Het was elke keer als we op bezoek kwamen een feest om het lopende verhaal te zien groeien. Soms vergat ze het wel eens, en de lacunes maakten het sprookje nog geheimzinniger. Wat kon er toch gebeurd zijn op strookjes 6589 en 6591 van Tom Poes en de de astromanen? Ik kon er uren over peinzen.
Ik bewaarde die verhalen in een oude verhuisdoos. Soms haalde ik ze tevoorschijn en rook aan het droge, vergeelde papier, las hier en daar wat, bekeek de plaatjes. De laatste keer was alweer jaren geleden. Nu klom ik op een stoel, tilde de doos van de kast, blies het stof eraf, haalde het stapeltje enveloppen met strookjes eruit en legde ze een voor een voor me op tafel. Ik las de namen van de verhalen, geschreven met Oost-Indische inkt in mijn jongenshandschrift, en wikte en woog. Hier kon ik geen afstand van doen. En dat was precies wat ik zou doen.
Toen Lucas de pijp kwam brengen en ik hem met enig theater mijn geschenk overhandigde was hij niet zo verrast als ik gehoopt had.
Want – ik had het kunnen weten - hij had ook zo’n oma gehad.


(Foto's: Lucas van Helsdingen)

Geen opmerkingen: