dinsdag 30 april 2013

MIN


Ach, lezers, dit is voor mij het grootste raadsel: waarom raak ik tòch ontroerd als het Koningslied, waartegen ik zoveel heb gefulmineerd, op het moment suprême wordt uitgevoerd? Ik moet met vakantie, dat zal het zijn.
Het mooiste van alle ceremonieën van deze dertigste april vond ik, taalgevoelig als ik ben, het plechtige Nederlands dat klonk uit de geoefende mond van de diverse officiële sprekers. Mijn dochters zaten naast me op de bank. Mijn ogen werden rood. Ik schaamde me en veinsde een opkomende verkoudheid. Voor één keer werd er hier in het openbaar sans gêne afgeweken van de modieuze eis dat je als gezagsdrager de taal van de straat moet spreken. Er klonk in de Nieuwe Kerk een bijna vergeten, ouderwets soort Nederdiets. En dat troostte me, stelde me gerust en maakte me kinderlijk blij. In mijn geëlateerde stemming van dat moment nam ik me voor om voortaan geen concessies meer aan de tijdgeest te doen, en gewoon weer mijn linguïstische hart te volgen.
U moet weten, ik probeer op deze plek altijd, de vinger benattend, een moeizame maar hopelijk vanzelfsprekend ogende middenweg te bewandelen tussen een literair getint en grammaticaal correct soort Nederlands en de vloeiende, beknopte en soms platte taal van de straat en alledag. Het spanningsveld daartussen boeit me. Soms lukt het me die toon te treffen, vaak tast ik ernaast.
Vanaf heden zal ik mijzelf, gedurende minstens een week, neem ik mij voor, het plezier gunnen om mijn oude liefde voor het hecht doortimmerde Nederlands van Godfried Bomans en de zijnen schaamteloos te belijden. Het schrijft namelijk zo lekker, dat Nederlands, als men zich de behendigheid om het te hanteren eenmaal eigen heeft gemaakt.
Als ik dan niet mee kan juichen om onze verjongde monarchie, dan kan ik misschien toch op een andere manier uiting geven aan een geloof in de waarde van onze vaderlandse traditie.
Hoezee!

Maar op het moment dat ik dit schrijf, zie ik het Koninklijk Concertgebouw Orkest spelen onder leiding van de geniale maestro Riccardo Chailly. De Bolero van Ravel. Want je kunt die kersverse koning toch niet meteen opzadelen met iets moeilijks. Alle begrip voor. Maar waarom staat ons muzikale exportproduct Armin van Buuren, de koning van de antimuziek die house heet, daarbij te grijnzen en te swingen, godzijdank (‘Zoo waarlijk helpe mij God almachtig’) vooralsnog zonder hoorbare inbreng?
Even later gaat alles los en schudt Koning Willem Alexander zijn collega Van Buuren de hand. Riccardo Chailly krijgt er ook een.
Ooit hadden we geen Armin, maar een Armand, die profetisch zong: 'Ben ik te min?' Dat was hartverwarmend. Maar of hij het zo had bedoeld?

Ach Bomans, laat ook maar.

4 opmerkingen:

Roberto zei

"Maar waarom staat ons muzikale exportproduct Armin van Buuren, de koning van de antimuziek die house heet, daarbij te grijnzen en te swingen, godzijdank (‘Zoo waarlijk helpe mij God almachtig’) vooralsnog zonder hoorbare inbreng?"
In een televisieprogramma gisteren werd ingegaan op de diepe teleurstelling toen bleek dat de techniek het jonge muzikale genie in de steek gelaten had. Hij liet even horen wat hij in petto had gehad voor de Bolero en, Rookzanger, het moet inderdaad een ingreep van Bovenaf geweest zijn die ons vaderland behoed heeft. Precies de verwachte zware boem boem accenten, die het volk tot een beter begrip van de anders veel te gecompliceerde muziek van de Bolero moest helpen.
Het is trouwens hemeltergend dat een orkest als een waardig instituut als het Concertgebouworkest zich dit soort vernederingen moet laten welgevallen, louter en alleen omdat er ergens een paar economische misdadigers met al ons geld vandoor zijn.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Godallemachtig! En ik maar denken, in mijn naïveteit, dat hij er - uit een residu goede smaak - bij dat orkeststuk zo'n beetje voor de sier was neergezet!

Roberto zei

De technicus die vergeten was hem "open" te zetten, verdient een lintje? Hij of zij is een held!

Jan-Paul van Spaendonck zei

Ja. Dit moet een culturele verzetsdaad zijn geweest!